Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 11de september 2002, houdende instelling van de Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt (Instellingsbesluit Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 11de september 2002, houdende instelling van de Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt (Instellingsbesluit Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt)
CiteertitelInstellingsbesluit Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Bijlage

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-10-2002Nieuwe regeling

11-09-2002

P.B. 2002, no. 114

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 11de september 2002, houdende instelling van de Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt (Instellingsbesluit Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt)

Algemeen

Artikel 1

In dit landsbsluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Raad: de Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt, bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • b.

    deelraad: een deelraad als bedoeld in artikel 20;

  • c.

    een andere minister: een minister onder wiens verantwoordelijkheid het desbetreffende onder-werp inzake onderwijs en arbeidsmarkt valt of tevens valt.

Taken en bevoegdheden van de Raad

Artikel 2
  • 1.

    Er is een Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt, welke tot taak heeft de Minister van Onderwijs en in voorkomende gevallen een andere minister van advies te dienen over alle be-langrijke onderwerpen betreffende onderwijs en arbeidsmarkt, waaronder:

    • a.

      de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt;

    • b.

      de contouren en doelen van beroepsopleidingen;

    • c.

      de erkenning van beroepsopleidingen.

    • d.

      het stimuleren van arbeidsorganisaties om bij te dragen aan de stagecomponent van op-leidingen;

    • e.

      beleidsvoornemens betreffende onderwijs en arbeidsmarkt van de Minister van Onderwijs of een andere minister;

    • f.

      ontwerp-landsverordeningen, ontwerp-landsbesluiten, houdende algemene maatregelen, en ontwerp-ministeriële beschikkingen met algemene werking betreffende onderwijs en arbeidsmarkt.

  • 2.

    De Raad heeft tevens tot taak ontwikkelingen op het gebied van het onderwijs en de arbeids-markt te volgen en te onderzoeken met het oog op het te voeren onderwijs- en arbeidsmarkt-beleid.

Artikel 3
  • 1.

    De Raad brengt op een daartoe strekkend verzoek dan wel uit eigen beweging advies uit aan de Minister van Onderwijs of een andere minister.

Artikel 4

De Minister van Onderwijs en in voorkomende gevallen een andere minister zijn verplicht de Raad om advies te vragen over de onderwerpen bedoeld in artikel 2, eerste lid onderdelen b, c, e en f.

Samenstelling van de Raad

Artikel 5
  • 1.

    De Raad bestaat uit vijftien leden.

  • 2.

    De leden worden bij landsbesluit benoemd en ontslagen.

  • 3.

    Er worden vijf leden benoemd die geacht worden respresentatieve organisaties van werkgevers in de eilandgebieden Bonaire, Curaçao, Saba, St. Eustatius en St. Maarten te vertegenwoordigen.

  • 4.

    Er worden vijf leden benoemd die geacht worden respresentatieve organisaties van werknemers in de eilandgebieden Bonaire, Curaçao, Saba, St. Eustatius en St. Maarten te vertegenwoordigen.

  • 5.

    Er worden vijf leden benoemd op basis van hun deskundigheid op het gebied van onderwijs- of arbeidsmarktbeleid.

Artikel 6

Van de vijf leden bedoeld in artikel 5, derde lid, worden op schriftelijke voordracht van representatieve organisaties van werkgevers benoemd:

drie van het eilandgebied Curaçao, waarvan twee leden namens de plaatselijke centrale werkgeversorganisaties en één lid namens de plaatselijke schoolbesturen van beroepsopleidingen;

één van het eilandgebied Bonaire, die door de plaatselijke centrale werkgeversorganisaties en de plaatselijke schoolbesturen van beroepsopleidingen gezamenlijk wordt voorgedragen;

één van de eilandgebieden Saba, St. Eustatius en St. Maarten gezamenlijk, die door de plaatselijke centrale werkgeversorganisaties en de plaatselijke schoolbesturen van beroepsopleidingen gezamenlijk wordt voorgedragen.

