Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSVERORDENING van de 15de April 1954 regelende de bezoldiging, de vergoeding voor reis- en verblijfkosten, alsmede het pensioen van de leden van de Regeringsraad.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 15de April 1954 regelende de bezoldiging, de vergoeding voor reis- en verblijfkosten, alsmede het pensioen van de leden van de Regeringsraad.
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Wijziging art 10 lid 1.

P.B. 1960, no 60 Pensioenregeling leden der Staten, vervallen bij P.B 1990, no 82 art 32 lid 4, met uitzondering van onder art 33 bedoelde personen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-1965Art. 10

15-04-1964

P.B. 1964, no. 60

onbekend
25-04-195407-02-1951Nieuwe regeling

15-04-1954

P.B. 1954, no. 38

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 15de April 1954 regelende de bezoldiging, de vergoeding voor reis- en verblijfkosten, alsmede het pensioen van de leden van de Regeringsraad.

Artikel 1

  • 1. De leden van de Regeringsraad genieten een bezoldiging van ƒ 15.000,— per jaar.

  • 2. Het genieten van de bezoldiging heeft noch geheel noch gedeeltelijk verlies van de aanspraak op genot van pensioen tengevolge, hetwelk genoten wordt ten laste van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen of het Gouvernementswerkliedenpensioenfonds.

  • 3. Op de bezoldiging wordt duurtetoeslag toegekend, indien en op de voet van de bepalingen naar welke deze aan de landsdienaren is of wordt toegekend.

  • 4. De voorzitter geniet daarenboven een toelage van ƒ 1.800,— 's jaars.

Artikel 2

  • 1. De landsdienaar, die een benoeming tot lid van de Regeringsraad aanvaardt, wordt met ingang van de dag van zijn benoeming op non-activiteit gesteld.

  • 2. Met ingang van de dag, waarop zijn lidmaatschap van de Regeringsraad eindigt, wordt de landsdienaar in activiteit hersteld, tenzij zijn ambtsbetrekking reeds eerder mocht zijn geëindigd, aan hem wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd en diensttijd in de zin der Pensioenverordening Burgerlijke Landsdienaren (P.B. 1938, no. 15, zoals gewijzigd) dan wel, zo hij gouvernementswerkman is, in de zin der Gouvernementswerkliedenverordening 1944 (P.B. 1944, no. 197, zoals gewijzigd), ontslag moet worden verleend of herstel in activiteit om andere redenen niet mocht plaats vinden.

  • 3. De overeenkomstig het eerste lid op non-activiteit gestelde landsdienaar is ontheven van de waarneming van zijn ambt tot op de dag van zijn weder-in-activiteitstelling. Zijn bezoldiging met inbegrip van eventuele toelagen wordt gedurende de non-activiteit niet genoten.

  • 4. Behoudens het bepaalde in artikel 7 telt de tijd door een landsdienaar op non-activiteit doorgebracht mede voor het verkrijgen van aanspraken, voortvloeiende uit voor landsdienaren geldende wettelijke regelingen. Voor beoordeling van met zijn bezoldiging in verband staande aanspraken, wordt de bezoldiging als basis genomen, welke hij in activiteit zou hebben genoten. Gedurende de non-activiteit wordt de landsdienaar op gelijke voet als de actief dienende landsdienaar in aanmerking gebracht voor bevordering.

  • 5. Landsdienaar in de zin dezer landsverordening is hij, wiens benoeming tot landsdienaar bij de wet aan de Koning is voorbehouden zomede hij die door de Gouverneur of door de Regeringsraad in overleg met de Gouverneur als orgaan van het Koninkrijk is benoemd om hier te lande in burgerlijke dienst werkzaam te zijn, alsmede de gouvernementswerkman in dienst van de Lande, de Griffier der Staten en het personeel werkzaam op het beheerskantoor van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen op Curaçao.

Artikel 3

De op non-activiteitstelling van de door of vanwege de Koning benoemde landsdienaren vindt niet plaats zolang niet door of vanwege de Koning is verklaard, dat daartegen geen bezwaar bestaat.

Artikel 4

  • 1. Het bepaalde in de leden 1 tot en met 4 van artikel 2 is van overeenkomstige toepassing op de verplichte onderwijzer bij het krachtens wettelijke regeling gesubsidieerd bijzonder onderwijs, die een benoeming tot lid van de Regeringsraad aanvaardt en deswege door het betrokken schoolbestuur op non-activiteit wordt gesteld.

  • 2. Over de tijd, gedurende welke een onderwijzer als bedoeld, lid is van de Regeringsraad, worden aan het betrokken schoolbestuur uit hoofde van bezoldiging en toelagen van die onderwijzer geen uitkeringen gedaan.

Artikel 5

De leden van de Regeringsraad hebben als zodanig recht op vrij reizen in de eerste klasse van het vervoermiddel, waarmede wordt gereisd. Vergoeding voor kosten van vervoer binnen een eilandgebied wordt verleend tot de noodzakelijk gemaakte kosten.

