Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

Overdrachtsbelastingverordening 1908

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingOverdrachtsbelastingverordening 1908
CiteertitelOverdrachtsbelastingverordening 1908
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Niet alle gegevens over de ontstaansbron en de vermelde wijzigingen van de regeling zijn compleet. Mogelijk zijn ook wijzigingen niet vermeld.

Het opschrift van de oorspronkelijke regeling is niet bekend.

Het tijdstip van inwerkingtreding van de oorspronkelijke regeling is vastgesteld bij landsbesluit van …-…-……… (P.B. 1908, no. 61).

Andere dan de vermelde wetshistorische gegevens zijn niet bekend over de wijzigingsregelingen die zijn geplaatst in P.B. 1922, no. 80, P.B. 1931, no. 63, P.B. 1935, no. 52, P.B. 1938, no. 117, P.B. 1941, no. 19, P.B. 1953, no. 179, P.B. 1958, no. 170, P.B. 1959, no. 100, P.B. 1963, no. 42, P.B. 1967, no. 119, P.B. 1971, no. 15, P.B. 1978, no. 274 (wijziging art. 28, 29), P.B. 1984, no. 42, P.B. 1986, no. 1, P.B. 1987, no. 144, P.B. 1992, no. 67, P.B. 1996, no. 75 (wijziging art. 19, 20, 31) en P.B. 1999, no. 242.

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 11-9-1997 (P.B. 1997, no. 237) is vastgesteld bij landsbesluit van 25-11-1997 (P.B. 1997, no. 251).

Abusievelijk is bij de Invoeringslandsverordening administratieve rechtspraak artikel 19 van deze verordening gewijzigd. Die wijzigingen konden niet worden verwerkt, omdat het artikel al was vervallen ingevolge P.B. 1996, no. 75.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Overdrachtsbelastingverordening 1908

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

“overdracht”: ook de vestiging, afstand en opzegging van vruchtgebruik, van gebruik en van bewoning, erfdienstbaarheden, erfpacht, opstal, grondrenten, hetzij in geld of in natura verschuldigd, alsmede de rechtsvorderingen, dienende om onroerende zaken of de rechten waaraan deze zijn onderworpen terug te eisen of te doen overdragen;

“onroerende zaken”: onroerende zaken, welke binnen de Nederlandse Antillen gelegen zijn en de rechten waaraan deze zijn onderworpen;

“schepen”: in de Nederlandse Antillen thuishorende schepen, metende ten minste 20 kubieke meters bruto inhoud;

“legger”: de ten tijde van de rechtshandeling geldende legger, opgemaakt krachtens de Grondbelastingverordening 1908. Als dagtekening van de rechtshandeling geldt de dagtekening van de akte, tenzij het tegendeel blijkt.

Artikel 2

Onverminderd de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Koophandel omtrent overdracht van onroerende zaken en schepen, moeten oprichtingen van vennootschappen, zedelijke lichamen, coöperatieve of andere rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen (hierna verder genoemd: “verenigingen”), waarbij onroerende zaken of schepen worden ingebracht en artikel 11 van deze verordening bedoelde overeenkomsten betreffende zodanige goederen, op straffe van nietigheid geschieden bij binnen de Nederlandse Antillen verleden authentieke akte.

Ten aanzien van deze akte is het bepaalde bij het vorige artikel toepasselijk.

HOOFDSTUK II Aard van belasting

Artikel 3

Onder de naam van overdrachtsbelasting wordt een belasting geheven op de akten en de vonnissen van overdracht van onroerende zaken en van schepen.

Met overdracht wordt voor de toepassing van deze verordening gelijkgesteld:

i.inbreng in naamloze vennootschappen of besloten vennootschap, zedelijk lichamen, coöperatieve en andere verenigingen;

ii. inbreng door de commanditaire vennoot in commanditaire vennootschappen op aandelen.

De belasting is mede schuldig op verdelingen, in de gevallen bij deze verordening bepaald.

