Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Oost

Beheersverordening De Nieuwe Ooster

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Oost
Officiële naam regelingBeheersverordening De Nieuwe Ooster
CiteertitelBeheersverordening Nieuwe Ooster
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Amsterdams Stadsblad, 2011, week 52.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201219-02-2014nieuwe regeling

01-01-2012

Amsterdams Stadsblad, 2011, week 52.

275061

Tekst van de regeling

Beheersverordening De Nieuwe Ooster

1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. aanvrager: degene die - al dan niet door tussenkomst van een uitvaart­ondernemer - opdracht geeft voor een begrafenis, crematie, bijzetting, herdenkingsplechtigheid of asverstrooiing en degene die de uitgifte van een graf, urnenplaats of gedenkplaats verzoekt.

b. algemeen graf: een graf bij het stadsdeel in beheer waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen begraven van lijken;

c. algemene nis: een niet voor publiek toeganke­lij­ke ruimte in het crematorium bij het stadsdeel in beheer en bestemd voor de tijdelijke bijzetting van asbus­sen;

d. begraafplaats: de begraafplaats "De Nieuwe Ooster", de terreinen in het gedenkpark die zijn bestemd voor de uitgifte van graven of urnenplaatsen;

e. crematorium: het crematorium "De Nieuwe Ooster", gelegen op het terrein van het gedenkpark;

f. directeur: de ambtenaar die door het dagelijks bestuur is belast met het (dagelijkse) beheer van de begraaf­plaats, het crematorium en het gedenkpark;

g. eigen graf: een particulier graf dat tot 1 januari 2010 is uitgegeven onder de benaming 'eigen graf';

h. gebruiker: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf, urnenplaats of gedenkplaats is verleend;

i. gedenkpark: het terrein van "De Nieuwe Ooster" aan de Kruislaan 126 te Amsterdam;

j. gedenkplaats: een ruimte, bij het stadsdeel in beheer die uitsluitend ter beschikking wordt gesteld voor het oprichten van een gedenkteken;

k. gedenkteken: een grafsteen, liggende of staande zerk, sierurn, sluitplaat of ander monument ter nagedachtenis aan één of meer overledenen;

l. graf: een zandgraf of een keldergraf;

m. grafakte: de beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door het dagelijks bestuur een grafrecht wordt verleend;

n. grafbedekking: gedenktekens of beplanting die op een graf of urnenplaats zijn geplaatst;

o. grafrecht:

- het recht van gebruik van een ruimte in een algemeen graf, een urnenplaats of gedenkplaats, hetzij

- het uitsluitend recht op een particulier graf;

p. keldergraf: een betonnen of gemetselde constructie waarin één of meerdere lijken kunnen worden begraven en -indien toegestaan- asbussen kunnen worden bijgezet;

q. kindergraf: een particulier graf, bij het stadsdeel in beheer waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen begraven en begraven houden van lijken en het bijzetten van asbussen of urnen van kinderen tot en met 11 jaar;

r. onderhoudsbijdrage: een verplichte bijdrage in het onderhoud van het gedenkpark voor gebruikers en rechthebbenden;

s. particulier graf: een graf bij het stadsdeel in beheer waarin aan een natuurlijke of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van lijken, het bijzetten van asbussen of urnen en in het graf het doen verstrooien van as;

t. plaatsingsrecht: het recht tot het doen aanbrengen van een naamplaatje op één van de gedenkmuren bij één van de strooiweiden, op een strip bij de vijver of op een zuil in de galerij die bij het stadsdeel in beheer zijn;

u. rechthebbende: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf;

v. strooiweide: terrein dat bestemd is om permanent as op te verstrooien;

w. urn: een voorwerp ter berging van de as uit één of meer asbussen;

x. urnengraf: een graf bij het stadsdeel in beheer waarin gelegen­heid wordt gegeven tot het doen bijzetten van asbussen of urnen;

y. urnennis: een nis in de urnenmuur of kelder in het urnenplateau, bij het stadsdeel in beheer, waarin gelegen­heid wordt gegeven tot het doen bijzetten van asbussen of urnen;

z. urnenplaats: een urnengraf, een urnenkelder, een nis in de urnenmuur of een kelder in het urnenplateau, een sierurn in de vijver, of een andere ruimte bij het stadsdeel in beheer waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van asbussen of urnen;

aa. wet: de Wet op de lijkbezorging en de daaruit voortvloeiende regelgeving.

