Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Dirksland

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dirksland 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Dirksland
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dirksland 2012
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dirksland 2012
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning
  2. Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Dirksland 2012

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-11-201201-01-201209-11-2012intrekking

08-10-2012

Gemeenteblad 2012, nummer 16

2012.05938
20-01-201201-01-201209-11-2012nieuwe regeling

04-01-2012

Gemeenteblad 2012, nummer 1

2012.00016

Tekst van de regeling

Burgemeester en wethouders van Dirksland;

overwegende dat: de tarieven, vergoeding en inkomensgrenzen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning jaarlijks worden geïndexeerd volgens de consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek; het Besluit maatschappelijke ondersteuning dientengevolge jaarlijks moet worden vastgesteld;

gelet op de bepalingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning en van de Verordening Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Dirksland 2012;

b e s l u i t e n :

vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dirksland 2012.

Hoofdstuk 1 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

Artikel 2

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien, op grond van aanwijzingen die bij de behandeling van de aanvraag naar voren zijn gekomen, het ernstige vermoeden bestaat, dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget.

Artikel 3

Roerende woonvoorzieningen worden uitsluitend in natura verstrekt.

Artikel 4

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt middels een persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.650,--, welk bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Artikel 5

De verantwoording van een verleend persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt steekproefsgewijs plaats, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 10% van de persoonsgebonden budgetten. De verantwoording zal worden gevraagd binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de verstrekking heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 2 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 6

Een eigen bijdrage of eigen aandeel wordt opgelegd met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk IV (de artikelen 4.1 tot en met 4.5) van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), welke wordt aangeduid met de citeertitel ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning’.

Artikel 7

Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in natura wordt verstrekt, of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van de woning waarin een aanvrager zijn hoofdverblijf heeft, dan wordt ten hoogste gedurende 39 perioden van vier weken de vastgestelde eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming ten hoogste gedurende 39 perioden van vier weken het vastgestelde eigen aandeel in mindering gebracht.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 8

a. Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen, bedraagt € 18,-- per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 22.905,-- het bedrag van € 18,-- verhoogd wordt met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 22.905,--.b. Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen, bedraagt € 18,-- per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 16.007,-- het bedrag van € 18,-- verhoogd wordt met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 16.007,--.c. Het bedrag dat gehuwde personen indien tenminste één van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen, bedraagt € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 28.306,-- het bedrag van € 25,80 verhoogd wordt met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 28.306,--.d. Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen, bedraagt € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 22.319,-- het bedrag van € 25,80 verhoogd wordt met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 22.319,--. 

Artikel 9

De vaststelling van een persoonsgebonden budget ten behoeve van hulp bij het huishouden vindt plaats door middel van het beschikbaar stellen van een bedrag per uur, namelijk:a. voor HbH 1 alfahulp € 15,34 per uur;b. voor HbH 1 regulier € 16,05 per uur;c. voor HbH 2 € 19,53 per uur.

Artikel 10

De aanvrager aan wie hulp bij het huishouden wordt verleend, is het toegestaan om binnen de looptijd van het indicatiebesluit van verstrekkingvorm te willen veranderen, oftewel een persoonsgebonden budget voor dienstverlening om te zetten in hulp bij het huishouden in natura en vice versa. De wijziging in de verstrekkingvorm zal worden geëffectueerd uiterlijk op de eerste dag van de 3e kalendermaand volgend na de kalendermaand waarin door de aanvrager een verzoek tot wijziging bij het college is ingediend.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 11

De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel, of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage, voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag, zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

Artikel 12

De periode waarover bij het treffen van woonvoorzieningen een eigen bijdrage of een eigen aandeel wordt berekend, wordt dusdanig vastgesteld dat de totale omvang van de eigen bijdrage of het eigen aandeel ten hoogste 25% van de totale kosten van de betreffende voorziening bedraagt.

