Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Lemsterland

Besluit WMO 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Lemsterland
Officiële naam regelingBesluit WMO 2012
CiteertitelBesluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2013Onbekend

09-02-2012

Zuid-Friesland

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1 Regels rond verstrekking en verantwoording

1.1 De aanvraag.

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

1.2 Uitsluitingsgronden.

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager ten gevolge van medische, sociale en/of financiële redenen problemen zal hebben met het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • b.

    de hulp bij het huishouden voor een periode van maximaal 3 maanden noodzakelijk is.

1.3 Sportrolstoel.

a.Een handbewogen sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het forfaitaire bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.737,00, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van een handbewogen sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

b. Een electrische sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het forfaitaire bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 5.473,00 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van een electrische sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

c. Jaarlijks vindt indexering plaats als bedoeld in artikel 40 van de Verordening.

1.4 Verantwoording.

  • 1.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het College vindt plaats:

    • a.

      door middel van het inleveren van de nota binnen 6 maanden na de datum van beschikking in geval van éénmalige voorzieningen met een budget boven € 548,00 per kalenderjaar;

    • b.

      één keer per jaar in geval van periodieke voorzieningen van € 2.735,00 of minder per kalenderjaar;

    • c.

      één keer per kwartaal in geval van periodieke voorzieningen van meer dan € 2.735,00 per kalenderjaar.

  • 2.

    Geen verantwoording is verschuldigd:

    • a.

      indien het budget ten behoeve van eenmalige voorzieningen in een kalenderjaar een bedrag van € 548,00 niet te boven gaat;

    • b.

      over 1,5% van het totale jaarbudget voor een periodieke voorziening, met een minimum van € 272,00 per kalenderjaar en een maximum van € 1.367,00 per kalenderjaar.

1.5 Controle.

Controle van besteding van het persoonsgebonden budget vindt steekproefsgewijs plaats, waarbij de steekproef een omvang heeft van 5% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 2 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel

2.1 Eigen bijdrage bij hulp bij het huishouden ongehuwde persoon jonger dan 65.

Het bedrag dat de ongehuwde persoon jonger dan 65 dient te betalen voor hulp bij het huishouden bedraagt € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.905,00 het bedrag van € 18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.905,00.

2.2 Eigen bijdrage bij hulp bij het huishouden ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder.

Het bedrag dat de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder dient te betalen voor hulp bij het huishouden bedraagt € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 16.007,00 het bedrag van € 18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 16.007,00.

2.3 Eigen bijdrage bij hulp bij het huishouden gehuwde personen waarbij een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar.

Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen waarbij een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar dienen te betalen voor hulp bij het huishouden bedraagt € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 28.306,00 het bedrag van € 25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 28.306,00.

2.4 Eigen bijdrage bij hulp bij het huishouden gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder.

Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen voor hulp bij het huishouden bedraagt € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.319,00 het bedrag van € 25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 22.319,00

2.5 Inkomensbegrip bij hulp bij het huishouden.

  • 1.

    Het inkomen, bedoeld in de artikelen 2.1 tot en met 2.4, bestaat uit het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde persoon dan wel de gehuwden personen tezamen, en bedraagt:

    • a.

      indien met betrekking tot het peiljaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, in het peiljaar;

    • b.

      in de overige gevallen: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, in het peiljaar.

  • 2.

    Inkomen dat in het buitenland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid vindt op aanvraag van de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend een voorlopige vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen plaats, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het inkomen in het lopende jaar ten minste € 1.816,00 lager zal zijn dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid.

4. Indien het derde lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar definitieve vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen over dat jaar plaats. Indien daarbij blijkt dat het bijdrageplichtig inkomen minder dan € 1.816,00 lager is geweest dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid, vindt definitieve vaststelling plaats overeenkomstig het eerste lid.

2.6 Indexering.

  • 1.

    De bedragen van € 18,00 en € 25,80 genoemd in artikel 2.1 tot en met 2.4, worden jaarlijks geïndexeerd als bedoeld in artikel 40 van de Verordening.

  • 2.

    De berekende bedragen worden naar beneden afgerond op een veelvoud van € 0,2.

  • 3.

    Bij de jaarlijkse toepassing van het eerste lid wordt de afronding, bedoeld in het tweede lid, buiten beschouwing gelaten.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid worden de overige bedragen, genoemd in artikel 2.1 tot en met 2.4, jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd aan de hand van de ontwikkelingen van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Het tweede en het derde lid zijn hierop niet van toepassing.

2.7 Eigen aandeel en eigen bijdrage bij woningaanpassingen.

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget in de kosten van aanpassing van een woning als genoemd in artikel 14 sub b en d van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt bij een inkomen tot 1,5 maal de voor cliënt geldende bijstandsnorm 100% van de kosten;

  • 2.

