Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Muiden

Algemene Subsidieverordening Gemeente Muiden 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Muiden
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening Gemeente Muiden 2012
CiteertitelAlgemene subsidieverordening Gemeente Muiden 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-201221-04-2017Onbekend

26-01-2012

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

De raad van de gemeente Muiden;

gelezen het raadsvoorstel nr. 760 d.d. 14 december 2011;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

B E S L U I T

vast te stellen de:

“Algemene Subsidieverordening Gemeente Muiden 2012”

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    gemeente: Gemeente Muiden;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Muiden;

  • d.

    raad: raad van de gemeente Muiden;

  • e.

    subsidie: een subsidie zoals bedoeld in artikel 4:21 van de Awb, inhoudende de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor de aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • f.

    subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 Awb, te weten het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

  • g.

    eigen vermogen: het totaal van de egalisatiereserve (een reserve om tot een gelijkmatige verdeling van kosten en baten te komen, deze wordt ingezet om toekomstige overschotten en tekorten op de exploitatie te verrekenen) en de bestemmingsreserve (een reserve waaraan een bepaalde bestemming is gegeven);

  • h.

    boekjaar: het boekjaar staat gelijk aan het kalenderjaar;

  • i.

    deelverordening: door het college vastgestelde uitvoeringsregels voor te subsidiëren activiteiten waarin nadere regels zijn opgenomen betreffende de verstrekking van de subsidie;

  • j.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of voor activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager;

  • k.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per boekjaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van activiteiten binnen de volgende programma’s zoals deze zijn opgenomen in de jaarlijks door de gemeenteraad vastgestelde programmabegroting:

    • a.

      Veiligheid

    • b.

      Verkeer, vervoer en waterstaat

    • c.

      Economische zaken en toerisme

    • d.

      Onderwijs en kinderopvang

    • e.

      Cultuur, sport en recreatie

    • f.

      Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening

    • g.

      Volksgezondheid en milieu

    • h.

      Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting

  • 2. De raad stelt vast aan welke inhoudelijke doelstellingen de te subsidiëren activiteiten binnen de programma’s zoals bedoeld in het eerste lid, moeten bijdragen.

  • 3. Het college kan, middels deelverordeningen, nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies op basis van de door de raad vastgestelde beleidskaders en met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond.

  • 2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

  • 3. Het college kan met de subsidieontvanger een overeenkomst sluiten ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s).

  • 2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3. Het college kan - met inachtneming van de ingevolge artikel 2, door de raad vastgestelde beleidsterreinen en regels - nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan. Een begroting en dekkingsplan voor een jaarlijkse subsidie heeft altijd betrekking op het boekjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • d.

      indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van het eigen vermogen op het moment van de aanvraag.

  • 3. Indien een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt uiterlijk 8 weken voorafgaand aan de dag waarop de activiteiten waarvoor de subsidie is bedoeld, plaatsvinden, aangevraagd.

  • 3. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

  • 4. Het college neemt subsidieaanvragen die buiten de in lid 1 en 2 genoemde termijnen, dan wel buiten andere termijnen zoals bedoeld in lid 3, niet in behandeling.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1. Het college maakt haar besluit op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, kenbaar;

  • 2. Het college maakt haar besluit op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend, kenbaar.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8. Weigeringgronden

Het college kan, naast de in artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb genoemde gevallen, een aanvraag voor subsidie in ieder geval weigeren indien:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zullen zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen.

  • b.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de activiteit uit te voeren;

  • c.

    de aanvraag niet past binnen de programma’s en beleidsdoelen van de gemeente;

  • d.

    het beoogde doel of de voorgenomen activiteit al op een andere wijze in belangrijke mate is voorzien;

  • e.

    de aanvrager beoogt met de activiteiten winst te maken;

  • f.

    de aanvrager de behoefte aan de te subsidiëren activiteiten niet aannemelijk heeft gemaakt.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9. Verlening subsidie

  • 1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 10. Voorschotten

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger bij de beschikking tot subsidieverlening voorschotten verlenen.

  • 2. In de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld op welke wijze en met welke termijn de bevoorschotting plaatsvindt.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 11. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 12. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 13. Verantwoording subsidies tot € 7.500,-

  • 1. Subsidies tot € 7.500,- worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 14. Verantwoording subsidies vanaf € 7.500,-

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 7.500,-, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

  • 3. Indien de subsidieverlening hoger is dan € 25.000,-, is de aanvraag tot subsidievaststelling tevens voorzien van een accountantsverklaring.

  • 4. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 15. Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Het college kan, naast het bepaalde in artikel 13 lid 1, categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling op basis van de op dat moment bij de gemeente bekende gegevens.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 16. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 17. Intrekking

De Algemene subsidieverordening Gemeente Muiden 2007 wordt ingetrokken.

Artikel 18. Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór 1 januari 2012 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Muiden 2007.

Artikel 19. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

Artikel 20. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene subsidieverordening Gemeente Muiden 2012”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad

van de gemeente Muiden van 26 januari 2012.