Artikel 13

a. Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen, bedraagt per vier weken 1/13e deel van 15% van het jaarinkomen boven € 28.631,--;b. Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen, bedraagt per vier weken 1/13e deel van 15% van het jaarinkomen boven € 20.009,--;c. Het bedrag dat gehuwde personen, indien tenminste één van beiden jonger is dan 65 jaar, dienen te betalen, bedraagt per vier weken 1/13e deel van 15% van het jaarinkomen boven € 35.383,--;d. Het bedrag dat gehuwde personen, die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen, bedraagt per vier weken 1/13e deel van 15% van het jaarinkomen boven € 27.899,--.

Artikel 14

Het in artikel 21 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dirksland 2012, genoemde afschrijvingsschema betreft een afschrijving in vijf jaar.

Artikel 15

Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding ex artikel 15, sub a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dirksland 2012, bedraagt € 3.307,--. Voor ieder jaar dat de aanvrager ingeschreven staat voor een adequaat aangepaste of beter aan te passen woning, zal een korting op deze vergoeding worden toegepast van 10%. Deze korting wordt toegepast over de periode van inschrijving als woningzoekende en de daadwerkelijke datum van vestiging in de nieuwe woning.

Artikel 16

Het bedrag dat wordt verstrekt voor het bezoekbaar maken van een woning, zoals genoemd in artikel 19, lid 2 tot en met 5, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dirksland 2012, komt overeen met de werkelijk te maken kosten van aanpassing tot een maximum van € 3.307,--.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 17

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld, op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie. Dit laatste bedrag is gelijk aan het aantal maanden waarop de verstrekking betrekking heeft, maal het bedrag per maand dat is vastgelegd in het onderhoudscontract, zoals dat door de gemeente in het jaar van aanvraag is afgesloten, met de leverancier voor voorzieningen in natura.

Artikel 18

De inkomensgrens, zoals bedoeld in artikel 25 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dirksland 2012, is het belastbaar inkomen dat het equivalent vormt van het wettelijk minimuminkomen, per onderscheiden categorie.De inkomens waarboven autobezit algemeen gebruikelijk worden geacht, worden daarmee vastgesteld op:- voor een ongehuwd persoon jonger dan 65 jaar: 1,5 x € 18.907,-- = € 28.631,--;- voor een ongehuwd persoon van 65 jaar of ouder: 1,5 x € 13.339,-- = € 20.009,--;- voor gehuwden indien tenminste één van beide jonger is dan 65 jaar: 1,5 x € 23.589,-- = € 35.383,--;- voor gehuwden die beiden 65 jaar of ouder zijn: 1,5 x € 18.599,-- = € 27.899,--. 

Artikel 19

  • 1 De geldelijke compensatie voor taxigebruik zoals bedoeld in artikel 22 sub c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dirksland 2012, wordt als volgt bepaald:a. Indien een geïndiceerde wordt gecompenseerd voor het gebruik van een reguliere taxi, dan geldt een maximaal tarief voor gewone taxiprijzen. 10% van het taxistarttarief vermeerderd met 5% van het tarief per kilometer (voor zover meer dan 2 kilometers wordt gereden) worden gezien als algemeen gebruikelijke kosten, welke niet gecompenseerd worden.b. Indien een geïndiceerde wordt gecompenseerd voor het gebruik van een rolstoeltaxi, dan geldt een maximaal tarief voor taxibusprijzen. 6,2% van het taxistarttarief vermeerderd met 4,5% van het tarief per kilometer (voor zover meer dan 2 kilometers wordt gereden) worden gezien als algemeen gebruikelijke kosten, welke niet gecompenseerd worden.c. - De geïndiceerde voldoet het algemeen gebruikelijke bedrag, zoals benoemd in lid 1 onder a. of b., indien door hem een machtiging tot doorbetaling van het compensatiebedrag is afgegeven aan de gemeente, en de taxionderneming die de rit heeft verzorgd bereid is om namens hem het bedrag te innen bij de gemeente; of- De geïndiceerde voldoet het volledige taxitarief direct na afloop van de rit aan de taxionderneming, en declareert binnen 3 maanden na de rit, onder vermelding van de gegevens die noodzakelijk zijn om het recht op compensatie te bepalen, bij de gemeente.d. Bij de vaststelling van het compensatiebedrag wordt uitgegaan van het bedrag dat werkelijk in rekening is gebracht en is voldaan. Hieruit volgt dat, indien door de taxionderneming het algemeen gebruikelijke deel waarvoor geen compensatie wordt verleend, zoals bedoeld in lid 1 onder a. of b., niet feitelijk wordt geïnd, alleen het bedrag dat werkelijk wordt geïnd wordt gezien als het feitelijke rittarief.e. Indien wordt gereisd op een pasje dat geen recht, of geen recht meer, geeft op compensatie, dan worden geen compensatiebedragen door de gemeente voldaan.