Artikel 7

Van de vijf leden bedoeld in artikel 5, vierde lid, worden op schriftelijke voordracht van representatieve organisaties van werknemers benoemd:

drie van het eilandgebied Curaçao, waarvan twee leden namens de plaatselijke centrale werknemersorganisaties en één lid namens de plaatselijke onderwijsvakbonden gezamenlijk;

één van het eilandgebied Bonaire, die door de plaatselijke centrale werknemersorganisaties en de plaatselijke onderwijsvakbonden gezamenlijk wordt voorgedragen;

één van de eilandgebieden Saba, St. Eustatius en St. Maarten gezamenlijk, die door de plaatselijke centrale werknemersorganisaties en de plaatselijke onderwijsvakbonden gezamenlijk wordt voorgedragen.

Artikel 8
  • 1.

    Van de vijf leden bedoeld in artikel 5, vijfde lid, worden in overleg met de Bestuurscolleges van de eilandgebieden benoemd:

drie van het eilandgebied Curaçao;

één van het eilandgebied Bonaire;

één van de eilandgebieden Saba, St. Eustatius en St. Maarten gezamenlijk.

  • 2.

    De vijf leden bedoeld in artikel 5, vijfde lid, dienen een werk- en denkniveau te hebben dat tenminste gelijkwaardig is aan het niveau van het Hoger Beroepsonderwijs.

Artikel 9
  • 1.

    Voor ieder lid wordt een plaatsvervangend lid benoemd.

  • 2.

    Op de benoeming van de plaatsvervangende leden zijn de artikelen 6, 7 en 8 van overeenkomstige toepassing.

Van de leden en de plaatsvervangende leden van de Raad

Artikel 10

Lid of plaatsvervangend lid van de Raad kunnen alleen ingezetenen zijn van de Nederlandse Antillen.

Artikel 11
  • 1.

    Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van de Raad zijn onverenigbaar met het lidmaatschap van de Staten, de functie van minister of staatssecretaris, lid van de Raad van Advies, het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van de Sociaal Economische Raad, het lidmaatschap van de Eilandsraad, of de functie van gedeputeerde.

  • 2.

    Bij aanvaarding van één van de in het eerste lid genoemde functies of lidmaatschappen vervalt het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van de Raad van rechtswege.

Artikel 12
  • 1.

    De leden en de plaatsvervangende leden van de Raad treden om de twee jaar af.

  • 2.

    De afgetreden leden en plaatsvervangende leden kunnen terstond opnieuw worden benoemd.

  • 3.

    De leden en plaatsvervangende leden kunnen te allen tijde ontslag bekomen door een schriftelijk verzoek aan de Gouverneur.

  • 4.

    Hij, die tot lid of plaatsvervangend lid is benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden.

  • 5.

    Aan een lid of plaatsvervangend lid, van wie de organisatie, die hem voor benoeming als zodanig heeft voorgedragen, schriftelijk aan de Gouverneur heeft verklaard, dat de betrokkene niet langer geacht kan worden haar te vertegenwoordigen, wordt als zodanig ontslag verleend.

Artikel 13
  • 1.

    De leden en de plaatsvervangende leden genieten voor het bijwonen van vergaderingen van de Raad een vergoeding van NAF 100,- per vergadering.

  • 2.

    Meerdere vergaderingen op dezelfde dag gehouden worden tezamen als één vergadering aangemerkt.

Artikel 14
  • 1.

    De leden en de plaatsvervangende leden van de Raad zijn verplicht tot geheimhouding van alle aangelegenheden, waarover de Raad, de voorzitter, de Regering, de Minister van Onderwijs of een andere minister geheimhouding heeft opgelegd.

  • 2.

    De geheimhoudingsplicht geldt tot de datum waarop openbaarmaking conform artikel 23 mogelijk is.

Voorzitter en secretaris van de Raad

Artikel 15
  • 1.

    De Raad heeft een voorzitter en twee plaatsvervangende voorzitters.

  • 2.

    De voorzitter wordt uit de leden bedoeld in artikel 5, vijfde lid, gehoord de Raad, bij landsbesluit benoemd en ontslagen.

  • 3.

    Één plaatsvervangende voorzitter wordt uit de leden bedoeld in artikel 5, derde lid, gehoord de Raad, bij landsbesluit benoemd en ontslagen.

  • 4.

    Één plaatsvervangende voorzitter wordt uit de leden bedoeld in artikel 5, vierde lid, gehoord de Raad, bij landsbesluit benoemd en ontslagen.

  • 5.

    De benoeming van de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitters geschiedt telkens voor ten hoogste twee jaar. Zij zijn terstond weder benoembaar.

  • 6.

