Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSVERORDENING van de 19de September 1955 tot goedkeuring van het reglement van orde voor de Raad van Ministers

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 19de September 1955 tot goedkeuring van het reglement van orde voor de Raad van Ministers
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De wijzigingen gegeven voor P.B. 1957, no. 62, (29-4-1957) en P.B. 2001, no. 88, (3-8-2001) zijn niet te vinden.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Staatsregeling van de Nederlandse Antillen, artikel 42

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-11-2006art. 7, 9

27-02-2007

P.B. 2007, no. 27

onbekend
05-10-1955Nieuwe regeling

19-09-1955

P.B. 1955. no. 99

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 19de September 1955 tot goedkeuring van het reglement van orde voor de Raad van Ministers

Artikel 1

Goedkeuring wordt het reglement van orde voor de Raad van Ministers, zoals vastgesteld bij landsbesluit van de 26ste Juli 1955, no. 2, welk landsbesluit als bijlage bij deze landsverordening is gevoegd.

Artikel 2

Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag na die harer afkondiging.

Bijlage

LANDSBESLUIT van de 26ste Juli 1955 No. 2.

DE GOUVERNEUR van de Nederlandse Antillen,

Op de voordracht van:

De Minister van Algemene Zaken en van Verkeer en Vervoer,

De Minister van Justitie,

De Minister van Financiën,

De Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling,

De Minister van Sociale Zaken en ven Volksgezondheid,

De Minister van Economische Zaken en van Welvaartszorg,

Gelet op:

artikel 42 van de Staatsregeling van de Nederlandse Antillen;

HEEFT GOEDGEVONDEN:

Het reglement van orde voor de Raad van Ministers vast te stellen als volgt:

REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE RAAD VAN MINISTERS.

§1. Samenstelling van de Raad.

Artikel 1.

  • 1.

    De Raad van Ministers is samengesteld uit alle Ministers.

  • 2.

    Bij beschikking van de Raad wordt geregeld, welke Minister in geval van ontstentenis of verhindering van de Minister-President optreedt als waarnemend Minister-President.

  • 3.

    De Raad wordt bijgestaan door een secretaris

  • 4.

    In geval van ontstentenis of verhindering van de secretaris wijst de Raad een of met plaatsvervangende secretarissen aan.

§ 2. Taak.

Artikel 2.

  • 1.

    De Raad beraadslaagt en beslist in het algemeen over onderwerpen, die een gemeenschappelijk overleg tussen de Minister vorderen ten einde eenheid in het regeringsbeleid te verzekeren.

  • 2.

    In het bijzonder beraadslaagt en beslist de Raad:

    • a.

      in voorkomende gevallen over het in te nemen standpunt bij de voorbereiding en behandeling van Koninkrijksaangelegenheden inzake onderlinge bijstand, overleg en samenwerking tussen de landen in het Koninkrijk;

    • b.

      over de ontwerpen van landsverordening en landsbesluit, houdende algemene maatregelen, voorzover de verantwoordelijkheid voor de inhoud daarvan gemeenschappelijk door de Ministers wordt gedragen, alvorens deze bij de Raad van Advies worden ingediend;

    • c.

      over de onder b genoemde ontwerpen, voor zover deze bij de Raad van Advies tot belangrijke aanmerkingen of bezwaren hebben aanleiding gegeven, tenzij de spoed, welke de behandeling mocht vereisen nader overleg in de Raad van Ministers niet toelaat;

    • d.

      over de voordrachten aan de Gouverneur te doen tot benoeming, schorsing en ontslag van hoge landsambtenaren en andere met gewichtige betrekkingen beklede personen, meer bepaald:

  • 1o.

    de voorzitter en de ondervoorzitter van de Staten;

  • 2o.

    de ondervoorzitter, de leden, de buitengewone leden alsmede de secretaris van de Raad van Advies;

  • 3o.

    de Gevolmachtigde Minister in Nederland en de Directeur van het kantoor van de Gevolmachtigde Minister;

  • 4o.

    de secretaris van de Raad van Ministers;

  • 5o.

    de directeuren en de secretaris van de Curaçaosche Bank;

  • 6o.

    de voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de Deviezencommissie;

  • 7o.

    de te benoemen leden van de Raad van Toezicht op de Postspaarbank van de Nederlandse Antillen;

