Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

Landsverordening van de 31ste December 1942 op de invordering van directe belastingen 1943

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLandsverordening van de 31ste December 1942 op de invordering van directe belastingen 1943
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is tevens gewijzigd in P.B. 1943, no. 59, 1944, no. 7, 1945, no. 117 en 1948, no. 41. Deze wijzigingen zijn niet opgenomen in het wijzigingsoverzicht.

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 20-12-2001 (P.B. 2001, no. 124) is vastgesteld bij landsbesluit van 20-12-2001 (P.B. 2001, no. 146).

De artikelen 1 t/m 3, 5 t/m 9, 12, 13 en 15 van deze verordening gelden niet meer voor:

  • -

    Curaçao ingevolge de Invorderingsverordening 1954 (A.B. Curaçao 1954, no. 2);

  • -

    Bonaire ingevolge de Invorderingsverordening 1961 (A.B. Bonaire 1961, no. 19);

  • -

    de Bovenwindse Eilanden ingevolge de Invorderingsverordening 1970 (A.B. Bovenwindse Eilanden 1970, no. 3).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

L.a.h.m. van de 13de October 1956 houdende voorschriften op het inhouden van de inkomstenbelasting op de inkomsten, door ambtenaren en pensioengenietenden als zodanig genoten (P.B. 1956, no. 113)

Besluit ter uitvoering van artikel 3

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Landsverordening van de 31ste December 1942 op de invordering van directe belastingen 1943

Artikel A

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt verstaan onder:

,,Inspecteur’’: in het eilandgebied Bonaire: de Inspecteur der Belastingen op Bonaire; in het eilandgebied Curaçao: de Inspecteur der Belastingen op Curaçao; en in de overige eilandgebieden: de Inspecteur der Belastingen op Sint Maarten.

,,Ontvanger’’: de Landsontvangers en de door de bestuurscolleges aangestelde ambtenaren van de eilandgebieden met de invordering belast.

Artikel 1

De invordering van de directe belastingen geschiedt krachtens kohieren, welke op elk van de eilanden aan de Ontvanger door de Inspecteur ter invordering worden toegezonden.

Artikel 2

  • 1. De Ontvanger zendt zo spoedig mogelijk na ontvangst van de kohieren, aan ieder, wiens naam daarop voorkomt, kosteloos een aanslagbiljet.

  • 2. De dagtekening wordt in het kohier en op het aanslagbiljet vermeld, en deze vermelding strekt tot bewijs van die dagtekening.

  • 3. De wijze van uitreiking der aanslagbiljetten wordt door de betrokken ontvanger geregeld.

Artikel 3

  • 1. De verzending van aanslagbiljetten in het eerste lid van het vorig artikel bedoeld kan mede plaats hebben door tussenkomst van de werkgever bij wie de belastingschuldige in dienst is, doch slechts in bij landsbesluit houdende algemene maatregelen te bepalen gevallen en onder daarbij te stellen voorwaarden.

  • 2. Als werkgevers in het eerste lid bedoeld kunnen slechts worden aangewezen personen of lichamen die tenminste jaarlijks 150 belastingschuldige werknemers in hun dienst hebben.

  • 3. Hetgeen omtrent de uitreiking is bepaald in artikel 2, lid 2, is op de in dit artikel omschrevene van toepassing.

Artikel 4

Verkeerde tenaamstellingen in de kohieren kunnen bij bevelschrift van de Inspecteur worden hersteld. Dat bevelschrift heeft dezelfde kracht als het kohier en de aangeslagene kan daartegen bezwaar inbrengen en beroep instellen op gelijke wijze als voor de gewone aanslagen bij de Algemene landsverordening Landsbelastingen (P.B. 2001, no. 89) is bepaald.

Artikel 5

  • 1. Alle betalingen van belastingen van de renten wegens te late betaling alsmede van de kosten van vervolging, moeten geschieden in handen van de bevoegde ontvanger, die daarvoor onmiddellijk kwijting verleent op het aanslagbiljet.

  • 2. Indien het aanslagbiljet niet wordt aangeboden, wordt een duplicaat daarvan opgemaakt en uitgereikt, waarvoor de belastingplichtige vijf en twintig cent is verschuldigd.

