Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

BESCHIKKING van den 27sten Juli 1939 no. 3959, bepalende de opneming in het Publicatieblad van de door den Raad van Politie op St. Maarten in zijn vergadering van den 20sten Januari 1939 vastgestelde Plaatselijke Keur houdende regelingen ter handhaving van orde op de reede van Grootbaai tegenover het dorp Philipsburg op Sint. Maarten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingBESCHIKKING van den 27sten Juli 1939 no. 3959, bepalende de opneming in het Publicatieblad van de door den Raad van Politie op St. Maarten in zijn vergadering van den 20sten Januari 1939 vastgestelde Plaatselijke Keur houdende regelingen ter handhaving van orde op de reede van Grootbaai tegenover het dorp Philipsburg op Sint. Maarten
CiteertitelHavenreglement Grootbaai St. Maarten 1939
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Geen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-08-1939Nieuwe regeling

27-07-1939

P.B. 1939, no. 57

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

BESCHIKKING van den 27sten Juli 1939 no. 3959, bepalende de opneming in het Publicatieblad van de door den Raad van Politie op St. Maarten in zijn vergadering van den 20sten Januari 1939 vastgestelde Plaatselijke Keur houdende regelingen ter handhaving van orde op de reede van Grootbaai tegenover het dorp Philipsburg op Sint. Maarten

Artikel 1

Te bepalen, dat de door den Raad van Politie op St. Maarten in zijn vergadering van den 20sten Januari 1939 vastgestelde Plaatselijke Keur, houdende regelingen ter handhaving van orde op de reede van Grootbaai tegenover het dorp Philipsburg op Sint Maarten, bekrachtigd bij de Gouvernementsbeschikking van den 8sten April 1939 no. 2182, nevens afschrift dezer beschikking in het Publicatieblad zal worden opgenomen.

Bijlage

DE GEZAGHEBBER DER BOVENWINDSCHE EILANDEN

doet weten, dat door den Raad van Politie in zijne vergadering van den 20n. Januari 1939 is vastgesteld de volgende plaatselijke Keur:

KEUR, houdende regelingen ter handhaving van orde op de reede van Grootbaai tegenover het dorp Philipsburg op Sint Maarten.

Artikel 1

In deze keur wordt verstaan onder:

  • a.

    ,,Grootbaai” de baai of reeds tegenover het dorp Philipsburg op Sint Maarten.

  • b.

    ,,gezagvoerder” hij die op het vaartuig gezag uitoefent of met de leiding belast is. Onder gezagvoerder wordt mede verstaan ,,schipper”.

  • c.

    ,,havenbeambte” de als zoodanig aangestelde Gouvernements-ambtenaar of diens vervanger.

  • d.

    ,,eigenaar” degene die het beheer over het schip heeft, in welke hoedanigheid ook.

  • e.

    ,,dag” de tijd tusschen zonsopgang en zonsondergang.

  • f.

    ,,nacht” de tijd tusschen zonsondergang en zonsopgang.

Artikel 2

De havenbeambte regelt voor alle vaartuigen de ligplaatsen in de Grootbaai. Hij houdt toezicht over genoemde baai en de handhaving van de bepalingen van deze keur onder het oppertoezicht van den Gezaghebber en bijgestaan door de beambten van politie.

Artikel 3

  • a.

    Gezagvoerders van binnenkomende vaartuigen mogen niemand en niets aan boord toelaten of van boord laten gaan, zoolang zulks krachtens de quarantaine-voorschriften niet geoorloofd is, zoolang het vaartuig niet door de douane is ingeklaard en het politie-onderzoek niet is afgeloopen.

  • b.

    Kleine vaartuigen, motorbooten, pontjes en dergelijke moeten zich, tot na afloop van quarantaine-, douane- en politieonderzoek, op ten minste 5 meter afstand van het vaartuig verwijderd houden.

  • c.

    Eigenaars van het vaartuig, hun vertegenwoordigers, agenten of gemachtigden en hun employes, kunnen zich, mits voorzien van een door den Ontvanger en het Plaatselijk Hoofd van Politie voor accoord geteekend legitimatie-bewijs, zoodra de quarantaine-voorschriften zich daartegen niet verzetten, aan boord begeven; de bepaling van lid b. blijft dan ten aanzien van hun vaartuigen, welke moeten dienen voor het laden en lossen van het vaartuig, buiten toepassing.