Artikel 4

De belasting is niet schuldig:

  • a.

    bij verkrijging door het Land of de eilandgebieden door een naamloze vennootschap of besloten vennootschap waarvan alle aandelen al dan niet middellijk toebehoren aan de rechtspersoon de Nederlandse Antillen en/of een of meer eilandgebieden;

  • b.

    van schenkingen;

  • c.

    bij inbreng in maat- of vennootschappen, andere dan naamloze, besloten of commanditaire op aandelen in het geval bij artikel 3, tweede lid, omschreven;

  • d.

    van verdelingen tussen deelgenoten, mits de titel van de gemeenschap is vermeld en de gemeenschap behoorlijk is aangetoond en behoudens de bepalingen van de volgende artikelen;

  • e.

    in het geval bij artikel 11 bedoeld, wanneer de overeenkomst betrekking heeft op het geval van overlijden, voor zover geen vergoeding is bedongen.

Artikel 5

Op akten van verdeling is de belasting schuldig over de waarde van de onroerende zaken of schepen, ten aanzien van welke de titel van gemeenschap niet in de akte is vermeld en de gemeenschap niet behoorlijk is aangetoond.

Artikel 6

Op akten van verdeling van onroerende zaken of schepen, gemeen krachtens maat- of vennootschap, is de belasting schuldig over de waarde ten tijde van de verdeling van de ingebrachte doch aan andere dan de inbrenger of diens erfgenamen of rechtverkrijgenden toegedeelde onroerende zaken en schepen of aandelen daarin.

Het door een deelgenoot op de in artikel 11 bedoelde wijze, of door aankoop na de oprichting van de maat- of vennootschap verkregen aandeel in de door anderen ingebrachte onroerende zaken of schepen wordt voor de berekening van de op de verdeling verschuldigde belasting geacht door dien deelgenoot of zijn erfgenamen of rechtverkrijgenden te zijn ingebracht, mits blijkt, dat voor de verkrijging van dat aandeel de overdrachts- of successiebelasting is betaald.

De belasting volgens dit artikel is niet schuldig op verdeling van goederen, gemeen door ontbinding van een naamloze vennootschap, besloten vennootschap of de in artikel 3 bedoelde inbreng in een commanditaire vennootschap op aandelen, indien wegens de inbreng de belasting is betaald.

Artikel 7

Indien de onverdeeldheid van onroerende zaken of schepen uitsluitend uit een overdracht is ontstaan, is op de akte van verdeling daarvan de belasting schuldig over de waarde van het aan hen, die zelf of wier erflaters of rechtsvoorgangers uitsluitend bij overdracht een aandeel verkregen hadden, toegedeelde, na aftrek van het aandeel krachtens de titel van gemeenschap in elk hun toegedeeld goed, voor de verkrijging waarvan de belasting is betaald.

De bepaling is niet toepasselijk, wanneer de onverdeeldheid is ontstaan door:

  • 1.

    inbreng in een maat- of vennootschap, in welk geval artikel 6 geldt;

  • 2.

    overdracht van het geheel door de enige rechthebbende of alle deelgenoten tezamen aan gezamenlijke verkrijgers;

  • 3.

    ontbinding van een zedelijk lichaam of van een coöperatieve of andere vereniging, mits wegens de inbreng de belasting is betaald.

Artikel 8

Indien bij een verdeling als bedoeld bij artikelen 6 en 7, aan verschillende deelgenoten tezamen goederen zijn toegedeeld en later tot verdeling dier goederen wordt overgegaan, is op de latere akte of akten wegens deze verdeling de belasting schuldig, die, zo de daarbij gedane toedelingen reeds bij de eerste akte hadden plaats gehad, meer verschuldigd zou zijn geweest dan hierop is geheven.

Artikel 9

Op akten van verkoop van aandelen in onroerende goederen of schepen, gemeen krachtens maat- of vennootschap of ontbinding van een zedelijk lichaam, een coöperatieve of andere vereniging, is, wanneer die overdracht geschiedt aan een deelgenoot krachtens dezelfde titel of zijn erven of rechtverkrijgenden, de belasting bovendien schuldig van de waarde van de kopers aandeel krachtens die titel. Dit artikel is niet toepasselijk:

  • i.

    wanneer de goederen gemeen waren door ontbinding van een naamloze vennootschap, een besloten vennootschap van een zedelijk lichaam, een coöperatieve of andere vereniging, of door de in artikel 3 bedoelde inbreng in een commanditaire vennootschap op aandelen, indien wegens de inbreng de belasting is betaald;

  • ii.

    wanneer of voorzover de koper zelf de goederen had ingebracht.