    De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitters kunnen te allen tijde ontslag bekomen door een schriftelijk verzoek aan de Gouverneur.

Artikel 16
  • 1.

    Het Bureau Secretariaatvoering SER/ROA/GOA is belast met de secretariaatvoering van de Raad.

  • 2.

    De Raad heeft een secretaris en een adjunct-secretaris. De secretaris is de Directeur van het Bureau Secretariaatvoering SER/ROA/GOA. Als adjunct-secretaris treedt op een medewerker van dit Bureau.

  • 3.

    De secretaris, en bij diens afwezigheid de adjunct-secretaris, heeft als zodanig een adviserende stem in de Raad.

De vergaderingen van de Raad

Artikel 17
  • 1.

    De voorzitter roept de Raad in een vergadering bijeen telkens wanneer hem dat nodig of gewenst voorkomt, dan wel de Minister van Onderwijs of een andere minister zulks verzoekt, onder mededeling van de aangelegenheden welke behandeld zullen worden.

  • 2.

    Wanneer tenminste één derde deel van het aantal leden van de Raad een gemotiveerd verlangen daartoe aan de voorzitter heeft kenbaar gemaakt, roept de voorzitter binnen 30 dagen nadien de Raad in een vergadering bijeen, onder mededeling van het gemotiveerde verlangen van de desbetreffende leden.

Artikel 18
  • 1.

    Een vergadering van de Raad vindt geen doorgang indien blijkens de presentielijst niet tenminste de helft van het aantal leden van de Raad aanwezig is.

  • 2.

    Nadat de Raad tweemaal voor een vergadering is bijeengeroepen, zonder dat aan het vereiste in het eerste lid blijkt te zijn voldaan, wordt de daarna bijeengeroepen vergadering gehouden, ongeacht het aantal aanwezige leden.

  • 3.

    De leden en de plaatsvervangende leden van de Raad nemen aan de beraadslagingen en de stemmingen van de Raad deel zonder last of ruggespraak.

Artikel 19
  • 1.

    De Raad kan de Minister van Onderwijs of in voorkomende gevallen een andere minister verzoeken aanwezig te zijn in een vergadering van de Raad teneinde het beleid met betrekking tot een bepaald adviesverzoek en het beleid in het algemeen toe te lichten.

  • 2.

    De Minister van Onderwijs of in voorkomende gevallen een andere minister kan zich door één of meer door hem aan te wijzen personen doen bijstaan, dan wel zich door één of meer zodanige personen doen vertegenwoordigen.

  • 3.

    De voorzitter kan op verzoek van de leden van de Raad deskundige personen buiten de Raad toelaten tot de vergaderingen, teneinde de leden van de Raad in de gelegenheid te stellen de visie van die personen ten aanzien van een bepaald onderwerp te vernemen.

De deelraden

Artikel 20
  • 1.

    De leden en de plaatsvervangende leden van de Raad die ingevolge de artikelen 6, 7 en 8 onderscheidenlijk afkomstig zijn van het eilandgebied Curaçao, het eilandgebied Bonaire en de eilandgebieden Saba, St. Eustatius en St. Maarten gezamenlijk, vormen tezamen een afzonderlijke deelraad, welke belast is met de behartiging van aangelegenheden betreffende onderwijs en arbeidsmarkt in onderscheidenlijk het eilandgebied Curaçao, het eilandgebied Bonaire en de eilandgebieden Saba, St. Eustatius en St. Maarten gezamenlijk.

  • 2.

    De voorzitter is tevens voorzitter van de afzonderlijke deelraden, met dien verstande dat hij een lid van een deelraad als waarnemend voorzitter voor het leiden van vergaderingen van de deelraad kan aanwijzen.

  • 3.

    De secretaris is tevens secretaris van de afzonderlijke deelraden, met dien verstande dat hij een persoon buiten een deelraad als waarnemend secretaris van de deelraad kan aanwijzen.

  • 4.

    De artikelen 2, 3, 4, 13, 14, 17, 18 en 19 zijn van overeenkomstige toepassing op de deelraden.

De adviezen van de Raad en de deelraden

Artikel 21

Alle adviezen van de Raad en van de deelraden worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris, dan wel door hun onderscheidenlijke vervanger.

Artikel 22
  • 1.

    De adviezen van de Raad en van de deelraden worden opgesteld overeenkomstig de gevoelens van de meerderheid van de vergadering.