2. De begraafplaats, het crematorium en het gedenkpark

Artikel 2 Beheer van de begraafplaats, het crematorium en het gedenkpark

1. Het beheer van het de begraafplaats, het crematorium en gedenkpark berust bij het dagelijks bestuur.

2. Het beheer omvat het onderhouden en exploiteren van het terrein en de gebouwen, het bieden van faciliteiten voor lijkbezorging en de herdenking van overledenen en het voeren van de bijbehorende administratie.

3. Onder toezicht van het dagelijks bestuur wordt de directeur belast met het (dagelijkse) beheer van de begraafplaats, het crematorium en gedenkpark.

Artikel 3 Administratie

1. De administratie bevat een register van alle rechthebbenden en gebrui­kers van de graven en urnenplaatsen, met hun namen en adressen en aantekening van hun relatie tot de overledene. Dit register is niet open­baar, doch de gegevens van rechthebbenden en gebrui­kers kunnen worden verstrekt aan derden, indien deze schade leiden door of als gevolg van de grafbedekking op de graven, urnenplaatsen of gedenkplaatsen van die rechthebbenden en gebruikers.

2. De rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht de wijziging van hun adres aan de directeur door te geven.

Artikel 4 Openstelling en gedragsregels

1. Het gedenkpark is op werkdagen toeganke­lijk van 8.00 tot 17.00 uur; op zaterdag, zondag en feestdagen van 10.00 tot 17.00 uur. In voorko­mende gevallen kan de directeur een ruimere openstelling toestaan.

2. De directeur kan bezoekers de toegang tot (een deel van) de begraaf­plaats en/of de gebouwen tijdelijk ontzeg­gen.

3. Bezoekers van de begraafplaats en het crematorium, waaronder ook personen in de uitoefening van hun beroep of bedrijf worden begrepen, dienen zich ordente­lijk te gedragen en zo nodig de door de directeur gegeven aanwijzin­gen op te volgen.

4. Het is verboden: 

a. met motorrijtuigen op de begraafplaats te rijden anders dan voor een begrafenis of crematie;

b. met bromfietsen of andere motorrijwielen op de begraaf­plaats te rijden of deze met zich mee te voeren;

c. buiten de verharde paden te rijden;

d. met fietsen en motorrijtuigen harder te rijden dan 10 km per uur;

e.honden of andere dieren niet aangelijnd mee te nemen;

f. op de graven en urnenplaatsen te lopen of te zitten en gereedschappen of andere niet tot de graven behorende voorwerpen neer te leggen;

g. het gedenkpark te verontreinigen;

h.op het gedenkpark te filmen;

h. zonder toestemming of opdracht van de aanvrager van een uitvaart te fotograferen, te filmen of anderszins te registreren;

i .zonder voorafgaande toestemming van de directeur werkzaamheden op de begraafplaats, het crematorium of het gedenkpark te verrichten;

j. bloemen of andere waren te koop aan te bieden of hiervoor reclame te maken;

k. as te verstrooien of andere vormen van lijkbezorging te bezigen;

l. gedurende de tijd dat het gedenkpark niet voor publiek geopend is zich daarop te bevinden;

m.  georganiseerde rondleidingen te verzorgen.

