Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSVERORDENING van de 16de December 1948 tot regeling van het recht van onderzoek (enquête)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 16de December 1948 tot regeling van het recht van onderzoek (enquête)
CiteertitelEnquêteregeling 1948
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling berustte oorspronkelijk op artikel 118 van de Curaçaose Staatsregeling, thans op artikel 82 van de Staatsregeling van de Nederlandse Antillen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Staatsregeling van de Nederlandse Antillen, art. 82

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 16de December 1948 tot regeling van het recht van onderzoek (enquête)

Artikel 1.

  • 1. Het besluit tot het instellen van een onderzoek (enquête) wordt, nadat het onderwerp vooraf is onderzocht, in een vergadering van de Staten genomen en bevat een nauwkeurige omschrijving van het onderwerp van onderzoek.

  • 2. In de vergadering, in het voorgaande lid bedoeld, worden de leden der Staten aangewezen, die de commissie van onderzoek zullen vormen en tevens het aantal leden bepaald, waarvan de tegenwoordigheid wordt vereist voor het afnemen van verhoren. De commissie zal bestaan uit een lid, tevens voorzitter, en ten minste vier andere leden.

  • 3. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing in geval van aanvulling of beperking van het onderwerp alsmede van staking van het onderzoek, en van wijziging van de samenstelling dan wel ontbinding van de commissie.

Artikel 2.

Besluiten als bedoeld in artikel 1 worden bekendgemaakt door plaatsing van een uittreksel van de notulen van de desbetreffende vergadering in het blad, waarin van Overheidswege de officiële berichten worden geplaatst.

Artikel 3.

  • 1. Van het tijdstip van de eerste bekendmaking af, zijn allen, die zich op het grondgebied van de Nederlandse Antillen bevinden, verplicht aan de door de commissie van onderzoek uitgevaardigde oproepingen tot verhoor als getuige of deskundige te voldoen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn alle openbare ambtenaren gehouden om, in overeenstemming met de bepalingen van deze regeling, gevolg te geven aan de vorderingen van de commissie, welke deze tot uitvoering van haar last nodig oordeelt.

Artikel 4.

  • 1. De Gouverneur kan slechts met zijn toestemming worden gehoord.

  • 2. Na verkregen toestemming, begeeft de commissie van onderzoek zich naar de Gouverneur.

  • 3. Op dit verhoor zijn de bepalingen van de artikelen 7 en 9 van toepassing.

Artikel 5.

  • 1. De getuigen en deskundigen verschijnen voor de commissie van onderzoek of, in een geval als bedoeld in artikel 10, voor het commissielid, hetzij op een schriftelijke oproeping, hetzij ingevolge dagvaarding.

  • 2. Dagvaarding geschiedt op last van de commissie van onderzoek door de deurwaarders voor burgerlijke zaken bij het Gerecht in Eerste Aanleg op de verschillende eilanden.

  • 3. De getuigen en deskundigen worden in persoon of te hunner woon- of verblijfplaats gedagvaard, met inachtneming van een door de commissie te bepalen termijn van tenminste drie vrije dagen.

Artikel 6.

De commissie van onderzoek houdt zitting en verhoort getuigen en deskundigen,

op Curaçao: in een van de vertrekken der Staten;

op de overige eilanden: in een bij de oproeping of dagvaarding aan te duiden gouvernementsgebouw.

Artikel 7.

  • 1. De commissie van onderzoek kan het verhoor van getuigen, mits deze de ouderdom van zestien jaren vervuld hebben, onder ede doen plaats hebben.

  • 2. Ten aanzien van de Gouverneur is het bepaalde in artikel 4 lid 1 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Onder ede gehoord wordende, zweert (belooft), op de wijze van ieders godsdienstige gezindheid, de getuige de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen.

  • 4. De deskundige is verplicht zijn taak onpartijdig en naar beste weten ter verrichten

Artikel 8.

  • 1. Indien voor het verhoor van getuigen of deskundigen de bijstand van een tolk nodig mocht blijken, wordt deze door de commissie van onderzoek of, in een geval als bedoeld in artikel 10, door het commissielid aangewezen.

  • 2. Alvorens zijn werkzaamheden aan te vangen, legt de tolk de eed (belofte) af, dat hij de van hem als tolk gevorderde diensten met getrouwheid en naar zijn geweten zal verrichten.

Artikel 9.