    Indien het inkomen hoger is dan 1,5 maal de voor cliënt geldende bijstandsnorm is het eigen aandeel of de eigen bijdrage in de kosten van een woningaanpassing ten behoeve van een persoon van 18 jaar of ouder 8,75% van het verschil tussen het inkomen en 1,5 maal de voor cliënt geldende bijstandsnorm tot ten hoogste 25% van de kosten, waarbij rekening gehouden moet worden met overige kosten voortvloeiende uit de handicap.

  • 3.

    Voorzover de totale kosten van een woningaanpassing een bedrag van € 1.491,00 in een kalenderjaar niet te boven gaan, bedraagt de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget 100% van de aanpassingskosten.

  • 4.

    De leden 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de eigen bijdrage voor een woontechnische woonvoorziening in natura.

2.8 Inkomensbegrip bij éénmalige voorzieningen.

Het inkomen, bedoeld in artikel 24 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Súdwest Fryslân en artikel 2.7 lid 1 en 2, bestaat uit:

  • a.

    het bruto-jaarinkomen van de gehandicapte indien de gehandicapte 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 3 WWB, verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, alsmede de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de ZVW.;

  • b.

    het gezamenlijk bruto-jaarinkomen, van de ouders of pleegouders van de gehandicapte indien de gehandicapte jonger dan 18 jaar is en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 3 WWB, verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, alsmede de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de ZVW.;

  • c.

    het gezamenlijk bruto-jaarinkomen van de gehandicapte en zijn echtgenoot indien de gehandicapte een echtgenoot heeft in de zin van artikel 3 WWB, verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, alsmede de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de ZVW.

2.9 Eigen aandeel en eigen bijdrage bij autoaanpassingen.

De hoogte van de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor een autoaanpassing wordt bepaald door 8,75% van het verschil tussen het inkomen zoals genoemd in artikel 2.8 en 1,5 maal de voor de cliënt geldende bijstandsnorm in mindering te brengen op de voor de tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget in aanmerking komende kosten van de voorziening.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden

Artikel 3 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Voor hulp bij het huishouden bedraagt het persoonsgebonden budget respectievelijk voor HH1 € 15,90 (inclusief BTW) per uur en voor HH2 € 24,10 (inclusief BTW) per uur.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 4

4.1 Vaststelling hoogte in aanmerking te nemen kosten woonvoorziening.

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het College geaccepteerde offerte.

  • 2.

    Ten aanzien van de omvang van het persoonsgebonden budget voor bepaalde woonvoorzieningen hanteert het College in haar beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning standaardbedragen.

4.2 Anti-speculatiebeding.

Het in artikel 20 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

Bij verkoop van de woning in het:

1e jaar: 100%

2e jaar: 90%

3e jaar: 80%

4e jaar: 70%

5e jaar: 60%

6e jaar: 50%

7e jaar: 40%

8e jaar: 30%

9e jaar: 20%

10e jaar: 10%

4.3 Verhuiskostenvergoeding.

Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 14 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is gelijk aan de werkelijke kosten met een maximum van € 2.482,00.

4.4 Vergoeding inrichtingskosten.

De financiële tegemoetkoming in de inrichtingskosten voor een losse woonunit of een noodzakelijke aanbouw is gelijk aan de werkelijke kosten met een maximum van € 1.242,00

4.5 Bezoekbaar maken.

Het bedrag dat als maximum wordt verstrekt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 18 lid 2 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2.482,00.

4.6 Forfaitaire vergoeding in verband met Cara.

  • 1.

    Indien een woonvoorziening van niet-bouwkundige of woontechnische aard in verband met caraproblemen wordt verstrekt, vindt dit plaats in de vorm van een forfaitaire vergoeding van € 324,00 ongeacht de hoogte van het inkomen en de werkelijke kosten.

  • 2.

    Jaarlijks vindt indexering plaats als bedoeld in artikel 40 van de Verordening.

4.7 Primaat van verhuizing.

Het primaat van de verhuizing als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de Verordening voorzieningen maatschappelijk ondersteuning is niet van toepassing op woonvoorzieningen waarvan de kosten een bedrag van € 7.446,00 niet te boven gaan.

4.8 Vrijmaken van een woning.

Het College kan een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 14 sub a verstrekken aan de persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd. In die gevallen wordt de maximale vergoeding gesteld op € 3.773,00.

