Overheidsorganisatie | Gemeente Spijkenisse |
---|---|
Officiële naam regeling | Beleidsregels invordering gemeentelijke belastingen 2012 |
Citeertitel | Beleidsregels invordering gemeentelijke belastingen 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
1. De artikelen 6.1 tot en met 6.18 van deze regeling volgen op het Incassoreglement gemeentelijke belastingen
2. Deze regeling geldt in samenhang met de Leidraad Invordering gemeentelijke belastingen 2012
3. Deze regeling bevat in de artikel 6.3, 6.4, 8.15 en 8.16 algemeen verbindende voorschriften, en in de overige artikelen beleidsregels en instructies
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-12-2011 | nieuwe regeling | 06-12-2011 Weekblad Spijkenisse, 20-12-2011 | IWPBZ |
Het college van burgemeester en wethouders van Spijkenisse;
gelet op de Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2012;
besluit vast te stellen de volgende regeling:
Beleidsregels invordering gemeentelijke belastingen 2012.
Deze beleidsregels gelden bij de invordering van de gemeentelijke belastingen, waaronder
mede begrepen de door de gemeente geheven rechten.
1. De invordering van de gemeentelijke belastingen geschiedt met overeenkomstige toepassing van de Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2012, vastgesteld op dezelfde datum en in samenhang met deze beleidsregels.
2. Deze beleidsregels zijn minder dan de Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2012 gericht op het scheppen van een omvattend juridisch kader en meer op het ondersteunen van de invorderingsambtenaar en de belastingdeurwaarder in de dagelijkse uitvoeringspraktijk.
1. De invordering heeft als inzet dat de belastingschuldige de door hem verschuldigde belastingen zo snel en volledig mogelijk betaalt tegen zo weinig mogelijk kosten.
2. De invorderingsambtenaar en de belastingdeurwaarder nemen bij de invordering de wettelijke regels en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht.
In aansluiting op artikel 67 van de Invorderingswet 1990 worden geen gegevens van de belastingschuldige verstrekt aan derden, tenzij dit voor de invordering noodzakelijk is.
1. Het aanslagbiljet wordt door de heffingsambtenaar opgemaakt en door de invorderingsambtenaar aan de belastingschuldige bekendgemaakt. Op het aanslagbiljet staat de belastingaanslag en de betalingstermijn vermeld.
2. De betalingstermijn is, in overeenstemming met artikel 9 van de Invorderingswet 1990, zes weken, tenzij op het aanslagbiljet een andere termijn staat vermeld.
3. De betalingstermijn op het aanslagbiljet komt overeen met de betalingstermijn, genoemd in de belastverordening.
In artikel 6.1 tot en met 6.18 wordt verstaan onder:
afschrijvingstijdvak: de periode verdeeld in maandtermijnen die begint op de dag waarop de eerste termijn wordt afgeschreven en eindigt op de dag waarop de laatste termijn wordt afgeschreven;
belastingjaar: het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december waarop de aanslag gemeentelijke belastingen betrekking heeft;
belastingschuldige: de natuurlijke persoon aan wie of de rechtspersoon waaraan een aanslag gemeentelijke belastingen is opgelegd;
formele belastingschuld: het totaalbedrag aan gemeentelijke belastingen dat op het aanslagbiljet staat vermeld en dat door de belastingschuldige moet worden betaald;
incassant: de gemeente Spijkenisse;
wijzigingskaart: de door de afdeling Publiekszaken uitgegeven kaart waarmee de wijzigingen betreffende het bank- of gironummer moeten worden gemeld.
De automatische incasso heeft tot doel de betaling van de formele belastingschuld van de belastingschuldige over het belastingjaar te spreiden en in maandelijkse termijnen automatisch te incasseren.
1. De automatische incasso geldt voor de onroerende-zaakbelastingen, de rioolheffing, de milieuheffing en de hondenbelasting.
2. De automatische incasso geldt niet voor aanslagen die worden opgelegd in een later jaar dan het belastingjaar waarop zij betrekking hebben.
1. Deelname aan de automatische incasso is mogelijk door of ten behoeve van belastingschuldigen, als het bedrag van het aanslagbiljet niet meer is dan € 2.500,-.
2. De incassant kan de deelname aan de automatische incasso weigeren, als er omstandigheden worden geconstateerd of vermoed, die het regelmatig verloop van de termijnbetalingen belemmeren of zouden kunnen belemmeren.
1. Aanmelding voor de automatische incasso vindt plaats door de groene machtigingskaart in te leveren bij, of toe te zenden aan de afdeling Publiekszaken.
2. De machtiging tot automatische incasso moet uiterlijk op de laatste vervaldag van het aanslagbiljet zijn ingekomen bij de afdeling Publiekszaken.
De machtiging tot automatische incasso is mede van toepassing op aanslagbiljetten die na binnenkomst van de machtiging nog in de loop van het belastingjaar aan de belastingschuldige worden toegezonden.
De machtiging tot automatische incasso wordt zonder tegenbericht ieder jaar stilzwijgend verlengd.
1. Onverminderd het bepaalde in het tweede en het derde lid wordt het bedrag van het aanslagbiljet automatisch afgeschreven in maximaal tien maandtermijnen.
