Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

Aanschrijving investeringsaftrek ingeval toepassing van vervangingsreserve

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingAanschrijving investeringsaftrek ingeval toepassing van vervangingsreserve
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorDirecteur der Belastingen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Aannemelijk is dat de regeling in werking is getreden met ingang van 19 april 1996.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943, art. 9A
  2. Landsverordening op de Winstbelasting 1940, art. 5A

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Aanschrijving investeringsaftrek ingeval toepassing van vervangingsreserve

In geval van aanwending van een vervangingsreserve behoort op basis van geldende jurisprudentie (HR. 24-12-1975, BNB 1976/5I) de investeringsaftrek te worden verleend over het met de vervangingsreserve verminderde investeringsbedrag. De eventuele desinvesteringsbijtelling met betrekking tot het vervreemde bedrijfsmiddel wordt dan berekend over de boekwaarde van dat bedrijfsmiddel.

Ik keur goed dat voor de berekening van de investeringsaftrek als vermeld in (Lwb) als grondslag wordt genomen de kostprijs van het aangeschafte bedrijfsmiddel zonder dat deze is verminderd met de op voet van artikel 10, vierde tot en met zevende lid van de Lib respectievetijk artikel 6, derde tot en met zesde lid van de Lwb gevormde vervangingsreserve ter zake van het vervangen bedrijfsmiddel, mits bij de berekening van de desinvesteringsbijtelling niet de boekwaarde van het afgestane bedrijfsmiddel maar de overdrachtsprijs als grondslag wordt genomen.

Aan deze goedkeuring verbind ik de volgende voorwaarden:

  • a.

    Is investeringsaftrek genoten over de kostprijs zonder dat deze is verminderd met de op voet van artikel 10, vierde tot en met zevende lid van de Lib respectievelijk artikel 6, derde tot en met zesde lid van de Lwb gevormde vervangingsreserve ter zake van het vervangen bedrijfsmiddel, dan kan belastingplichtige zich bij desinvestering niet op het standpunt stellen dat hij, bij het bepalen van de hoogte van de desinvesteringsbijtelling, de boekwaarde ten tijde van de inruil als grondslag wenst te hanteren. Als grondslag zal gelden de overdrachtsprijs dan wel de waarde in het economische verkeer.

  • b.

    Indien blijkt dat is uitgegaan van een te hoge grondslag voor het berekenen van investeringsaftrek, wordt de belastingplichtige geacht geen verzoek om toepassing van deze aanschrijving te hebben gedaan, zodat de investeringsaftrek alsnog overeenkomstig de jurisprudentie moet worden berekend.

Indien blijkt dat belastingplichtige bij vervreemding van het bedrijfsmiddel ter zake waarvan de investeringsaftrek op basis van de onderhavige aanschrijving in aanmerking is genomen, - in strijd met voorwaarde a - zich alsnog op het standpunt stelt dat de boekwaarde van het vervreemde bedrijfsmiddel de grondslag voor de desinvesteringsbijtelling moet vormen, dan wel indien blijkt dat een situatie zoals beschreven bij voorwaarde b zich heeft voorgedaan, kan gedurende tien kalender (boek-)jaren na het jaar waarin deze situaties zijn geconstateerd, geen beroep op deze aanschrijving worden ingewilligd. Voor de relevante (toekomstige) investeringen zal dan overeenkomstig de geldende jurisprudentie investeringsaftrek worden verleend en desinvesteringsbijtelling worden toegepast. -

De belastingplichtige die in aanmerking wenst te komen voor investeringsaftrek volgens bovenstaande goedkeuring, dient voor elk jaar waarin een dergelijke investering plaatsvindt een volgens bijgevoegd model opgemaakte en ondertekende verklaring over te leggen, onder vermelding van de overigens voor de toepassing van deze aanschrijving van belang zijnde gegevens. Deze verklaring wordt gelijktijdig ingediend met de aangifte inkomstenbelasting of winstbelasting over het jaar waarin de verplichtingen ter zake van de aanschaf van dat bedrijfsmiddel zijn aangegaan. Zonder de bovenvermelde verklaring kan deze aanschrijving niet worden toegepast.

De voorwaarde genoemd onder b alsmede de sancties hierop strekken ertoe misbruik van bovenstaande regeling te voorkomen. Een dergelijk misbruik acht ik bijvoorbeeld aanwezig indien de inruilprijs van het vervangen bedrijfsmiddel doelbewust wordt verhoogd teneinde voor het nieuw aangeschafte bedrijfsmiddel een hoge grondslag voor de berekening van investeringsaftrek te creëren. Dit geldt eveneens indien bij de bepaling van de grondslag voor de berekening van investeringsaftrek doelbewust wordt uitgegaan van de - in sommige branches gebruikelijke - zogenaamde bruto-adviesprijzen, zonder dat rekening gehouden wordt met de - evenzeer gebruikelijke - kortingen die zouden worden verleend indien geen sprake is van inruil. De kortingen worden dan verleend in de vorm van een hogere inruilprijs. Ik wijs hierbij op de uitspraken van het Gerechtshof te Leeuwarden van 11 februari 1983 (BNB 1984/152) en van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 17 januari 1984 (VN 1984, blz. 1953), beide gewezen met betrekking tot de in Nederland toen geldende zogenoemde Wir regeling.

Deze aanschrijving kan worden toegepast met ingang van het jaar 1995.

Bijlage

Verklaring inzake de berekening van investeringsaftrek en desinvesteringsbijtelling bij aanwending van een vervangingsreserve.

Aan de inspecteur der Belastingen te ...........

De ondergetekende ..............

verzoekt voor de heffing van inkomstenbelasting c.q, winstbelasting over het jaar ........ toepassing van de aanschrijving van de Directeur der Belastingen van 19 april 1996 met betrekking tot de volgende bedrijfsmiddelen:

  • 1.

  • 2.

-Ondergetekende verklaart dat bij de berekening van de grondslag voor het verlenen van investeringsaftrek is uitgegaan van de reële waarde van zowet het verkregene als het afgestane bedrijfsmiddel.

Voorts verklaart ondergetekende akkoord te gaan met de volgende voorwaarden:

  • a.

    Is investeringsaftrek genoten over de kostprijs van een bedrijfsmiddel zonder dat deze is verminderd met de op voet van artikel 10, vierde tot en met zevende lid van de Lib respectievelijk artikel 6, derde tot en met zesde lid van de Lwb gevormde vervangingsreserve ter zake van het vervangen bedrijfsmiddel, dan zal de desinvesteringsbijtelling met betrekking tot het desbetreffende bedrijfsmiddel worden berekend over de overdrachtsprijs dan wel de waarde in het economische verkeer van dit bedrijfsmiddel.

  • b.

    Indien blijkt dat is uitgegaan van een te hoge grondslag voor het berekenen van de investeringsaftrek, wordt ondergetekende geacht geen verzoek om toepassing van de in deze verklaring bedoelde aanschrijving te hebben gedaan, zodat de investeringsaftrek alsnog overeenkomstig de in BNB 1976/51 weergegeven opvatting van de Hoge Raad moet worden berekend

plaats dagtekening

Handtekening