Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

BESCHIKKING van den 25sten Januari 1940, No.191, bepalende de opneming in het Publicatieblad van de door den Raad van Politie op St. Maarten in zijn vergaderingen van den 5den December 1938, van den 28sten Juli 1939 en van den 23sten October 1939 vastgestelde plaatselijke keur, houdende bepalingen omtrent de straatpolitie en andere politievoorschriften van het eiland St. Maarten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingBESCHIKKING van den 25sten Januari 1940, No.191, bepalende de opneming in het Publicatieblad van de door den Raad van Politie op St. Maarten in zijn vergaderingen van den 5den December 1938, van den 28sten Juli 1939 en van den 23sten October 1939 vastgestelde plaatselijke keur, houdende bepalingen omtrent de straatpolitie en andere politievoorschriften van het eiland St. Maarten
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gouvernements-beschikking van 7 December 1939 No. 7315

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-01-1940Nieuwe regeling

25-01-1940

PB 1940, no. 14

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

BESCHIKKING van den 25sten Januari 1940, No.191, bepalende de opneming in het Publicatieblad van de door den Raad van Politie op St. Maarten in zijn vergaderingen van den 5den December 1938, van den 28sten Juli 1939 en van den 23sten October 1939 vastgestelde plaatselijke keur, houdende bepalingen omtrent de straatpolitie en andere politievoorschriften van het eiland St. Maarten

Te bepalen, dat de door den Raad van Politie op St. Maarten in zijne vergaderingen van den 5den December 1938, van den 28sten Juli 1939 en van den 23sten October 1939 vastgestelde plaatselijke keur, houdende bepalingen omtrent de straatpolitie en andere politievoorschriften op het eiland St. Maarten, bekrachtigd bij de Gouvernements-beschikking van den 7den December 1939 No. 7315, nevens afschrift dezer beschikking in het Publicatieblad zal worden opgenomen.

Bijlage

DE GEZAGHEBBER DER BOVENWINDSCHE EILANDEN

doet weten dat door den Raad van Politie op het eiland Sint Maarten in zijne vergadering van den 5n December 1938, van den 28n Juli 1939 en van den 23n. October 1939 is vastgesteld de volgende plaatselijke keur:

KEUR, houdende bepalingen omtrent de straatpolitie en andere politievoorschriften op het eiland Sint Maarten.

Maatregelen ter bevordering van de openbare orde, rust veiligheid en reinheid.

Artikel 1

Bij openbare feesten, vermakelijkheden, optochten, orkaan, brand en andere buitengewone omstandigheden moet ieder zich onderwerpen aan de voorschriften in het belang der openbare orde, rust of veiligheid bij iedere gelegenheid door den Gezaghebber vastgesteld.

Artikel 2

Het is verboden zonder voorafgaande schriftelijke vergunning van den Gezaghebber op den openbaren weg optochten of betoogingen te houden, te leiden, te organiseeren of daaraan deel te nemen.

Een zoodanige vergunning kan te allen tijde woeden ingetrokken.

Artikel 3

Hij, aan wien bij gelegenheid van een volksverzameling, optocht of betooging op den openbaren weg door de politie gelast wordt, zich te verwijderen, is verplicht aan dezen last onmiddelijk te voldoen en wel langs den weg of in de richting door de politie aangewezen. Na het eindigen van openbare vermakelijkheden, of waar een groote volksmenigte samengestroomd is of zich bijeen bevindt, of wanneer de orde of rust verstoord of bedreigd wordt, is ieder op den openbaren weg verplicht gevolg te geven aan de bevelen van de politie, in het belang van het verkeer op dien weg ter plaatse gegeven.

Artikel 4

Het is verboden den geregelden gang of de volgorde van een begrafenisstoet, marcheerende troep of optocht te belemmeren of te storen.

Artikel 5

Vrouwen, die op of aan den openbaren weg staande of zich heen en weer bewegende, door eenigerlei houding, handeling of vertooning de aandacht der voorbijgangers tot zich trekken, zijn, als haar door de politie gelast wordt zich daarvan te onthouden of zich vandaar te verwijderen, verplicht onmiddellijk aan dezen last te voldoen.

Artikel 6

Het is, behalve ter uitvoering van een van Gouvernementswege opgedragen taak, verboden zonder vergunning van den Gezaghebber, op den openbaren weg of aan de huizen inzamelingen van geld te houden.

Artikel 7

Het is verboden, zonder toestemming van den Gezaghebber door middel van ontploffing steenen te springen op plaatsen waar zulks voor naburige erven of voor voorbijgangers schadelijk of gevaarlijk kan zijn.

Artikel 8

Het is verboden zonder vergunning van de Gezaghebber:

  • a.

    in, op, aan of over den openbaren weg iets hoegenaamd te planten, te plaatsen, te spannen, te hangen, vast te hechten, uit te breiden, uit te slaan, te drogen, te luchten, te sleepen of te hebben;

  • b.

    op den openbaren weg voorwerpen, stoffen, water of vuilnis te werpen, uit te storten of te doen afvloeien;

  • c.

    goederen, puin, afbraak, kalk, aarde, klei, zand, mest of bouwmaterialen op den openbaren weg neder te leggen of te hebben, behalve wanneer en voor zoolang dit voor geregeld voortgezet laden of lossen noodzakelijk is;

  • d.

    den openbaren weg tot werkplaats te bezigen, te overdekken bij het bouwen of verbouwen van perceelen ten gebruike in te nemen of daarop met koopwaren te staan of te zitten.

Artikel 9

Het is, behalve ter uitvoering van werken ten behoeve of onder toezicht van het gouvernement, verboden, zonder vergunning van den Gezaghebber, de bestrating of wegbedekking op te breken of te beschadigen of in den openbaren weg te graven.

Artikel 10

Het is verboden de verlichting bij de voorwerpen of de plaatsen in de twee voorgaande artikelen bedoeld, aangebracht, gedurende den nacht uit te dooven of te verplaatsen.

Artikel 11

Het is verboden den openbaren weg op eenigerlei wijze te verontreinigen. Hij, door wien of op wiens last eenige werkzaamheid op of aan den openbaren weg verricht wordt, is verplicht, hetgeen ten gevolgen daarvan op den openbaren weg achterblijft, onmiddellijk na afloop op te ruimen of te doen opruimen.

Hij, wien vergunning is verleend, om op den openbaren weg met koopwaren te staan of te zitten, is verplicht te zorgen dat v??r het verlaten van zijne plaats, de hem toegestane ruimte op den openbaren weg behoorlijk gereinigd is.

Artikel 12

Het is verboden:

  • a.

    in openbare wellen of binnen den afstand van 8 meters daarvan zichzelf of kinderen te baden of te wasschen, eenig voorwerp te wasschen of te spoelen of het water daarvan op eenigerlei wijze te verontreinigen;

  • b.

    vee te drenken aan daarvan door den Gezaghebber bij openbare bekendmaking uitgesloten openbare wellen.

Artikel 13

Het is verboden zonder vergunning van den Gezaghebber in de bebouwde kom, op den openbaren weg tusschen des avonds negen ure en zonsopgang te venten.

Artikel 14

Venten en verrichten van eenigerlei arbeid door kinderen beneden den leeftijd van 14 jaren is verboden gedurende de schooluren, op die dagen waarop de scholen voor het geven van onderwijs geopend zijn.

Hij, die opzicht van welken aard ook over kinderen beneden den leeftijd van 14 jaren uitoefent, is verplicht te zorgen, dat zij niet venten en geenerlei arbeid verrichten.

Artikel 15

Het is verboden op den openbaren weg:

  • a.

    schadelijke of gevaarlijke voorwerpen of stoffen te verkoopen, te koop aan te bieden of ten verkoop in voorraad te hebben;

  • b.

    bij het venten, bij het doen van omroepingen of bij het verspreiden, aanbevelen, aankondigen of bekendmaken van gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen, zoodanig te roepen of rond te gaan of te rijden met zoodanige reclamemiddelen of zoodanige geraasmakende middelen, dat daardoor de openbare orde verstoord of bedreigd of den goeden zeden aanstoot gegeven wordt.

Artikel 16

Het is verboden:

  • a.

    in vensterbanken, op de rand van balkons, op borderessen of in goten voorwerpen te plaatsen of te hebben, zonder dat deze tegen vallen op den openbaren weg beveiligd zijn;

  • b.

    aan hekken, heiningen, muren, deuren, vensters, boomen of palen voorwerpen op te hangen, te bevestigen of te hebben, indien deze gevaar opleveren op den openbaren weg te

Artikel 17

Eigenaars van boomen of struiken, waarvan takken over den openbaren weg hangen of groeien zijn verplicht, ter plaatse waar zulks het verkeer belemmert of gevaar oplevert, op de eerste aanzegging door of vanwege den Gezaghebber zoodanige takken af te snoeien.

Artikel 18

Eigenaars van aan den openbaren weg staande muren of omheiningen zijn verplicht te zorgen, dat bedoelde muren of omheiningen steeds in goeden staat onderhouden worden en dat steenen, prikkels of andere voorwerpen, die van zoodanige muren of omheiningen op den openbaren weg vallen, zoo spoedig mogelijk verwijderd worden.