  • 8o.

    de directeur der Landsloterij;

  • 9o.

    de notarissen op de eilanden Curaçao en Aruba, alsmede de op de overige eilanden van de Nederlandse Antillen tot de uitoefening van het notarisambt aangewezen ambtenaren;

  • 10o.

    de hoofdambtenaren en hoofden van dienst;

  • 11o.

    de advocaat generaal, de officier van justitie alsmede de substituut-officieren van justitie;

  • 12o.

    de griffier en de substituut-griffier van het Hof van Justitie;

  • 13o.

    de substituut-griffier bij de gerechten in eerste aanleg;

  • 14o.

    de directeur en commissarissen van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen op voordracht van de Minister van financiën;

  • 15o.

    de leden vande commissie van Toezicht op het beheer van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen in Nederland op voordracht van de Minister van Financiën;

    • e.

      over het ontwerp-reglement van orde voor de Raad van Adies;

    • f.

      over het ontwerp-reglement van orde voor de Raad van Ministers;

    • g.

      over de ontwerp-instrucite voor de Gevolmachtigde Minister;

    • h.

      over het uit te brengen advies nopens het overleg, dat ingevolge het bepaalde in artikel 111 lid 3 en 112 lid 2 van de Staatsregeling van de Nederlandse Antillen gepleegd wordt met de Gouverneur;

    • i.

      over de verzoeken om naturalisatie van de in de Nederlandse Antillen woonachtige personen.

Artikel 3.

  • 1.

    Behoudens het bepaalde in artikel 2 lid 1 beraadslaagt de Raad:

    • a.

      over de ontwerpen van landsverordening en landsbesluit, houdende alegemen maatregelen, voor zover de verantwoordelijkheid voor de inhoud daarvan door een of meer Ministers individueel wordt gedragen, alvorens deze bij de Raad van Advies worden ingediend;

    • b.

      over de onder a genoemde ontwerpen voor zover deze bij de Raad van Advies tot belangrijke aanmerkingen of bezwaren hebben aanleiding gegeven, tenzij de spoed, welke de behandeling mocht vereisen, nader overleg in de Raad van Ministers niet toelaat;

    • c.

      over de uitzending vanuit en naar de Nederlandse Antillen en de bevordering bij keuze van landsambtenaren, alsmede de benoeming van landsambtenaren, anderen dan genoemd in artikel 2 lid 2 sub c, vanaf de rang van hoofcommies of een daarmee te vergelijken rang.

  • 2.

    In de in lid 1 bedoelde gevallen wordt beslist door de betrokken Minister(s).

Artikel 4.

Iedere Minister is bevoegd een te zijner beslissing staande zaak te onderwerpen aan het oordeel van de Raad.

§ 3. Werkwijze

Artikel 5.

Behalve de door de Raad van Minister geregelde vergaderingen roept de Minister-President de Raad zo dikwijls bijeen als hij dit nodig oordeelt of wanneer twee of meer Minister dit verlangen.

Artikel 6.

In geval van verhindering een vergadering bij te wonen geven de Minister daarvan kennis aan de Minister-President.

Artikel 7.

De minister-president kan, indien een aangelegenheid door een minister die daarvoor in de eerste plaats verantwoordelijk is, niet in de raad aan de orde wordt gesteld, zelf zorg dragen voor de indiening van deze aangelegenheid bij de raad.

Artikel 8.

De vergaderingen van de Raad van Ministers worden met gesloten deuren gehouden.

Artikel 9.

  • 1.

    Alle ter overweging bestemde stukken moeten vóór de vergadering, in welke zij behandeld worden, bij de Minister rondgaan of in afschrift ter kennisneming van de ministers worden gebracht, tenzij de Raad zulks overbodig mocht verklaren. In het laatst geval worden de stukken uiterlijk des namiddags te 3 uur van de dag voorafgaande aan de, waarop de vergadering, in welke zij worden behandeld, wordt gehouden, ter inzage gelegd van de Ministers.

  • 2.

    De voor de raad bestemde stukken worden in het algemeen 7 dagen voor de behandeling in de raad rondgezonden. Zij zijn voorzien van een daartoe bestemd aanbiedingsformulier.

Artikel 10.

  • 1.