5. Het dagelijks bestuur kan ontheffing verlenen voor de in het vierde lid genoemde verboden.

6. De directeur kan personen die zich niet aan de verboden, uit in het vierde lid houden van De Nieuwe Ooster (laten) verwijderen. Bij herhaalde overtredingen kan gedurende een door de het dagelijks bestuur te bepalen periode de toegang worden ontzegd.

Artikel 5 Plechtigheden

Herdenkingsbijeenkomsten, onthulling van gedenktekens en dergelijke plechtigheden kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste een week tevoren bij de directeur zijn gemeld. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal geschie­den worden in het belang van de rust en de orde op de begraafplaats in overleg met de aanvrager door de directeur vastgesteld.

3. Indeling van de begraafplaats

Artikel 6 Algemene uitgangspunten

1. Het dagelijks bestuur stelt de indeling van de begraaf­plaats, de bestem­ming van de grafvakken en het onder­scheid in soorten graven en urnenplaatsen vast.

2. Per grafvak kan het dagelijks bestuur specifieke regels voor gebruik en beheer vaststellen.

3. Graven en urnenplaatsen worden uitgegeven aansluitend op de reeds uitgegeven graven en urnenplaatsen.

4 Indien dit naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet bezwaarlijk is, kunnen ook op andere plaatsen als bedoeld in lid 3 graven, urnenplaatsen worden uitgegeven.

5. Graven, urnenplaatsen, gedenkplaatsen of bepaalde diensten zijn soms niet, niet meer of nog niet, en niet voor alle termijnen, beschikbaar.

6. Een aanvrager heeft geen recht op uitgifte of levering.

3.1. GRAVEN

Artikel 7 Algemene graven

1. Algemene zandgraven zijn bestemd voor het begraven van drie lijken

2. Algemene zandgraven ‘speciaal' zijn bestemd voor het begraven van twee lijken.

3. Algemene keldergraven zijn bestemd voor het begraven van vijf lijken.

4. In of op algemene graven worden geen asbussen bijgezet of as verstrooid.

5. Algemene graven worden uitgegeven voor een termijn van tien jaar

6. De termijn van algemene graven wordt niet verlengd.

Artikel 8 Particuliere graven

1. Particuliere graven zijn -afhankelijk van het soort graf- bestemd voor het begraven van maximaal één, twee of drie lijken, het bijzetten van maximaal één, twee of drie asbussen en in het graf doen verstrooien van as.

2. Kindergraven zijn bestemd voor het begraven van één lijk van een kind tot en met 11 jaar en het bijzetten van één asbus met de as van een kind tot en met 11 jaar en in het graf doen verstrooien van as.

3. Particuliere graven worden uitgegeven voor een termijn van ten minste twintig en ten hoogste vijftig jaar, met uitzondering van het bepaalde in het volgende twee leden.

4. Kindergraven worden uitgegeven voor een termijn van ten minste tien en ten hoogste vijftig jaren.

5. Het dagelijks bestuur kan grafvakken of delen van grafvakken aanwijzen waarop de particuliere graven voor een termijn van ten minste tien en ten hoogste vijftig jaren kunnen worden uitgegeven.

6. Na afloop van de uitgiftetermijn kunnen de grafrechten op particuliere graven op verzoek van de rechthebbende telkens met maximaal twintig jaar worden ver­lengd.

7. Bestaande particuliere graven die voorheen zijn uitgegeven voor onbepaalde tijd, blijven bestaan tot het moment dat de begraaf­plaats wordt opgeheven, mits de rechthebbende eens in de tien jaar aan de directeur te kennen geeft dat op een verdere instandhouding van het graf prijs wordt gesteld.