De voor de commissie van onderzoek of, in een geval als bedoeld in artikel 10, voor het commissielid afgelegde verklaringen of gegeven berichten worden op schrift gesteld, aan de getuigen of deskundigen voorgelezen en, na het aanbrengen van gewenste veranderingen en bijvoegingen, door deze ondertekend. Indien de betrokkene niet kan ondertekenen, wordt daarvan melding gemaakt.

Artikel 10.

  • 1. Indien een getuige of deskundige door ongesteldheid, ouderdom, invaliditeit of enige andere voor de commissie van onderzoek aannemelijke reden verhinderd wordt om op de aangewezen plaats te verschijnen, kan de commissie een van haar leden aanwijzen, die hem in zijn woning of verblijfplaats zal ondervragen.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing, indien de getuige of deskundige ten tijde van het af te nemen verhoor woont of verblijft op een ander eiland van de Nederlandse Antillen dan dat, waar de commissie van onderzoek zitting houdt.

Artikel 11.

  • 1. Indien de behoorlijk gedagvaarde getuige of deskundige niet verschijnt, wordt daarvan een proces-verbaal opgemaakt, hetwelk een nauwkeurige omschrijving van het exploit van dagvaarding behelst. Als niet-verschijning wordt mede beschouwd, de omstandigheid, dat het ingevolge artikel 10 lid 1 aangewezen commissielid geen toegang krijgt tot de behoorlijk gedagvaarde getuige of deskundige.

  • 2. De commissie van onderzoek, zulks nodig oordelende, stelt dit proces-verbaal in handen van het openbaar ministerie bij het Gerecht in Eerste Aanleg van de woon- of verblijfplaats van de in gebreke gebleven getuige of deskundige.

Artikel 12.

De commissie van onderzoek kan, onverminderd de vervolging wegens de eerste niet-verschijning, een nadere dagvaarding van de niet-verschenen getuige of deskundige bevelen en zelfs, door tussenkomst van de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het betrokken gerecht, een bevel van medebrenging van de rechter-commissaris in het Gerecht in Eerste Aanleg van de zittingsplaats, alwaar de getuige of deskundige woont of zich werkelijk bevindt doen requireren, om bij de dagvaarding te worden gevoegd.

Artikel 13.

  • 1. Indien de getuige of deskundige ten overstaan van de commissie van onderzoek of, in een geval als bedoeld in artikel 10, van het commissielid weigert of in gebreke blijft te antwoorden dan wel de eed (belofte) af te leggen, wordt daarvan een proces-verbaal opgemaakt, waarin de redenen van weigering, zo die gegeven zijn, worden vermeld.

  • 2. De commissie van onderzoek, zulks nodig oordelende, stelt dit proces-verbaal in handen van het openbaar ministerie bij het Gerecht in Eerste Aanleg ter zittingsplaats alwaar het verhoor was gelast.

Artikel 14.

  • 1. Het in artikel 13 bedoelde gerecht kan de gijzeling van de in dat artikel bedoelde getuige of deskundige gelasten. Deze gijzeling wordt uitgesproken voor een tijdvak van zes maanden, doch eindigt wanneer de getuige of deskundige vóór het einde van dit tijdvak aan zijn verplichting mocht hebben voldaan.

  • 2. Op vordering van de commissie van onderzoek, gelast dit gerecht de onmiddellijke gijzeling van de in artikel 13 bedoelde getuige of deskundige, doch deze voorlopige gijzeling eindigt bij de voldoening aan de tevoren niet nagekomen verplichting en vervalt van rechtswege, indien de bekrachtiging daarvan niet binnen acht dagen door de commissie bij dezelfde rechter is aangevraagd.

  • 3. Het vonnis, waarbij de gijzeling is bevolen of bekrachtigd, is uitvoerbaar op de minuut, niettegenstaande enige daartegen gerichte voorziening.

  • 4. Van de in-gijzeling-stelling in het huis van bewaring wordt door de in artikel 5 bedoelde deurwaarder een akte opgemaakt, waarin het bevel tot voorlopige gijzeling dan wel het desbetreffende vonnis wordt aangehaald en waarvan onmiddellijk afschriften aan de gegijzelde en aan de bestuurder of beheerder van het huis van bewaring worden overhandigd.

Artikel 15.

De processen-verbaal bedoeld in de artikelen 9, 11 en 13 worden ondertekend door de aanwezige leden van de commissie van onderzoek of, in een geval als bedoeld in artikel 10, door het commissielid en leveren volledig bewijs op van hetgeen daarin wordt geconstateerd, behoudens tegenbewijs.