Artikel 19

Het is verboden in de bebouwde kom:

  • a.

    faecalien te storten op den openbaren weg of op open of gesloten erven;

  • b.

    mest-, vuilnis- of aschhoopen op den openbaren weg of open of gesloten erven aan te brengen of te hebben;

  • c.

    anders dan tijdens of onmiddellijk v??r of na het verrichten van werkzaamheden, puin, afbraak, kalk, klei- of zandhoopen op den openbaren weg of op open of gesloten erven aan te brengen of te hebben;

  • d.

    eenig vee of huisdier te verbranden;

  • e.

    vee te begraven;

  • f.

    huisdieren in het openbaar te dooden.

De bewoners van een perceel - en bij onbewoond perceel de eigenaar - zijn verplicht er voor zorg te dragen, dat hun open of gesloten erven in behoorlijken staat gehouden worden, ten genoege van den Gezaghebber.

Artikel 20

Het is verboden in de bebouwde kom zonder schriftelijke vergunning van den Gezaghebber op open of gesloten erven of ruimten:

  • a.

    vee te houden;

  • b.

    varkens te houden, tenzij op schot en van droge ligging voorzien.

Artikel 21

Het is verboden op den openbaren weg:

a.versch vleesch, in een hoeveelheid van een meer dan 10 kilogram anders dan geheel en zindelijk overdekt te vervoeren.

Onder vleesch worden verstaan alle deelen van een dier.

  • b.

    bloed of ingewanden van dieren of stankverspreidende stoffen te vervoeren anders dan op voldoende wijze afgedekt en op andere uren, dan tusschen des avonds tien ure en des morgens vijf ure;

  • c.

    puin, afbraak, kalk, aarde, klei, zand, mest, zaagsel, krullen, spaanders, los stroo, pakhooi, pakpapier, asch, slijk of afval anders te vervoeren dan in vervoermiddelen, die zoodanig zijn ingericht en worden gebruikt, dat het storten of wegstuiven van den inhoud voorkomen wordt;

  • d.

    suikergoed, brood en andere eetwaren, bestemd om ongekookt of ongeschild genuttigd te worden, anders dan behoorlijk en zindelijk gedekt te vervoeren, te koop aan te bieden of ten verkoop in voorraad te hebben.

Het verbod onder d. geldt, voor wat het te koop aanbieden en het ten verkoop in voorraad hebben betreft, ook indien zulks aan den openbaren weg geschiedt.

Artikel 22

Het is verboden anders dan voegzaam gekleed in het openbaar te zwemmen of te baden.

Artikel 23

Het is verboden op of aan den openbaren weg, buiten de door den Gezaghebber als waterplaatsen of privaten aangewezen plaatsen, datgene te verrichten, waartoe zoodanig inrichtingen bestemd zijn.

Artikel 24

Het is verboden op den openbaren weg:

  • a.

    anderen hinder of overlast aan te doen, het verkeer eenig beletsel in den weg te leggen of zich op een daarvoor hinderlijke wijze te bewegen of te bevinden;

  • b.

    te vechten, te schreeuwen, steenen of andere voorwerpen voort te schoppen, straatvuurtjes te stoken, in boomen of palen, op hekken, muren, afsluitingen, achter op rijtuigen, motorrijtuigen of handkarren te klimmen, te zitten of daaraan te hangen;

  • c.

    straatafsluitingen, of afsluitingen, die met vergunning of op last van het bevoegde gezag geplaatst zijn, weg te nemen, te verplaatsen of omver te halen;

  • d.

    vee door het afsteken van vuurwerk of anderszins te doen schrikken;

  • e.

    vee of rijwielen, automobielen en rijtuigen eenigen hinder of eenig beletsel in den weg te leggen;

  • f.

    dieren op andere dan in artikel 440, 1o., van het Wetboek van Strafrecht bedoelde dieren aan te hitsen;

  • g.

    met kaarten, geld, dominosteenen of dobbelsteenen of om geld te spelen.

Artikel 25

Het is verboden op, over, van of naar den openbaren weg, zoomede van eenig erf naar een ander erf met steenen of andere voorwerpen te werpen, alsook met vaste of vloeibare stoffen, die bij het treffen van personen schadelijk of hinderlijk kunnen zijn.

Artikel 26

Vuilnis, huiselijke afval of vodden mogen op den openbaren weg slechts gestort worden in de daartoe van gouvernementswege geplaatste vaten.

Artikel 27

Het is verboden in de bebouwde kom op andere dan door den Gezaghebber aangewezen openbare plaatsen vliegers op te laten of eenig balspel te spelen.

Artikel 28

Het is verboden in de bebouwde kom vuurwapenen of windbuksen af te schieten, behoudens op of in daartoe bijzonderlijk ingerichte schietbanen, die alvorens in gebruik te worden genomen door den Gezaghebber moeten zijn goedgekeurd.

Het gebruik dier schietbanen mag slechts geschieden onder de door den Gezaghebber te stellen voorwaarden.

Artikel 29

Het is verboden, zonder vergunning van den Gezaghebber wilde dieren op eenig erf te hebben.

Artikel 30

Het is verboden:

1°. op den openbaren weg voorwerpen, langer dan drie meter anders dan in horizontalen stand en daarbij zoodanig gedragen, dat elk uiteinde op den schouder of in de hand van een drager rust;

2°. op of aan den openbaren weg voorwerpen te hijschen neer te laten of te werpen, zonder dat beneden een meerderjarig persoon staat, die de voorbijgangers tijdig waarschuwt;

3°. over den openbaren weg open slaande deuren, vensters, luiken of bladen anders dan behoorlijk plat tegen den muur of den wand vastgezet, open te laten staan:

4°. aan den openbaren weg metalen pinnen, of puntige, stekende, scherpe of snijdende voorwerpen te plaatsen of te hebben op, aan of tegen hekken, palen of afsluitingen, muren of perceelen, zoodanig, dat zij over den openbaren weg uitsteken.

Degene, op wiens last werkzaamheden als in het eerste lid onder 2o. bedoeld, plaats hebben, is verplicht te zorgen, dat de daarin opgenomen voorschriften nagekomen worden.

Artikel 31

Het is verboden, zonder vergunning van den Gezaghebber openbare vermakelijkheden te geven, of voor het publiek toegankelijke bijeenkomsten tot ontspanning of vermaak te houden.

Het is verboden deel te nemen aan eene in strijd met het eerste lid van dit artikel gehouden danspartij.

Artikel 32

Het is verboden een openbare lichtbeelden-vertooning te houden of te geven zonder vooraf verkregen schriftelijke vergunning van den Gezaghebber.

Die vergunning wordt niet verleend, dan na voorafgaand keuring van de film en de bijbehorende reclame-platen, hetzij door den Gezaghebber, hetzij krachtens opdracht en ter voorlichting van den Gezaghebber door een door den Gezaghebber te benoemen Commissie.

De Gezaghebber kan de vergunning verleenen zonder voorafgaande keuring, indien degene, die de vergunning aanvraagt een door den Procureur-Generaal, Hoofd der Politie in Curaçao afgegeven bewijs overlegt, waaruit blijkt, dat de betreffende film met bijbehoorende reclameplaten reeds op het eiland Curaçao ingevolge de ,,Bioscoopkeur 1933” goedgekeurd is.

De vergunning kan onder opgave van gronden te allen tijde v??r een vertooning door den Gezaghebber worden ingetrokken.

De Gezaghebber is bevoegd aan de vergunning voorwaarden te verbinden en verklaart in de vergunning of de te vertoonen lichtbeelden voor personen beneden den leeftijd van zestien jaren geschikt zijn.

Artikel 33

Onverminderd het bepaalde bij artikel 32 is het verboden personen, die den vollen ouderdom van zestien jaren nog niet bereikt hebben, tot een openbare lichtbeeldenvertooning toe te laten, tenzij:

1°. in de artikel 32 bedoelde vergunning verklaard is al hetgeen vertoond wordt, ook voor personen beneden den leeftijd van zestien jaren geschikt is; en

2°. bij den ingang van de voor vertooning bestemde localiteit op duidelijk zichtbare wijze van de onder 1°. bedoelde verklaring melding wordt gemaakt.

Artikel 34

Het is verboden zonder vergunning van den Gezaghebber op den openbaren weg:

  • a.

    muziek- of zanguitvoeringen of vertooningen te geven;

  • b.

    vuurwerk af te steken of daarmede te werpen, buskruit of andere ontplofbare stoffen aan te steken of op andere wijze te doen ontploffen, fakkels of teertonnen te branden vuur aan te leggen of te hebben;

  • c.

    voordrachten of toespraken te houden;

  • d.

    zich te bevinden geheel of gedeeltelijk vermomd of gemaskerd, of gekleed in de kleederen der kunne, waartoe men niet behoort.

Het verbod onder b. geldt ook ten aanzien van de daarin bedoelde feiten, indien zij aan den openbaren weg plaats hebben.

Het verbod onder d. geldt niet ten aanzien van kinderen beneden den leeftijd van tien jaren.

Artikel 35

De deelnemers aan een optocht of betooging, waarvoor geen vergunning is verleend, zijn verplicht op de eerste vordering van de politie uiteen te gaan.