M.L. de Pater – van der Meer

voorzitter

A.van Kessel

griffier

Algemene Subsidieverordening gemeente Muiden 2012

Algemene toelichting

De Algemene Subsidieverordening Gemeente Muiden 2012 is gebaseerd op de modelverordening van de VNG. Deze modelverordening is in 2010 opgesteld als onderdeel van het programma “Minder regels, meer service”. Dit programma heeft tot doel gehad op meerdere punten binnen de gemeentelijke dienstverlening de regeldruk te verminderen. Het herzien van de subsidieprocedure maakt hier onderdeel van uit.

Uitgangspunt van deze nieuwe modelverordening is vertrouwen, zonder eventuele risico’s uit het oog te verliezen. Dit betekent dat er meer nadruk komt te liggen op de eigen verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger. Bij aanvragen voor activiteiten met een laag risico zal geen uitgebreide verantwoordingsplicht meer gelden. In plaats van een gedetailleerd overzicht van inkomsten en uitgaven is voor deze gevallen een foto of bijvoorbeeld een krantenartikel over de realisatie van de gesubsidieerde activiteit al voldoende.

Het doel van de deregulering is een eenvoudig proces met zo min mogelijk onnodige (verantwoordings)lasten voor de subsidieaanvrager en voor de gemeentelijke organisatie zelf: Minder en andere regels en een slimmere uitvoeringspraktijk bespaart tijd en geld voor gemeente en klant.

Couleur locale gemeente Muiden

De modelverordening van de VNG is op punten aangepast naar de lokale situatie. Het gaat hierbij om onder meer de wijze van verantwoording van subsidies af te zetten tegen de hoogte en vorm van de subsidie. Ook is de verordening aangepast zodat het voor (groepen van) inwoners die zich niet formeel hebben georganiseerd (in de vorm van een stichting of vereniging) in bepaalde gevallen ook mogelijk wordt subsidie aan te vragen.

Deelverordeningen geven verder invulling aan deze ‘couleur locale’. Hierin wordt namelijk omschreven voor welke activiteiten subsidie aangevraagd kan worden en wie hiervoor in aanmerking komt.

Met deze couleur locale wordt de subsidieverordening (incl. deelverordeningen) gekoppeld aan het subsidiebeleid (beleidsregels): de kaderstellende beleidsdoelen uit het subsidiebeleid worden vertaald naar bepalingen in de (deel)verordening. Met andere woorden: met het subsidiëren op grond van de (deel)verordening, wordt een bijdrage geleverd aan de beleidsdoelen zoals opgenomen in het subsidiebeleid.

Uitvoering door het college

Subsidieverlening is in beginsel een bevoegdheid van de raad. Dit beginsel is gebaseerd op artikel 124 van de Grondwet. Het past echter ook heel goed in de volksvertegenwoordigende rol van de raad en dat de raad de beleidsdoelstellingen vaststelt waaraan het geld van de gemeente mag worden besteed. Het sluit bovendien goed aan bij de kaderstellende rol van de raad om de gewenste doelen te definiëren en de begrotingsruimte voor subsidieplafonds vast te stellen. De gemeenteraad stelt daarom beleidsregels vast in de vorm van het subsidiebeleid.

Het is niet mogelijk is op basis van alleen beleidsregels een subsidie te verstrekken. De Awb vereist voor subsidieverstrekking een wettelijke grondslag – een verordening. Een beleidsregel is geen verordening, maar een algemene regel waarin de raad heeft neergelegd hoe het belangen afweegt. Een beleidsregel kan wel dienen als toelichting bij de subsidieverordening. Een deelverordening (uitvoeringsregels) bieden wel een grondslag voor subsidieverstrekking.

Het vaststellen van deze uitvoeringsregels in de vorm van deelverordeningen is met deze gedereguleerde verordening overgedragen aan het college. Hiermee komt de gehele uitvoeringspraktijk bij het college te liggen.

Hieronder vallen onder andere het nemen van de besluiten inzake de subsidieverstrekking, zoals het besluiten over subsidieverlening of –weigering en het vaststellen van verleende subsidies.

Daarnaast is het college dus voor de uitvoering nadere regels te geven in deelverordeningen. Zo’n deelverordening kan regels bevatten omtrent definities, verdeelcriteria en ontheffingsmogelijkheden. Anders dan beleidsregels bevatten de uitvoeringsregels verbindende voorschriften, die externe werking hebben. Deze zijn dus voor de burgers / instellingen bindend.

Door te werken met deelverordeningen wordt een zekere mate van flexibiliteit in het subsidiebeleid aangebracht. Deelverordeningen kunnen eindig zijn en er kunnen nieuwe deelverordeningen worden vastgesteld indien gewenst. Zo wordt het mogelijk een tijdelijke subsidieregeling in te stellen ten behoeve van een bepaald doel.

Grondslag Algemene Subsidieverordening: de Algemene Wet Bestuursrecht

De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kent in titel 4.2 een uitgebreide regeling voor subsidieverstrekking door bestuursorganen. Deze regeling in de Awb biedt gemeenten veel vrijheid bij de invulling van hun lokale subsidiebeleid. Zo gaat de Awb niet in op de inhoudelijke kant van subsidieverstrekking (subsidiabele activiteiten) of de hoogte van te verlenen subsidies. Dit is een lokale beleidsvrijheid van gemeenten.