  • 2 Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 1.108,--

  • 3 Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een auto in bruikleen bedraagt € 716,--

Artikel 20

  • 1 De periode waarover bij het verlenen van een tegemoetkoming voor een autoaanpassing een eigen aandeel wordt berekend, wordt dusdanig vastgesteld dat de totale omvang van het eigen aandeel ten hoogste 25% van de totale kosten van aanpassing bedraagt.

  • 2 a. Het eigen aandeel, dat ongehuwde personen jonger dan 65, bij vergoeding van een autoaanpassing dienen te betalen, bedraagt per vier weken 1/13e deel van 15% van het jaarinkomen boven € 28.631,--;b. Het eigen aandeel, dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder, bij vergoeding van een autoaanpassing dienen te betalen, bedraagt per vier weken 1/13e deel van 15% van het jaarinkomen boven € 20.009,--;c. Het eigen aandeel, dat gehuwde personen indien tenminste één van beiden jonger is dan 65 jaar, bij vergoeding van een autoaanpassing dienen te betalen, bedraagt per vier weken 1/13e deel van 15% van het jaarinkomen boven € 35.383,--;d. Het eigen aandeel dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn, bij vergoeding van een autoaanpassing dienen te betalen, bedraagt per vier weken 1/13e deel van 15% van het jaarinkomen boven € 27.899,--.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 21

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, verhoogt met een bedrag voor onderhoud en reparatie. Dit laatste bedrag is gelijk aan het aantal maanden waarop de verstrekking betrekking heeft, maal het bedrag per maand dat is vastgelegd in het onderhoudscontract, zoals dat door de gemeente in het jaar van aanvraag is afgesloten, met de leverancier voor voorzieningen in natura.

Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 22

Het bedrag waarboven, ingevolge artikel 32, lid 2, onder a, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dirksland 2012, in elk geval een advies wordt gevraagd van een (medisch) deskundige, bedraagt € 1.500,--.

Artikel 23

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek, inzake het advies ex artikel 32 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dirksland 2012, indien van toepassing, aandacht besteed aan:a. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;b. de beperkingen, die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen;c. de woning en de woonomgeving van de aanvrager;d. het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;e. de sociale omstandigheden van de aanvrager.Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 24

De hardheidsclausule, ex artikel 37 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dirksland 2012, is overeenkomstig en onverkort van toepassing op de bepalingen van dit besluit.

Artikel 25

Dit besluit kan worden aangehaald onder de citeertitel ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dirksland 2012’.

Artikel 25

  • 1 Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na die van zijn bekendmaking en het werkt terug tot en met 1 januari 2012.

  • 2 Met ingang van 1 januari 2012 wordt het ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dirksland 2011’ ingetrokken.

Ondertekening

Dirksland, 4 januari 2012.

Burgemeester en wethouders voornoemd,De secretaris,                   De burgemeester,K. Kasteleijn.                              drs. S. Stoop. 

Toelichting 1 op het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dirksland 2012

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst.