Artikel 36

Het is verboden danspartijen, muziekuitvoeringen en andere feestelijkheden of vermakelijkheden, die niet als openbaar of voor het publiek toegankelijk kunnen worden aangemerkt, voort te zetten, nadat dengene, die zoodanige feestelijkheid of vermakelijkheid houdt of geeft een schriftelijk met redenen omkleed verbod, dat daarmede wordt voortgegaan, bereikt heeft uitgevaardigd door den Gezaghebber, op grond dat daardoor de openbare orde, rust of veiligheid verstoord of bedreigd of den goeden zeden aanstoot gegeven wordt of op grond dat de toestand van een in de buurt aanwezigen zieke zulks vordert, in welk laatste geval een schriftelijke verklaring van een geneeskundige mede moet worden vertoond.

Artikel 37

Het is verboden zonder vergunning van den Gezaghebber eene openbare of niet voor het publiek toegankelijke danspartij te houden, waartoe bezoekers tegen eenigerlei vergoeding toegelaten worden.

Artikel 38

Het is verboden een danspartij te houden of daaraan deel te nemen, waar er tamboerdans wordt uitgevoerd.

Artikel 39

Het is verboden zonder vergunning van den Gezaghebber, personen beneden den leeftijd van vijftien jaren toe te laten tot een danspartij met inachtneming van artikel 31 of van artikel 37 gehouden.

Hij, die met inachtneming van artikel 31 of van artikel 37 eene danspartij houdt, is verplicht te zorgen, dat niet zonder de in het vorig lid bedoelde vergunning personen beneden den leeftijd van vijftien jaren daartoe toegelaten worden.

Artikel 40

Het is verboden een danspartij, tot het houden waarvan ingevolgde dezer keur eene vergunning noodig is, na des nachts drie uur te laten voortduren of na bedoeld uur daaraan deel te nemen.

Artikel 41

Bij ongeregeldheden, wanordelijkheden, rumoer of buren gerucht, zijn de houders van eene danspartij, waarvoor ingevolge dezer keur eene vergunning noodig is, op de eerste vordering van de politie verplicht de danspartij te staken en zijn de deelnemers daaraan verplicht uiteen te gaan.

Artikel 42

Op de eerste vordering van de politie, zijn de houders van eene in strijd met deze keur gehouden danspartij verplicht die te staken en de deelnemers daaraan verplicht uiteen te gaan.

Artikel 43

Het is verboden in de bebouwde kom zonder vergunning van den Gezaghebber:

  • a.

    eenig werk te verrichten, dat geraas of anderen hinder van ernstigen aard veroorzaakt of schadelijke of walgelijke lucht verspreidt, indien zulks op naburige erven of op den openbaren weg waargenomen kan worden;

  • b.

    in de open gaanderijen der huizen aan den openbaren vuur aan te leggen of te hebben.

Artikel 44

Het is verboden:

  • a.

    eenig aanplakbiljet, reclameplaat of ander drukwerk of geschrift hoegenaamd op eens anders eigendom aan te plakken, te bevestigen of aan te brengen zonder toestemming van den eigenaar of huurder. Deze bepaling is niet toepasselijk op gerechtelijke akten of anderen stukken, waarvan de aanplakking door of op last van openbare ambtenaren krachtens wettelijk voorschrift geschiedt;

  • b.

    zonder daartoe gemachtigd te zijn niet-eigene muren, schuttingen, hekken, stoepen, deuren, ramen of vensters te besmeren, te bekrassen of daarop te schrijven of te teekenen.

  • c.

    tusschen zonsondergang en zonsopgang op of aan den openbaren weg te liggen of, zonder daartoe gerechtigd te zijn tegen eenig perceel te leunen of op stoepen of treden te zitten of post te vatten.

Artikel 45

Het is verboden holle voorwerpen, waarin of waartusschen hemelwater zich kan verzamelen, op of tegen hekken, palen, afsluitingen of perceelen te bevestigen of bevestigd te hebben.

Artikel 46

Het is verboden, hetzij in de woning of in het bij eene woning behoorend erf, hetzij in het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, orde, rust of veiligheid verstoorende handelingen te plegen.

Artikel 47

Het is verboden:

  • a.

    zich tot een begraafplaats toegang te verschaffen anders dan ter daartoe aangewezen plaats, tenzij op last van den beheerder;

  • b.

    op eene begraafplaats bij gelegenheid van het begraven of vervoeren van lijken de orde te verstoren.

Artikel 48

Eigenaars van honden zijn verplicht te zorgen, dat deze honden tusschen negen uur des avonds en vijf uur des morgens door blaffen, huilen of janken geen overlast of hinder aan de omgeving veroorzaken.

Honden, die binnen den in het eerste lid aangegeven tijd op den openbaren weg bedoelden overlast of hinder veroorzaken, zijn ter beschikking van de politie.

Van het rijden en vervoeren en losloopen van dieren.

Artikel 49

Het is verboden in de bebouwde kom op den openbaren weg op andere dan door den Gezaghebber aangewezen plaatsen rijtuigen, handkarren of eenig vee onbeheerd of onder toezicht van personen beneden de vijftien jaren te laten, of anders dan tot onverwijld en geregeld voortgezet lossen of laden aan eenig voorwerp vast te maken of vastgemaakt te hebben.

Vee op den openbaren weg in bebouwde kom losloopende gevonden, wordt door de politie opgevangen of, zoo de opvanging te moeilijk is, afgemaakt.

Het is verboden op den openbaren weg buiten de bebouwde kom varkens en tusschen zonsondergang en zonsopgang eenig ander vee onbeheerd te laten, aan eenig voorwerp vast te maken of vastgemaakt te hebben.

Artikel 50

Het is verboden niet uitvliegend pluimgedierte op den openbaren weg in de bebouwde kom te laten loopen.

Artikel 51

Het is verboden:

  • a.

    eens anders vee op den landsgrond of op eenig erf te lokken of te jagen met het kennelijk doel het te schutten of te doen schutten;

  • b.

    te verhinderen, te beletten of zich te verzetten schutbaar vee opgevangen of naar een schutstal overgebracht wordt;

  • c.

    wederrechtelijk geschut vee uit een schutstal weg te voeren of te doen ontvluchten.

Artikel 52

Hij, die eenig schutbaar vee opgevangen heeft, is verplicht te zorgen, dat het binnen achttien uren naar een schutstal overgebracht is.

Artikel 53

Het is verboden zonder vergunning van den Gezaghebber wilde dieren over den openbaren weg te laten gaan of te vervoeren.

Artikel 54

Het is verboden op den openbaren weg:

  • a.

    beneden den leeftijd van achttien jaren rijtuigen te besturen;

  • b.

    beneden den leeftijd van vijftien jaren vee te geleiden;

  • c.

    onder den invloed van alcoholhoudenden drank of door ouderdom, zwakte of andere oorzaak, klaarblijkelijk daarvoor onbekwaam zijnde, als bestuurder op te treden.

Artikel 55

Het is verboden op den openbaren weg in de bebouwde kom rijtuigen tot vervoer van goederen bestemd anders te besturen dan stapvoets er naast gaande en anders dan aan teugels of leidsels.

Artikel 56

Het is aan bestuurders verboden op den openbaren weg met rijtuigen of handkarren:

  • a.

    zonder noodzaak stil te staan op bruggen, voor dwarsstraten, voor dwarswegen, of naast een ander stilstaand vervoermiddel dan een rijwiel, of voor of op een tot inrit naar een bij een ander in gebruik zijnd gebouw of erf bestemde onderbreking van een trottoir, tenzij met diens toestemming;

  • b.

    anders dan tot in- of uitlaten van personen of het op- of afladen van goederen, stil te staan, waar er geen voldoende ruimte voor een voorbijrijdend rijtuig overblijft;

  • c.

    zonder noodzaak naast elkander te rijden;

  • d.

    zonder noodzaak anders dan terzijde van den weg en in eene richting evenwijdig daaraan, stil te staan;

  • e.

    zonder noodzaak tegenover een aan de overzijde van den weg stilstaand rijtuig of handkar stil te staan, waar er geen voldoende ruimte voor een voorbijrijdend rijtuig overblijft;

  • f.

    op voor voetgangers bestemde paden of trottoirs te rijden of stil te staan;

  • g.

    bij het omslaan van een hoek, het maken van een bocht of bij het op- of kort voor het afrijden van een hoogte naast een ander zich in dezelfde richting voortbewegend vervoermiddel te rijden of het voorbij te rijden.

Artikel 57

Het is aan bestuurders verboden op den openbaren weg in de bebouwde kom:

  • a.

    met rijtuigen tot vervoer van personen bestemd anders dan in matigen draf te rijden en over bruggen, bij het omslaan van een hoek en waar twee rijtuigen elkaar niet kunnen passeeren, anders dan stapvoets;

  • b.

    op een trekdier gezeten anders dan stapvoets, in korten draf of handgalop te rijden en over bruggen en bij het omslaan van een hoek anders dan stapvoets;

  • c.

    paarden of muilezels anders dan stapvoets te berijden.

Artikel 58

Bestuurders zijn verplicht op den openbaren weg:

  • a.

    bij het ontmoeten van een vervoermiddel of eenig vee tijdig rechts uit te halen;

  • b.

    bij het inhalen van een vervoermiddel of eenig vee, links uit te halen.