Artikel 4

Het is den gezagvoerder van een in de Grootbaai liggend vaartuig verboden om schepelingen, niet in het gebiedsdeel tehuis behoorende, ter zake van afdanking of ontslag aan wal te zenden zonder toestemming of vergunning van het Plaatselijk Hoofd der Politie.

Artikel 5

De gezagvoerder, die passagiers aangevoerd heeft, is verplicht te zorgen, dat dadelijk na aankomst van het vaartuig een lijst, bevattende de namen der passagiers, de plaats van hunne herkomst, zoomede hun ambt of beroep, bij den politie-beambte belast met den Vreemdelingen-dienst wordt ingediend.

Artikel 6

Het is tusschen zonsondergang en zonsopgang aan passagiers aan boord van een in de Grootbaai binnengevallen vaartuig verboden, om elders dan aan den Gouvernementssteiger te landen. Indien zij niet woonachtig zijn op St. Maarten N.G. moeten zij bovendien toestemming tot landen hebben van den Vreemdelingendienst.

Artikel 7

Het is verboden om in de Grootbaai op andere dan door den havenbeambte aangewezen plaatsen, ballast of andere zinkende zelfstandigheden uit te werpen.

De gezagvoerder van een in de Grootbaai liggend vaartuig is verplicht te zorgen dat aan boord daarvan niet gehandeld wordt in strijd met het in het eerste lid van dit artikel bedoeld verbod.

Artikel 8

Het is verboden zonder vergunning van den Gezaghebber met eenig vuurwapen in de Grootbaai te schieten.

Artikel 9

Het is zonder vergunning van den Gezaghebber verboden den Gouvernementssteiger voor andere doeleinden te gebruiken dan voor het laden of lossen.

Artikel 10

Gerechtigden op en eigenaars van de in het voorgaand artikel bedoelde plaats geloste, of ter verscheping aangebrachte goederen zijn verplicht te zorgen, dat deze onverwijld vandaar verwijderd worden, wanneer zulks door den havenbeambte wordt gelast.

Artikel 11

Het is verboden zonder voorkennis van den havenbeambte een vaartuig in de Grootbaai te verhalen.

De gezagvoerder van een in de Grootbaai liggend vaartuig is verplicht, indien daartoe door den havenbeambte aangezegd, onmiddellijk het vaartuig naar de door genoemden ambtenaar aangewezen ligplaats te doen verhalen.

De gezagvoerder is verplicht te zorgen, dat niet in strijd gehandeld wordt met het in het eerste lid van dit artikel bedoeld verbod.

Artikel 12

Bij het aandoen en vertrek van het eiland tusschen zonsopgang en zonsondergang zijn alle vaartuigen uit den vreemde komende of daar naar toe gaande, verplicht hunne natievlag te vertoonen.

Artikel 13

De gezagvoerder van een in de Grootbaai en voor anker liggend vaartuig van minder dan 45 M lengte is verplicht te zorgen, dat van zonsondergang tot zonsopgang, vooruit waar het het best gezien kan worden, doch niet hooger dan 6 M boven den romp, een helder brandend wit licht zoodanig geplaatst zij, dat het van alle kanten goed gezien kan worden op een afstand van ten minste 1 zeemijl (van 60 in 1 graad).

Vaartuigen van 45 M lengte en daarboven, ten anker zijnde, moeten 2 zulke lichten voeren; het eene voor op het vaartuig op een hoogte van niet minder dan 6 M en niet meer dan 12 M boven den romp; het andere op of bij het dek van het vaartuig, ten minste 4,5 M lager dan het voorste.

Artikel 14

De schipper van een des nachts in de haven van Grootbaai varend motorvaartuig, hetwelk niet onder de bepalingen van de verordening van den 24sten September 1897 (P.B. No. 15) valt is verplicht te zorgen, dat steeds op het vaartuig een goed brandende lantaarn met wit licht aangestoken gereed is en dat die tijdig en behoorlijk aan naderende vaartuigen getoond wordt.

Artikel 15

  • a.