In de Awb staat dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Deze eis komt voort uit de wens van de wetgever, dat de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en subsidieontvanger voldoende is gewaarborgd. Hiermee wordt tevens een doelmatige besteding van overheidsuitgaven nagestreefd. Mogelijk onzorgvuldig of willekeurig handelen van het overheidsorgaan of nalatigheid van de subsidieontvanger is immers beter te toetsen aan de hand van een wettelijke regeling dan aan de hand van een op zichzelf staand besluit van een bestuursorgaan.

Voor gemeenten betekent dit, dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een verordening van de raad (artikel 4:23, lid 1 Awb). Deze verordening moet de essentiële elementen van het proces van subsidieverstrekking bevatten, zoals een omschrijving of aanduiding van de te subsidiëren activiteiten, de bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond en de bijbehorende verdelingsmaatstaf. Volgens de Memorie van Toelichting bij de Awb (MvT) moet een wettelijk voorschrift, in dit geval een gemeentelijke verordening, aan de twee volgende eisen voldoen om de beoogde doelmatigheid en rechtszekerheid te bereiken: Het moet een omschrijving bevatten van de activiteiten, waarvoor subsidie kan worden verleend en het moet een grondslag bevatten voor de verplichtingen, die het bestuursorgaan aan de subsidieverlening kan verbinden (voor zover die grondslag niet reeds in de Awb is neergelegd; zie artikel 4:37 Awb).

Uitzonderingen wettelijke grondslag

Op de hoofdregel dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijke grondslag bestaan, op grond van het derde lid van artikel 4:23 Awb, vier uitzonderingen:

  • a.

    de spoedeisende subsidieverstrekking;

  • b.

    de subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost;

  • c.

    de incidentele subsidieverstrekking;

  • d.

    de Europese subsidies.

Deze laatste zijn voor gemeenten minder van belang en worden verder buiten beschouwing gelaten.

Spoedeisende subsidies

Wanneer er een wettelijk voorschrift in voorbereiding is, mag het bestuurorgaan, vooruitlopend op de totstandkoming van dit voorschrift, alvast beginnen met het verlenen van de subsidie. Van deze bevoegdheid om zonder grondslag te subsidiëren, kan gedurende maximaal een jaar gebruik worden gemaakt. Het doel van deze uitzondering is te voorkomen, dat de slagvaardigheid van de overheid bij het kunnen inzetten van het subsidie-instrument onnodig wordt belemmerd. Om democratische controle mogelijk te maken, geldt er voor deze vorm van subsidie wel een verslagleggingsplicht voor het bestuursorgaan.

Subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost

In bepaalde gevallen is het toegestaan om niet op basis van een verordening, maar op basis van een post op de begroting subsidie te verlenen. Artikel 4:23, derde lid, onder c Awb bepaalt hierover dat er geen verordening is vereist, indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag, waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt. De vermelding van de ontvanger en het bedrag kan overigens ook in de toelichting bij de begroting worden gedaan.

Subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost kan bijvoorbeeld handig zijn bij subsidies die, veelal structureel, slechts aan één of enkele ontvangers worden verstrekt. Door in de begroting of de toelichting de subsidieontvanger en het bedrag te vermelden, is publieke controle mogelijk en kan een wettelijke subsidieregeling achterwege blijven.

Incidentele subsidies

Strikt genomen is voor incidentele subsidies geen wettelijk voorschrift nodig. In artikel 4:23, vierde lid, onderdeel d Awb is neergelegd, dat in incidentele gevallen kan worden afgezien van het basisvereiste dat slechts op grond van een wettelijk voorschrift subsidie kan worden verstrekt. Die situatie doet zich voor, indien er geen beleid is dat voorziet in subsidiëring van de desbetreffende activiteiten en evenmin sprake is van een vaste bestuurspraktijk om dat soort activiteiten te subsidiëren.

Deze uitzondering in de Awb is bedoeld voor gevallen, waarin zowel het aantal subsidieontvangers als het tijdvak van subsidiëring beperkt is. Een subsidie voor maximaal één jaar, maar met een groot aantal subsidieontvangers, is dus al niet meer incidenteel.

Een messcherpe afbakening tussen incidentele en andere subsidies is dit echter niet. Vandaar dat er bij het opstellen van de onderhavige subsidieverordening voor is gekozen om ook incidentele subsidies op te nemen in de verordening onder de grondslag eenmalige subsidie, zodat ook deze een wettelijke grondslag hebben. Dit werd ingegeven door de wens om te komen tot heldere, voor alle subsidiesoorten geldende regels. Hiermee wordt bereikt dat door de gemeente niet voor iedere incidentele subsidie een geheel nieuw regime voor de wijze van behandeling, beoordeling en aanvraag moet worden vastgesteld. Dat is er immers nu al. De bestuurlijke en administratieve lasten worden hiermee beperkt.

Gebruik en benaming nadere regels

In de praktijk blijkt er veel onduidelijkheid te bestaan over het gebruik van nadere regels in het kader van subsidieverstrekking. Hiervoor gebruiken gemeenten zowel de vorm van deelverordeningen, maar ook vaak beleidsregels of beleidsnota’s. Op grond van artikel 1:3, vierde lid Awb wordt onder een beleidsregel verstaan: “Een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan”.