  • c.

    alvorens eenig zich in dezelfde richting bewegend vervoermiddel of vee te passeeren, de bestuurders daarvan, indien deze moet uithalen, het verlangen daartoe behoorlijk en tijdig kenbaar te maken;

  • d.

    wanneer de achteropkomend bestuurder het verlangen daartoe kenbaar gemaakt heeft, terstond en voldoende rechts uit te halen;

  • e.

    voetgangers behoorlijk en tijdig te waarschuwen, indien dit ter voorkoming van botsing noodig is;

  • f.

    bij het omslaan van een hoek of bij het rijden door een bocht rechts een kleine en links een groote bocht te maken;

  • g.

    alvorens stil te staan of de vaart te verminderen, tijdig met een in horizontale richting uitgestoken arm, seinstok of armvormig voorwerp of toestel goed zichtbaar op- en neerwaartsche beweging te maken;

  • h.

    alvorens een hoek om te slaan of van richting te veranderen, te zorgen, dat tijdig een goed zichtbaar in horizontalen stand een uitgestrekte arm, een seinstok of armvormig voorwerp of toestel uitgestoken wordt in de richting, welke zal worden ingeslagen.

Artikel 59

Het is aan bestuurders op den openbaren weg verboden, nadat een achteropkomende bestuurder als in art. 58 onder d. bedoeld, het verlangen tot uithalen kenbaar gemaakt heeft door twee korte stooten met den hoorn, trompet of claxon, de vaart van het vervoermiddel of trekdier te versnellen.

Het is den bestuurder van een achteropkomend motorrijtuig of rijtuig op den openbaren weg verboden een dier vervoermiddelen, dat zich in dezelfde richting voortbeweegt, voorbij te rijden op het oogenblik of nagenoeg op het oogenblik, dat een zoodanig vervoermiddel uit de tegengestelde richting aankomend, het v??rrijdend vervoermiddel passeert.

Artikel 60

Voetgangers zijn op den openbaren weg verplicht:

  • a.

    bij het ontmoeten van of het ingehaald worden door een vervoermiddel of eenig vee, rechts uit te wijken en dezen behoorlijk ruimte voor passeeren te laten;

  • b.

    op de bruggen rechts te houden en waar er voetwegen (trottoirs) bestaan, daarop te loopen, wanneer de veiligheid van het verkeer het eischt.

Artikel 61

Het is aan bestuurders verboden op den openbaren weg:

  • a.

    waar zich groote volksverzamelingen bevinden, op en neer te gaan of op andere dan door de politie aan te wijzen plaatsen te blijven stilstaan;

  • b.

    waar verscheidene vervoermiddelen of trekdieren bijeen zijn, zich op te stellen, zich te scharen of op te rijden, anders dan volgens aanwijzing van de politie.

Artikel 62

Bestuurders zijn op den openbaren weg verplicht voor veegmachines, spoeiwagens, brandweermaterieel en ziekenwagens z?? tijdig uit te wijken, dat deze hunne vaart niet behoeven te verminderen.

Artikel 63

Het is aan bestuurders van rijtuigen verboden op den openbaren weg bij het achteroprijden van een begrafenisstoet, anders dan geheel terzijde uitwijkende en zoo langzaam mogelijk voorbij te rijden.

Bij ontmoeting van een begrafenisstoet op den openbaren weg zijn zij verplicht ter zijde van den weg stil te staan, totdat de stoet voorbijgetrokken is.

Artikel 64

Het is aan bestuurders van rijtuigen verboden op den openbaren weg bij het achteroprijden van een marcheerende troep of een optocht, voorbij te rijden, waar er voor deze geen ruimte is en om uit te wijken.

Bij ontmoeting van een marcheerende troep of optocht op den openbaren weg zijn zij verplicht, waar er voor deze geen ruimte is om uit te wijken, stil te staan, totdat de troep of optocht voorbij getrokken is.

Artikel 65

Op de eerste vordering van de ambtenaren, met het opsporen van overtredingen dezer keur belast, zijn de bestuurders op den openbaren weg verplicht stil te houden of op te rijden, door te rijden, sneller of langzamer te rijden of zich in een bepaalde richting te verwijderen.

De last hiertoe kan ook door een verkeersteeken worden gegeven, nl. de opgeheven hand voor stilstaan, een wenk met den uitgestrekten arm in een bepaalde richting voor op- of doorrijden in die richting, op- en neerwaartsche bewegingen van de hand in verticalen stand voor langzamer rijden en het heen en weer bewegen van de hand in horizontalen stand voor sneller rijden.

Artikel 66

Bestuurders zijn op den openbaren weg verplicht onmiddellijk de bevelen der politie, strekkende om botsingen of andere door haar gevaarlijk geachte ontmoetingen te voorkomen, op te volgen.

Artikel 67

Het is verboden op den openbaren weg of gedeelten daarvan, die door den Gezaghebber van het verkeer met alle of sommige vervoermiddelen of eenig vee of van het verkeer in een bepaalde richting zijn uitgesloten verklaard, zoodanige vervoermiddelen te besturen, zoodanig vee te besturen, te geleiden of te drijven of zulks in de verboden richting te doen.

Van de beschikkingen waarbij een verklaringen, als bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan of opgeheven, geschiedt openbare aankondiging ter plaatse waar van gouvernements wege de officieele berichten worden geplaatst, of door aanplakking en in de plaatselijke nieuwsbladen.

De uitsluiting van het verkeer wordt op den openbaren weg aangeduid door waarschuwingsborden of verkeersteekenen.

De plaats der waarschuwingsborden of verkeersteekenen wordt bepaald bij het in het eerste lid bedoelde verklaring.

Artikel 68

Indien een bestuurder van een vervoermiddel of van vee op een openbaren weg, welke door een of meer andere openbare wegen wordt gekruist, of waarmede een of meer andere openbare wegen zich vereenigen of waarop een of meer andere openbare wegen uitmonden, het punt van kruising of vereeniging of uitmonding nadert gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig met een anderen bestuurder van een vervoermiddel of eenig vee, die den anderen of een der andere openbare wegen berijdt of gebruikt, is de bestuurder, die den anderen aan zijn rechterhand heeft, verplicht voor deze den doorgang vrij te laten en zoonoodig, stil te houden, langzamer te rijden of te gaan.

Artikel 69

Het is den bestuurder van een vervoermiddel of van eenig vee verboden zonder noodzaak de ten aanzien van hem linkerzijde van den openbaren weg te houden, in zoodanig geval, eerder en langer dan zulks noodzakelijk is.

Artikel 70

Het is aan bestuurders verboden met alle of zoodanige vervoermiddelen als door den Gezaghebber aangewezen, op door dat Hoofd aangegeven openbare wegen of gedeelten van openbare wegen in de bebouwde kom te draaien, achteruit te rijden of daarmede anders dan aan zoodanige zijde van dien weg en met de voorzijde van het vervoermiddel anders dan in zoodanig richting , als door den Gezaghebber aangegeven, te blijven staan.

Artikel 71

Het is verboden op den openbaren weg op de voor voetgangers bestemde paden of trottoirs rijwielen te besturen, vee te besturen te geleiden of te drijven, of met rijwielen of vee op de bruggen te blijven staan.

Artikel 72

Het is verboden op den openbaren weg:

  • a.

    Op een trekdier gezeten, eenig ander vee, met uitzondering van een trekdier, dat aan de hand geleid wordt, te geleiden of te drijven;

  • b.

    een motorrijtuig op meer dan twee wielen, rijtuig of handkar te besturen, waaraan eenig niet aangespannen vee vastgebonden is;

  • c.

    op een motorrijtuig op meer dan twee wielen, rijtuig of handkar gezeten, eenig niet aangespannen vee te geleiden of te drijven;

  • d.

    eenig niet aangespannen vee anders dan stapvoets te geleiden of te drijven;

  • e.

    vee te geleiden of te drijven in een drift, waarvan de dieren onderling, groeps- of paarsgewijze aan elkander vastgebonden zijn;

  • f.

    aan eenig vee bevestigde touwen of kettingen te doen of te laten slepen.

Het verbod onder e. geldt niet ten aanzien van aan den kop van het moederdier op hoogstens één meter afstand gebonden kalf.

Artikel 73

Het is verboden:

  • a.

    op den openbaren weg een trekdier te besturen, dat gewond of door uiterlijk waarneembare ziekelijke aandoening is aangetast tenzij het dier in dien toestand is geraakt tijdens het gebruik, dat er van gemaakt werd op het oogenblik dat het feit geconstateerd werd en het nog niet mogelijk is geweest het buiten gebruik te stellen.

  • b.

    een stuk vee op den openbaren weg te laten gaan, wanneer redelijkerwijze te voorzien is, dat het tengevolge van verwonding of zwakte zijne bestemming niet zal kunnen bereiken;

  • c.

    op den openbaren weg vee te vervoeren met den kop buiten het vervoermiddel of in liggende houding in zulk een aantal, dat de bodem van de vervoermiddel niet elk stuk vee voldoende en behoorlijke ligplaats verschaft;

  • d.

    op den openbaren weg een rijtuig te besturen, indien het vervoerde, daaronder begrepen de bestuurder en andere inzittenden, zich niet in evenwicht bevindt, of wegens de zwaarte bovenmatige inspanning bij het trekdier vergt;

  • e.

    op den openbaren weg een rijtuig of een trekdier te besturen, indien eenig deel van het tuig, wegens hardheid, onvoldoende breedte of afmetingen, bij het dier verwonding, vervelling of schaving veroorzaakt.