8. Het dagelijks bestuur kan aan een rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder

9. Een vergunning voor een grafkelder kan worden gewijzigd, ingetrokken of geweigerd indien:

a. de duurzaamheid van de gebruikte materialen onvoldoende of de fundering en con­structie onvol­doende stevig en veilig wordt geacht;

b. ter verkrijging van de vergunning onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

c. de aan de vergunning verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen of de op de vergunning van toepassing zijnde regelgeving niet is of wordt nagekomen;

d. van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel bij gebrek aan een dergelijke termijn binnen een redelijke termijn;

e. de houder van de vergunning dit verzoekt;

f. het dagelijks bestuur om redenen van beheertechnische aard dit wenselijk of noodzakelijk acht.

3.2. ASBESTEMMING

Artikel 9 Algemene nis

1. Een asbus verblijft minimaal één maand doch maximaal 6 maanden in de algemene nis. De termijn kan één keer verlengd worden met maximaal 6 maanden.

2. Indien de aanvrager van een crematie binnen de in het eerste lid van dit artikel genoemde (verlengde) termijn geen bestem­ming van de as kenbaar maakt, wordt de as verstrooid op een door de directeur in het gedenkpark te bepalen locatie en tijdstip.

Artikel 10 Grafrechten urnenplaatsen

1. Een asbus kan worden bijgezet in of op een urnenplaats;

2. In een urnenplaats kunnen niet meer (delen van) asbussen worden bewaard dan waarvoor de urnenplaats is bedoeld

3. Urnenplaatsen worden uitgegeven voor een termijn van minimaal vijf en maximaal tien jaar

4. Na afloop van de grafrechttermijn van een urnenplaats kan deze termijn met maximaal tien jaar worden verlengd tenzij het dagelijks bestuur dit uit oogpunt van beheer van De Nieuwe Ooster bezwaarlijk acht.

5. Indien het grafrecht is vervallen en niet tijdig een andere bestemming van de as kenbaar is gemaakt wordt de as verstrooid op een door de directeur te bepalen tijd en locatie.

Artikel 11 Bestemming urnenplaatsen

1. In urnennissen kunnen, afhankelijk van het formaat en de wijze van bijzetten, één, twee of vier asbussen worden bijgezet.

2. Een sierurn in de vijver - Charon - biedt plaats aan vier asbussen.

3. Urnengraven zijn bestemd voor het bijzetten van ten hoogste twee asbussen: dat kan in een zandgraf, in een ondergrondse kelder dan wel in een bovengronds gedenkteken

4. In een kelder in het urnenplateau kan één asbus worden geplaatst.

5. Op of bij een urnenzuil kunnen één of twee asbus(sen) in een sierurn naar keuze worden bijgezet.

Artikel 12 Asverstrooiing

As kan worden verstrooid op een strooiveld van het gedenkpark.

3.3. GEDENKEN

Artikel 13 Gedenkplaatsen en gedenkzuilen

1. Een ruimte op de begraafplaats waar een particulier graf kan worden uitgegeven kan in plaats daarvan worden uitgegeven als gedenkplaats, tenzij het dagelijks bestuur dit uit oogpunt van beheer van De Nieuwe Ooster bezwaarlijk acht.

2. Een gedenkplaats wordt uitgegeven voor een termijn van minimaal vijf en maximaal tien jaar

3. Na afloop van de termijn genoemd in het tweede lid kan deze termijn met maximaal tien jaar worden verlengd tenzij het dagelijks bestuur dit uit het oogpunt van beheer van De Nieuwe Ooster bezwaarlijk acht.

4. Een naamplaatje ter nagedachtenis aan een overledene kan op verzoek op de algemene herdenkingszuilen worden geplaatst voor een periode van maximaal tien jaar. Deze periode kan telkens met een periode van maximaal tien jaar worden verlengd.

5. De directeur stelt van de naamplaatjes de afmetingen, het materiaal, de te gebruiken lettertypes en het maximaal aantal beschikbare letters vast.