Subsidieverstrekking op basis van alleen beleidsregels is nietmogelijk vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag. Er is altijd een verordening nodig. In die verordening dienen tenminste de activiteiten globaal te worden omschreven, die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Nu in de Algemene subsidieverordening de activiteiten waarvoor subsidie verkregen kan worden niet staan omschreven is er een deelverordening nodig voor deze grondslag. Zie hiervoor ook artikel 4:23 lid 1 Awb. De opzet van de Algemene subsidieverordening is dusdanig dat alle algemene regels omtrent subsidieverstrekking in de Algemene subsidieverordening zijn opgenomen. Regels die alleen betrekking hebben op een speciaal beleidsterrein worden in nadere regels (lees deelverordeningen) uitgewerkt.

Beleidsnota’s binden alleen het bestuursorgaan en werken niet extern. Zaken als termijnen en subsidieverplichtingen kunnen niet worden geregeld via een beleidsregel. In jurisprudentie is bepaald dat normstelling alleen kan plaatsvinden in de vorm van algemeen verbindende voorschriften en niet in beleidsregels.

Wel worden in het “Subsidiebeleid gemeente Muiden 2012: kaderstellende beleidsregels voor subsidiëring” de subsidiabele beleidsdoelen afgebakend en wordt er uitleg gegeven aan bepalingen uit de verordening, zoals de afweging van belangen of de vaststelling van feiten.

Bijvoorbeeld op welke wijze het begrip “jubileumbijdrage” bij verschillende verenigingen moet worden geïnterpreteerd. Zodra het gaat om normstelling dient de norm te worden verwerkt in de artikelen van de (deel)verordening en niet in de toelichting of in beleidsregels.

De definitie van subsidie

Om de subsidietitel uit de Awb op een juiste wijze toe te passen, is het van belang dat helder is wat er onder subsidie wordt verstaan. Subsidie is een materieel begrip en wordt omschreven in artikel 4:21, eerste lid Awb. Voldoet een geldverstrekking aan de daar genoemde voorwaarden, dan is het een subsidie, hoe ook genaamd.

De Awb definieert subsidie als volgt: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvragen, anders dan betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten (art. 4:21, lid 1 Awb). Binnen deze definitie is een viertal elementen te onderscheiden:

a. Aanspraak op financiële middelen:

Het woord ‘aanspraak’ geeft aan dat het niet de daadwerkelijke overhandiging van het geld hoeft te betreffen, maar dat een aanspraak daarop voldoende is. Deze aanspraak is rechtens afdwingbaar. Voor het bestuursorgaan ontstaat na het toekennen van de aanspraak op financiële middelen de verplichting om aan de gesubsidieerde, na uitvoering van de activiteiten en nakoming van zijn overige opgelegde verplichtingen, tot betaling over te gaan. In de praktijk worden de meeste subsidies bevoorschot, en ontvangt de aanvrager dus wel al vóór het uitvoeren van de activiteit de financiële middelen.

b. Verstrekt door een bestuursorgaan

Slechts wanneer de financiële middelen worden verstrekt door een bestuursorgaan kan er sprake zijn van een subsidie. Geld van particulieren, zoals fondsen, waarmee activiteiten van andere particulieren mogelijk worden gemaakt, vallen niet onder het subsidiebegrip.

c. Met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager

Een subsidie wordt altijd verstrekt met een bepaald doel, voor bepaalde activiteiten. De wetgever heeft bepaald dat er sprake moet zijn van bepaalde, duidelijk omschreven activiteiten van de ontvanger. De bestedingsrichting van de middelen moet dus duidelijk zijn.

d. Anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten

Commerciële transacties vallen buiten het subsidiebegrip. Er is geen sprake van subsidie als de overheid een marktconforme vergoeding betaalt voor aangeschafte goederen of aan haar geleverde diensten. Onder betaling wordt verstaan het leveren van een tegenprestatie, die is afgestemd op de waarde van de verkregen goederen of diensten in het economische verkeer.

Op het moment dat wordt voldaan aan de vier elementen die hierboven zijn benoemd, en daarmee wordt voldaan aan de criteria van artikel 4:21 Awb, is er sprake van subsidie. Hierbij maakt het niet uit welke naam eraan wordt gegeven. Er kan worden gesproken over een ‘bijdrage’, ‘vergoeding’, ‘tegemoetkoming’ et cetera. Zolang wordt voldaan aan de criteria van Artikel 4:21 Awb, is er sprake van subsidie.

Ook de naam die aan een subsidievorm wordt gegeven is in die zin minder relevant: exploitatiesubsidie, structurele subsidie, waarderingssubsidie, projectsubsidie, incidentele subsidie, productsubsidie, instellingssubsidie of budgetsubsidie. De juridische betekenis van dergelijke benamingen is echter beperkt. Zoals uit het voorgaande blijkt, is de subsidietitel van de Awb immers materieel: het is afhankelijk van de feitelijke situatie en niet van de benaming of de financiële verstrekking voldoet aan het subsidiebegrip, zoals omschreven in artikel 4:21 Awb.

