Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Nieuw-Lekkerland

Toelichting op het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Nieuw-Lekkerland 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Nieuw-Lekkerland
Officiële naam regelingToelichting op het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Nieuw-Lekkerland 2012
CiteertitelToelichting Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2012
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Verordening Maatschappelijke Ondersteuning 2011

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2013Nieuwe regeling

20-12-2011

Het Kontakt, 22-12-2011

NLL1010410/INT12702

Tekst van de regeling

Toelichting Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Nieuw_lekkerland 2012

Hoofdstuk 1A. Algemeen gebruikelijk.

0.

Als een voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is, vindt geen verstrekking plaats in het kader van de Wmo. Het is namelijk niet de bedoeling dat de gemeentelijke overheid voorzieningen verstrekt,waarover de aanvrager, gezien zijn individuele situatie, ook zonder handicap of beperking, zou kunnen beschikken. Het begrip “algemeen gebruikelijk”is geconcretiseerd in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep.

Het begrip algemeen gebruikelijk is altijd in beweging.

Wat algemeen gebruikelijk is zal regelmatig worden getoetst aan algemeen geldende maatschappelijke normen. Met een persoon als aanvrager wordt bedoeld een niet gehandicapte persoon die in vergelijkbare situatie verkeert, bijvoorbeeld wat betreft inkomen en leeftijd en waarbij het aannemelijk is te achten dat deze persoon over deze voorziening ook de beschikking zou hebben gehad indien hij niet gehandicapt zou zijn geweest. Om te bepalen of een voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is, zal daarom een individuele toets moeten plaatsvinden. De hoogte van het inkomen van de aanvrager kan daarbij een rol spelen. Zo wordt een aantal voorzieningen algemeen gebruikelijk geacht boven een bepaalde inkomensgrens (bijvoorbeeld het bezit en de kosten van een auto).

Bij beoordeling van het begrip algemeen gebruikelijk spelen de volgende criteria een rol:

  • -

    De voorziening is niet speciaal voor gehandicapten gemaakt of bedoeld en/of

  • -

    De voorziening is gewoon overal in de (reguliere) winkels te koop en/of

  • -

    De voorziening is niet duurder dan vergelijkbare producten.

Vanuit de gedachte dat regelmatig getoetst moet worden aan algemeen maatschappelijke normen is het niet noodzakelijk om met naam en toenaam aan te geven welke voorzieningen als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Het maakt voor de beoordeling geen verschil of deze voorzieningen apart worden aangevraagd of onderdeel uitmaken van een bredere aanvraag voor bijv. een woonvoorziening. Om misverstanden te voorkomen worden hieronder echter toch de voorzieningen genoemd die in ieder geval als algemeen gebruikelijk worden beschouwd:

·Verhuiskostenvergoeding

Verhuizen naar een aanleunwoning kan op een bepaalde leeftijd gezien worden als algemeen gebruikelijk, zo oordeelde de rechtbank in Haarlem al in 2003: “…verhuizen naar een kleinere, meer comfortabele, eventueel meer op de leeftijd afgestemde woning is gebruikelijk voor personen op gevorderde leeftijd…”. De redenen van verhuizing moet dus plotseling en onvoorzienbaar zijn, zoals bijvoorbeeld in korte tijd ontstane ziekte. Redenen zoals “het huis wordt me te groot om te onderhouden of het trap lopen gaat steeds moeilijker”, zijn dus geen redenen meer om een verhuiskostenvergoeding toe te kennen.

·Woonvoorzieningen

Verhoogd toilet tot 10+, handgrepen voor bad,douche en toilet, doucheglijstang voor verstelbare hoogte douchekop, badbeugel voor steun bij in- en uitstappen, badplank om zittend in bad te douchen, douche/badzitje om goed ondersteund te douchen of te baden, toiletarmsteun voor steun op het toilet, drempels verwijderen, drempelhulpen (in huis) en vervangen bad door douche, eenvoudige beugels (maar niet de zogenaamde opklapbare Linidobeugels). Ook éénhendelmengkranen, keramische kookplaten, trapleuningen en antisliptegels zijn in de reguliere handel verkrijgbaar tegen betaalbare prijzen en kunnen worden gezien als algemeen gebruikelijk

·Vervoersvoorzieningen

Als algemeen gebruikelijk kunnen worden gezien die voorzieningen die in de vrije handel verkrijgbaar zijn en die passen binnen een normaal bestedingspatroon. Om die reden worden fietsen met hulpmotor, elektrische fietsen of fietsen met lage instap niet verstrekt.