4. Vereisten voor begraving, crematie of asbestemming

Artikel 14 Kennisgeving uitvaart en asbezorging

1. Degene die een lijk wil doen begraven of cremeren, dan wel as een bestemming wil geven, maakt daarvoor gebruik van een door de directeur vast te stellen formulier, dat uiterlijk om 11.00 uur op de werkdag voorafgaande aan de dag waarop de begraving, crematie of bijzetting dan wel verstrooiing plaats te vinden, bij de di­recteur wordt ingeleverd.

2. Indien de burgemeester verlof heeft verleend om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven of te cremeren moet het verzoek daartoe aan de directeur­ zo tijdig mogelijk worden gedaan.

3. Bij het in het eerste lid bedoelde verzoek tot begraven en cremeren wordt het verlof tot begra­ving of cremeren van de ambtenaar van de burgerlijke stand of een ander wettelijk daarmee gelijkgesteld document overgelegd.

4. Indien het lijk binnen 36 uur na het overlijden wordt begraven of gecremeerd wordt behalve het in het derde lid bedoelde verlof of document ook het in het tweede lid bedoelde verlof van de burgemeester overgelegd.

5. Indien de begraving of de bijzetting in een particulier graf zal plaatsvinden, wordt een machtiging van de rechthebbende aan de directeur overge­legd.

6. Het is verboden om in een kist of ander lijkomhulsel voor­werpen of objecten bij te slui­ten die niet tot de kist of het lijk behoren, an­ders dan kleine verteerbare grafgif­ten.

7. Indien bij een begraving of crematie van een ander lijkomhulsel dan een kist gebruikt wordt gemaakt wordt uiterlijk om 11.00 uur op de werkdag voorafgaand aan de dag van begraving een schriftelijke verklaring overgelegd - volgens een door de directeur vast te stel­len model - waaruit blijkt het ge­bruikte lijkomhulsel vol­doet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit 1998.

Artikel 15 Uitvoering uitvaart

1. Het tijdstip van begraven, cremeren, bijzetten of verstrooien wordt telkens en voor elk geval afzonderlijk door de directeur, in overleg met de betrokken aanvrager vastgesteld.

2. De aanwijzing van de plaats van het graf of de urnenplaats geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, in overleg met de aanvrager, door het dagelijks bestuur.

3. Tot de begraving, crematie of bijzetting wordt niet overgegaan dan nadat de directeur heeft geconstateerd dat aan de in de artikelen 14, 18, 19 lid 3 en aan de vereisten uit de wet is voldaan

4. Het openen en sluiten van graven, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend onder toezicht van de directeur door het personeel van De Nieuwe Ooster worden uitgevoerd.

5. Het sluiten van graven kan geheel of gedeeltelijk op aanwijziging en onder toezicht van de directeur door of namens de aanvrager worden uitgevoerd indien de aanvrager de wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de directeur kenbaar heeft gemaakt

5. Tarieven

Artikel 16 Tarieven

De kosten van begraven of cremeren, van het vestigen, overdragen of verlengen van een grafrecht op een algemeen graf, een particulier graf, urnenplaats of gedenkplaats, voor het delven of openen en sluiten van een graf, voor het toelaten van een grafkelder, voor de bijdrage in het algemeen onderhoud van het gedenkpark, van opgraving van een lijk, van ruiming van een particulier graf of een asbus, van asbestemmingen, gebruik van de aula of koffie­kamer, alsmede de eventuele andere kosten die verband houden met het gebruik van de begraafplaats, het crematori­um of uitvaart­plech­tigheden, worden door de deelraad in een Heffingsverordening vastgesteld.

6. Vestigen, verlenging en overgang van grafrechten

Artikel 17 Grafrecht vestigen

1. Het in artikel 7, 8, 10 en 13 bedoelde grafrecht wordt schriftelijk gevestigd door middel van een grafakte.

2. Rechthebbenden en gebruikers kunnen een duplicaatakte verkrij­gen.

Artikel 18 Verlengen grafrecht in verband met grafrusttermijn

1. Begraving in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn zodanig dat de resterende periode minimaal de wettelijke minimum grafrusttermijn na deze begraving omvat.