Subsidie versus opdracht: wat is het onderscheid?

Uit de definitie van artikel 4:21 Awb volgt dat, als er sprake is van een betaling voor een opdracht (een financiële tegenprestatie), deze betaling dan niet kan worden aangemerkt als een subsidieverstrekking of omgekeerd. Oftewel: opdracht en subsidie sluiten elkaar uit. Toch blijkt dit onderscheid in de praktijk niet altijd even scherp te maken.

Als een gemeente op grond van de publieke taak diensten aan derden levert en de gemeente schakelt hiervoor een bedrijf in, dan is de betaling voor de levering van deze diensten door dat bedrijf aan derden eveneens geen subsidie.

Om diverse redenen is het relevant om helder te hebben of het al dan niet een subsidie betreft. Zo zullen ondernemers over de door aan hen gedane betalingen voor geleverde diensten BTW verschuldigd zijn, terwijl zij over aan hen verstrekte subsidies in beginsel geen BTW hoeven af te dragen. En mocht er zich een geschil voordoen, dan kan men in het geval van subsidieverstrekking naar de bestuursrechter stappen, terwijl men zich bij een opdracht moet wenden tot de civiele rechter.

Het is van belang te beseffen dat de feitelijke situatie bepalend is of iets wordt aangemerkt als een subsidie of een opdracht: het naamkaartje, dat eraan hangt, speelt geen rol.

Een gemeente dient daarom waakzaam te zijn bij het opstellen van de subsidiebeschikking en moet voorkomen, dat de verstrekking kan worden aangemerkt als betaling voor een opdracht. Het is daarom raadzaam om terughoudend te zijn met de mogelijkheid om in de aan de subsidiebeschikking gekoppelde uitvoeringsovereenkomst een verplichting tot nakoming op te nemen. Daarnaast is de kans minder groot, dat de subsidie als opdracht wordt aangemerkt, als niet de gehele activiteit wordt gesubsidieerd, maar slechts een gedeelte en er daarnaast een eigen bijdrage van de ontvanger wordt gevraagd.

Uitgezonderde en aangewezen beleidsterreinen en onderwerpen

Het eerste lid van artikel 4:21 Awb geeft een omschrijving van het begrip ‘subsidie’. In het tweede tot en met het vierde lid wordt vervolgens aangegeven welke beleidsterreinen en onderwerpen zijn uitgezonderd van de subsidietitel van de Awb en welke juist worden aangewezen. Overigens kunnen afzonderlijke wetten ook bepalen of de subsidietitel wel of niet van toepassing is.

Uitgezonderd: fiscale faciliteiten: Vanuit economisch oogpunt bekeken, zullen veel belastingfaciliteiten zijn aan te merken als subsidies. De Awb bepaalt echter dat de subsidietitel niet van toepassing is op fiscale stimulansen of aftrekposten. De reden hiervan is dat de toepassing van de subsidietitel moeilijk te verenigen is met de systematiek van de belasting- of premieheffing.

 Uitgezonderd: uitkeringen aan doelgroepen: Sociale zekerheidswetgeving kent veel bepalingen, waarin de toepassing van de subsidietitel op de betreffende uitkering wordt uitgesloten. In beginsel voldoen de uitkeringen of toeslagen met betrekking tot bijzondere bijstand, subsidies voor gehandicapten met het oog op bijvoorbeeld woningaanpassing of (re-)integratie in een arbeidsorganisatie, aan de subsidiedefinitie van artikel 4:21 Awb. Desondanks heeft de wetgever er voor gekozen om dergelijke uitkeringen van de toepasselijkheid van de subsidietitel uit te sluiten.

 

Ook financiële tegemoetkomingen als studiefinanciering en huurtoeslag zijn lastig te duiden. Enerzijds zien zij op het verrichten van een bepaalde activiteit (studeren respectievelijk het kunnen bewonen van een bepaalde woning, hoewel de inkomsten daartoe niet toereikend zijn), terwijl zij anderzijds het karakter hebben van een aanvullende inkomensvoorziening. De wetgever heeft bepaald dat dit laatste element overheerst. Mede om praktische redenen (voor beide voorzieningen bestond al een uitgebreide, wettelijke regeling) is daarop uitdrukkelijk bepaald dat de subsidietitel niet van toepassing is op deze voorzieningen. Er is voor gekozen om voornoemde uitzonderingen niet in de Awb zelf op te nemen, maar in de desbetreffende wetten.

Aangewezen: bekostiging van het onderwijs en onderzoek: het vierde lid van artikel 4:21 Awb geeft aan dat de subsidietitel van de Awb van overeenkomstige toepassing is op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek. Het begrip ‘bekostiging’ bevat de reguliere geldstromen voor de instandhouding van de onderscheiden onderwijssoorten. De MvT geeft aan dat, in verband met de eigen aard van de onderwijswetgeving, die samenhangt met de regeling van artikel 23 Grondwet (over de vrijheid van onderwijs), het vierde lid van artikel 4:21 Awb bepaalt dat de subsidietitel niet rechtstreeks, maar van overeenkomstige toepassing is op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek

Vermindering van administratieve en bestuurlijke lasten

Om in aanmerking te komen voor subsidie moet er in de eerste plaats een aanvraag worden ingediend. En veel belangrijker: bij deze aanvraag moet in veel gevallen een grote hoeveelheid begeleidende stukken worden gevoegd. Wanneer dan wordt bedacht, dat in de praktijk veel (vrijwilligers)organisaties gebruik maken van gemeentelijke subsidies, die niet altijd beschikken over deskundige kennis, en dat er daarnaast regelmatig stukken worden opgevraagd, die niet altijd relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag, kan in een aantal gevallen de conclusie worden getrokken dat de administratieve lasten niet altijd in verhouding staan tot het aangevraagde subsidiebedrag.