4.9 Tijdelijke huisvesting.

a.Het College kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die door de gehandicapte moet worden gemaakt i.v.m. het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte, alleen voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woning-aanpassing niet bewoond kan worden en voor dubbele woonlasten komt te staan. Een tegemoetkoming in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting worden alleen verleend als de gehandicapte redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.

b.De maximale termijn dat een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt bedraagt 6 maanden.

c.In de onder a. bedoelde gevallen kan alleen een tegemoetkoming in de kosten worden verleend als deze kosten gemaakt werden i.v.m. het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte, of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

d.De vergoeding bedraagt maximaal € 497,00 per maand bij het tijdelijk betrekken of langer moeten aanhouden van zelfstandige woonruimte.

e.De vergoeding bedraagt maximaal € 249,00 per maand bij het tijdelijk betrekken of langer moeten aanhouden van niet-zelfstandige woonruimte.

4.10 Huurderving verhuurder.

a.In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 7.446,00 is aangepast, kan het College een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

b.De vergoeding bedraagt het door de verhuurder voor de woning gevraagde huurbedrag, waarbij een maximumvergoeding van € 993,00 per maand geldt.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 5 Vaststelling hoogte in aanmerking te nemen kosten vervoersvoorzieningen in natura.

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, zoals dat door het College aan de leverancier wordt betaald, behoudens het bepaalde in artikel 7.

  • 2. De kosten van onderhoud en reparatie komen in aanmerking voor vergoeding, op basis van de goedkoopst-adequate voorziening, zoals dat door het College aan de leverancier wordt betaald.

  • 3. Het College kan nadere regels en gemaximeerde bedragen ten aanzien van de vergoeding van de kosten van onderhoud en reparaties stellen.

Artikel 6 Inkomensgrens auto algemeen gebruikelijk.

De grens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 24 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, bedraagt 1,5 maal de voor de cliënt geldende netto bijstandsnorm als genoemd in de artikelen 20 tot en met 30 van de Wet werk en bijstand (WWB).

Artikel 7 Vaststelling hoogte financiële tegemoetkoming voor gebruik van auto en taxi.

De vaststelling van het bedrag dat verstrekt wordt voor auto- en/of taxikosten geschiedt als volgt:

a.Voor een bedrag ten behoeve van het uitsluitend gebruik van een (bruikleen)auto geldt een normbedrag van € 0,21 per kilometer op basis van de vastgestelde vervoersbehoefte in kilometers met een maximum van 1500 kilometer;

b.Voor een bedrag ten behoeve van het uitsluitend gebruik van een (rolstoel)taxi geldt het bedrag van de werkelijke kosten op basis van ingediende nota’s, tot een maximum van de vastgestelde vervoersbehoefte in kilometers onder aftrek van € 0,09 per verreden kilometer;

c.ingeval van samenloop van gebruik van een (bruikleen)auto en (rolstoel)taxivervoer dient cliënt zijn vervoersbehoefte voor zowel het gebruik van een auto als taxivervoer aan te geven, zodat het uit te keren bedrag op grond van artikel 7 lid a en lid b daarop gebaseerd kan worden.

d.de tegemoetkoming als bedoeld in sub a tot en met c vindt slechts plaats voorzover het vervoer betreft binnen een straal van 25 kilometer van de eigen woonplaats, waaronder ten minste wordt begrepen het bereiken van een plaats met aanwezigheid van grootwinkelvoorzieningen, ziekenhuis, verpleeghuis en NS-station met dienstverlening.

e.de artikelen 1.4 en 1.5 zijn niet van toepassing.

f.rekening kan worden gehouden met de individuele vervoersbehoefte en de aanwezigheid van andere verplaatsingsmiddelen van de aanvrager.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 8 Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget voor rolstoelen.

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld aan de hand van de goedkoopst-adequate voorziening, zoals die door het College aan de leverancier wordt betaald.

  • 2. De kosten van onderhoud en reparatie komen in aanmerking voor vergoeding, op basis van de goedkoopst-adequate voorziening, zoals dat door het College aan de leverancier wordt betaald.

  • 3. Het College kan nadere regels en gemaximeerde bedragen ten aanzien van de vergoeding van de kosten van onderhoud en reparaties stellen.

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 9 Extern advies

Extern advies wordt opgevraagd conform het gestelde in artikel 32 lid 2 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2011.

Artikel 10 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 32 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het College bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 8. Inwerkingtreding

Artikel 11 Datum inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Hoofdstuk 9. Intrekking oude besluit

Artikel 12 Intrekking oude besluit

Het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2011 van de gemeente Lemsterland wordt per 1 januari 2012 ingetrokken.

Hoofdstuk 10. Citeertitel

Artikel 13 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012.

Lemmer, 9 februari 2012

Het College van burgemeester en wethouders van Lemsterland,

De burgemeester, D.J. Stellingwerf,

De gemeentesecretaris B.G.W. Siebers,