  • 2.

    In de adviezen wordt van afwijkende gevoelens van de minderheid desverlangd melding gemaakt.

Artikel 23
  • 1.

    De adviezen van de Raad en van de deelraden worden door de Raad openbaar gemaakt, tenzij de Regering, de Minister van Onderwijs of in voorkomende gevallen een andere minister de Raad meedeelt dat het landsbelang zich daartegen verzet.

  • 2.

    De adviezen worden niet door de Raad openbaar gemaakt indien de Regering, de Minister van Onderwijs of in voorkomende gevallen een andere minister aan de Raad te kennen heeft gegeven dat de openbaarmaking door of vanwege respectievelijk de Minister van Onderwijs of de betreffende andere minister zal geschieden.

Artikel 24

De adviezen van de Raad en van de deelraden worden door de Minister van Onderwijs of in voorkomende gevallen een andere minister aan de Staten van de Nederlandse Antillen in afschrift toegestuurd.

Artikel 25

Namens de Regering zal de Minister van Onderwijs of in voorkomende gevallen een andere minister, vóór de aanbieding van een advies aan de Staten, met redenen omkleed aan de Raad mededelen welk deel van het advies wel en welk deel van het advies niet wordt overgenomen. Voor zover aanbieding aan de Staten niet is vereist zal dit plaatsvinden vóór de vaststelling van de regeling.

Slotbepalingen

Artikel 26

De Raad kan ter nadere regeling van zijn werkwijze en de vervulling van taken van de Raad en van de deelraden, een reglement van orde vaststellen.

Artikel 27

De leden, hun plaatsvervangers, de secretaris, de adjunct-secretaris en de in artikel 19, derde lid, bedoelde personen hebben ingeval van dienstreizen recht op vergoeding van reiskosten en van teerkosten, naar de regelen welke ter zake gelden voor ambtenaren in dienst van de Nederlandse Antillen.

Artikel 28

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van uitgifte van het Publicatieblad waarin de afkondiging is geschied.

Artikel 29

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als Instellingsbesluit Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt.

Nota-toelichting

NOTA VAN TOELICHTING behorende bij het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 11de september 2002, regelende de instelling van de Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt in de Nederlandse Antillen (Instellingsbesluit Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt)

§ 1. Algemeen

Zoals is vastgelegd in het Regeerakkoord 1999-2002 en het urgentieprogramma streeft de Regering naar vernieuwing van het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. Hiertoe zal een samenhangend stelsel van vernieuwd vervolgberoepsonderwijs en algemene volwasseneneducatie worden ingevoerd.

Belangrijke aspecten van de onderwijsvernieuwing hebben betrekking op het verhogen van de scholingsgraad van de beroepsbevolking en het optimaliseren van de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt. De Regering beschouwt een goede afstemming van het beroepsonderwijs op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt als een belangrijke voorwaarde voor het slagen van de onderwijsvernieuwing. De in te stellen Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt, waarin zowel het beroepsonderwijs als werkgevers en werknemers vertegenwoordigd zullen zijn, krijgt hierbij een belangrijke rol toebedeeld.

De Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt zal zich bezighouden met het verrichten van onderzoek, het aandragen van voorstellen en het geven van adviezen gericht op het aanpassen en verbeteren van het voorbereidend secundair beroepsonderwijs (VSBO) en het secundair beroepsonderwijs (SBO). De Raad zal zich onder andere toeleggen op:

het monitoren van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en binnen de beroepspraktijk;

het adviseren van de Minister van Onderwijs of in voorkomende gevallen een andere minister over contouren en doelen van opleidingen;

het adviseren van de Minister van Onderwijs of in voorkoomende gevallen een andere minister over aanvragen tot erkenning van opleidingen;

overige adviestaken ten behoeve van het verbeteren van de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt;

het verrichten van onderzoek ten behoeve van de monitoring en de advisering;

het stimuleren van organisaties van werkgevers en werknemers om bij te dragen aan de stagecomponent van opleidingen.

De Minister van Onderwijs of in voorkomende gevallen een andere minister is verplicht de Raad om advies te vragen over onderwerpen betreffende onder andere de contouren en doelen van beroepsopleidingen en de erkenning van lokale beroepsopleidingen. Aanvragen om erkenning van beroepsopleidingen worden door tussenkomst van de Raad ingediend bij de Minister van Onderwijs, teneinde een versnelde aanvraagprocedure mogelijk te maken.