Artikel 2In situaties dat tijdens onderzoek duidelijk wordt, dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, zal dit als contra-indicatie worden opgevat. Te denken valt hierbij in elk geval aan die gevallen waarin het een aanvrager betreft voor welke een schuldhulpverleningstraject loopt, of een aanvrager die aantoonbaar bekend is met sociale zekerheidsfraude. Ook aanwijzingen betreffende verslavingsproblematiek of anderszins over de psychische gesteldheid van een aanvrager, kunnen voor de gemeente aanleiding zijn verstrekking via een persoonsgebonden budget uit te sluiten. De gemeente kan bij twijfel over de capaciteiten van een aanvrager om verantwoord met een persoonsgebonden budget om te gaan, de gecontracteerde onafhankelijk medisch adviesinstantie vragen, dit aspect in de advisering expliciet mee te nemen.In afwegingen die leiden tot een besluit over het wel of niet aanbieden van een voorziening via een persoonsgebonden budget, wordt meegewogen de aanwezigheid van een wettelijk vertegenwoordiger en/of de aanwezigheid van professionele begeleiding door hulpverleningsinstanties. 

Artikel 3Een woonvoorziening kan verstrekt worden als voorziening in natura. Dit zal vooral gelden voor kleinere, losse en daarom vaak herbruikbare voorzieningen, zoals tilliften, toiletstoelen en dergelijke voorzieningen. Bouwkundige woonvoorzieningen zullen naar hun aard over het algemeen niet als voorziening in natura aangeboden kunnen worden, met uitzondering van trapliften. Dit artikel bepaalt dat bepaalde roerende woonvoorzieningen uitsluitend in natura worden aangeboden, om te voorkomen dat er sprake zal zijn van kapitaalvernietiging.Deze verstrekking en het niet bieden van een keuze voor een persoongebonden budget hangt samen met het vormen van een depot en de daarmee samenhangende herverstrekking.

Artikel 4De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een persoonsgebonden budget. Dit persoonsgebonden budget is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een persoonsgebonden budget worden toegekend.

Artikel 5Hierin wordt omschreven dat na afloop van een kalenderjaar, en wel voor 1 april van het jaar daaropvolgend, de gemeente steekproefsgewijs de besteding van de persoonsgebonden budgetten gedurende het kalenderjaar controleert. Tenminste 10% van alle verleende persoonsgebonden budgetten zal worden gecontroleerd. In de per verstrekking individueel af te sluiten ‘overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Dirksland’ zal worden vastgelegd welke bescheiden door de aanvrager ter verantwoording dienen te worden overgelegd bij controle en welke bewaartermijn voor deze bescheiden geldt. Een weigering van de cliënt om medewerking te verlenen aan de controle op de besteding van het persoonsgebonden budget kan er toe leiden dat de gemeente de verstrekkingsvorm van een voorziening wijzigt. Los daarvan kan besloten worden tot terugvordering van het verleende persoonsgebonden budget.  

Hoofdstuk 2: Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 6In dit artikel wordt expliciet verwezen naar de bepalingen van hoofdstuk IV van de algemene maatregel van bestuur d.d. 2 oktober 2006 (gepubliceerd in Staatsblad 450, jaargang 2006, d.d. 5 oktober 2006), met als citeertitel “Besluit maatschappelijke ondersteuning’. Door deze verwijzing wordt ten overvloede bepaald dat eigen bijdragen en eigen aandeel nooit mogen worden opgelegd in afwijking van het wettelijk voorschrift en nooit mogen cumuleren tot boven het in de AMvB genoemde maximum.

Artikel 7In artikel 4.1, lid 3 van de AMvB wordt bepaald dat bij het in eigendom verstrekken van roerende zaken of bij het treffen van een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning in eigendom, nooit langer dan 39 perioden van 4 weken een eigen bijdrage of eigen aandeel mag worden berekend. Op grond van het gelijkheidsbeginsel is in artikel 7 van het gemeentebesluit deze wettelijke begrenzing ook doorgetrokken naar woningen in huur, zodat hierin geen onderscheid wordt gemaakt.