Artikel 74

Het is den bestuurder van een rijtuig of motorrijtuig verboden na een ongeval tengevolge van botsing, aan- of overrijden daarmede, of bij gelegenheid van eene poging tot voorkoming van botsing, aan- of overrijding daarmede:

  • a.

    waarbij een mensch is gedood of gekwetst, de gezondheid van een mensch is benadeeld, of aan een ander dan een der inzittenden van dat vervoermiddel ernstige schade is berokkend, door of weg te rijden, tenzij het vaststellen van de identiteit, hetzij van dat vervoermiddel, hetzij van zijn persoon, of van degene, die tijdens het ongeval het vervoermiddel bestuurde, daardoor niet wordt bemoeilijkt;

  • b.

    waarbij een mensch letsel heeft bekomen of de gezondheid van de mensch is benadeeld, zulks wetende, deze in hulpeloozen toestand te laten.

Het onder a. bepaalde is niet van toepassing ten aanzien van den bestuurder, die binnen vier en twintig uren na het ongeval daarvan aan een ambtenaar belast met het opsporen van overtredingen dezer keur, kennis geeft en daarbij tevens de voor de vaststelling van de onder a bedoelde identiteit vereischte opgaven verstrekt.

Artikel 75

Indien bestuurders van rijwielen, op een openbaren weg naast elkander rijdende, een bestuurder van een rijtuig of een motorrijtuig of een of meer andere bestuurders van rijwielen ontmoeten, of door deze of dezen aan de linkerzijde van den weg worden ingehaald, zijn de bestuurders van rijwielen, welke links rijden op tijdige waarschuwing verplicht zich achter den rechts rijdende wielrijder te begeven, indien de tot het voorbijrijden of inhalen noodige ruimte op dien weg anders niet beschikbaar zoude zijn.

Artikel 76

Een rijwiel, waarmede over een openbaren weg wordt gereden, moet voorzien zijn:

1°. van een nauwkeurig werkend stuurtoestel;

2°. van een bel, waarvan het geluid op een afstand van minstens vijftig meter duidelijk hoorbaar is;

3°. indien daaraan een zoogenaamde rijwiel-inrichting is aangebracht, tevens van een rem, waarmede het ieder oogenblik tot stilstand kan worden gebracht.

Artikel 77

Het is verboden op den openbaren weg een rijwiel te besturen waarvan het stuur breeder is dan 70 centimeter.

Artikel 78

De bestuurder van een rijwiel, waarmede over een openbaren weg wordt gereden is verplicht met de bel een signaal te geven v??r het omslaan van een hoek of bij bochten en verder telkens wanneer de veiligheid van het verkeer zulks vordert.

Het is den bestuurder van een rijwiel, waarmede over een openbaren weg wordt gereden, verboden met een ander instrument dan in het eerste lid vermeld, een signaal te geven.

Artikel 79

Het is den bestuurder verboden tusschen zonsondergang en zonsopgang op een openbaren weg een rijwiel te berijden, zonder dat het rijwiel voorzien is van ten minste een lantaarn, die voorwaarts een helder wit licht uitstraalt, en aan de achterzijde van een lantaarn of verticaal geplaatsten reflector, die achterwaarts een rood licht uitstraalt onderscheidenlijk bij beschenen worden daarop vallende lichtstralen een duidelijk zichtbaar rood terug kaatst.

Artikel 80

De bestuurder van een rijwiel, waarmede over een openbaren weg wordt gereden, is verplicht het rijwiel te doen stilhouden, telkens wanneer de veiligheid van het verkeer zulks vordert.

Artikel 81

Het is op den openbaren weg aan den bestuurder van een rijwiel verboden:

  • a.

    daarop meer personen te hebben, dan het blijkbaar bestemd is te vervoeren;

  • b.

    zich vast te houden aan eenig in beweging zijnd rij- of voertuig of aan iemand of iets daarin, daaraan of daarop aanwezig:

  • c.

    daarop te rijden zonder de voeten op de trappers te hebben;

  • d.

    daarop te rijden zonder tenminste een hand aan de stuurkruk te houden;

  • e.

    daarop een last te vervoeren, die buiten die stuurkruk ter zijde of achter het rijwiel of meer dan dertig centimeter v??r het rijwiel uitsteekt.

Artikel 82

Het is verboden op den openbaren weg op rijwielen in rijen naast elkander te rijden zoodanig, dat het verkeer daardoor kan worden belemmerd.

Artikel 83

Het is verboden met een motorrijtuig over een openbaren weg te rijden, tenzij de bestuurder bij zich heeft een door den Gezaghebber afgegeven, geldig rijbewijs voor het besturen van een motorijtuig, van dan aard als door hem bestuurd uitgereikt.

Artikel 84

Het is verboden met een motorrijtuig over den openbaren weg te rijden tenzij:

1°. aan den voor- en achterzijde op duidelijk zichtbare wijze voorzien van een zwart metalen nummerplaat, breed tenminste 15 c.M.

Het nummer, door den Gezaghebber aan den eigenaar op te geven behoort met witte verf op de nummerplaat aangebracht te worden in arabische cijfers ter hoogte van tenminste 10 c.M.;

2°. aan den eigenaar door den Gezaghebber terzake van sub 1o. bedoelde opgave een nummerbewijs zij afgegeven.

Een nummerbewijs als bovenbedoeld wordt op aanvrage afgegeven, nadat is vastgesteld, dat het motorrijtuig aan art. 105 voldoet, en dat de beproeving van den motor, zoo zij noodig is, door een door den Gezaghebber benoemden deskundige, bevredigende uitkomsten heeft opgeleverd.

De kosten hiervan komen ten laste van de aanvrager.

Het hierbovenbepaalde is niet van toepassing t.a.v. zich op den openbaren weg in St. Maarten bevindende, aan ingezetenen van het Franshe gedeelte van dit eiland toebehoorende motorrijtuig, mits op of aan zoodanige motorrijtuigen duidelijk zichtbaar aangebracht zij een door de betrokken Fransche autoriteiten aan den eigenaar opgegeven nummer en dezen door bedoelde autoriteiten terzake van die opgave nummerbewijs zij afgegeven.

Evenmin vindt het hierboven bepaalde toepassing op het motorrijtuig, waarvan de buiten het gebiedsdeel woonachtige eigenaar houder is van een internationaal bewijs voor motorrijtuigen, afgegeven buiten het gebiedsdeel ingevolge art.4 van het op 24 april 1926 te Parijs gesloten internationaal verdrag betreffende het verkeer met motorrijtuigen.

Artikel 85

Bij de aanvrage voor een rijbewijs worden twee welgelijkende afdrukken van een fotografisch portret van den aanvraag verstrekt aan den Gezaghebber, onder wiens berusting een dier afdrukken blijft, en doet de aanvrager, zoo mogelijk met vertoon van een geboorteakte of, bij gemis daarvan, van een akte van bekendheid als bedoeld bij artikel 121 van het Burgerlijk Wetboek, de van hem verlangde opgaven omtrent zijn naam en voornamen, dag en plaats van geboorte.

Het is verboden, ter verkrijgen van een rijbewijs, afdrukken van een fotografisch portret van een ander dan den aanvrager te verstrekken of onjuiste opgaven, als in het eerste lid bedoeld, te doen.

Artikel 86

Een rijbewijs wordt afgegeven voor het besturen van, hetzij uitsluitend motorrijtuigen op twee wielen, waaraan al dan niet een aanhangwagen bevestigd is, hetzij uitsluitend motorrijtuigen op meer dan twee wielen, hetzij alle motorrijtuigen.

Artikel 87

Een rijbewijs wordt voor den eersten keer slechts afgegeven aan hem, die:

1°. den leeftijd van achttien jaren bereikt heeft;

2°. overlegt eene verklaring, hem door een door den Gezaghebber aan te wijzen, met drie leden oordeelende commissie afgegeven, waaruit blijkt, dat hij voldoende bewijzen van bekwaamheid en vaardigheid heeft gegeven om op te treden als bestuurder van een motorrijtuig van den aard als waarvoor hij een rijbewijs verlangt en voldoende kennis van de artikelen van deze keur op het rijden bezit.

Tot het leveren van de onder 2o. bedoelde bewijzen wordt de aanvrager niet toegelaten dan na voor dit doel een motorrijtuig van den aard als waarvoor hij een rijbewijs verlangt, ter beschikking van de Commissie te hebben gesteld en na vertoon van het bewijs, dat voor dit doel het bedrag van tien gulden in ’s Lands kas is gestort. Deze storting geeft den aanvrager het recht zich tweemaal voor dit doel bij de commissie aan te melden.

3°. overlegt eene verklaring niet vroeger dan veertien dagen v??r de aanvrage door een tot de uitoefening der geneeskunde op het eiland Sint Maarten bevoegd persoon afgegeven, waaruit blijkt:

  • a.

    dat de aanvrager niet lijdende is aan tuberculose, besmettelijke syphilis, toevallen, abcessen, ruggemergs- of hersenziekte, krankzinnigheid, hartziekte of duizeligheid;

  • b.

    dat zijn armen beenen en gehoororgaan normaal zijn;

  • c.

    dat zijn gezichtsvermogen, indien hij over twee oogen beschikt op het beste oog niet minder is dan één en op het andere oog niet minder is dan één en op het andere oog niet minder dan 0.7; dat hij niet lijdt aan dubbelzien en normalen lichtzin en kleuronderscheidingsvermogen bezit; dat zijn gezichtsveld normaal is en dat hij geen brekingsafwijking heeft grooter dan 6 D;

  • d.

    dat hij, indien eenoogig, niet korter dan een jaar eenoogig is; dat de gezichtsscherpte van dit eene oog minstens 0.8 is; dat het gezichtsveld, de lichtzin en het kleuronderscheidingsvermogen van dit eene oog niets te wenschen overlaat.