De Raad krijgt een tripartiete samenstelling, bestaande uit vijf onafhankelijke door de Minister van Onderwijs te benoemen leden, vijf vertegenwoordigers van centrale werkgeversorganisaties en schoolbesturen van beroepsopleidingen, alsmede vijf vertegenwoordigers van centrale vakorganisaties en onderwijsvakbonden.

De Raad zal uit de onafhankelijke leden een voordracht aan de Gouverneur doen voor de benoeming van een voorzitter, terwijl van de twee plaatsvervangende voorzitters één uit werkgeverskring en één uit werknemerskring worden benoemd.

Naast een tripartiete samenstelling krijgt de Raad ook een Antilliaanse samenstelling, waarbij het aantal leden per eilandgebied is afgestemd op de omvang van de beroepsopleidingen ter plaatse, gemeten naar het aantal beroepsopleidingen, het aantal programma's en het aantal deelnemers. De leden en de plaatsvervangende leden van de Raad vormen ieder afzonderlijk al naargelang zij afkomstig zijn van het eilandgebied Curaçao, het eilandgebied Bonaire, dan wel de eilandgebieden Saba, St. Eustatius en St. Maarten gezamenlijk, een deelraad welke belast is met de behartiging van aangelegenheden betreffende onderwijs en arbeidsmarkt in de onderscheidenlijke eilandgebieden.

De Raad heeft een secretaris die tevens hoofd is van het Bureau Secretariaatvoering SER/GOA/ROA. Het secretariaat ondersteunt de Raad door de logistieke organisatie van de vergaderingen te regelen, door vooronderzoek te verrichten en door (concept)adviezen op te stellen.

§ 2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De definitiebepalingen van de Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt en van de deelraden hebben betrekking op centrale begrippen in de voorgestelde regeling. Bedoelde organen vervullen een belangrijke maatschappelijke rol bij de advisering over onderwerpern betreffende onderwijs en arbeidsmarkt en hebben een permanent karakter binnen de structuur van de organisatie van het beroepsonderwijs. De Minister van Onderwijs is de eerstverantwoordelijke voor het onderwijs en de aansluiting daarvan op de arbeidsmarkt.

In voorkomende gevallen zal de Minister van Economische en Arbeidszaken tevens verantwoordelijk kunnen zijn al naargelang de aspecten van het arbeidsmarktbeleid zwaarwegend zijn en extra aandacht vergen. Doch ook de Minister van Justitie voor wat betreft politieopleidingen, de Minister van Binnenlandse Zaken voor wat betreft opleidingen voor overheidsdienaren en de Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling voor wat betreft opleidingen voor verpleegkundig personeel en technisch personeel op het gebied van de volksgezondheid zullen voor een belangrijk onderwerp betreffende onderwijs en arbeidsmarkt dat hen regardeert, het advies van de Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt, dan wel van een deelraad inwinnen.

De definitiebepaling van "een andere minister" strekt ertoe te doen uitkomen dat naast de Minister van Onderwijs ook andere ministers op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt in voorkomende gevallen verantwoordelijkheid kunnen dragen.

Artikel 2

De Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt is een permanente instantie, werkzaam binnen de structuur van de organisatie van het beroepsonderwijs. Zijn taak is gericht op de advisering van de Minister van Onderwijs dan wel op de advisering van enige andere verantwoordelijke minister. Het tweede lid, bepalende dat de Raad tevens tot taak heeft ontwikkelingen op de arbeidsmarkt te volgen en te onderzoeken met betrekking tot het te voeren onderwijs- en arbeidsmarktbeleid, is van zeer grote betekenis voor de advisering van de Minister van Onderwijs of een andere minister en met name bij advisering uit eigen beweging.

Artikelen 3 en 4

Hiervoren kwam bij de toelichting op artikel 2, tweede lid, de advisering van de Raad uit eigen beweging reeds ter sprake. In de praktijk zal de Raad veeleer op een daartoe strekkend verzoek dan uit eigen beweging advies uitbrengen.

In artikel 4 worden de onderwerpen, bedoeld in artikel 2, eerste lid onderdelen b, c, e en f, vermeld als onderwerpen waarover de Minister van Onderwijs of een andere minister verplicht is advies te vragen. Deze verplichting is expliciet opgenomen.