Uitzonderingen:

  • 1.

    Door plotseling ontstaan van ziekte of gebrek moeten acuut algemeen gebruikelijke voorzieningen worden vervangen voordat deze zijn afgeschreven. In het geval van het bestaan van een ziekte of aandoening waarvan het verloop grillig en moeilijk voorspelbaar is, zal bij een toename van de beperkingen worden gekeken of sinds het vaststellen van de diagnose rekening is gehouden met de aanschaf of vervanging van algemeen gebruikelijke voorzieningen in relatie tot de grillig en moeilijk voorspelbare ziekte of aandoening.

  • 2.

    De aanvrager heeft een inkomen dat lager is dan het norminkomen, gebaseerd op de Wet werk en bijstand (of diens opvolger).

Dit lage inkomen wordt vooral veroorzaakt door meerkosten die direct voortvloeien uit de handicap. Bij berekening van het inkomen wordt de standaardaftrek voor overige kosten ten gevolge van de handicap in mindering gebracht (of een hoger bedrag als de gehandicapte kan aantonen dat de meerkosten hoger zijn dan het bedrag van de standaardaftrek).

Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget (artikel 3, 5 en 6 van de Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Nieuw-Lekkerland).

1.1.

Behoeft geen toelichting. Eventueel kan een gemachtigde als aanvrager optreden.

1.2

  • a.

    Hier wordt dus het primaat van een algemene voorziening nogmaals vastgelegd. In alle acht samenwerkende gemeenten binnen de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden is in ieder geval één algemene voorziening aanwezig, het CVV (Collectief Vraagafhankelijk Vervoersysteem).

  • b.

    Bijv. het aanwezig zijn van een problematische schuldenlast of (psychische) problematiek kan een reden zijn om geen PGB te verstrekken. Een PGB is door de schuldeisers opeisbaar en zou dan wellicht niet benut worden voor het doel/de voorziening waarvoor het wordt gegeven.

    De cliënt moet het PGB terugbetalen als de voorziening niet wordt (kan worden) gekocht.

    Ook indien men twee keer geen of onvoldoende verantwoording van een PGB aflegt kan dit een

    reden zijn om geen PGB meer toe te kennen. Een goede en controleerbare verantwoording

    is noodzakelijk en indien men hiertoe niet in staat is kan de voorziening alleen nog in natura

    worden verstrekt.

  • c.

    Het kan zijn dat op grond van een progressief ziektebeeld objectief kan worden vastgesteld

    dat de voorziening vrij snel niet meer zal voldoen of ingrijpend moet worden aangepast.

    Dergelijke voorzieningen lenen zich niet voor de verstrekking van een PGB omdat

    een met PGB aangeschafte voorziening in principe 5 jaar moet kunnen voldoen.

    Op voorhand is dus duidelijk dat dit niet lukt.

1.3

De kosten van de gemeente voor een verstrekking in natura vormen in principe altijd de basis voor een PGB. Voor dat bedrag is een adequate voorziening immers te koop.

Bijlage 2 geeft de PGB budgetten aan die gelden voor de artikelen die de door de gemeente gecontracteerde leverancier worden verstrekt.

Voor een vervoersvoorziening en/of een hulpmiddel wordt de bruto adviesprijs aangehouden. Daarop wordt een efficiency korting toegepast van 15%.

De efficiency korting is op 15% bepaald omdat er van uit wordt gegaan dat er bij iedere leverancier korting kan worden bedongen.

Uiteraard moeten het PGB voorzien in extra kosten voor individuele aanpassingen en een gemiddeld bedrag voor de kosten van instandhouding gedurende de geadviseerde levensduur van het middel.

1.4.

Voorzieningen voor kinderen gaan veelal korter mee dan de vastgestelde levensduur. Dit heeft meestal te maken met de groei waarin de kinderen nog zitten en/of de progressieve karakter van de ziekte/beperking.