Hoofdstuk 3: Hulp bij het huishouden

Artikel 8De eigen bijdragen die verschuldigd zijn voor hulp bij het huishouden zijn vastgesteld conform de bovengrens zoals die in de AMvB is bepaald. Dit betekent dat reeds bij een minimuminkomen een kleine eigen bijdrage voldaan moet worden, welke bij een inkomen vanaf 120% van het wettelijk minimuminkomen er een aanvullende bijdrage wordt berekend, afhankelijk van de omvang van het inkomen.Door hier te kiezen voor een eigen bijdrage tot het wettelijk toegestane maximum, zal een aanvrager welke al hulp bij het huishouden heeft, voor in de praktijk bij vervolgaanvragen voor andere voorzieningen in het kader van de Wmo niet meer met aanvullende eigen bijdragen geconfronteerd worden.

Artikel 9De omvang van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden op jaarbasis, is in dit artikel gebaseerd op 85% van de uurtarieven die door de laagste aanbieder van zorg in natura worden gehanteerd. Het totaalbedrag is gelijk aan dit uurtarief, maal het gemiddelde aantal uren van de geïndiceerde klasse, maal 52 weken maal 85%. Bij een indicatiebesluit dat korter duurt dan een jaar, wordt de omvang van het persoonsgebonden budget uiteraard naar rato vastgesteld.De omrekeningsfactor 85% vindt zijn rechtvaardiging in het feit dat een persoonsgebonden budget in de regel niet door de aanvrager zal worden aangewend voor de inkoop van hulp bij het huishouden bij de gebruikelijke zorgaanbieders, maar voor het aangaan van een directe arbeidsrelatie met een particulier, welke de zorg verleent. De kosten van zorg in vergelijkbare omvang qua uren zijn in deze constructie aanzienlijk lager, aangezien een particulier geen kosten voor overhead maakt zoals een zorgaanbieder dat wel heeft. Normatief wordt voor overheadkosten een percentage van 15% aanvaardbaar geacht.

Artikel 10Gedurende de looptijd van de indicatie voor hulp bij het huishouden kunnen er zich omstandigheden voordoen, die het voor een aanvrager noodzakelijk of wenselijk maken dat er een wijziging van de verstrekkingsvorm plaatsvindt. Verstrekking middels een persoonsgebonden budget zou voor verstrekking in natura in de plaats kunnen of moeten komen, en vice versa. Met inachtneming van redelijke termijnen, in verband met het opzeggen van arbeidscontracten of zorgovereenkomsten, wordt deze mogelijkheid in dit artikel gecreëerd.

Hoofdstuk 4: Woonvoorzieningen

Artikel 11De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget bij woonvoorzieningen wordt logischerwijze gebaseerd op een betrouwbare raming van de reële kosten. Gebruikelijk is het hiervoor uit te gaan van een officiële offerte. In bijzondere gevallen kan het voorkomen dat al op voorhand duidelijk is dat de aanvrager zal opteren voor een andere voorziening dan die welke als goedkoopst-adequaat geïndiceerd is. In dat geval kan de gemeente besluiten om de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening aan te bieden als bijdrage in de kosten van de door de aanvrager gewenste voorziening. In dit geval zal geen officiële offerte beschikbaar zijn, en zal de gemeente zich baseren op een door de gemeente zelf op te stellen raming van de fictieve kosten.

Artikel 12Met de bepaling in dit artikel wordt de hoogte van het eigen aandeel of de eigen bijdrage bij woonvoorzieningen begrensd tot ten hoogste 25% van de totale kosten van de betreffende voorziening, uiteraard mits dit op grond van het inkomen van de aanvrager mogelijk is. Immers, eigen bijdrage en eigen aandeel zijn wettelijk begrensd, afhankelijk van het inkomen.Met het introduceren van een maximum van 25% van de kosten, wordt aangesloten bij het beleid terzake zoals dat onder het regime van de Wet voorzieningen gehandicapten van kracht was, met betrekking tot woningaanpassingen.

