Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

Aanschrijving ter uitvoering van artikel 39, eerste lid, onderdeel a en b, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (P.B. 2001, no. 89) inzake de aftrekbaarheid van hypotheekrente

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingAanschrijving ter uitvoering van artikel 39, eerste lid, onderdeel a en b, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (P.B. 2001, no. 89) inzake de aftrekbaarheid van hypotheekrente
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorDirecteur der Belastingen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene landsverordening Landsbelastingen (P.B. 2001, no. 89), art. 39, eerste lid, onder a en b

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Aanschrijving ter uitvoering van artikel 39, eerste lid, onderdeel a en b, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (P.B. 2001, no. 89) inzake de aftrekbaarheid van hypotheekrente

Vanuit de praktijk van de rechtstoepassing bereikte mij de vraag hoe gehandeld dient te worden hij verhoging van de bestaande hypotheek of het aangaan van een nieuwe hypotheek door dezelfde belastingplichtige.

Op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel h, onder 1, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna LIB) zijn rente van schulden en kosten van geldlening aangegaan ter verkrijging, onderhoud of verbetering var de eigen woning, alsmede de premies voor een aan die lening verbonden met de looptijd dalende overlijdensrisicoverzekering, aftrekbaar tot ten hoogste een bedrag van f. 27.500. Dit bedrag wordt verhoogd met het onbenut gebleven deel van de aftrekbare rente genoemd in artikel 16, eerste lid, onderdeel c, van de LIB.

Deze bepaling is in het leven geroepen bij de belastingherziening per 1 augustus 2000 (PB 2000, no. 76), waarbij de eigen woning als bron van inkomen is afgeschaft. Bij het ontbreken van een bron past geen aftrek van kosten, zoals in casu de rente van een voor de aanschaf van de woning gesloten hypotheek. Dit zou pleiten voor een volledige afschaffing van de aftrekbaarheid van hypotheekrente.

Toch is met het oog op de startende eigenwoningbezitter, een beperkte aftrekmogelijkheid voor hypotheekrente gehandhaafd, tot een zodanig niveau dat een startende koper op de huizenmarkt zich ook na de belastingherziening een aanvaardbare woning kan aanschaffen.

Voor de op het moment van de introductie van het aftrekplafond lopende hypotheken is een overgangsmaatregel in het leven geroepen. Die maatregel houdt in dat de beperking in de hypotheekrenteaftrek niet geldt “voor een door de belastingplichtige vóór 1 augustus 2000 afgesloten hypotheek ten behoeve van een woning die hem vanaf die datum onafgebroken als hoofdverblijf ter beschikking heeft gestaan”. Voor deze belastingplichtige blijft dus de rente op een reeds lopende hypotheek voor het volle bedrag aftrekbaar, ook als het rentepercentage gedurende de looptijd wordt verhoogd.

De overgangsmaatregel had tot doel om een ongewenst schokeffect te voorkomen voor degenen die reeds een eigen woning bezaten met een hoge hypothecaire geldlening en daarmee een hoge rentelast. Voorkomen moest worden dat van het ene moment op het andere die hoge rente niet meer aftrekbaar zou zijn, zodat belastingplichtigen in financiële problemen zouden kunnen komen.

De hiervoor beschreven overgangsmaatregel ziet dus uitdrukkelijk op de op het moment van de inwerkingtreding van de wetswijziging bestaande hypothecaire geldlening.

Als belastingplichtige zijn hypothecaire geldlening wil verhogen, door op de bestaande hypotheek bij te lenen of door een tweede (of volgende) hypotheek te sluiten, dan geldt daarvoor de hoofdregel. Dat wil zeggen dat getoetst moet worden of de totaal verschuldigde hypotheekrente onder het aftrekplafond blijft. Bedraagt alleen de rente op de “oude” lening al meer dan het wettelijke plafond, dan is de rente op het bijgeleende bedrag niet aftrekbaar. Bedraagt de op de bestaande hypotheek betaalde rente minder dan het wettelijke plafond, dan is de “nieuwe” rente aftrekbaar tot het plafond wordt bereikt.

Wanneer een bestaande hypotheek wordt “overgesloten’ is de overgangsmaatregel niet van toepassing, omdat dan sprake is van het vervallen van de bestaande lening en het tot stand komen van een nieuwe.

Ik keur echter goed dat, wanneer het oversluiten uitsluitend ziet op het kunnen profiteren van een lagere rente, de overgangsmaatregel toch van toepassing is op de nieuwe lening, mits de (rest )schuld niet wordt verhoogd.

Deze aanschrijving treedt in werking met ingang van haar dagtekening en werkt terug tot en met 1 augustus 2000.