Het verstrekken van deze voorziening in de vorm van een éénmalig PGB zou de ouders in problemen kunnen brengen omdat de voorzieningen wellicht voordat de afschrijvingstermijn is verstreken al niet meer adequaat is en er dan nog geen nieuw PGB kan worden verstrekt.

Toch is de wens van ouders om zelf een voorziening te kunnen kiezen begrijpelijk en legitiem.

Een oplossing wordt gevonden in het verstrekken van een PGB per maand. De ouders kunnen binnen dit bedrag een voorziening leasen bij een leverancier naar keuze tot het bedrag dat de gemeente per maand kwijt zou zijn voor een noodzakelijke voorziening. Dit is niet helemaal waar, omdat de gemeente een korting ontvangt van de leverancier. Het PGB is gebaseerd op het bedrag zonder de korting! Door de leaseconstructie kan het middel vervangen worden indien dit nodig is.

1.5.

Het PGB moet uiteraard worden gebruikt voor de aanschaf van de geïndiceerde voorziening

Het programma van eisen moet daarbij in acht worden genomen, maar ook moeten voorzieningen aan kwaliteits- en veiligheidseisen voldoen.

Teneinde daar enige garantie voor te hebben wordt aangeschaft wordt een CE normering geëist. Dit voorkomt het aanschaffen van goedkope, maar kwalitatief slechte en daardoor veelal ongeschikte middelen. Voorheen was er ook nog een GQ normering maar die is in 2008 beëindigd.

Op de door ons te leveren liften is een CE-normering van toepassing. Onze stoellift met Flexirail is in overeenstemming met de NEN 3583, EN 292, EN 414, 89/392 EEG en de 89/336/EEG. NEN 3583: Veiligheidseisen trapliften EN 292 : Veiligheid van machines, basisbegrippen EN 414 : Veiligheid van machines, regels voor het opstellen en de presentatie van veiligheidsnormen

89/392/EEG: Machinerichtlijn

89/336/EEG: EMC-richtlijn.

Bij normaal gebruik kan een lift (voorzien van jaarlijks onderhoud) tussen de 15 en 20 jaar mee.

1.6

De afschrijvingstermijn die de leverancier van de gemeentelijke voorziening in natura opgeeft wordt aangehouden als de termijn waarvoor de PGB geldt. Dit is nu 7 jaar .

Bij het aanvragen van een nieuw PGB na afloop van deze termijn zal een afkeuringsrapport worden vereist. Als het middel niet wordt afgekeurd kan een aanvullend PGB voor de instandhoudingskosten worden afgesproken omdat er nog geen nieuw PGB wordt verstrekt.

Er kunnen zich in de loop van 7 jaar toch onvoorziene wijzingen in de omstandigheden

voor doen die het noodzakelijk maken dat er een andere voorziening wordt verstrekt.

Indien dit objectief wordt vastgesteld is verstrekking van PGB voor een nieuwe voorziening

mogelijk.

Als een voorziening eerder vervangen moet worden dan de afschrijvingstermijn als gevolg

een calamiteit zal er wel sprake moeten zijn van niet verwijtbaar gedrag van de cliënt.

De cliënte heeft m.a.w. niet kunnen voorzien dan als gevolg van zijn handelen enig

risico op het in onbruik of buiten gebruik raken van de voorziening aanwezig zou zijn.

1.7

De meeste PGB ’s zullen ineens ter beschikking worden gesteld omdat de rekening ook ineens moet worden betaald.

Bij dure woningaanpassingen wordt hierop een uitzondering gemaakt en wordt het totale PGB in termijnen beschikbaar gesteld. Het gaat om voorzieningen met een bedrag van € 10.000,00 of meer. (zie ook artikel 6.11)

1.8

1 en 2 : De besteding van een PGB moet verantwoord worden. Het gaat tenslotte om gemeenschapsgeld dat wordt verstrekt met een duidelijk doel. Nagegaan moet worden of dat doel ook wordt bereikt.

Dit vraagt om controlevoorschriften en hiervoor zijn dan ook termijnen opgenomen en minimaal te overleggen stukken.