Artikel 10

Akten, die ten aanzien van in het gemeen bezeten onroerende zaken, of schepen de verklaring bevatten, dat daarvan de verdeling heeft plaats gehad, zonder opgaaf van al de verdeelde goederen, van haar waarde en de wijze van verdeling, worden voor de toepassing van deze verordening als akten van verdeling aangemerkt en is de belasting schuldig over de waarde van de onroerende zaken en schepen, tenzij partijen, op dezelfde wijze als bij artikel 16 voor de daar bedoelde gevallen bepaald, de ontbrekende opgaven doen en aantonen, dat geen of minder belasting schuldig is.

De te veel geheven belasting wordt teruggegeven, indien de vereiste schriftelijke opgaven en gemelde aantoning alsnog geschieden binnen de verjaringstermijn.

Artikel 11

Wanneer, met uitzondering van het geval van huwelijksgemeenschap, een aandeel in onroerende zaken of schepen, ingevolge overeenkomst tussen de deelgenoten bij uittreding uit de bestaande gemeenschap aan deelgenoten verblijft, tegen of zonder vergoeding aan de uitgetredene, wordt bij elk zodanig uittreden op de van bedoelde overeenkomst opgemaakte akte de belasting bijgevorderd, alsof het aandeel van de uitgetredene bij de uittreding aan de verkrijgers ware overgedragen.

Het bepaalde bij het vorige lid is eveneens toepasselijk, wanneer bedoelde overeenkomst betrekking heeft op het geval van overlijden, doch slechts in zover, dat de belasting schuldig is over de waarde, die aan de erfgenamen of rechtverkrijgenden van de overledene wordt vergoed.

HOOFDSTUK III Bedrag en Grondslagen

Artikel 12

De belasting bedraagt vier percent van de waarde van de goederen, opgevat volgens de bepalingen van deze verordening.

Artikel 13

[vervallen]

Artikel 14

De belasting is schuldig wegens elke overdracht afzonderlijk. Zij wordt berekend over veelvouden van tien gulden; indien de waarde, die tot grondslag van de heffing moet strekken, niet juist een veelvoud van tien gulden bedraagt, wordt de belasting over het naast hogere veelvoud berekend.

Artikel 15

Met betrekking tot onroerende zaken geldt als waarde die tot grondslag van de heffing moet strekken:

  • a.

    bij ruiling, de waarde aan de goederen, in de akte toegekend, namelijk, indien die waarde voor de aan beide zijden afgestane goederen gelijk is, die waarde; anders de hoogste waarde;

  • b.

    in de gevallen van de artikelen 3, tweede en derde lid, 9 en 11, de waarde in de akte aan de goederen toegekend;

  • c.

    in alle andere gevallen, de prijs opgevat als bij artikel 16 omschreven. Indien echter in alle deze gevallen de in de akte genoemde waarde of de prijs lager is dan de waarde, in de legger aan de goederen toegekend, strekt laatstgemelde waarde tot grondslag.

Artikel 16
  • 1. Onder prijs wordt in deze verordening verstaan de bedongen koopsom of andere equivalent, vermeerderd met de in geld geschatte waarde van alle bijkomende verplichtingen van de verkrijgers, welke schatting door de partijen of namens deze door de notaris vóór de betaling van de belasting bij ondertekende verklaring aan de voet van de akte moet geschieden.

  • 2. Indien de koopsom niet in de akte is uitgedrukt, zijn partijen verplicht die bij ondertekende verklaring aan de voet van de akte op te geven en indien het equivalent niet in een geldsom bestaat, op dezelfde wijze de geldswaarde van dat equivalent te schatten.

  • 3. Hetzelfde geldt, wanneer de waarde, die tot grondslag van de heffing moet strekken, niet in de akte is uitgedrukt.

  • 4. Bij gebreke van de hiervóór bedoelde opgave of schattingen, kan de prijs of ander equivalent en de geldswaarde van de bijkomende verplichtingen of de waarde ambtshalve door de Inspecteur worden geschat.