Het verminderen van de administratieve en bestuurlijke lasten kan op meerdere niveaus plaatsvinden:

  • a.

    Indieningsvereisten: het is van belang de eisen aan een subsidieaanvraag aan te passen aan de aard en omvang van de subsidie. Aan een subsidieaanvraag van een lokale zangvereniging zullen minder zware vereisten worden gesteld dan aan de aanvraag van bijvoorbeeld een grote welzijnsorganisatie.

  • b.

    Verantwoordingsvereisten: Ook bij de verantwoording van de subsidie kan een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende verleende subsidies. Net als bij de indieningsvereisten, is proportionaliteit hier het uitgangspunt: hoe lager het subsidiebedrag per ontvanger is, hoe minder of eenvoudiger voorwaarden worden gesteld en hoe efficiënter de verantwoording wordt ingericht. Dit leidt tot de volgende verdeling:

Subsidies tot € 7.500,-: direct vaststellen of desgevraagd verantwoording over de prestatie

Subsidies boven € 7.500,-: verantwoording over kosten en prestaties.

Voor subsidiebedragen, kleiner dan € 7.500,-, wordt de subsidie verleend op basis van vertrouwen; er wordt niet meer standaard om een verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de ontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden. Dit betekent meer eigen verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger. Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de ontvanger. Een meer risicogeoriënteerde aanpak betekent ook een zekere risicoacceptatie. Belangrijk hierbij is dat incidenten niet gelijk tot een systeemaanpassing zouden moeten leiden. De verantwoordingsfocus bij kleine subsidies ligt op het leveren van de prestatie of dienst in plaats van op de kosten. Hierdoor kan het ook voorkomen, dat de werkelijke kosten uiteindelijk lager zijn dan het subsidiebedrag.

Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen

Per 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (hierna: Wet dwangsom) in werking getreden. Hierdoor lopen bestuursorganen, die zich niet aan de termijnen houden, het risico met een dwangsom te worden geconfronteerd. Het doel van de wet is waarborgen dat de overheid een betrouwbare partner is van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. De wet bevat een regeling waarbij het bestuursorgaan een dwangsom is verschuldigd voor iedere dag dat de beslissing uitblijft en een regeling waarbij de burger rechtstreeks – met overslaan van de bezwaarfase – beroep kan instellen bij de bestuursrechter. In de verordening is rekening gehouden met de Wet dwangsom in de zin dat de beslistermijnen voldoende ruimte bieden om een subsidieaanvraag tijdig af te handelen.

Sanctiebeleid

In dit model Algemene subsidieverordening zijn geen bepalingen opgenomen over de werkwijze en procedures indien subsidieontvangers zich niet houden aan de procedures en verplichtingen. De Awb geeft hiervoor voldoende handvaten. Bijvoorbeeld, indien aanvragen onvolledig worden ingediend, dient de subsidieontvanger een termijn gegund te worden waarbinnen de aanvraag kan worden aangevuld, dit volgt uit artikel 4:5 Awb. Voldoet de aanvrager daar niet aan binnen de termijn, dan kan de gemeente de aanvraag op vereenvoudigde wijze afdoen. Dat betekent dat de gemeente niet op de inhoudelijke merites van de aanvraag hoeft in te gaan. Of, indien de aanvrager niet voldoet aan zijn verplichtingen kan de gemeente op grond van de artikelen 4:46 – 4:50 Awb de subsidieverlening intrekken of wijzigen. Aangezien met deze bevoegdheden een inbreuk gemaakt wordt op het vertrouwensbeginsel, dient hiermee terughoudend en in alle redelijkheid te worden omgegaan. Daarbij zijn de ernst van de tekortkoming en de gevolgen van de verlaging voor de subsidieontvanger van belang zijnde factoren.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt, dat in de verordening wordt gehanteerd. Onder andere de begrippen ‘subsidie’ en ‘subsidieplafond’, beide ontleend aan de Awb, worden gedefinieerd. Tevens wordt het onderscheid tussen jaarlijkse en eenmalige subsidies beschreven.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

In het eerste lid wordt aangegeven voor welke beleidsterreinen subsidies kunnen worden verstrekt. Gekozen is voor een algemene omschrijving welke aansluit bij de programma-indeling in de gemeentebegroting. Hierdoor sluit de Algemene subsidieverordening altijd aan bij de doelstellingen van de gemeente.

Op grond van het tweede lid wordt in het beleidskader omschreven aan welke beleidsdoelen te subsidiëren activiteiten dienen bij te dragen.