2. De verlenging wordt aangevraagd door de rechtheb­bende

3. Een eventuele volgende verlenging geschiedt op de voet van het bepaalde in artikel 8, zesdelid.

Artikel 19 Overdracht grafrecht

1. Een grafrecht kan worden overgedragen door overlegging aan het dagelijks bestuur van een door de rechthebbende of gebruiker en de betrok­ken rechts­opvolger getekend bewijs van over­dracht.

2. Overdracht is slechts mogelijk op naam van één (rechts)persoon.

3. Indien de rechthebbende of gebruiker op een graf is overleden en in het betreffen­de graf begra­ven of bijgezet moet worden wordt grafrecht vóórdat de begraving of bijzetting plaats vindt overgeschreven.

4. In geval van overlijden van de rechthebbende of gebruiker en er niet in het betreffende graf begraven of bijgezet moet worden kan het grafrecht worden overgeschreven op naam van een (rechts)persoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlij­den van de rechthebbende of gebruiker.

5. Na het verstrijken van de in de vorige leden bedoelde termijn kan het grafrecht alsnog op naam van een nieuwe rechthebbende of gebruiker worden gesteld, tenzij het grafrecht betrekking heeft op een graf dat of urnenplaats die inmiddels is geruimd.

6. Aan het grafrecht is de verplichting tot het betalen van onderhoudsbijdrage verbonden.

7. Een rechthebbende kan afstand doen van grafrechten, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding en onverminderd zijn verplichting tot het betalen van kosten voor de lopende termijn.

7. Opgraving en ruiming

Artikel 20 Opgraven

1. Bij de opgraving van lijken zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de directeur met deze werkzaamheden zijn belast.

2. Het opgegraven lijk wordt bewaard in een kist, die door de directeur beschikbaar is gesteld.

3. De kist met het opgegraven lijk wordt op de dag van opgraving in opdracht van de opdrachtgever opgehaald.

Artikel 21 Ruimen

1. Bij de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de directeur met deze werkzaamheden zijn belast.

2. Het voornemen van de directeur om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het grafruimte zal worden geruimd door middel van het plaatsen van een bordje bij de te ruimen graf ruimte ter kennis van de belanghebbende(n) worden gebracht.

3. Gebruikers van een algemeen graf kunnen tot een maand voor het moment van ruimen bij het dagelijks bestuur een aanvraag indienen om bij ruiming de stoffelijke resten, indien mogelijk, bijeen te brengen voor herbegraving of crematie

8.  Grafbedekking

Artikel 22 Vergunning voor gedenkteken

1. Het dagelijks bestuur stelt per grafvak of groepen van grafvakken nadere regels voor de grafbedekking op graven en urnenplaatsen vast.

2. Het is verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur gedenktekens op graven,  urnenplaatsen of gedenkplaatsen te plaatsen of te herplaatsen. Voor het aanvragen van de vergunning worden op verzoek door de directeur ­ formulieren verstrekt.

3. De rechthebbende of gebruiker vraagt de vergunning voor het plaatsen van een gedenkteken aan.

4. Het dagelijks bestuur kan aan de vergunning als genoemd in het tweede lid voorschriften verbinden.

5. Een vergunning voor een gedenkteken kan worden gewijzigd, ingetrokken of geweigerd indien:

a. de duurzaamheid van de gebruikte materialen onvoldoende of de fundering en con­structie onvol­doende stevig en veilig wordt geacht;

b. ter verkrijging van de vergunning onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

c. de aan de vergunning verbonden voorschriftenniet zijn of worden nagekomen of de op de vergunning van toepassing zijnde regelgeving niet is of wordt nagekomen;

d. van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel bij gebreken van een dergelijke termijn binnen een redelijke termijn;

e. de houder van de vergunning dit verzoekt;

f. het gedenkteken naar het oordeel van het dagelijks bestuur ernstig afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

g. de tekst of afbeelding op het gedenkteken naar het oordeel van het dagelijks bestuur aanstootgevend of kwet­send kan zijn;

h. niet voldaan wordt aan de in het vorige lid bedoelde nadere voorschriften.