Artikel 16.

Niemand kan genoodzaakt worden als getuige of deskundige geheimen van enig beroep of bedrijf, dat door hem, zijn echtgenote of zijn bloed- en aanverwanten wordt uitgeoefend, noch andere soortgelijke bijzondere belangen te openbaren.

Artikel 17.

Zij, die uit hoofde van hun stand, beroep of wettige betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch alleen en bij uitsluiting nopens hetgeen, waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd of als zodanig te hunner kennis is gekomen.

Artikel 18.

  • 1. De door de leden van bij wettelijke regeling ingestelde collegiën bij de behandeling van zaken ter vergadering geuite gevoelens, alsmede de deswege plaats gehad hebbende beraadslagingen, mogen nimmer een onderwerp van verhoor of ondervraging uitmaken.

  • 2. De verschoning van verplichte geheimhouding door de Gouverneur, burgerlijke ambtenaren of militairen ingebracht, moet insgelijks worden aangenomen, indien zij berust op de overtuiging, dat de verlangde openbaarmaking in strijd zou zijn met het belang en de zekerheid van het Koninkrijk of enig deel daarvan, of, voor wat betreft burgerlijke ambtenaren of militairen, op de stellige last van hun meerderen, welke dezelfde grond van verschoning aanduidt.

  • 3. In geval van ingebrachte verschoning door burgerlijke ambtenaren of militairen kunnen de Staten verlangen, dat de gegrondheid daarvan door de Gouverneur wordt bevestigd.

Artikel 19.

  • 1. De burgerlijke hoofden van diensten en militaire commandanten, de verantwoording hebbende voor stukken onder hun berusting, waarvan de commissie van onderzoek inzage verlangt, bewilligen deze, tenzij zij oordelen mochten, dat dit in strijd zou zijn met het belang en de zekerheid van het Koninkrijk of enig deel daarvan.

  • 2. Het bepaalde in artikel 18 lid 3 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20.

  • 1. De commissie van onderzoek, het nodig oordelende personen, die buiten het grondgebied van de Nederlandse Antillen verblijven, als getuigen of deskundigen te horen, doet van de te stellen vragen in geschrifte mededeling aan de Gouverneur, die de beantwoording daarvan bevordert.

  • 2. Indien de medegedeelde vragen door burgerlijke ambtenaren of militairen moeten worden beantwoord, en de Gouverneur van oordeel is, dat het belang en de zekerheid van het Koninkrijk of enig deel daarvan de beantwoording niet toelaat, worden de desbetreffende vragen niet doorgezonden, onder kennisgeving aan de commissie.

Artikel 21.

Behalve wanneer getuigen ter zake van hun onder ede krachtens deze regeling afgelegde verklaringen verdacht worden meineed te hebben gepleegd en deswege strafrechtelijk worden vervolgd, kunnen verklaringen voor een commissie van onderzoek of, in een geval als bedoeld in artikel 10, voor een commissielid afgelegd, nimmer als bewijs in rechten gelden, hetzij tegen degeen door wie zij zijn afgelegd, hetzij tegen derden.

Artikel 22.

  • 1. De getuigen, deskundigen en tolken ontvangen, desverkiezende, een schadeloosstelling alsmede reis- en verblijfkosten, welke begroot worden door de commissie van onderzoek of, in een geval als bedoeld in artikel 10, door het commissielid.

  • 2. Deze begroting geschiedt overeenkomstig het bepaalde omtrent getuigen, deskundigen en tolken in het tarief van gerechtskosten en salarissen in burgerlijke zaken.

Artikel 23.

  • 1. De bevoegdheid en de werkzaamheden van een commissie van onderzoek worden door de sluiting van de zitting der Staten niet geschorst.

  • 2. In geval van ontbinding van de Staten eindigt deze bevoegdheid en worden de werkzaamheden gestaakt.

  • 3. Gegijzelde getuigen of deskundigen worden bij ontbinding van de Staten terstond ontslagen.

Artikel 24.

Alle stukken, uit kracht van deze regeling op te maken of uit te vaardigen, zijn vrij van zegel en worden, indien registratie is vereist, gratis geregistreerd.

Artikel 25.

Deze landsverordening kan worden aangehaald onder de titel "Enquêteregeling" onder bijvoeging van het jaartal van het publicatieblad, waarin zij is geplaatst, en treedt in werking met ingang van de dag na die van haar afkondiging.