3: Het PGB geeft keuze- en bestedingsvrijheid. Teneinde dit ook daadwerkelijk tot uitdrukking te brengen is geregeld dat het overschot van een PGB (dus dat wat overblijft nadat de geïndiceerde voorziening is aangeschaft) mag worden aangewend voor andere voorzieningen op grond van de Verordening.

Het gaat om een bredere maatschappelijke participatie waarbij de cliënt dus in feite bepaalt welke (vorm) van participatie wenselijk is.

1.9

Het is redelijk dat er, als een met een PGB aangeschafte voorziening niet meer wordt gebruikt, een bedrag wordt terugbetaald aan de gemeente (naar rato en rekening houdend met de afschrijvingstermijn van de voorziening).

Bij verhuizing naar een andere gemeente of bij overlijden geldt dit eveneens.

PGB hulp bij het huishouden

1.10

Er is een vast bedrag per uur voor zowel HH1 als HH2 vastgesteld in het besluit (zie artikel 5.3). Het geïndiceerde aantal uren x dit vastgestelde bedrag wordt op jaarbasis ter beschikking gesteld en uitbetaald in 13 periodes van 4 weken.

1.11

De meeste PGB’s worden in principe ineens uitbetaald. Bij hulp in het huishouden (en bij dure woningaanpassingen, zie toelichting artikel 1.7 ) wordt hierop een uitzondering gemaakt en wordt het totale PGB in termijnen beschikbaar gesteld.

De uitbetaling van de eerste termijn vindt pas plaats nadat een kopie is ontvangen van de overeenkomst (met de zorgverlener(s) naar het model van de SVB. Ook wijzigingen in het bestand van de zorgverleners moeten via een kopie van de met hen gesloten overeenkomst of via een wijzigingsformulier naar het model van de SVB tijdig worden doorgegeven aan de gemeente.

Met ingang van 1-1-2011 wordt gekozen voor een uitbetaling per 4 weken waarmee aansluiting wordt gezocht bij de perioden voor het in rekening brengen van de eigen bijdragen door het CAK.

1.12

Het PGB geeft keuze- en bestemmingvrijheid. Uitgangspunt per 1-1-2012 is dat de indicatie scherp gebeurd en dat het aantal geïndiceerde uren correct is.

Er hoeft gedurende een periode van 2 jaar geen verantwoording meer naar de gemeente te worden afgelegd. Hiermee wordt de administratieve last van de budgethouders aanzienlijk verminderd en ook de administratieve werkdruk bij de gemeente wordt zo beperkter.

Het feit dat geen verantwoording meer naar de gemeente behoeft te worden afgelegd ontslaat de budgethouder niet van zijn verplichting om naar andere (overheids)instanties (bijv. de belastingdienst) wel de juiste verantwoording te doen.

De afschaffing van de verantwoording kan ook een stimulering van het gebruik van een PGB betekenen.

Hoofdstuk 3. Omvang van de eigen bijdragen en de eigen aandeel (artikel 7 van de Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Nieuw-Lekkerland)

De eerste zinsnede is het oude artikel 5.7. Het is juister om het gestelde hier te vermelden.

Het is ook enigszins verduidelijkt.

2.1 t/m 2.4.

Er is aansluiting gezocht bij de Algemene maatregel van Bestuur en van de daarin gehanteerde bedragen en percentages wordt niet afgeweken. De hoogte van de inkomensgrenzen komen overeen met 120% van het verzamelinkomen op het sociaal minimum.

Het percentage wordt gehandhaafd op 15% en niet naar beneden bijgesteld.

Bij de bepaling van de aan de gemeente beschikbare gestelde middelen voor hulp bij het huishouden is rekening gehouden met de inning van eigen bijdragen conform deze regeling. Daarom wordt deze regeling ongewijzigd overgenomen.

3.1 t/m 3.2.

Met ingang van 1-1-2012 is er voor het eerst ook een eigen bijdrage vastgesteld voor andere verstrekkingen dan hulp bij het huishouden.