6. Op een gedenkteken moet het grafnummer duurzaam worden aange­bracht, op een door de directeur aan te geven plaats.

7. Het (doen) plaatsen of aanbrengen van grafbedekking op graven, urnenplaatsen of gedenkplaatsen geschiedt door of namens de rechthebbende of gebruiker.

8. Alle kosten voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van grafbedekking komen voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

9. De rechthebbende of gebruiker is verplicht de grafbedekking naar het oordeel van de het dagelijks bestuur goed te onderhouden.

Artikel 23 Herstel van schade aan grafbedekking

1. De in artikel 22 bedoelde grafbedekking wordt geacht voor rekening en risico van de rechtheb­bende of gebruiker te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vanda­lisme, diefstal, verzakking, vorst, storm, hagel, wateroverlast en andere van buiten komende oorza­ken, of ontstaan door het in opdracht van de rechthebbende of gebruiker weghalen en terug­plaatsen van een grafbedekking en eventu­ele gevolg­schade voor derden, is voor rekening van de rechtheb­bende of gebrui­ker.

2. De rechthebbende of gebruiker is verplicht de - door welke omstandig­he­den ook - aan grafbedekking toege­brachte schade of verzakking op eerste aanschrij­ven te herstel­len, indien de beschadi­ging zodanig is dat deze naar het oordeel van het dagelijks bestuur een gevaarlijke situatie oplevert en/of het uiterlijk aanzien van de be­graafplaats schaadt.

3. Indien binnen twee maanden na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het dagelijks bestuur bevoegd tot verwijde­ring van de grafbedekking over te gaan, waarbij geldt dat zij voor deze handeling niet aansprakelijk kan worden gesteld, onverlet het recht van het dagelijks bestuur tot herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende of gebruiker over te gaan.

4. Dit artikel is mede van toepassing op vanwege de directeur voor reke­ning van de rechthebbende of gebruiker aangebrachte grafbedekking.

5. Op verzoek van rechthebbende of gebruiker kan de directeur zorg dragen voor het onderhoud aan grafbedekking.

Artikel 24 Beplanting

1. Wanneer grafbeplanting te hoog of te breed wordt zal de rechthebbende of gebruiker worden aangeschreven en op de geldende voor­schriften worden geatten­deerd. Indien de rechthebbende of gebruiker vervolgens niet binnen een maand de grafbeplanting in de gewenste toestand brengt, kan de direc­teur de grafbeplanting geheel of deels op kosten van de nalatige rechthebbende of gebruiker doen verwijderen.

2. Op en rond een strooiveld mogen geen planten worden aangebracht.

3. Het is toegestaan om op een graf of aan de rand van het strooiveld losse bloemen te leggen of bloemen in steekvazen te plaatsen.

4. Het is niet toegestaan om op een graf losse voorwerpen te plaatsen die van glas zijn vervaardigd, of die weg kunnen waaien.

5. Verwelkte bloemen, verwaarloosde planten, losse en glazen voorwerpen kunnen door de directeur worden verwijderd.

Artikel 25 Zitgelegenheid

1. Het is verboden om op of naast een graf, urnenplaats of gedenkplaats een zitgelegenheid te plaatsen.

2. In afwijking van lid 1 kan het dagelijks grafvakken of delen van grafvakken aanwijzen waar de rechthebbende of gebruiker de mogelijkheid wordt geboden om naast een graf, urnenplaats of gedenkplaats een bankje, dat door de directeur wordt beheerd, te laten plaatsen.

3. Het is verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur in de grafvakken of delen van grafvakken waar zitgelegenheden zijn toegestaan op of naast een graf, urnenplaats of gedenkplaats een zitgelegenheid te plaatsen, die niet door de directeur wordt beheerd.