De Gezaghebber legt een register aan, waarin aanteekening wordt gehouden van den dag, waarop en den aard van het motorrijtuig of de motorrijtuigen, waarvoor het rijbewijs wordt afgegeven, van de namen en de woonplaats, den dag en de plaats van geboorte van den houder van het rijbewijs, alsmede, bijaldien een en ander plaats vindt, van den dag, waarop het rijbewijs ingetrokken wordt, zijne geldigheid verliest en wederom geldigheid verkrijgt. Eene verklaring als onder 2o. van dit artikel bedoeld behoeft niet te worden overgelegd door hem, die overlegt een te zijnen name gestelde geldig rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van den aard als waarover hij een rijbewijs verlangt uitgegeven op een der andere eilanden van het Gebiedsdeel, in Nederland, Nederlandsch Oost-Indie of Suriname. Op den dag van aanvrage van een rijbewijs voor het eiland Sint Maarten, mag het over te leggen rijbewijs niet ouder zijn dan 2 jaren, gerekend van den dag van uitgifte af.

Het hierbovenbepaalde is niet van toepassing t.a.v. den bestuurder van een motorrijtuig als in art. 84 sub. 2° bedoeld, mits die bestuurder geen ingezetene van St. Maarten zij en hij in het bezit zij van een door de betrokken Fransche autoriteiten afgegeven en te St. Maarten door of namens den Gezaghebber voor gezien geteekend rijbewijs.

Artikel 88

Op den buiten den gebiedsdeel woonachtigen bestuurder van een motorrijtuig, die als rechthebbende gebruik maakt van een geldig internationaal rijbewijs, afgegeven buiten het gebiedsdeel ingevolge art. 7 van het op 24 april 1926 te Parijs gesloten internationaal verdrag betreffende het verkeer met motorrijtuigen, is artikel 83 niet van toepassing.

Artikel 89

Aan personen tijdelijk te St. Maarten N.G. vertoevende, kan door den Gezaghebber, gehoord de Commissie bedoeld in artikel 87 onder 2o. een tijdelijke vergunning om als bestuurder van motorrijtuigen op te treden, verleend worden, geldig voor ten hoogste drie maanden.

Artikel 90

Het rijbewijs is niet geldig tenzij daarop een van het stempel van den Gezaghebber voorziene afdruk van een fotografisch portret van den houder aangebracht zij.

Artikel 91

Geen rijbewijs wordt afgegeven aan hem:

1°. die een leeftijd van vijf en zestig jaren heeft bereikt, tenzij hem door den Gezaghebber dispensatie is verleend op grond van een verklaring van den gouvernementsgeneeskundige, dat hij ten volle geschikt is een motorrijtuig te besturen, welke dispensatie telkens slechts voor een jaar kan worden verleend;

2°. van wien blijkt, dat hij een krankzinnigengesticht opgenomen is geweest;

3°. wiens rijbewijs is ingetrokken, voor den duur der intrekking en voorts zoolang- ofschoon na de intrekking de geldigheidsduur van het rijbewijs verstreken is - de reden dier intrekking niet heeft opgehouden te bestaan;

4°. wien de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak is ontzegd, voor den duur der ontzegging;

5°. tegen wien er gegrond vermoeden bestaat, dat hij in dit gebiedsdeel strafrechtelijk vervolgbaar is wegens een feit, bij veroordeeling wegens hetwelk hem bij rechtelijke uitspraak de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt of kan worden ontzegd.

Artikel 92

Van de weigering van afgifte van een rijbewijs geeft de Gezaghebber aan de betrokkene schriftelijk kennis met opgave van de reden, waarop de weigering is gegrond.

Artikel 93

Een door den Gezaghebber afgegeven rijbewijs is geldig voor den duur van twee achtereenvolgende jaren, gerekend van den dag van uitgifte af.

Het rijbewijs wordt geacht niet geldig te zijn voor den duur der intrekking daarvan door den Gezaghebber.

Het rijbewijs verliest zijne geldigheid bij opneming van den houder in een krankzinnigengesticht.

Artikel 94

De Gezaghebber is bevoegd, met schriftelijke opgave van redenen aan den betrokkene, het rijbewijs in te trekken bij gegrond vermoeden, dat de bestuurder van een motorrijtuig:

  • a.

    niet meer voldoet aan de vereischten vermeld in artikel 87 onder 3o.

  • b.

    zich, na verkrijging van het rijbewijs, heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit bij veroordeeling wegens het welk hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt of kan worden ontzegd;

  • c.

    de vastgestelde maximum snelheid ten minste drie malen in de laatste twaalf maanden heeft overschreden dan wel gedurende gelijken tijd door het besturen van een motorrijtuig ten minste drie malen gevaar voor anderen heeft doen ontstaan.

Artikel 95

De intrekking blijft van kracht voor den geheelen verderen duur van het rijbewijs, voor zoover niet:

  • -

    voor wat betreft het geval bij het voorgaand artikel onder a. vermeld, uit een na de intrekking afgegeven geneeskundige verklaring blijkt, dat de bestuurder wel aan de bedoelde vereischten voldoet; en

  • -

    voor wat betreft de gevallen bij het voorgaand artikel onder b. en c. vermeld, door den rechter bij onherroepelijk geworden uitspraak omtrent die feiten is beslist, of het Openbaar Ministerie, volgens schriftelijke mededeeling aan den Gezaghebber, van de vervolging van de bestuurder te dier zake heeft afgezien.

Artikel 96

Voor wat aangaat de voorgaande artikelen wordt vrijwillige voldoening aan de voorwaarde, door den bevoegden ambtenaar van het Openbaar Ministerie, krachtens artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht voor de kolonie Curaçao gesteld, gelijkgesteld met een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak waarbij den schuldige, voor het maximum van den bij de betrokken artikelen bedreigden duur, de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is ontzegd.

Artikel. 97

Van de intrekking van het rijbewijs wordt door den Gezaghebber aankondiging gedaan ter plaatse, waar de officieele berichten door aanplakking bekend gemaakt worden en in de plaatselijke nieuwsbladen.

Artikel 98

Hij, wiens rijbewijs is ingetrokken, is verplicht het zoo spoedig mogelijk bij den Gezaghebber in te leveren.

Artikel 99

Bij verdere uitgiften van rijbewijzen aan denzelfden persoon is telkens slechts overlegging van een niet vroeger dan veertien dagen v??r de aanvrage aan den aanvrager afgegeven geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 87, onder 3o., zoomede van twee welgelijkende afdrukken van een fotografisch portret van den aanvrager noodzakelijk.

Artikel 100

Indien hij, wien een rijbewijs is afgegeven, aannemelijk maakt, dat het verloren, onbruikbaar of in ongereede is geraakt wordt hem op aanvrage een duplicaat verstrekt.

Artikel 101

Hij, die op den openbaren weg een motorrijtuig onder zijn onmiddellijk toezicht doet besturen, is verplicht daarin een zoodanige plaats in te nemen naast den bestuurder, dat hij het feitelijk besturen ieder oogenblik kan overnemen.

Artikel 102

Het is aan bestuurders op den openbaren weg verboden een motorrijtuig onder hun onmiddellijk toezicht te doen besturen door een persoon, die den leeftijd van achttien jaren nog niet bereikt of ingevolge artikel 54 (c) niet als bestuurder mag optreden of wiens rijbewijs is ingetrokken of wien bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is ontzegd, voor den duur dier intrekking of ontzegging.

Het bepaalde bij artikel 96 is te dezen van toepassing.

Het is aan bestuurders op den openbaren weg verboden anders dan met vergunning van den Gezaghebber een motorrijtuig onder hun onmiddellijk toezicht te doen besturen.

Het voorgaand lid is niet van toepassing ten aanzien van de in artikel 87 onder 2o. bedoelde commissie.

Artikel 103

Het is verboden:

1°. op den openbaren weg een snelheidswedstrijd met motorrijtuigen te houden;

2°. op den openbaren weg een motorrijtuig te besturen, waarmede aan een snelheidswedstrijd wordt deelgenomen;

3°. een motorrijtuig af te staan tot het houden van een snelheidswedstrijd op den openbaren weg.

Van het in dit artikel vervat verbod kan ontheffing worden verleend door den Gezaghebber ten behoeve van snelheidswedstrijden op de openbare wegen.

Van het in dit artikel vervat verbod kan ontheffing worden verleend door den Gezaghebber ten behoeve van snelheidswedstrijden op de openbare wegen.

Artikel 104

Een motorrijtuig, waarmede over een openbaren weg wordt gereden, moet voorzien zijn van

1°. een nauwkeurig werkend stuurtoestel;

2°. minstens twee krachtig werkende, onder bereik van den bestuurder zich bevindende remmen, met elk waarvan het motorrijtuig elk oogenblik tot stilstand kan worden gebracht;

3°. een balhoorn, trompet of claxon, waarvan het geluid op een afstand van tenminste 100 meter duidelijk hoorbaar is. De balhoorn, trompet of claxon onder 3o. bedoeld moet enkeltonig zijn en voor motorrijtuigen op meer dan drie wielen een zwaren, en voor motorrijtuigen op drie of twee wielen een schellen toon hebben.