Voorlopig geldt dit bij de vervoersvoorzieningen alleen nog voor een scootmobiel

Indien er sprake is van het verstrekken in natura dan zal de eigen bijdrage gedurende de gehele periode van het hebben van de scootmobiel gelden (waarbij wel het maximum van de aanschafprijs in de gaten worden gehouden).

Wordt er een PGB verstrekt voor de aanschaf van een scootmobiel (zodat er sprake is van het in eigendom verkrijgen van het middel) dan wordt er maximaal gedurende een periode van 39 x 4 weken (= 3 jaar) een eigen bijdrage van € 7,50 per 4 weken geïnd. (ook hierbij wordt het maximum van de aanschafprijs in de gaten gehouden).

3.3 t/m 3.4.

Er wordt met ingang van 1-1-2012 een eigen aandeel voor een bouwkundige- of woontechnische ingreep c.q. een eigen bijdrage voor een woon- en/of leefvoorziening geheven, maar alleen als de kosten van de ingreep meer dan € 750,00 incl. btw bedragen en dan alleen van het verzamelinkomen dat hoger is dan 2x de bijstandsnorm (= 200%)

Aangezien de bedragen vermeld in de artikel 2.1 t/m/ 2.4 gebaseerd zijn op de Algemene Maatregel van Bestuur en 120% van de bijstandsnorm zijn is daarbij aansluiting gezocht.

Als een bouwkundige- of woontechnische ingreep in eigendom wordt verstrekt is er sprake van een eigen aandeel van maximaal 39 periodes van 4 weken.

Wordt een woon- en/of leefvoorziening in natura verstrekt (kan zowel in een huurwoning als in een eigen woning) dan is er sprake van een voortdurende eigen bijdrage (waarbij ook weer het maximum van de aanschaf- of realisatieprijs in acht wordt genomen)

Indien een bouwkundige- of woontechnische ingreep aard en nagel vast in een huurwoning wordt aangebracht dan is er geen sprake van het in rekening brengen van een eigen aandeel.

Om onnodige eigen aandeel en/of eigen bijdrage-berekeningen te voorkomen zal de aanvrager bij het indienen van een aanvraag verzocht worden een IB 60 formulier van het referentiejaar te overleggen van hemzelf en zijn/haar partner. Op basis hiervan zal worden beoordeeld of er een aanmelding voor de berekening wordt gedaan bij het CAK.

Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden (artikel 10,11 en 12 van de Verordening

Maatschappelijke ondersteuning gemeente Nieuw-Lekkerland)

5.1

Bij de indicering van huishoudelijk verzorging in de AWBZ wordt rekening gehouden met hetgeen is vermeld in het protocol gebruikelijke zorg en het protocol indicatiestelling huishoudelijke verzorging.

Gebruikelijke zorg is daarin per definitie zorg waarop geen aanspraak bestaat vanuit de AWBZ. Het is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat zij als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

Gebruikelijke zorg is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten.

Onder de Wmo wordt de gebruikelijke zorg overgenomen en het protocol van toepassing verklaard.

De indicatiestellers dienen derhalve rekening houden met de in het protocol vermelde uitgangspunten.

Alleen het begrip “leefeenheid”is aangepast omdat meerderjarige inwonenden niet in deze definitie waren opgenomen en met hen op grond van rechtelijke uitspraken geen rekening mocht worden gehouden bij de vaststelling van gebruikelijke zorg. Dit is uiteraard niet de bedoeling.

Vooruitlopend op een wijziging van het protocol is door ons al een wijziging doorgevoerd.

5.2

De verordening bepaalt dat de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in niveaus.

Er is aansluiting gezocht bij het geformuleerde in het aanbestedingsbestek en zodoende vindt er een uitwerking plaats in 2 niveaus, te weten HH 1 en HH 2.

Een omschrijving van de inhoud van deze niveaus is in het artikel opgenomen.

5.3.

Met ingang van 2012 wordt er bij een PGB nog slechts een tarief per uur verstrekt voor zowel HH1 als HH2. Dit tarief is lager dan het tarief in natura, maar is voldoende om de noodzakelijke hulp particulier te kunnen in huren.

5.4

Het toegekende PGB wordt per kalenderjaar berekend op basis van het aantal kalenderdagen.