4. De rechthebbende of gebruiker van een graf, urnenplaats of gedenkplaats vraagt de vergunning zoals bedoeld in lid 3 aan.

5. Een vergunning voor zitgelegenheid, die niet door de directeur wordt beheerd kan worden gewijzigd, ingetrokken of geweigerd indien:

 a. de duurzaamheid van de gebruikte materialen onvoldoende of de constructie onvoldoende stevig en veilig wordt geacht;

 b. ter verkrijging van de vergunning onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

c. de aan de vergunning verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

d. van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel bij gebreken van een dergelijke termijn binnen een redelijke termijn;

e. de houder van de vergunning dit verzoekt;

f. het dagelijks bestuur om redenen van beheertechnische aard dit wenselijk of noodzakelijk acht.

9. Einde van de grafrechten

Artikel 26 Vervallen en vervallen verklaren van grafrechten

1. De grafrechten vervallen:

a. door het verlopen van de termijn;

b. indien de rechthebbende of gebruiker afstand doet van het grafrecht;

c. indien de begraafplaats wordt opgeheven.

2. Het dagelijks bestuur kan de grafrechten vervallen verklaren:

a. indien de betaling van het graf- en onderhoudrechten ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht niet binnen de betaaltermijn zoals die is bepaald in de van toepassing zijnde Heffingsverordening De Nieuwe Ooster is voldaan;

b. indien de rechthebbende of gebruiker - ondanks een aanmaning - in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting volledig na te komen of daarmee in strijd handelt;

c. indien de rechthebbende of de gebruiker van een graf is overleden en het recht niet binnen één jaar is overgeschreven.

3. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, en in het tweede lid, vindt geen terugbeta­ling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht, betaalde onderhoudsbijdragen of eventuele andere kosten.

4. Het eventueel op het graf aanwezige grafbedekking kan gedurende een maand vóór het vervallen van een graf­recht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Na afloop van de termijn dat een graf niet geruimd mag worden kunnen zij geen aanspra­ken op deze voor­wer­pen doen gelden.

5.    Na afloop van de termijn dat een graf niet geruimd kan worden en het gedenkteken niet door of namens de rechthebbende is verwijderd kan de directeur het gedenkteken ter beschikking stellen voor hergebruik.

10. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 27 Reikwijdte ordening

Door het geven van een opdracht voor begraven of cremeren, gebruik van de aula of een andere voorziening, dan wel vestiging van een grafrecht onderwerpt een rechthebbende, gebruiker of andere opdrachtgever en hun rechtsopvolgers zich aan de bepalingen van deze verordening, zoals dit eventu­eel nader wordt gewijzigd of aangevuld, en verplichten zij zich tot tijdige betaling van de daarop gebaseer­de tarieven.

Artikel 28 Hardheidsclausule

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het dagelijks bestuur.

Artikel 29 Status voorgaande verordeningen

1. Deze verordening treedt in de plaats van alle voorgaande verordeningen van het gedenkpark, de begraafplaats en het crematorium, met dien verstan­de dat de ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening reeds geves­tigde uitsluitende rechten op particulier graven in volle omvang worden gehand­haafd.

2. Voor de ingevolge deze verordening gevestigde uitsluitende rechten op graven geldt nadrukke­lijk dat zij worden gevestigd onder de nadere voor­waarden, bij eventuele aanvulling of wijziging van deze verorde­ning te stellen.

Artikel 30 Sancties

Hij die handelt in strijd met artikel 4 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 31 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Beheersverordening De Nieuwe Ooster.

Artikel 32 Inwerkingtreding verordening

1. De Beheersverordening De Nieuwe Ooster 2010, vastgesteld door de stadsdeelraad Oost-Watergraafsmeer op 14 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid vermelde datum.

2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.