Het is aan bestuurders verboden op den openbaren weg eenig ander geluidinstrument aan hun motorrijtuig te hebben of meer dan één der geluidinstrumenten tegelijkertijd te gebruiken dan die genoemd in dit artikel.

Artikel 105

Het is aan den bestuurder van een motorrijtuig verboden daarmede over een openbaren weg te rijden op zoodanige wijze, dat de vrijheid of veiligheid van het verkeer op dien openbaren weg wordt belemmerd of in gevaar gebracht en in de bebouwde kom bovendien met een grootere snelheid dan van 30 K.M. per uur.

Voor plaatsen, waar deze snelheid voor het algemeen verkeer of om andere redenen gevaarlijk wordt geacht, kan door den Gezaghebber blijkens een van zijnentwege aldaar aangebracht bordje een mindere snelheid worden voorgeschreven.

De snelheid moet, waar nodig, verminderd worden bij het rijden door bochten, het omslaan van een hoek, het in- en uitrijden van openbare wegen, op druk bezochte wegen en verder overal, waar de veiligheid van het verkeer dit vordert.

Motorrijtuigen op meer dan twee wielen, waarmede over een openbaren weg wordt gereden, met uitzondering evenwel van motorrijtuigen, waaraan een aanhangwagen is bevestigd, moeten voorzien zijn van een inrichting om achterwaarts te rijden.

Artikel 106

Een motorrijtuig, waarmede over een openbaren weg wordt gereden, moet er op ingericht zijn:

  • a.

    dat zooveel mogelijk elk gevaar voor brand of ontploffing worde voorkomen;

  • b.

    dat noodeloos gedruisch of geraas worde voorkomen;

  • c.

    dat de overige gebruikers van den weg niet door rook, damp of gassen van dat motorrijtuig worden gehinderd.

Artikel 107

Het is den bestuurder van een motorrijtuig op den openbaren weg verboden daarmede, zonder noodzaak, op minder dan drie meter afstand achter een zich in dezelfde richting voortbewegend vervoermiddel te rijden.

Artikel 108

Het is verboden met een motorrijtuig op den openbaren weg te draaien of achteruit te rijden, tenzij de bestuurder vrij uitzicht achter het motorrijtuig heeft of, voor zoover zulks niet het geval is, een persoon bij of achter het motorrijtuig staat om te waarschuwen.

Artikel 109

De bestuurder van een motorrijtuig, waarmede over een openbaren weg wordt gereden, is verplicht met den hoorn, de trompet of claxon een signaal te geven, wanneer de veiligheid van het verkeer zulks vordert. Het is den bestuurder van een motorrijtuig, hetwelk zich op den openbaren weg bevindt verboden:

1°. een signaal te geven, wanneer de veiligheid van het verkeer zulks niet vordert;

2°. andere dan zeer korte signalen te geven;

3°. meer signalen te geven dan de veiligheid van het verkeer vordert.

Artikel 110

Een motorrijtuig op meer dan twee wielen, dat zich na zonsondergang en v??r zonsopgang op een openbaren weg bevindt, moet voorzien zijn van ten minste twee, aan weerszijden van het motorrijtuig aangebrachte lantaarns, die voorwaarts een helder wit licht uitstralen en van ten minste één lantaarn, die achter waarts een duidelijk zichtbaar rood licht geeft.

Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van motorrijtuigen, wanneer zij op den openbaren weg gelaten worden en de motor in rust gebracht, de schakelaar (switch) uitgeschakeld en de sleutel van de schakelaar, indien mogelijk, meegenomen is.

Een motorrijtuig of rijwiel, hetwelk zich tusschen zonsondergang en zonsopgang op den openbaren weg bevindt, mag geen verblindende verlichting voeren, waarvan de stralenbundel zich hooger dan 1 meter boven den beganen grond verheft;

  • a.

    in de bebouwde kom;

  • b.

    wanneer het stilstaat;

  • c.

    bij het tegemoetkomen van een ander motorrijtuig, een rijwiel, een rijtuig, een handkar of een trekdier van het oogenblik af, dat het op 100 meter genaderd is, tot het oogenblik waarop een ontmoeting plaats heeft gehad.

Artikel 111

Van een motorrijtuig dat zich tusschen zonsondergang en zonsopgang op den openbaren weg bevindt, moet de aan de achterzijde aangebrachte nummerplaat zoodanig zijn verlicht, dat zij duidelijk zichtbaar is.

Artikel 112

Het is verboden tusschen zonsondergang en zonsopgang op den openbaren weg een motorrijtuig te voorzien van - of zich met een motorrijtuig te bevinden, terwijl het is voorzien van - een verlichting, die verwarring voor het verkeer op dien weg zou kunnen stichten.

Artikel 113

De bestuurder van een motorrijtuig, waarmede over een openbaren weg wordt gereden, is verplicht het motorrijtuig te doen stilhouden en den motor in rust te brengen, telkens wanneer de veiligheid van het verkeer het een of ander vordert.

Artikel 114

Het is den bestuurder van een motorrijtuig verboden zich daarvan op den openbaren weg te verwijderen, indien de motor niet in rust gebracht is.

Artikel 115

Het is verboden over een openbaren weg te rijden met een motorrijtuig, door middel waarvan eenig vervoermiddel wordt voortbewogen, tenzij met vergunning van den Gezaghebber.

Het eerste lid is niet van toepassing op het rijden met een motorrijtuig, door middel waarvan een onklaar motorrijtuig wordt voortbewogen, uitsluitend met het doel om een plaats van berging of herstel te bereiken, indien er zich in het onklare motorrijtuig een bestuurder bevindt, in het bezit van een geldig rijbewijs, afgegeven voor het besturen van een deugdelijk motorrijtuig van dien aard.

Artikel 116

Op de eerste vordering van de ambtenaren met het opsporen van overtredingen dezer keur belast is de bestuurder van een motorrijtuig verplicht op den openbaren weg het rijbewijs of de tijdelijke vergunning als bedoeld in art. 89 ter inzage af te geven.

Artikel 117

Op de eerste vordering van de ambtenaren met het opsporen van overtredingen dezer keur belast is de eigenaar of bestuurder van een motorrijtuig verplicht aan genoemde ambtenaren toegang tot het motorrijtuig te verschaffen, hun bewijs te leveren omtrent deugdelijkheid van het stuurtoestel, remtoestel en geluidssignaal en, wat betreft motorrijtuigen op meer dan twee wielen, bovendien te gedoogen, dat zij afmetingen en nummer onderzoeken.

Het is verboden, nadat de motor of een der toestellen of inrichtingen, welke zich volgens deze keur op of aan het motorrijtuig moeten bevinden, door een der in het eerste lid bedoelde ambtenaren geoordeeld is niet deugdelijk te wezen, met dat motorrijtuig over een openbaren weg te rijden, tenzij uitsluitend met het doel om de plaats van bestemming, berging, herstel of keuring te bereiken.

Artikel 118

Het is artt. 63 en 64 bepaalde is van toepassing ten aanzien van motorrijtuigen op meer dan twee wielen.

Het in artt. 71, 75, 79, 81 en 82 bepaalde is van toepassing ten aanzien van motorrijtuigen op twee wielen.

Van perceelnummers, straatnaamborden en waarschuwingsborden.

Artikel 119

De eigenaar van een gebouw of getimmerte is verplicht te zorgen, dat:

  • a.

    het voorzien zij van een zwarte verf op witten achtergrond aangebracht nummer, ten minste 6 c.M., hetwelk hem vanwege den Ambtenaar van het Bevolkingsbureau opgegeven wordt en dat op een daarvoor geschikte plaats, ter hoogte van ten minste anderhalven meter en ten hoogste drie meter boven den beganen grond gelegen, zoo mogelijk van den openbaren weg af zichtbaar, aangebracht moet worden;

  • b.

    het daarop of daarbij geplaatste nummer in goed leesbaren staat onderhouden blijft.

Bij vernieuwing van het perceel mag het oude nummer, mits doorgestreept, nog zichtbaar blijven gedurende den tijd van een jaar, te rekenen van den dag waarop het nieuwe nummer aangebracht is.

Artikel 120

Bij bouw, herbouw, verbouwing, splitsing of vereeniging van perceelen in de bebouwde kom is den eigenaar verboden een gebouw of getimmerte in gebruik te nemen of op eenige wijze in gebruik te geven, alvorens dit voorzien is van het door den Ambtenaar van het Bevolkingsregister aangewezen nummer.

De eigenaar is verplicht te zorgen, dat tijdens het verrichten van werkzaamheden aan het perceel, het nummer duidelijk leesbaar blijft aangeduid.

Artikel 121

Het is verboden het nummer, krachtens de voorgaande artikelen aangebracht, van het perceel te verwijderen of een ander nummer aan te brengen of te hebben.

Artikel 122

Eigenaars zijn verplicht toe te laten, dat door of vanwege het bevoegde gezag straatnaamborden, waarschuwingsborden of verkeersteekenen aan hun gebouw of getimmerte of op hun erf worden aangebracht.