5.6

Het gaat hier om een tijdelijke voortzetting van de toegekende voorziening. Voor langduriger voortzetting moet er (binnen deze periode) een nieuwe aanvraag worden ingediend.

Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen (artikel 13,15 en 21 van de Verordening

Maatschappelijke ondersteuning gemeente Nieuw-Lekkerland)

6.1.

  • a.

    In de geaccepteerde offertes mogen ook een aantal bij de bouwbehorende kosten worden opgenomen. Te denken valt daarbij aan kosten architect, kosten vergunningen en kosten toezicht. Verder uitwerking van de kosten die tot de offerte kunnen behoren vindt plaats in de beleidsregels.

  • b.

    op dit voorschrift wordt een uitzondering gemaakt voor aard- en nagelvast aan te brengen beugels en douchezitjes. De tegemoetkoming wordt om praktische redenen aan de aanvrager verstrekt.

6.2.

Bij de aanpassing van een woning met een bedrag groter dan € 20.000,00 ontstaat er veelal een meerwaarde van de woning.

Het is reëel dat een gedeelte van deze meerwaarde wordt terugbetaald als men binnen een bepaald tijdsbestek uit de met gemeenschapsgeld aangepaste woning verhuist.

Hiervoor is een afschrijvingstermijn gedurende 10 jaar opgesteld en in het besluit opgenomen.

De meerwaarde moet objectief en tijdig worden vastgesteld.

Daarom is er een taxatie vooraf en achteraf opgenomen, verricht door een onafhankelijk taxateur.

De meerwaarde wordt medegedeeld aan de aanvrager van de voorziening.

In die gevallen waarin de taxatie achteraf lager uitvalt dan het bedrag waarvoor een bijdrage is toegekend, wordt het bedrag van toekenning in de beschikking aangehouden als waarde- vermeerdering.

6.3

Lid 2: Dit is een nieuw lid dat is toegevoegd om bewoners van een voor € 20.000,00 of meer aangepaste woning te stimuleren deze woning te verlaten als de woning voor een andere

cliënt nodig zou zijn en een adequate oplossing voor diens belemmeringen zou kunnen betekenen.

6.4 t/m 6.8

Behoeft geen nadere toelichting

6.9

Dit artikel is opgenomen in het kader van streven naar regionale uniformiteit. In enkele

gemeenten kan deze situatie zich voor doen.

6.11

Om niet in alle gevallen het (ingrijpende) primaat van verhuizing te hoeven toepassen is besloten een grens op te nemen waar beneden dit in principe niet aan de orde is.

Met ingang van 2012 is wel bepaald dat het primaat van verhuizing zich uitstrekt tot het grondgebied van de 3 gemeenten die per 1-1-2013 de nieuwe gemeente Molenwaard gaan vormen.

Het primaat kan alleen worden toegepast indien er binnen 6 maanden een geschikte woning of eenvoudiger geschikt te maken woning beschikbaar is of komt en er geen overwegende bezwaren tegen verhuizen bestaan op grond van bijv. hecht sociaal netwerk of veel mantelzorgondersteuning in de directe omgeving.

M.a.w. steeds zal zorgvuldig moeten worden nagegaan wat het “verlies”van de burger is bij het verhuizen ten opzichte van de “winst”van de gemeente. Het primaat kan niet lichtvaardig worden gehanteerd.

Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel (artikel 22 en

24van de Verordening Maatschappelijke ondersteuning

gemeente Nieuw-Lekkerland)

7.

Een PGB is in principe het bedrag zoals dit is vermeld in bijalge 2

Op een berekend PGB voor een ander vervoermiddel en/of hulpmiddel dat niet in deze bijlage wordt vermeld wordt een korting toegepast van 15%. Een vervoermiddel kan door aanvrager zelf met behulp van een PGB worden aangeschaft.

8.

Dit artikel is vervallen omdat het in de praktijk niet werd toegepast. Er geldt dus geen inkomenstoets meer en in principe is dus voor iedereen een (vervoers)voorziening beschikbaar.

9.2

Behoeft geen nadere toelichting. In principe wordt dus altijd 2000 km vergoed.