Artikel 6

De toerekening en afschrijving van de betalingen of van de tot verhaal van het verschuldigde ontoereikende opbrengst bij uitwinning geschiedt in de volgende orde:

  • 1°.

    op de kosten van vervolging;

  • 2°.

    op de onkosten volgens de verordeningen ten laste van de belastingschuldigden of belanghebbenden komend;

  • 3°.

    op de oudste openstaande aanslagen of termijnen.

Artikel 7

  • 1. Belastingschuldigen, die in gebreke blijven het verschuldigde in een belasting vóór of op de verschijndag aan te zuiveren, worden gezamenlijk door de Ontvanger gewaarschuwd om zo spoedig mogelijk aan hun verplichting te voldoen.

  • 2. Deze waarschuwing geschiedt door middel van biljetten, die op een voldoend aantal voor het publiek toegankelijke plaatsen worden aangeplakt en bovendien op de eilanden, waar nieuwsbladen worden uitgegeven, ook door aankondiging in al deze nieuwsbladen.

  • 3. Belastingschuldigen, die nalaten aan de waarschuwing te voldoen, worden individueel door de ontvanger aangemaand om alsnog binnen een maand het verschuldigde te voldoen, met kennisgeving, dat zij bij gebreke daarvan door rechtsmiddelen tot betaling zullen worden gedwongen.

  • 4. Door de nalatige is voor de aanmaning ten behoeve van ’s Lands kas verschuldigd een interest berekend naar reden van zes ten honderd per jaar van de verschuldigde belasting met een minimum van een gulden en verder naar boven afgerond tot een veelvoud van vijftig cent, gerekend vanaf de verschijndag van de termijn.

  • 5. Indien het aanslagbiljet een dagtekening draagt vallende na een verschijndag, wordt de in het vorige lid bedoelde interest niet berekend over de termijnen verschenen vóór de dagtekening van het aanslagbiljet. De interest over deze termijnen wordt voor het eerst berekend vanaf de verschijndag volgende op de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 6. Bij de berekening van de interest wordt het jaar op 360 en de maand op 30 dagen gesteld.

  • 7. Deze regeling blijft buiten werking in de gevallen bedoeld in artikel 3 en het eerste lid van artikel 11.

Artikel 8

  • 1. De Ontvangers zijn bevoegd om aan belastingplichtigen op hun verzoek hetzij uitstel van betaling hetzij gemakkelijker betalingsvoorwaarden te verlenen, indien onafwijsbaar blijkt, dat zij door bijzondere omstandigheden, buiten hun wil, niet bij machte zijn aan de voorgeschreven betalingsregelen te voldoen.

  • 2. De in het vorig lid bedoelde betalingsregelingen, die schriftelijk worden verleend en voor gezien moeten worden getekend door de betrokkene, mogen slechts om zeer bijzondere redenen de belastingen over het lopend jaar betreffen.

  • 3. Uitstel van betaling of enige andere betalingsregeling doet niets af aan het bepaalde in artikel 7.

  • 4. Het te verlenen uitstel wordt voor wat de winstbelasting betreft nimmer voor langer dan zes maanden gegeven, maar kan bij strikte noodzakelijkheid telkenmale met drie maanden worden verlengd.

Artikel 9

Ongeacht hetgeen bij de belastingverordeningen omtrent de termijnen van betaling is bepaald, zijn alle verschuldigde belastingen ineens en terstond invorderbaar:

  • 1°.

    wanneer de belastingplichtige in staat van faillissement is verklaard, gelijk mede in geval van beslagneming van zijn goederen vanwege het land of een eilandgebied of van verkoop derzelve, tengevolge van een beslagname namens derden;

  • 2°.

    wanneer blijkt, dat belastingschuldige de Nederlandse Antillen wil verlaten met wegvoering of na vervreemding van zijn goederen;

  • 3°.

    wanneer een vordering wordt gedaan als in het volgend artikel bedoeld.