Het is verboden het aldus aangebrachte bord of teeken te wijzigen, onzichtbaar of onkenbaar te maken of te verwijderen of aldaar een bord met den naam van een anderen openbaren weg of ander waarschuwingsbord of verkeersteeken aan te brengen of te hebben.

Algemeene bepalingen.

Artikel 123

In deze keur worden verstaan:

1°. onder ,,openbare weg” alle straten, wegen, stegen, gangen, paden, pleinen, kaden, bruggen, stoepen, trottoirs, plantsoenen of andere openliggende, ten dienste van het publiek bestemde gronden en plaatsen, en voor zoover de bij de betrekkelijke artikelen bedoelde feiten daarop kunnen plaats hebben, ook alle watervlakten, die al of niet voor den publieken dienst bestemd, feitelijk voor een ieder toegankelijk zijn;

2°. onder ,,bestuurders”, voorzoover aan dit woord geene beperking is toegevoegd, zoowel zij, die rijtuigen of motorrijtuigen besturen of onder hun onmiddellijk toezicht doen sturen, als zij, die eenig vervoermiddel trekken of duwen. Mede worden onder ,,bestuurders” begrepen zij, die rijwielen berijden of dieren berijden, geleiden of drijven;

3°. onder ,,rijtuigen” alle vervoermiddelen, bestemd om te land door een of meer dieren, anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen;

4°. onder ,,motorrijtuigen” alle vervoermiddelen, bestemd om uitsluitend of mede door mechanische kracht op of aan het rij- of voertuig zelf aanwezig, anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen;

5°. onder ,,handkarren” alle middelen tot vervoer van goederen met een of meer wielen, bestemd om door personen geduwd of getrokken te worden;

6°. onder ,,eigenaars” ook beheerders en voorts allen, die krachtens eenig zakelijk recht, bezit daaronder begrepen, beschikking over eenig goed hebben;

7°. onder ,,vee” paarden, ezels, muilezels, muildieren, runderen, schapen, bokken, geiten en varkens;

8°. onder ,,trekdieren” paarden, ezels, muilezels en muildieren;

9°. onder ,,huisdieren” honden, katten en pluimgedierte;

10°. onder ,,lichtbeeldenvertooningen” vertooningen, zoowel van sprekende, zingende, klank- of geluidprenten, als van andere rolprenten;

11°. onder ,,openbare lichtbeeldenvertooningen” zoowel lichtbeeldenvertooningen, die voor het publiek in het algemeen toegankelijk zijn, als die, waartoe slechts personen, op bepaalde terreinen wonende of werkzaam, toegelaten worden, met uitsluiting van lichtbeeldenvertooningen in societeiten, clubs, vereenigingen of andere besloten gezelschappen, ook al worden daarbij genoodigden of niet-leden toegelaten, mits voor hen geen vergoeding verschuldigd is;

12°. onder ,,bebouwde kom” het dorp Philipsburg, dat gelegen is op de landstrook tusschen het strand der zee en de zuidelijken oever van het zoutmeer en waarvan het begin en het einde aangegeven wordt op van gouvernementswege te plaatsen borden.

Artikel 124

Hij, wien bij deze keur bevoegdheid is gegeven tot het verleenen van vergunning, kan daaraan voorwaarden verbinden.

Artikel 125

Hij, die handelt in strijd met, of niet nakomt de voorwaarden, verbonden aan eene vergunning, hem overeenkomstig deze keur verleend, wordt geacht gehandeld te hebben zonder vergunning.

Onder handelen wordt in dit artikel verstaan zoowel doen als hebben en nalaten.

Artikel 126

De ambtenaren met het opsporen van overtredingen dezer keur belast, hebben te allen tijde vrijen toegang tot alle bijeenkomsten, waarbij het publiek wordt toegelaten, voorts tot alle plaatsen in de artikelen 31 en 37 bedoeld, alsmede tot alle plaatsen waar redelijkerwijze vermoed kan worden, dat een bij de artikelen 30, 31, 37, 39, 40 en 43 strafbaar gesteld feit worden gepleegd en, indien aan het in artikel 36 omschreven bevel geen gevolg wordt gegeven, ook tot de plaatsen daarin bedoeld.

Wordt hun de toegang geweigerd dan verschaffen zij zich dien ondanks de bewoners, gebruikers of eigenaars.

Is de plaats tevens eene woning of alleen door eene woning toegankelijk dan treden zij deze tegen den wil der rechthebbenden niet binnen dan in het bijzijn van den Kantonrechter of hulpofficier van justitie.

Artikel 127

De feiten, bij deze keur strafbaar gesteld, worden beschouwd als overtredingen.

Strafbepaling

Artikel 128

Overtreding van eenige bepaling dezer keur wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste honderd gulden.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, of vrijwillig voldaan is aan de voorwaarde door den bevoegden ambtenaar van het Openbaar Ministerie krachtens artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht voor Curaçao gesteld, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste twee honderd gulden.

Bij veroordeeling wegens overtreding van eenige bepaling dezer keur in het geval van het tweede lid van dit artikel kunnen de voorwerpen in de desbetreffende bepaling genoemd, waarmede de overtreding is gepleegd of door middel van de overtreding verkregen, worden verbeurd verklaard, voor zoover zij aan den veroordeelde toebehooren, met uitzondering evenwel van dieren en vervoermiddelen.

Slot en overgangsbepalingen

Artikel 129

Deze keur kan worden aangehaald onder den titel van ,,Algemeene Politiekeur voor het eiland Sint Maarten” met bijvoeging van het jaartal van het Publicatieblad, waarin zij zal worden afgekondigd.

Zij treedt in werking op den dag na dien harer afkondiging.

Nochtans treedt eerst drie maanden na zoodanig tijdstip in werking het bepaalde bij artikel 83, voor wat betreft bestuurders van motorrijtuigen op twee wielen, waaraan al dan niet een aanhangwagen is bevestigd en een jaar na zoodanig tijdstip het bepaalde bij artikel 30 eerste lid 4°. en artikel 119 sub a.

Artikel 130

ijbewijzen, v??r de in werking treding dezer keur afgegeven, verliezen hunnen geldigheid na verloop van twee jaren, te rekenen van den dag af van de afgifte.

De aard van het motorrijtuig of van de motorrijtuigen, tot het besturen waarvan v??r het in werking treden van deze keur afgegeven rijbewijzen bevoegdheid geven, wordt beoordeeld naar de op het tijdstip van de afgifte van kracht zijnde wettelijke regelingen.

De duur van v??r het in werking treden van deze keur plaats gehad hebbende en nog niet afgeloopen intrekkingen van rijbewijzen, alsmede de wijze waarop na zoodanige intrekking die rijbewijzen wederom geldigheid kunnen erlangen, wordt beoordeeld naar de op het tijdstip van de intrekking van kracht zijnde wettelijke regelingen.

Intrekking van of weigering van afgifte van een rijbewijs wegens gegrond vermoeden, dat de betrokken persoon zich heeft schuldig gemaakt aan, of in dit gebiedsdeel strafrechtelijk vervolgbaar is wegens een feit, bij veroordeeling wegens hetwelk hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt of kan worden ontzegd, heeft slechts plaats ten aanzien van zoodanig na het in werking treden van deze keur gepleegd feit.

Intrekking van of weigering van afgifte van een rijbewijs, naar aanleiding van een v??r het in werking treden van deze keur gepleegd strafbaar feit, heeft slechts plaats ten aanzien van een feit, bij veroordeling wegens hetwelk, volgens de op het tijdstip van het plegen daarvan van kracht zijnde wettelijke regelingen, de bestuurder van een motorrijtuig van de uitoefening van dat beroep kan worden ontzegd. Zoodanige intrekking of weigering van afgifte is slechts van kracht, totdat bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak omtrent dat feit is beslist, of de betrokken ambtenaar van het Openbaar Ministerie blijkens schriftelijke mededeeling aan den Gezaghebber, van de vervolging heeft afgezien. Artikel 96 is voor wat de onherroepelijke veroordeeling betreft van toepassing.

Intrekking van v??r het in werking treden van deze keur afgegeven rijbewijzen kan plaats hebben bij gegrond vermoeden, dat de houder niet voldoet aan de vereischten, vermeld in artikel 87 onder 3°.,als wanneer artikel 95 toepassing kan vinden.

Artikel 131

Een krachtens de bij deze keur ingetrokken wettelijke regelingen verleende vergunning blijft ook na het in werking treden dezer keur van kracht, tenzij enige bepaling dezer keur zich daartegen verzet en behoudens intrekking daarvan door het gezag, dat haar verleende.

Op het tijdstip van in werking treden dezer keur vervalt de keur van den 6n. Augustus 1923 (P.B. No. 82) zooals sedert gewijzigd en aangevuld.

Artikel 132

Op het tijdstip van in werking treden keur vervalt de keur van den 6n Augustus 1923 (P.B. No. 82) zooals sedert gewijzigd en aangevuld.

De Voorzitter, De Secretaris,

J.D. MEINERS L.R.CARTY

Zijnde deze keur, ingevolge de artt. 130 en 131 van het Reglement op het beleid der regering, aan de bekrachtiging van den Gouverneur onderworpen en door dezen bij beschikking van den 7den December 1939 No. 7315 bekrachtigd.

En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort den 4den Januari 1940.

De Gezaghebber der Bovenwindsche Eilanden,

J.D. MEINERS