    Het is verboden aan boord van een vaartuig, tenzij met vergunning van den havenbeambte, handelingen te verrichten, welke gevaar voor brand opleveren; de door den havenbeambte gegeven voorschriften moeten onverwijld worden opgevolgd;

  • b.

    van broeiing of brand aan boord moet door den betrokken gezagvoerder onverwijld kennis worden gegeven aan den havenbeambte;

  • c.

    indien aan boord van een vaartuig brand is ontstaan, is de gezagvoerder, in afwachting van de bevelen van den havenbeambte, verplicht doeltreffende maatregelen te nemen ter blussching van den brand en alles in het werk te stellen om te voorkomen, dat de brand overslaat op in de nabijheid van zijn vaartuig gelegen andere vaartuigen, gebouwen of opslagplaatsen.

De gezagvoerder is bovendien verplicht den havenbeambte zooveel mogelijk behulpzaam te zijn en diens bevelen, voor wat betreft het blusschen van den brand, de beveiliging van de omgeving en die van de Grootbaai, op te volgen.

Artikel 16

  • a.

    Wanneer een vaartuig in de haven dreigt te zinken of gezonken is, of wanneer een voorwerp, dat hinder of gevaar kan opleveren voor de scheepvaart, over boord is gevallen en gezonken is, of wanneer een anker verloren is, moet de gezagvoerder daarvan onverwijld kennis geven aan den havenbeambte.

  • b.

    In afwachting van de bevelen van den havenbeambte moet de gezagvoerder van eenig vaartuig, dat dreigt te zinken, dit zoo spoedig mogelijk buiten het vaarwater en ankerplaats brengen naar een plaats, waar het zonder hinder voor de scheepvaart, aan den grond gezet kan worden.

  • c.

    Wanneer een voorwerp of een vaartuig, dat naar het oordeel van den havenbeambte gevaar of hinder voor de scheepvaart kan opleveren in de Grootbaai gezonken is, is deze bevoegd den gezagvoerder of den eigenaar van het vaartuig-voorwerp te bevelen om, met inachtneming der termijnen door hem bepaald voor den aanvang en voor de beëindiging der daartoe noodige werkzaamheden, dat vaartuig of voorwerp te doen verwijderen.

Artikel 17

  • a.

    Waar in deze keur verplichtingen worden opgelegd, is de gezagvoerder voor de nakoming daarvan aansprakelijk.

  • b.

    De eigenaar van een vaartuig moet zorgen dat te allen tijde een persoon belast is met het gezag over vaartuig en bemanning en is gehouden desverlangd den havenbeambte mede te deelen, wie deze persoon is.

  • c.

    Zoolang het gezag over een vaartuig niet aan eenig persoon is opgedragen, en door dezen aanvaard, wordt de aansprakelijkheid bedoeld in het eerste lid van dit artikel, gedragen door den eigenaar van het vaartuig.

Artikel 18

De havenbeambte en de beambten van politie zijn bevoegd zich te allen tijde aan boord van een in de Grootbaai liggend vaartuig te begeven, wanneer zij zulks voor de handhaving van de goede orde noodig achten, of ten einde zich te vergewissen of er aan de bepalingen van deze Keur voldaan wordt.

Artikel 19

Overtreding van eenige bepalingen van deze Keur wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftig gulden.

Artikel 20

Deze Keur kan worden aangehaald onder den titel van ,,Havenreglement Grootbaai St. Maarten” onder bijvoeging van het jaartal van het Publicatieblad, waarin zij is opgenomen.

Artikel 21

Deze Keur zal in de Engelsche taal worden overgezet en in het Nederlandsch en het Engelsch tegenover elkaar worden gedrukt.

SLOTBEPALINGEN

Deze Keur treedt in werking met ingang van den dag na dien harer afkondiging.

Alsdan vervalt de keur 19 September 1923 (P.B. 1923 No. 83).

Aldus vastgesteld door den Raad van Politie op St. Maarten in zijn vergadering van den 20n Januari 1939.

Zijnde deze keur, ingevolge de artt. 130 en 131 van het Reglement op het beleid der regeering, aan de bekrachtiging van den gouverneur onderworpen en door dezen bij beschikking van den 8n April 1939 No. 2182 bekrachtigd.

En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort den 5n Mei 1939.