Artikel 5

Dit artikel regelt de samenstelling van de Raad welke, zoals in het algemene gedeelte van deze nota is gesteld, een landelijk karakter heeft met een tripartiete samenstelling. Kortheidshalve zij verwezen naar het ter zake in het algemene gedeelte gestelde.

Artikelen 6, 7 en 8

Deze artikelen bevatten een uitwerking van artikel 5 met betrekking tot de tripartiete samenstelling en de betrokkenheid van werkgevers, werknemers en deskundigen op het gebied van beroepsonderwijs in het eilandgebied Curaçao, het eilandgebied Bonaire en de eilandgebieden Saba, St. Eustatius en St. Maarten gezamenlijk. Zoals in het algemene gedeelte van deze nota gesteld, is het aantal leden per eilandgebied afgestemd op de omvang van de beroepsopleidingen ter plaatse, gemeten naar het aantal

beroepsopleidingen, het aantal programma's en het aantal deelnemers.

Artikel 9

Er zijn even zovele plaatsvervangende leden als er leden zijn; derhalve in totaal 15. Voor de eilandgebieden Curaçao, Bonaire en Saba, St. Eustatius en St. Maarten gezamenlijk zijn dat er respectievelijk negen, drie en drie leden. De plaatsvervangende leden worden evenals de leden op schriftelijke voordracht van de betrokken organisaties onderscheidenlijk in overleg met de bestuurscolleges van de eilandgebieden benoemd.

Het tweede lid verklaart daartoe de artikelen 6, 7 en 8 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

Het vereiste van ingezetenschap van de leden en de plaatsvervangende leden beoogt een waarborg te zijn voor de kennis, het inzicht en de ervaring van de betrokkenen met betrekking tot de ontwikkelingen op het gebied van het onderwijs en de arbeidsmarkt en het te voeren onderwijs- en arbeidsmarktbeleid hier te lande.

Artikel 11

Deze bepaling regelt de betrekkingen welke onverenigbaar zijn met het lidmaatschap en het plaatsvervangende lidmaatschap van de Raad. Het artikel beoogt de (politieke) onafhankelijkheid van de leden en de plaatsvervangende leden van de Raad bij het vormen van hun meningen en adviezen zoveel mogelijk te waarborgen.

Artikel 12

De benoemingsperiode van de leden en de plaatsvervangende leden is in principe twee jaar doch herbenoeming is telkens mogelijk. Vrijwillig ontslag kan te allen tijde worden verzocht en verkregen. De organisatie die een lid of plaatsvervangend lid voor benoeming als zodanig heeft voorgedragen, kan de betrokkene te allen tijde tussentijds ontslag doen verlenen.

Artikel 13

De voorgestelde vergaderingsvergoeding stemt overeen met de maatschappelijke betekenis van de Raad.

Artikel 14

Het spreekt voor zich dat inzake bepaalde aangelegenheden en stukken betreffende het onderwijs- en arbeidsmarktbeleid geheimhoudingsplicht op de leden en de plaatsvervangende leden van de Raad kan komen te rusten.

Artikelen 15 en 16

Deze artikelen betreffen de wijze van benoeming van de voorzitter en de beide plaatsvervangende voorzitters, alsmede de secretariaatvoering van de Raad.

Artikel 17

Deze bepaling heeft betrekking op de gevallen waarin een vergadering van de Raad kan worden bijeengeroepen. In het eerste lid heeft de voorzitter de bevoegdheid tot zodanige bijeenroeping indien het hem nodig of gewenst voorkomt, dan wel de Regering, de Minister van Onderwijs of een andere minister hem zulks verzoekt. Ingevolge het tweede lid is hij tot zodanige bijeenroeping binnen 30 dagen verplicht indien er sprake is van een gemotiveerd verlangen van tenminste één derde deel van het aantal leden van de Raad.

Artikel 18

Terwijl het eerste lid een quorum van tenminste de helft van het aantal leden van de Raad voor het houden van een rechtsgeldige vergadering van de Raad voorschrijft, bepaalt het tweede lid dat het quorum voor de eerste en de tweede vergadering geldt, doch dat de daarna bijeengeroepen derde vergadering wordt gehouden, ongeacht het aantal aanwezige leden.