    De Minister-President brengt in de vergadering ingekomen stukken ter tafel en desvereist in overweging.

  • 2.

    Hij regelt de orde der werkzaamheden.

  • 3.

    Geen stuk of voordracht wordt in de vergadering in behandeling genome, wanneer de Minister wie de zaak in het bijzonder aangaat, niet tegenwoordig is, tenzij hijzelf had verzocht de zaak niet uit te stellen, of de Raad van oordeel is, dat de behandeling geen uitstel gedoogt.

  • 4.

    De Raad is bevoegd een stuk of voordracht in handen van een of meer Minister te stellen teneinde daarover aan de Raad advies uit te brengen.

  • 5.

    Op verzoek van een of meer Ministers kan de Raad beslissen, dat de vergadering ter voorlichting inzake met name aangewezen onderweren geheel of gedeeltelijk door derden wordt bijgewoond.

Artikel 11.

De vergadering kan door de Minister-President voor ten hoogste vier en twintig uur worden geschorst.

Artikel 12.

  • 1.

    Tot het nemen van een beslissing wordt de tegenwoordigheid van meer dan de helft van het aantal Ministers, de Minister-President of waarnemende Minister-President inbegrepen, veriest.

  • 2.

    De beslissingen van de Raad worden bij meerderheid van de stemmen genomen. De Minister-President stemt het laatst.

  • 3.

    De stemming, waarvan de volgorde door de Minister-President wordt geregeld, geschiedt mondeling. Onthoudt een Minister zich van stemming, dan wordt de reden daarvan in het verslag, bedoeld in artikel 15, vermeld.

  • 4.

    Bij staken van stemmen wordt het nemen van een beslissing tot een volgende vergaderig uitgesteld. Staken de stemmen opnieuw dan wordt de voordracht geacht te zijn verworpen.

  • 5.

    Alle beslissingen van de Raad worden ondertekend door de Minister-President.

Artikel 13.

  • 1.

    Indien een Minister een beslissing in strijd acht met zijn verantwoordelijkheid, geeft hij daarvan kennis aan de Raad. Hij kan vorderen dat van zijn afwijkende gevoelen aantekening wordt gehouden in het verslag, bedoeld in artikel 15.

  • 2.

    In geen geval zal een Minister mogen handelen tegen een beslissing van de Raad, waarbij, naar het oordeel van de Raad, de Eenheid van het Regeringsbeleid betrokken is.

Artikel 14.

  • 1.

    Schriftelijke voordracht door de Raad aan de Gouverneur te doen, worden ondertekend door de Minister-President.

  • 2.

    De ondertekening van de overige correspondentie door de Raad aan de Gouverneur te zenden geschiedt door of namens de Minister-President.

Artikel 15.

  • 1.

    Van de vergaderingen wordt door de secretaris een kort verslag opgemaakt, hetwelk na in de eerstvolgende vergadering te zijn behandeld en vastgesteld, door de Minister-President en de secretaris wordt ondertekend.

  • 2.

    In afwijking van het lid 1 bepaalde wordt het verslaag van de vergadering van de Raad, die door de Gouverneur wordt bijgewoond, vastgesteld op de volgende door de Gouverneur bij te wonen vergadering.

  • 3.

    Het in lid 1 bedoelde verslag wordt binnen dertig dagen, nadat het is vastgesteld in afschrift aan de Gouverneur ter kennisneming aangeboden.

§ 4. Opleggen van geheimhouding.

Artikel 16.

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 41 van de Staatsregeling van de Nederlandse Antillen is al hetgeen ter vergadering besproken wordt, het verslag, een uittreksel of een gedeelte daarvan, geheim tenzij de Minister-President of de Raad gehele of gedeeltelijke ontheffing van geheimhouding verleent.

  • 2.

    Het bepaalde in het vorige lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de vergadering van de artikel 17 bedoelde commissies uit de Raad.

§ 5. Commissies uit de Raad.

Artikel 17.

  • 1.

    De Raad kan bepaalde aangelegenheden ter voorbereiding toevertrouwen aan commissies, uit zijn midden aangewezen.

  • 2.

    De voorzitter van deze commissies is de minister-President, tenzij de Raad anders beslist.

  • 3.

    De secretaris van de Raad van Ministers is tevens secretaris deze commissies.