Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSBESLUIT van de 5de Mei 1952, no. 2, ter uitvoering van artikel 260 van de Algemene Verordening I.U. en D. 1908 (P.B. 1949, no. 62)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT van de 5de Mei 1952, no. 2, ter uitvoering van artikel 260 van de Algemene Verordening I.U. en D. 1908 (P.B. 1949, no. 62)
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Dit besluit vervangt de beschikking van de 26ste Februari 1909 no. 147 (P.B. 1909, no. 12), houdende voorschriften tot het toekennen van premiën voor het achterhalen van sluikerijen in zake de invoerrechten en accijnzen.

Aangezien een inwerkingtredingsbepaling in het wijzigingsbesluit van 12-01-1960 (P.B. 1960, no. 11) ontbreekt, is het krachtens artikel 26 van de Staatsregeling Nederlandse Antillen in werking getreden met ingang van de dertigste dag na die van de afkondiging. Het publicatieblad waarin dit besluit is geplaatst, is uitgegeven op 22-01-1960.

Aangezien een inwerkingtredingsbepaling in het wijzigingsbesluit van 19-07-1968 (P.B. 1968, no. 103) ontbreekt, is het krachtens artikel 26 van de Staatsregeling Nederlandse Antillen in werking getreden met ingang van de dertigste dag na die van de afkondiging. Het publicatieblad waarin dit besluit is geplaatst, is uitgegeven op 14-08-1968.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene Verordening I.U. en D. 1908, art. 260

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT van de 5de Mei 1952, no. 2, ter uitvoering van artikel 260 van de Algemene Verordening I.U. en D. 1908 (P.B. 1949, no. 62)

I. Te bepalen:

Artikel 1
  • 1. Voor elke achterhaling van goederen wegens invoer zonder de voorgeschreven aangiften, of wegens verboden nederlaag of vervoer zonder het vereiste document, wordt aan de ambtenaren of fungerende ambtenaren der belastingen en der politie, die de overtreding hebben achterhaald, een premie toegekend ten bedrage van 25 % van de invoerrechten en accijnzen, welke van de achterhaalde goederen bij invoer zouden zijn verschuldigd.

  • 2. Indien twee of meer ambtenaren bij de achterhaling betrokken zijn geweest, wordt het bedrag der premie onder de daarbij betrokkenen gelijkelijk verdeeld.

  • 3. Het bedrag van de premie gaat voor iedere ambtenaar en per kalendermaand de som van f 1.000,- niet te boven.

Artikel 2

De Minister van Financiën kan, ingeval dat een overtreding is achterhaald, boven de in artikel 1 bedoelde premies, waneer blijkt dat de ambtenaren buitengewone uitgaven hebben moeten doen om die overtreding te achterhalen, hen deze uitgaven vergoeden.

Artikel 3

Er bestaat generlei aanspraak op premiën wegens achterhaling vallende onder de toepassing van artikel 243, 1ste lid, artikel 245 slot en artikel 254 der Algemene Verordening I.U. en D. 1908, of wegens vervoer met documenten, die enkel wegens een gebrek in de vorm of een andere dergelijke reden niet als geldig zijn aan te merken, voor zover namelijk ook in deze laatste gevallen kennelijk aan geen poging tot fraude is te denken.

Artikel 4

De premie wordt verleend door de Minister van Financiën op voordracht van de bij de zaak betrokken ambtenaar van het Openbaar Ministerie.

II. Te bepalen, dat dit landsbesluit hetwelk in het Publicatieblad zal worden opgenomen, in werking treedt met ingang van de dag na die zijner afkondiging.

III. Te bepalen, dat de beschikking van de 26ste Februari 1909 no. 147 (P.B. 1909, no. 12), houdende voorschriften tot het toekennen van premiën voor het achterhalen van sluikerijen in zake de invoerrechten en accijnzen, met ingang van het sub II genoemde tijdstip vervalt.