Het derde lid beoogt de (politieke) onafhankelijkheid van de leden en de plaatsvervangende le-den te waarborgen.

Artikel 19

Dit artikel dient de meningsvorming binnen de Raad en beoogt de Raad de bevoegdheid te geven de nodige informatie in te winnen bij de ministers en deskundige personen buiten de Raad.

Artikel 20

In het algemene gedeelte van deze nota werden de deelraden reeds genoemd. In de deelraden zullen de aangelegenheden betreffende onderwijs en arbeidsmarkt in het betreffende eilandgebied vooral onderwerp van bespreking zijn.

In de praktijk zullen in de vergaderingen van de deelraden de voorzitter en de secretaris steeds vertegenwoordigd zijn door een door de voorzitter aan te wijzen lid onderscheidenlijk door een door de secretaris aan te wijzen persoon. De adviezen van de deelraden zullen overeenkomstig het bepaalde in artikel 21 door de voorzitter en de secretaris worden ondertekend.

Artikelen 21 en 22

Deze artikelen spreken voor zichzelf. Zij hebben eveneens betrekking op de adviezen van de deelraden.

Artikel 23

De hoofdregel is dat de adviezen van de Raad en van de deelraden openbaar worden gemaakt door de Raad zelf. Slechts in uitzonderingsgevallen worden de adviezen niet openbaar gemaakt dan wel bekendgemaakt door de Regering of een minister.

Artikel 25

Met deze bepaling wordt beoogd dat de Regering of de desbetreffende minister met de Raad communiceert over de wijze waarop met het advies van de Raad is omgegaan en wel op een tijdstip waarop over de aangelegenheid waarover het gaat nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden.

Artikelen 26 tot en met 29

Deze artikelen spreken voor zichzelf.

§ 3. Financiële gevolgen

De kosten (inclusief onderzoekskosten, reis- en verblijfskosten.) van de Raad, de deelraden en het secretariaat worden begroot op NAF 250.000 per jaar.

Deze kosten zijn structureel opgevoerd op de conceptbegroting van het Departement van Onderwijs en zullen binnenkort worden overgeheveld naar de begroting van het Bureau Secretariaatvoering SER/GOA/ROA.

§ 4. Advies Raad van Advies

De Raad van Advies kan zich verenigen met het ontwerp-landsbesluit, houdende algemene maatregelen en geeft de Regering in overweging conform te beslissing nadat met een aantal opmerkingen van de Raad rekening is gehouden.

De Raad merkt op dat het aantal leden van de Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt dermate groot is (vijftien leden) dat gesproken kan worden van een log opererend orgaan, hetgeen niet bevorderlijk is voor de noodzakelijke slagvaardigheid. In dit verband merkt de regering op dat de voltallige Raad naar verwachting hooguit enkele keren per jaar bijeen zal komen. In de praktijk zal het zwaartepunt komen te liggen bij de uit minder leden bestaande deelraden. Op deze wijze kan de Raad naar de mening van de regering op slagvaardige wijze opereren.

Overeenkomstig het advies van de Raad van Advies is in artikel 11 van het ontwerp ook het lidmaatschap en het plaatsvervangende lidmaatschap van de Sociaal Economische Raad opgenomen onder de betrekkingen die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap en plaatsvervangende lidmaatschap van de Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt.

Eveneens is gevolg gegeven aan de opmerking van de Raad van Advies om in artikel 11, eerste lid, de woorden "ondervoorzitter of" weg te laten.

De regering kan de Raad van Advies niet volgen in de opmerking dat de formulering van artikel 20, eerste lid, niet duidelijk zou zijn. Er wordt in de tekst naar dezerzijdse mening voldoende duidelijk aangegeven dat er sprake is van een deelraad voor het eilandgebied Curaçao, een deelraad voor het eilandgebied Bonaire en een deelraad voor de eilandgebieden Saba, St Eustatius en St. Maarten. Ook over de samenstelling van die deelraden, namelijk de leden en de plaatsvervangende leden in de zin van de artikelen 6, 7 en 8, bestaat geen reden tot twijfel.

Voorts is in artikel 20 een komma geplaatst op de door de Raad van Advies aangegeven plaats.

Tenslotte is in de nota van toelichting met het opnemen van jaartallen aangegeven om welk Regeerakkoord het gaat.