  • 5. Indien aan de Inspecteur de in de akte uitgedrukte koopsom of de opgave daarvan onjuist of een waardeschatting te laag voorkomt kan, hetzij de koopsom, hetzij de waarde, die tot grondslag van de heffing moet strekken, door hem ambtshalve worden geschat en daarover de belasting berekend.

Artikel 17

[vervallen]

Artikel 18

Met betrekking tot schepen, geldt als waarde, die tot grondslag van de heffing moet strekken:

  • a.

    bij ruiling, de waarde aan de zaken in de akte toegekend, namelijk, indien de waarde van de aan beide zijden afgestane zaken gelijk is, die waarde; anders de hoogste waarde;

  • b.

    in de gevallen van de artikelen 3, tweede en derde lid, 9 en 11, de waarde in de akte aan de zaken toegekend;

  • c.

    in alle andere gevallen, de prijs, opgevat als bij artikel 16 omschreven.

Indien echter in alle deze gevallen de in de akte genoemde waarde of de prijs lager is dan de algemene verkoopwaarde, strekt deze laatste tot grondslag.

Het bepaalde bij artikel 16 is toepasselijk met dien verstande, dat zo nodig ook, op dezelfde wijze als daar bepaald, de algemene verkoopwaarde door partijen moet worden geschat.

Wanneer de Inspecteur meent, dat de in de akte uitgedrukte of aan de voet van de akte opgegeven koopsom onjuist is of een waardeschatting of de schatting van de algemene verkoopwaarde hem te laag voorkomt, wordt, hetzij de koopsom, hetzij de waarde, die tot grondslag van de heffing moet strekken door hem ambtshalve geschat en daarover de belasting berekend.

Artikel 19

[vervallen]

Artikel 20

[vervallen]

HOOFDSTUK IV Belastingschuld, aansprakelijkheid, betaling, teruggave en verjaring.

Artikel 21

De belasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 22
  • 1. Indien een overdracht of andere rechtshandeling, in deze landsverordening bedoeld, onder een opschortende voorwaarde heeft plaats gevonden, kan naar keuze van de belastingschuldige in plaats van betaling als bedoeld in het tweede lid van artikel 21, zekerheid voor de belasting worden gesteld ten genoege van de Inspecteur.

  • 2. Indien bewezen wordt dat aan een overdracht of andere rechtshandeling verbonden opschortende voorwaarde niet is vervuld, wordt de belasting die ter zake is voldaan, teruggeven.

Artikel 22a

In afwijking van artikel 16 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (P.B. 2001, no. 89) wordt de naheffingsaanslag opgelegd:

  • a.

    aan de notaris indien het een notariële akte betreft;

  • b.

    aan de griffier indien het een vonnis betreft waarvan de belasting in handen van de griffier is gestort;

  • c.

    in andere gevallen dan onder a en b bedoeld, door de verkrijgers krachtens het vonnis.

Artikel 22b

[vervallen]

Artikel 22c

[vervallen]

Artikel 23

Zo niet het tegendeel is bedongen, komt de belasting:

  • a.

    in de gevallen, bedoeld bij art. 3 tweede lid no. 1 en 2, ten laste van de daarbedoelde lichamen;

  • b.

    bij ruiling, ten laste van elk van de partijen voor de helft;

  • c.

    bij verdeling, ten laste van elk van de deelgenoten voor het aandeel, waartoe elk in de verdeelde zaken gerechtigd was;

  • d.

    in alle andere gevallen, ten laste van de verkrijgers, elk voor een gelijk deel.

Artikel 24

Voor de betaling van de belasting en de verhogingen zijn tegenover het land aansprakelijk, in de gevallen bij het vorige artikel omschreven sub:

  • a.

    de bedoelde lichamen;

  • b.

    alle contractanten hoofdelijk;

  • c.

    alle deelgenoten hoofdelijk;

  • d.

    alle verkrijgers hoofdelijk;

behoudens verhaal op de medecontractanten, -deelgenoten en -verkrijgers in de gevallen sub b, c en d.

