Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

MINISTERIËLE BESCHIKKING van de 22ste september 1994 ter uitvoering van de artikelen 1 en 2 van de Ministeriële Beschikking van de 16de januari 1976 (P.B. 1976, no. 14)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingMINISTERIËLE BESCHIKKING van de 22ste september 1994 ter uitvoering van de artikelen 1 en 2 van de Ministeriële Beschikking van de 16de januari 1976 (P.B. 1976, no. 14)
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorMinister van Verkeer en Vervoer
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Ministeriële Beschikking van de 16de januari 1976 (P.B. 1976, no. 14), de artikelen 1 en 2 van de

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-04-1999art. 3

08-02-1999

P.B. 1999, no. 60

Onbekend
01-10-1994Nieuwe regeling

22-09-1994

P.B. 1994, no. 97

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIËLE BESCHIKKING van de 22ste september 1994 ter uitvoering van de artikelen 1 en 2 van de Ministeriële Beschikking van de 16de januari 1976 (P.B. 1976, no. 14)

Minimum vlieghoogte militaire luchtvaartuigen

Artikel 1

Behoudens het gestelde in de artikelen 2 tot en met 4 van dit besluit is het gezagvoerders van militaire luchtvaartuigen verboden een VFR vlucht uit te voeren beneden de volgende minimum vlieghoogten, tenzij zulks noodzakelijk is om op te stijgen of te landen:

  • a.

    boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden, uitgezonderd gebieden met petrochemische industrie, dan wel boven mensenverzamelingen: voor vastvleugelige vliegtuigen ten minste 300 meter, voor hefschroefvliegtuigen ten minste 200 meter, boven de hoogste hindernis binnen een afstand 600 meter van het luchtvaartuig;

  • b.

    boven gebieden met petrochemische industrie: ten minste 750 meter boven grond of water;

  • c.

    elders dan onder a of b aangegeven voor vastvleugelige vliegtuigen ten minste 150 meter boven grond of water, voor hefschroefvliegtuigen ten minste 50 meter boven grond of water.

Artikel 2

Het gestelde in artikel 1 sub c geldt niet voor geautoriseerd laagvliegen hetgeen in de vlucht-

autorisatie expliciet dient te worden vermeld.

Minimum vlieghoogte boven zee

Artikel 3
  • 1. Indien aan het gestelde in artikel 2 wordt voldaan, bedraagt tijdens vluchten boven territoriale wateren de minimum vlieghoogte voor vastvleugelige vliegtuigen 30 meter boven water en voor hefschroefvliegtuigen 15 meter boven water. De navolgende bepalingen dienen te worden nageleefd:

    • a.

      de vlucht dient te worden uitgevoerd ten minste 1852 meter (1NM) uit de kustlijn;

    • b.

      hindernissen dienen te worden vermeden.

  • 2. In afwijking van het eerste lid mag, indien operationele omstandigheden dit noodzakelijk maken, met vastvleugelige vliegtuigen kortstondig worden gedaald tot een minimum hoogte van 15 meter (50 voet) boven water.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, mag, uitsluitend indien daartoe operationele noodzaak aanwezig is, tijdens de vlucht de missie binnen de afstand van 1 NM vanaf de kustlijn worden uitgevoerd, terwijl de minimum vlieghoogte voor vastvleugelige vliegtuigen en hefschroefvliegtuigen 15 meter of zoveel lager als nodig is om de missie uit te voeren bedraagt.

Minimum vlieghoogte boven land

Artikel 4

Indien aan het gestelde in artikel 2 wordt voldaan, bedraagt tijdens vluchten boven land, de zeestrook van 1852 meter (1NM) uit de kustlijn inbegrepen, de minimum vlieghoogte voor vastvleugelige vliegtuigen 75 meter boven grond of water en voor hefschroefvliegtuigen 30 meter boven grond of water.

Overige bepalingen

Artikel 5

Met gezagvoerders van militaire vliegtuigen kunnen met inachtneming van de bepalingen van het Toelatingsbesluit Vreemde Militaire Luchtvaartuigen (P.B. 1935, no. 76) worden gelijkgesteld gezagvoerders van vliegtuigen die door de aard van hun vluchtopdracht vluchten dienen uit te voeren op lagere hoogte dan die welke is voorgeschreven.

Artikel 6

Deze beschikking welke in het Publicatieblad zal worden opgenomen, treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad waarin zij geplaatst is.