Artikel 10

1.Al degenen, die gelden aan belastingschuldigen toekomende onder zich hebben alsmede allen, die schuldenaar zijn van opeisbare vorderingen van deze, zijn verplicht op de daartoe gedane vordering van de ontvanger, voor zover de gelden die onder hen berusten of door hen verschuldigd strekken voor rekening van de belastingschuldige en vatbaar zijn voor beslag, de door deze verschuldigde sommen te betalen zonder daartoe een rangregeling, verificatie of rechterlijk bevel af te wachten, tenzij onder hen beslag is gelegd of verzet gedaan is ter zake van vorderingen waaraan voorrang boven de vorderingen van ’s Lands kas is toegekend. Zij zijn zelfs bevoegd de betaling uit eigen beweging te doen, voordat zij tot afgifte van de gelden of tot voldoening van het door hen verschuldigde overgaan.

De kwitantie van de ontvanger moet hen in rekening worden geleden.

In gebreke blijvende aan de vordering van de ontvanger te voldoen, worden zij door deze bij executoriaal beslag vervolgd op de wijze als bij Boek 2, titel 2, afdeling 2, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald.

De kosten van vervolging zijn alsdan te hunnen laste, zonder recht van verhaal op de belastingschuldigen.

  • 2.

    Deze bepalingen zijn ook van toepassing op werkgevers met betrekking tot het aan de in hun dienst zijnde personen verschuldigde loon. Zolang het in de vordering genoemd bedrag niet ten volle is gekweten zullen de werkgevers met de betaling moeten doorgaan naar gelang zij loon verschuldigd worden.

  • 3.

    De werkgevers zijn verplicht om aan de betrokken ontvanger mede te delen wanneer een werknemer, om welke reden ook, zijn dienst verlaat. Deze mededeling wordt onverwijld gedaan en betreft alleen werknemers wier loon of salaris meer dan f. 900,-- per jaar bedraagt.

Artikel 11

  • 1. Bij uitbetalingen van bezoldigingen, verlofbezoldigingen, nonactiviteits tractementen, wachtgelden van burgerlijke landsdienaren en van het personeel van de militaire politiegroepen zal elke maand, tenzij de belasting binnen een maand na de dagtekening van het betrokken aanslagbiljet in haar geheel wordt voldaan, een deel van de aanslag in de inkomstenbelasting, in het lopend jaar opgelegd, worden ingehouden volgens voorschriften, bij landsbesluit houdende algemene maatregelen te geven.

  • 2. Het bepaalde in het voorgaande lid is eveneens van toepassing op pensioenen, welke door de Directeur van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen betaalbaar worden gesteld.

  • 3. Voor andere belastingschulden dan die in het eerste lid bedoeld, kan, op verzoek van de ontvanger, door de betrokken ordonnateur korting op bezoldigingen, verlofsbezoldigingen, nonactiviteitstractementen en wachtgelden mitsgaders op pensioenen en gagementen worden bevolen.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde kortingen worden alleen toegepast wanneer van een aanslag in de inkomstenbelasting het totaal van meer dan twee en van aanslagen op grond van de andere belastingverordeningen het bedrag van meer dan één termijn achterstallig is, en indien geen regeling is getroffen en nagekomen als omschreven in artikel 8.

  • 5. De beperking van het beslag op loon is toepasselijk met betrekking tot de in de vorige leden bedoelde kortingen.

Artikel 12

De verplichting tot betaling van de belastingen wordt niet geschorst door de indiening van een bezwaarschrift, door verkrijging van surseance van betaling voor zover volgens het Faillissementsbesluit 1931 de surseance ten aanzien van de verplichting tot betaling niet werkt, door het voorbehouden recht van beraad of door aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving.

Artikel 12A

  • 1. De ontvanger is ten aanzien van de belastingschuldige bevoegd aan hem uit te betalen en van hem te innen bedragen ter zake van de in artikel 1 bedoelde belastingen en andere belastingen en heffingen met elkaar te verrekenen.

  • 2. Indien de belastingschuldige een dochtermaatschappij onderscheidenlijk een moedermaatschappij als bedoeld in artikel 1A, eerste lid, onderdelen d en e, van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 (P.B. 1965, no. 58) is, en met betrekking tot deze maatschappij de winstbelasting wordt geheven met toepassing van artikel 14 van evengenoemde landsverordening, kunnen aan de belastingschuldige uit te betalen bedragen, behalve met de van deze te innen bedragen, worden verrekend met te innen bedragen van de moedermaatschappij dan wel van een andere dochtermaatschappij die vóór de heffing van de winstbelasting in deze is opgegaan, onderscheidenlijk met te innen bedragen van een dochtermaatschappij.

