Overheidsorganisatie | Gemeente Leeuwarderadeel |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van een afvalstoffenheffing 2010 en reinigingsrechten 2010 |
Citeertitel | Verordening reinigingsheffingen 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De verordenin Reinigingsheffing 2009 van 11-12-2008 wordt ingetrokken.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 01-01-2011 | nieuwe regeling | 10-12-2009 Stienser Omroeper, 21-12-2009 | 10-12-2009 |
Nr. 2009/
De raad van de gemeente Leeuwarderadeel;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 november 2009;
gelet op de artikelen 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;
B E S L U I T:
vast te stellen de:
Verordening op de heffing en de invordering van een afvalstoffenheffing 2010 en reinigingsrechten 2010
Krachtens deze verordening worden geheven:
een afvalstoffenheffing;
reinigingsrechten.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.
Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer.
De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
degene die naar omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;
ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruik heeft afgestaan.
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij de verordening behorende tarieventabel.
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10.
Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.
Voor belastingbedragen tot € 10 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen en belastingen aangemerkt als één belastingbedrag.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de laatste termijn twee maanden later.
In afwijking van het 1e lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van de bankrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen.
De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
De Algemene Termijnwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven zowel voor het genot van de door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
2 Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Bij de invordering van de reinigingsheffingen wordt geen kwijtschelding verleend.
De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.
De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvraag van de belastingplicht.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.
Voor belastingbedragen tot € 10 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen reinigingsrechten of andere heffingen en belastingen aangemerkt als één belastingbedrag.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de laatste termijn twee maanden later.
In afwijking van het 1e lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van de bankrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen.
De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
De Algemene Termijnwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
De invordering geschied volgens de leidraad invordering. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsheffing.
De "Verordening reinigingsheffingen 2009" van 11 december 2008, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen 2010".
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Leeuwarderadeel
in zijn openbare vergadering van 10 december 2009,
de griffier, | de voorzitter, |
(mw. mr. G.J. Olthof) | (drs. E.J ter Keurs) |