In individuele situaties kan van dit aantal naar boven toe worden afgeweken. Voor deze extra kilometers moet wel tijdig een gemotiveerde aanvraag worden ingediend.

9.3

Deze vergoeding wordt verstrekt aan degenen die niet van het reguliere openbaar vervoer gebruik kunnen maken en ook medisch gezien niet met het CVV kunnen reizen.

Een vergoeding voor een eigen (bruikleen)auto of (rolstoel)taxi is dan aan de orde.

Het aantal te vergoeden kilometers is bepaald op 2.000 km. Dit aantal wordt in de jurisprudentie als uitgangspunt geaccepteerd. In individuele situaties kan van dit aantal naar boven toe worden afgeweken Voor deze extra kilometers moet wel tijdig een gemotiveerde aanvraag worden ingediend.

Van iedere rit wordt slechts voor zowel de heen- als de terugreis maximaal 22 kilometer vergoed.

Meer gereden kilometers zijn in principe niet voor rekening van de gemeenten.

9.4 en 9.5. Behoeft geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 7. Verplaatsen in en rond de woning. (artikel 27 van de Verordening

Maatschappelijke ondersteuning gemeente Nieuw-Lekkerland)

10.

Zie de toelichting in hoofdstuk 6 onder 7.

11.

De bovenwettelijke voorzienig (sportrolstoel) uit de Wvg is uitgebreid tot een sportvoorziening met als bedoeling om de bredere doelgroep van de Wmo te stimuleren en in staat te stellen om een sport uit te oefenen.

Het vereiste van een lidmaatschap van een sportvereniging is i.v.m. deze verbreding losgelaten. De hoogte van de tegemoetkoming is (nog wel) aan een maximum gebonden.

Het bedrag kan jaarlijks worden aangepast.

Hoofdstuk 8. Relatie tot de AWBZ, advisering, samenhangende afstemming en

indexering (artikel 31, 32, 33 en 38van de Verordening

Maatschappelijke ondersteuning gemeente Nieuw-Lekkerland)

12.

De uitwerking van artikel 31 van de verordening houdt in dat een (eerste) aanvraag moet worden ingediend op een door het college uitgereikt formulier. Dit formulier moet volledig worden ingediend en worden ondertekend. Het formulier moet ook worden ingeleverd bij het daartoe aangewezen uitvoeringsorgaan. Vervolgaanvragen kunnen met toestemming ook op een andere (telefonisch, mondeling en op termijn ook digitaal) wijze worden ingediend.

13.

De grens waarbij voor een eerste aanvraag absoluut een advies bij een externe partij moet worden aangevraagd is gelijk gesteld aan het bedrag voor een woningaanpassing waarbij het ontstaan van een meerwaarde wordt verondersteld (zie toelichting op artikel 6.2.).

Veelal zal het daarbij gaan om duurdere woningaanpassingen.

Het genoemde grensbedrag geeft de gemeenten de mogelijkheid om bij aanvragen die onder deze grens blijven te beslissen zonder advies van een externe partij.

Dit kan op basis van de deskundigheid in het lokale loket of op grond van het feit dat het om één of meer eenvoudige en/of enkelvoudige voorzieningen gaat.

14.

Behoeft geen nadere toelichting.

15.

Behoeft geen nadere toelichting.

16.

Op grond van artikel 33 van de verordening is de samenhangende afstemming hier nader uitgewerkt.

Er is bij deze eisen aansluiting gezocht bij de eisen die het zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen besluit kan nemen.

17.

1.

De indexering wordt overgenomen uit de ‘Mei of Septembercirculaire gemeentefonds’ van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit gebeurt jaarlijks in oktober.

2.

De uitzonderingen behoeven geen nadere toelichting.

Voor 2012 is besloten geen indexering toe te passen.

18.

Behoeft geen nadere toelichting.

Het besluit kent 3 bijlagen.

Dit zijn:

  • -

    bijlage 1A “Protocol Indicatiestelling voor Huishoudelijke Verzorging”

  • -

    bijlage 1B “Protocol Gebruikelijke Zorg”.

  • -

    Bijlage 2 (lijst Mette verstrekken PGB’s voor middelen)

Deze zijn aan het vast te stellen besluit toegevoegd.