  • 3. Het tweede lid is mede van toepassing op aanslagbiljetten die zijn gedagtekend na de ontbinding van de fiscale eenheid, zoals geregeld in artikel 14 van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940, voor zover het aanslagbiljet betrekking heeft op de periode tot aan de gebeurtenis op grond waarvan de fiscale eenheid ten aanzien van de belastingschuldige wordt beëindigd.

  • 4. De ontvanger stelt de belastingplichtige onverwijld in kennis van de verrekening.

Artikel 13

  • 1. De aanslagen van de kohierbelastingen verjaren na verloop van vijf jaren gerekend van de aanvang van het jaar, waarin de belasting invorderbaar werd.

  • 2. De verjaring wordt echter gestuit door elke invorderingsmaatregel tegen de belastingschuldige alsmede door zijn erkentenis, door woorden of door daden, van het bestaan van de belastingschuld.

  • 3. Voor de verjaring telt niet mede de tijd, gedurende welke de belastingschuldige zich metterwoon buiten de Nederlandse Antillen bevindt.

Artikel 14

  • 1. ’s Lands kas heeft een voorrecht:

    • A.

      Wat de grondbelasting aangaat:

      • 1°.

        op de aan de belastingschuldige toebehorende veld- en boomvruchten en verdere opbrengst van de goederen aan de belasting onderworpen, mitsgaders op de verschuldigde en verschuldigd wordende pacht- of huurpenningen;

      • 2°.

        op de aan de belasting onderworpen goederen zelf.

    • B.

      Wat de overige belastingen aangaat:

      op al de goederen van de belastingschuldige.

  • 2. Het voorrecht gaat boven alle andere voorrechten met uitzondering van die van de artikelen 287 en 288, onder a, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede dat van artikel 284 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek voor zover de kosten zijn gemaakt na de dagtekening van het aanslagbiljet. Het voorrecht gaat tevens boven pand, voor zover het pandrecht rust op een zaak of vrucht als is bedoeld in artikel 8 van de Landsverordening, houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspleging inzake van belastingen, bijdragen en vergoedingen (P.B. 1942, no. 246), die zich bevindt in het bezit van de schuldenaar of in het huis, op de plantage of het erf, door hem bewoond of bij hem in gebruik en tegen inbeslagneming waarvan derden zich op die grond niet kunnen verzetten. Het behoudt deze rang in geval van faillissement van de belastingschuldige, ongeacht of tevoren inbeslagneming heeft plaatsgevonden.

  • 3. Het voorrecht vervalt twee jaren na de laatste dag van de uitreikingsperiode, bedoeld in artikel 2 dan wel na het in artikel 4 genoemde tijdstip ten aanzien van het in dit artikel bedoelde bevelschrift, of, zo binnen die termijn een dwangschrift tot betaling is betekend, twee jaar na de betekening van de laatste akte van vervolging. Ingeval uitstel van betaling is verleend, wordt de termijn van rechtswege met de tijd van het uitstel verlengd.

Artikel 14A

  • 1. De bepalingen van deze landsverordening omtrent de invordering en de voorrang strekken zich niet alleen uit tot de belasting zelf, doch ook tot de verschillende opcenten, de kosten en de interest op de belasting en/of opcenten.

  • 2. Onder kosten worden mede begrepen de kosten van vervolging.

  • 3. Onder opcenten worden verstaan de opcenten door de eilandgebieden geheven.

Artikel 15

Bijaldien artikel 10 geen toepassing kan vinden en de in artikel 7 genoemde aanmaning niet tot betaling of het verlenen van een betalingsregeling heeft geleid gaat de ontvanger over tot dwanginvordering.

Artikel 16

Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de 1ste januari 1943 en is slechts van toepassing op de invordering van belastingschulden, welke op of na 1 januari 1943 zijn ontstaan.