De bevoegdheid om voor de beleidsdoelen nadere regels te stellen middels deelverordeningen wordt in deze verordening belegd bij het college. Deze deelverordeningen zijn gebaseerd op de door de raad vastgestelde beleidsdoelen en subsidieplafond. Het college heeft vervolgens de bevoegdheid hier – middels een deelverordening – uitvoeringsregels voor vast te stellen.

Artikel 3. Bevoegdheid college

Het college besluit ingevolge het eerste lid binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting en deze Algemene subsidieverordening. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen, die niet stroken met de door de raad vastgestelde algemene regels.

In het eerste lid is bepaald dat het college daarbij de gemeentebegroting en subsidieplafonds in acht neemt. Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud.

In het tweede lid is de bevoegdheid van het college geregeld om voorwaarden aan de subsidie te verbinden. Subsidievoorwaarden dienen hierbij niet verward te worden met subsidieverplichtingen:

Subsidievoorwaarden zijn vooraf gestelde beperkende bepalingen waarvan het verkrijgen van de subsidie afhangt. Het meest sprekende voorbeeld hierin is het begrotingsvoorbehoud: subsidie wordt toegekend op de voorwaarde dat er voldoende middelen in de begroting ter beschikking worden gesteld. Een ander voorbeeld is de voorwaarde dat de verstrekker en de ontvanger een subsidieovereenkomst zullen tekenen. De toegestane subsidievoorwaarden zijn vastgelegd in artt.4:33 en 4:34 Awb.

Subsidieverplichtingen kunnen bij het verstrekken van een subsidie aan de ontvanger worden opgelegd als tegenprestatie voor de ontvangen subsidie. Dit kan bijvoorbeeld zijn dat de organisatie bepaalde activiteiten moet uitvoeren, maar ook dat bepaalde zaken niet middels de subsidie bekostigd mogen worden. Algemene verplichtingen zijn veelal opgenomen in de subsidieverordening. Specifieke verplichtingen kunnen eenzijdig worden opgelegd in de beschikking, met inachtneming van art. 4:37 Awb.

In het derde lid is de bevoegdheid om aan een subsidiebeschikking een uitvoeringsovereenkomst te verbinden geregeld. Een uitvoeringsovereenkomst kan nuttig zijn in de gevallen waarin het college afspraken wenst te maken met de instelling over de uitvoering en de kwantiteit en kwaliteit van de activiteiten.

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

In de Awb zijn in de artikelen 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een ‘subsidieplafond’ gegeven. Ingevolge het eerste lid van artikel 4 kan de raad subsidieplafonds per beleidsterrein vaststellen. In de regel valt dit qua tijdstip samen met de vaststelling van de begroting. De raad stelt subsidieplafonds vast en maakt daarbij de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekend. Eventueel kan het college nadere regels opstellen omtrent de wijze van verdeling van de beschikbare middelen.

Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, voordat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld beschikbaar is. Maar vooral van belang is, dat subsidieaanvragen zonder nadere motivering worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is. Indien het voor subsidie beschikbare bedrag enkel op de begroting vermeld staat en de gemeente deze bedragen niet als zijnde subsidieplafonds heeft gepubliceerd, kan de gemeente subsidieaanvragen niet ongemotiveerd weigeren wegens het bereiken van het plafond. Het verdient daarom aanbeveling de subsidieplafonds te publiceren.

Bij het begrotingsvoorbehoud is het van belang in acht te nemen dat gemeenten hun begroting moeten voorleggen aan de provincie ter goedkeuring; pas daarna is er sprake van een definitieve begroting en treedt het vierde lid van dit artikel pas in werking.

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

Ingevolge artikel 4:29 Awb begint het subsidieproces met een aanvraag. Subsidieaanvragen worden schriftelijk ingediend. Ter bevordering van de uniformiteit stelt het college hiervoor een aanvraagformulier vast. De aanvraagformulieren zullen zowel in hard-copy als digitaal beschikbaar worden gesteld.

Zowel (groepen van) natuurlijke personen of rechtspersonen met een volledige rechtsbevoegdheid worden in de gelegenheid gesteld een subsidieaanvraag in te dienen op grond van de Algemene subsidieverordening.

In het tweede lid is bepaald welke gegevens de aanvrager dient te overleggen bij zijn subsidieaanvraag. De bevoegdheid van het college hiervoor nadere regels te stellen, is geregeld in lid 4. Het college kan zo desnoods per geval regelen welke gegevens dienen te worden verstrekt, waarbij het uitgangspunt is dat het college dit doet om de administratieve en bestuurlijke lasten voor alle betrokkenen zo beperkt mogelijk te houden. Zo kan het college bijvoorbeeld bepalen dat voor duidelijk bepaalde categorieën subsidies met minder dan de standaard te overleggen gegevens bij aanvraag van een subsidie kan worden volstaan.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

Hier worden de termijnen genoemd, waarbinnen aanvragen voor subsidie dienen te zijn ingediend bij het college. In dit artikel wordt slechts een uiterste indiendatum genoemd voor jaarlijkse en eenmalige subsidies. Het college is bevoegd voor bepaalde subsidies andere termijnen vast te stellen.