Artikel 13Bij woonvoorzieningen zal de eigen bijdrage of het eigen aandeel niet worden berekend vanaf de grens van het minimuminkomen. Als voortzetting van het beleid zoals dat onder het regime van de Wet voorzieningen gehandicapten werd gevoerd, wordt bij een inkomen tot anderhalf maal het wettelijk minimuminkomen geen eigen bijdrage of eigen aandeel berekend. Pas boven deze grenzen zal de aanvrager gerelateerd aan de omvang van zijn inkomen dienen bij te dragen in de kosten van de woonvoorziening.

Artikel 14In enkele gevallen kan het voorkomen dat het aanpassen van woning in verband met het opheffen van beperkingen, er toe leidt dat de waarde van de woning positief beïnvloed wordt. Te denken valt dan met name aan de situatie dat er een aanbouw is gerealiseerd waarin zich een slaapkamer en/of natte cel bevinden. Wanneer deze woning door omstandigheden binnen een periode van 10 jaar na aanpassing verkocht wordt, wordt het redelijk geacht dat de meerwaarde door de aanpassing (of een deel hiervan) door de eigenaar vanuit de verkoopopbrengst aan de gemeente wordt gerestitueerd.

Artikel 15Met de formulering van dit artikel wordt het terzake gevoerde beleid onder het regime van de Wet voorzieningen gehandicapten ongewijzigd voortgezet.

Artikel 16Aangezien het bezoekbaar maken van een woning, zoals in dit artikel bedoeld wordt, niet tot de wettelijke taken van de gemeente wordt gerekend, is het bedrag dat hiervoor beschikbaar kan worden gesteld begrensd met een maximum.

Hoofdstuk 5: Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 17Bij verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een scootmobiel of hiermee vergelijkbare voorziening dient rekening te worden gehouden met het feit dat deze voorziening gedurende de gebruiksduur kosten van onderhoud en reparatie met zich meebrengt. Wanneer een dergelijke voorziening in natura, en dus veelal in bruikleen, zou worden verstrekt, neemt de gemeente deze kosten voor zijn rekening. Om gelijkstelling te bewerkstelligen tussen verstrekking in natura en middels een persoonsgebonden budget, wordt in de vaststelling van het persoonsgebonden budget dus een component voor reparatie en onderhoud opgenomen, waarbij de tarieven in het gemeentelijk onderhoudscontract voor verstrekkingen in natura als uitgangspunt gelden.

Artikel 18Bij een inkomen boven anderhalf maal het wettelijk minimuminkomen bestaat geen recht op een vervoersvoorziening, omdat het in dat geval op financiële gronden algemeen gebruikelijk wordt geacht dat men over een eigen auto kan beschikken. Met andere woorden, het eigen inkomen wordt als een adequate voorliggende voorziening beschouwd. Dit uitgangspunt is al onder de Wet voorzieningen gehandicapten geïntroduceerd en is dit in uitgebreide jurisprudentie in stand gebleven.