Artikel 25
  • 1. Behalve in de gevallen in deze landsverordening reeds voorzien, wordt de belasting eveneens teruggegeven:

    • a.

      wanneer een overeenkomst of rechtshandeling, waarvan de belasting is betaald, is vernietigd bij een rechterlijke uitspraak, die in kracht van gewijsde is gegaan;

    • b.

      wanneer een vonnis van onteigening wordt bewezen te zijn vervallen overeenkomstig artikel 62 van de Onteigeningsverordening(P.B.1960, no. l61);

    • c.

      wanneer gebleken is dat te veel of ten onrechte overdrachtsbelasting is betaald.

  • 2. Behoudens het bepaalde in artikel 35, moet de belanghebbende, ter bekoming van de in deze landsverordening bedoelde teruggaven, onder overlegging van een gewaarmerkt afschrift van de in dit artikel bedoelde uitspraak of vonnis of van andere bescheiden, een schriftelijk daartoe strekkend verzoek indienen bij de Inspecteur, die bij beschikking machtiging tot teruggave kan verlenen.

Artikel 26

‘s Lands kas heeft voor de belasting en de verhoging een voorrecht gedurende twee jaren na de dagtekening van de akte of van het vonnis op het goed, voor de overgang waarvan de belasting schuldig is.

Dit voorrecht gaat boven hypotheek en alle andere voorrechten, met uitzondering van die van artikel 288, onder a, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 27

Er is verjaring voor de invordering van de belasting van een niet geregistreerde akte verschuldigd, na twintig jaren na de dagtekening van de rechtshandeling. Als die dagtekening geldt de dagtekening van de akte, tenzij het tegendeel blijkt; voor de invordering van de belasting van een niet geregistreerd vonnis, na drie jaren na de dagtekening van het vonnis.

HOOFDSTUK V Bijzondere bepalingen

Artikel 28

Onverminderd artikel 19, staat voor belanghebbende tegen een beschikking genomen krachtens deze landsverordening, binnen zes weken na de dag waarop deze is gegeven, beroep open bij de Raad van Beroep voor belastingzaken.

Artikel 29

[vervallen]

Artikel 30

De notarissen zijn niet verplicht hun diensten te verlenen voor het verlijden van akten, aan overdrachtsbelasting onderworpen, wanneer niet een voldoende som ter voldoening van de belasting in hun handen ter verrekening is gestort of voor de betaling van de belasting voldoende zekerheid is gesteld. Wat de aan de belasting onderworpen vonnissen betreft, zijn de belanghebbenden verplicht tot gelijke storting als gemeld in handen van de griffier, uiterlijk op de voorlaatste werkdag van de termijn van registratie.

Artikel 31

[vervallen]

HOOFDSTUK VI Strafbepalingen

Artikel 32

Ieder, die in een notariële akte een lagere koopsom doet vermelden dan de werkelijke of in zodanige akte niet doet opnemen alle bijkomende verbintenissen of bedingen, met het gevolg, dat de belasting wordt geheven over een lager bedrag dan volgens deze verordening tot grondslag van de heffing moet strekken, wordt gestraft met een boete van ten hoogste vijfduizend gulden en bij herhaling met een boete van ten hoogste tienduizend gulden en gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden, tezamen of afzonderlijk. Met dezelfde straf wordt gestraft elke ondertekenaar van een valse opgave van de koopsom als in de artikelen 16 en 18 bedoeld. De belasting, die in de in dit artikel bedoelde gevallen blijkt te min betaald te zijn, wordt ingevorderd.

Artikel 33

Bij veroordeling tot geldboete ter zake van overtreding van deze verordening wordt geen vervangende hechtenis opgelegd.

Artikel 34
  • 1. Bij ministeriële beschikking met algemene werking kunnen nadere regels ter uitvoering van deze landsverordening worden vastgesteld, tenzij bij landsverordening anders is bepaald.

  • 2. Een ministeriële beschikking als bedoeld in het eerste lid wordt in het Publicatieblad geplaatst.

HOOFDSTUK VII Slot- en Overgangsbepalingen

Artikel 35

[vervallen]

Artikel 36

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel van: “Overdrachtsbelastingverordening 1908”.

Artikel 37

[wijzigt artikel 289 van het Wetboek van Koophandel]

Artikel 38

[vervallen]