Artikel 7. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. De genoemde termijnen zijn uiterste termijnen. In de praktijk wordt getracht – met name voor eenmalige subsidies – het besluit op zo kort mogelijke termijn te nemen.

Artikel 8. Weigeringsgronden

De algemeen geldende weigeringsgronden, opgenomen in artikel 4:35 Awb, worden hier met een nadere, op de gemeentelijke praktijk toegesneden grond aangevuld. Indien op de aanvraag een van de genoemde weigeringsgronden van toepassing zijn, zal deze niet worden toegekend. In de deelverordening kan het college eventuele aanvullende weigeringsgronden opnemen, toegespitst op de specifieke subsidiesoort.

Daarnaast kan de subsidie op grond van artikel 4:25 worden geweigerd indien het subsidieplafond is bereikt.

Artikel 9. Verlening van de subsidie

In de verleningsbeschikking geeft het college in ieder geval aan voor welke activiteiten subsidie wordt verleend en de hoogte van de subsidie, dan wel het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

Ingevolge het eerste lid geeft het college al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene, aan wie de subsidie is toegekend, vanaf het begin duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij dient te voldoen. In het tweede lid is geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen.

Artikel 10. Voorschotten

In de verleningsbeschikking wordt aangegeven of een voorschot wordt betaald op de subsidie Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt volgens het in de verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsritme. De bevoorschottingsbeschikking wordt ambtshalve gegeven op het moment van de verleningsbeschikking. De subsidieaanvrager hoeft geen aanvraag voor bevoorschotting in te dienen of tussentijdse overzichten van prestaties of uitgaven te overleggen. Dit leidt tot lastenbesparingen bij zowel de subsidieontvanger als de subsidieverstrekkende gemeente.

Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is er voor gekozen om de termijnen, waarop de (automatische) bevoorschotting plaats vindt, niet in de verordening te noemen. Het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten worden in verleningsbeschikking vermeld.

Op grond van art. 4:87 lid 1 Awb wordt het voorschot binnen zes weken nadat de beschikking bekend is gemaakt, betaald, tenzij anders in de beschikking vermeld.

Artikel 11. Meldingsplicht

De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was.

De meldingsplicht geldt niet na vaststelling van de subsidie of voor zover er (op verzoek van de belanghebbende) door de subsidieverlener een ontheffing is verleend van de verplichting om een prestatie overeenkomstig de subsidietoekenning uit te voeren.

Artikel 12. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

In artikel 12 zijn de overige verplichtingen van de ontvanger van de subsidie opgenomen, als ook de plicht belangrijke wijzigingen te melden aan het college. Niets belet de gemeente om bij twijfel direct contact op te nemen met de subsidieontvanger en om nadere stukken te vragen.

Artikel 13. Verantwoording subsidies tot € 7.500,-

Kenmerkend voor subsidies tot € 7.500,- is dat een vast bedrag (lump sum) wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker. De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

In het geval van directe vaststelling worden de bewijsstukken van de prestatie direct met de aanvraag meegestuurd. Ook als de activiteiten nog niet hebben plaatsgevonden. De toepassing is dan onder meer afhankelijk van de aard van de subsidie en risicoafweging van de subsidieverstrekker. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk, maar leidt alleen in bijzondere gevallen, zoals fraude, tot terugvordering.

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling, wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen 13 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker.

Door te kiezen voor het systeem van ambtshalve vaststelling is de subsidie niet bij verstrekking reeds vastgesteld. De subsidieontvanger dient, desgevraagd, op een door het college in de beschikking aangegeven wijze, aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De subsidieverstrekker zal steekproefsgewijs van deze bevoegdheid gebruik maken.

Artikel 14. Verantwoording subsidies vanaf € 7.500,-

Bij subsidies van € 7.500,- of meer wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Bij de financiële verantwoording mag de subsidieverstrekker een door een accountant opgesteld stuk vragen. In de verordening is ervoor gekozen dit instrument enkel in te zetten bij subsidies van € 25.000,- of hoger.

Tevens kan het college bepalen dat andere, of minder, stukken overlegd moeten worden.

Artikel 15. Vaststelling subsidie

In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college besluit ter zake van de vaststelling van de subsidie.

Ingevolge het derde lid kan het college, naast deze Algemene subsidieregeling, categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie wordt vastgesteld zonder dat hiervoor door de subsidieontvanger een aanvraag moet worden ingediend. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

Indien de aanvraag tot subsidievaststelling uitblijft, zal het college zes weken na eenmalige rappel overgaan tot ambtshalve vaststelling op basis van de op dat moment bij het college bekende gegevens.

Artikel 16. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk (dus door het benoemen van de specifieke artikelen) aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen.

Artikel 17. Intrekking

Met het vaststellen van de nieuwe Algemene subsidieverordening wordt de tot dan toe vigerende verordening, de Algemene Subsidieverordening Gemeente Muiden 2007, ingetrokken.

Artikel 18. Overgangsbepalingen, Artikel 19 Inwerkingtreding, Artikel 20 Citeertitel

Voor de hier opgenomen overgangs- en slotbepalingen is gebruik gemaakt van de daarvoor gebruikelijke formuleringen.