Artikel 19In het eerste lid van dit artikel wordt de Compensatie Taxitarief Wmo-geïndiceerden (CTW) uitgewerkt. Het bedrag dat onder a. en b. wordt benoemd als algemeen gebruikelijk, en daardoor niet voor vergoeding in aanmerking komt, is gerelateerd aan de kosten welke een reiziger voor de vergelijkbare reis met openbaar vervoer zou moeten maken.Het wordt van belang geacht dat de taxiondernemingen het algemeen gebruikelijke (niet gecompenseerde) deel van het rittarief daadwerkelijk in rekening brengen bij de geïndiceerde. Hiertoe is onder d. bepaald dat, indien een taxionderneming de algemeen gebruikelijke kosten van een rit niet bij de geïndiceerde in rekening brengen, de resterende kosten als volledige ritprijs worden aangemerkt, waarna de compensatie wordt berekend met inachtneming van het algemeen gebruikelijk deel zoals benoemd onder a. of b., zodat dit alsnog op de compensatie in mindering wordt gebracht.Onder e. wordt bepaald dat noch reizigers, noch taxiondernemingen die namens een reiziger declareren bij de gemeente, kunnen rekenen op een compensatiebedrag, als het recht op de voorziening is beëindigd.In de overige leden van dit artikel worden de forfaitaire vergoedingen benoemd, die toegekend kunnen worden aan personen die om bijzondere redenen niet van het taxivervoer en de daaraan gekoppelde compensatieregeling, gebruik kunnen maken. De hoogte van deze forfaitaire vergoedingen zijn een voortzetting van het ter zake gevoerde beleid onder het regime van de Wet voorzieningen gehandicapten.

Artikel 20Met de bepaling in het eerste lid van dit artikel wordt de hoogte van het eigen aandeel bij autoaanpassingen begrensd tot ten hoogste 25% van de totale kosten van de betreffende voorziening, uiteraard mits dit op grond van het inkomen van de aanvrager mogelijk is. Immers, eigen bijdrage en eigen aandeel zijn wettelijk begrensd, afhankelijk van het inkomen.In het 2e lid wordt bepaald dat het eigen aandeel niet wordt berekend vanaf de grens van het minimuminkomen. Als voortzetting van het beleid zoals dat onder het regime van de Wet voorzieningen gehandicapten werd gevoerd, wordt bij een inkomen tot anderhalf maal het wettelijk minimuminkomen geen eigen aandeel berekend. Pas boven deze grenzen zal de aanvrager gerelateerd aan de omvang van zijn inkomen dienen bij te dragen in de kosten van een autoaanpassing.

Hoofdstuk 6: Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 21Bij verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een rolstoel dient rekening te worden gehouden met het feit dat deze voorziening gedurende de gebruiksduur kosten van onderhoud en reparatie met zich meebrengt. Wanneer een dergelijke voorziening in natura, en dus veelal in bruikleen, zou worden verstrekt, neemt de gemeente deze kosten voor zijn rekening. Om gelijkstelling te bewerkstelligen tussen verstrekking in natura en middels een persoonsgebonden budget, wordt in de vaststelling van het persoonsgebonden budget dus een component voor reparatie en onderhoud opgenomen, waarbij de tarieven in het gemeentelijk onderhoudscontract voor verstrekkingen in natura als uitgangspunt gelden.

Hoofdstuk 7: Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 22Dit artikel bepaalt dat het college in gevallen waarbij de kosten welke met een aanvraag gemoeid zijn, naar schatting minder bedragen dan € 1.500,-- afzien van het inwinnen van een medisch advies. In de eerste plaats staan in zo’n geval de kosten van het adviseringstraject vaak niet in verhouding tot de uiteindelijke kosten voor het treffen van de gevraagde voorziening, en in de tweede plaats is het met deze handelwijze mogelijk om relatief gemakkelijk te realiseren voorzieningen snel en daarmee klantvriendelijk toe te kennen.

Artikel 23In de tekst van de Wet maatschappelijke ondersteuning is expliciet opgenomen dat het college bij een besluit op een aanvraag voor individuele voorzieningen ter compensatie van ervaren belemmeringen, duidelijk dient te motiveren op welke wijze de toegekende voorzieningen in onderlinge samenhang met andere aspecten uit de leefomgeving van de aanvrager voor een samenhangende afstemming zorgen. In dit artikel van het besluit wordt aangegeven welke aspecten door het college bij deze afweging in elk geval in aanmerking zullen worden genomen.

Hoofdstuk 8: Slotbepalingen

Artikel 24, 25 en 26Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.