Zij genieten bij reizen, als in het eerste lid bedoeld, vergoeding wegens verblijfkosten als volgt:

  • a.

    bij reizen naar de eilandgebieden Aruba en Curaçao ƒ 25,— per dag;

  • b.

    bij reizen naar de eilandgebieden Bonaire en de Bovenwindse Eilanden ƒ 15,— per dag;

  • c.

    bij reizen naar het buitenland een voor elk geval afzonderlijk door de Gouverneur te bepalen bedrag per dag.

Artikel 6

  • 1. Bij reizen, die 12 uur of korter hebben geduurd, wordt vergoeding wegens verblijfkosten berekend over een halve dag.

  • 2. Bij reizen, die langer dan 12 uur en ten hoogste 24 uur hebben geduurd, word de vergoeding berekend over een gehele dag.

  • 3. Bij reizen, die langer dan 24 uur hebben geduurd, wordt een halve dag in rekening gebracht voor de dag, waarop de reis na 12 uur 's middags is aangevangen, zomede voor de dag, waarop de terugkeer voor 12 uur 's middags plaats vindt.

  • 4. Bij de vaststelling van het bedrag wegens verblijfkosten ingevolge het tweede lid sub c van het vorige artikel kan van het vorenbepaalde worden afgeweken.

Artikel 7

  • 1. Aan de aftredende leden van de Regeringsraad wordt met ingang van de datum van ontslag als zodanig, indien zij op die datum de 50-jarige leeftijd hebben bereikt, een pensioen toegekend ten laste van 's Lands kas.

  • 2. Wanneer de leden van de Regeringsraad op de datum van ontslag als zodanig de 50-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt, wordt het pensioen eerst toegekend met ingang van de dag van het bereiken daarvan.

Artikel 8

  • 1. Als grondslag voor de regeling van het pensioen wordt genomen het jaargemiddelde van de over de laatste 24 kalendermaanden genoten bezoldiging. Kan deze grondslag niet gelden, dan wordt het jaargemiddelde genomen van de bezoldiging, welke genoten werd over het kortere tijdvak.

  • 2. Het toe te kennen pensioen bedraagt twee en een half ten honderd van het in lid 1 genoemde jaargemiddelde per jaar en wordt berekend over de gehele duur van het lidmaatschap van de Regeringsraad. Bij de berekening daarvan wordt een gedeelte van een maand voor een volle maand medegeteld. Het pensioen wordt afgerond tot het naaste getal volle guldens, dat een veelvoud is van drie en bedraagt ten hoogste ƒ 6.000,—.

  • 3. Op het pensioen wordt duurtetoeslag toegekend, indien en op de voet van de bepalingen naar welke deze aan de gepensionneerde landsdienaren is of wordt toegekend.

Artikel 9

  • 1. Hij, die als lid van de Regeringsraad in het genot van pensioen is gesteld, geniet dit niet gedurende de tijd, waarin hij wederom als zodanig optreedt.

  • 2. Bij beëindiging van elk volgend lidmaatschap van de Regeringsraad wordt het pensioen opnieuw vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 7 en 8, leden 1 en 2. De verschillende tijdvakken als lid van de Regeringsraad doorgebracht worden daarbij samengevoegd tot een tijdvak.

Artikel 10

  • 1. Wordt naast het pensioen als gewezen lid van de Regeringsraad op grond van andere voorschriften dan de „Pensioenregeling leden der Staten” een pensioen genoten ten laste van de Nederlandse Antillen, ten laste van een publiekrechtelijk lichaam in de Nederlandse Antillen of ten laste van een door het openbaar gezag ingesteld fonds, dan wordt, indien het totaal dezer pensioenen ƒ 6.000,— zou overschrijden, het pensioen als gewezen van de Regeringsraad met het bedrag dier overschrijding verminderd.

  • 2. In het geval in het vorige lid bedoeld wordt de in artikel 8 lid 3 bedoelde duurtetoeslag zodanig verminderd, dat het overblijvende gedeelte daarvan en de duurtetoeslag over het krachtens andere voorschriften genoten pensioen tezamen gelijk zullen zijn aan de duurtetoeslag, welke over het totaal bedrag van de pensioenen is berekend.

Artikel 11

De tijd gedurende welke een landsdienaar dan wel een verplicht onderwijzer bij het krachtens wettelijke regeling gesubsidieerd bijzonder onderwijs ingevolge artikel 2, respectievelijk artikel 4 op non-activiteit is gesteld, komt wel als diensttijd in aanmerking voor de beoordeling der pensioenaanspraken, doch niet voor de berekening van het pensioenbedrag ingevolge de voor de landsdienaar of daarmede in de zin van deze landsverordening gelijkgestelden geldende bepalingen.

Artikel 12

Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag na die harer afkondiging en werkt terug tot en met 7 Februari 1951.

Met ingang van 7 Februari 1951 wordt de landsverordening van de 27ste September 1949 (P.B. 1949, no. 103) geacht te zijn vervallen.