2. Als de belastingschuldige op de datum van verzending van het aanslagbiljet al deelneemt aan de automatische incasso, wordt het bedrag van het aanslagbiljet automatisch afgeschreven in zoveel maandtermijnen als er na verzending van het aanslagbiljet nog kalendermaanden in het belastingjaar volgen op de kalendermaand waarin het aanslagbiljet is verzonden. De kalendermaand waarin het aanslagbiljet is verzonden wordt aangemerkt als de eerste maandtermijn.
3. Als de belastingschuldige op de datum van verzending van het aanslagbiljet nog niet deelneemt aan de automatische incasso, wordt het bedrag van het aanslagbiljet automatisch afgeschreven in het aantal maandtermijnen zoals vermeld in het tweede lid, verminderd met het aantal kalendermaanden waarin de incassant de aanmelding van de belastingschuldige nog niet in de administratie heeft verwerkt. De kalendermaand waarin de incassant de aanmelding van de belastingschuldige in de administratie verwerkt wordt aangemerkt als de eerste maandtermijn.
1. Het bedrag van een maandtermijn is het bedrag van het aanslagbiljet, gedeeld door het aantal maandtermijnen waarin het bedrag van het aanslagbiljet automatisch wordt afgeschreven.
2. De incassant kan, als de hoogte van de belastingschuld daartoe aanleiding geeft, gedurende het afschrijvingstijdvak het termijnbedrag wijzigen onder mededeling daarvan aan de belastingschuldige.
1. De automatische incasso vangt aan nadat het aanslagbiljet is verzonden.
2. De incassant spant zich in om het aanslagbiljet in de maand januari te verzenden. Aan deze inspanning kunnen geen rechten worden verbonden, als de verzending op een later tijdstip plaatsvindt.
3. De incassant schrijft het termijnbedrag automatisch af op de laatste werkdag van iedere maand. Zondagen en algemeen erkende feestdagen worden niet aangemerkt als werkdagen.
4. De laatste automatische afschrijving kan niet later plaatsvinden dan op de laatste werkdag van de maand december van het jaar waarin het aanslagbiljet is verzonden.
1. Overlijden van de belastingschuldige beëindigt de automatische incasso niet.
2. De erven kunnen de automatische incasso stopzetten door middel van het insturen van de rode kaart.
1. Echtscheiding of ontbinding van de samenlevingsovereenkomst van de belastingschuldige beëindigt de automatische incasso niet.
2. Als door de echtscheiding of ontbinding van de samenlevingsovereenkomst niet meer kan worden geïncasseerd op het bekende rekeningnummer, dan dient de belastingschuldige zo spoedig mogelijk een rekeningnummer mede te delen waarop de automatische incasso wel kan plaatsvinden.
1. Verhuizing van de belastingschuldige beëindigt de automatische incasso niet.
2. Als de verhuizing gevolgen heeft voor de hoogte van de formele belastingschuld van de belastingschuldige, past de incassant het bedrag van de na de verhuizing resterende maandtermijnen aan.
3. Als de belastingschuldige gedurende het belastingjaar verhuist naar een andere gemeente, dient hij de automatische incasso aan het einde van dat belastingjaar te beëindigen.
Wijzigingen betreffende het bank- of gironummer dienen met gebruikmaking van de wijzigingskaart terstond te worden gemeld aan de afdeling Publiekszaken.
1. Als de belastingschuldige het niet eens is met een afgeschreven termijnbedrag, dan kan hij de giro- of bankinstelling opdracht geven om het termijnbedrag op zijn rekening terug te storten.
2. De opdracht tot terugstorting wordt gegeven door de gele terugboekingskaart binnen een maand na verzending van de afrekening aan de giro- of bankinstelling toe te zenden.
De belastingschuldige kan de automatische incasso te allen tijde beëindigen door het inzenden van de rode kaart.
De incassant beëindigt de automatische incasso:
als de automatische incasso gedurende twee opeenvolgende maanden niet slaagt;
als de belastingschuldige surseance van betaling heeft aangevraagd, in staat van faillissement is gesteld, naar het buitenland vertrekt of dreigt te vertrekken, of als er anderszins omstandigheden worden geconstateerd die een regelmatig verloop van de incasso zouden kunnen belemmeren.
Termijnbetalingen buiten de automatische incasso worden niet geaccepteerd.
1. De belastingschuldige kan schriftelijk verzoeken om uitstel van betaling van de aanslag gemeentelijke belastingen.
2. Een bezwaarschrift en een beroepschrift tegen de aanslag gemeentelijke belastingen waarin niet wordt verzocht om uitstel van betaling worden niet aangemerkt als een verzoek om uitstel van betaling.
3. De belastingschuldige die verzoekt om uitstel van betaling vermeldt in zijn verzoek het bestreden bedrag van de belastingaanslag.
4. Het bedrag van het uitstel van betaling in verband met een bezwaar tegen de WOZ-waarde van een onroerende zaak is gelijk aan het bedrag dat volgt uit een verlaging van de WOZ-waarde van 10% of, als dit lager is, het bedrag bedoeld in het derde lid.
5. De invorderingsambtenaar willigt een verzoek om uitstel van betaling in, tenzij een of meerdere van de omstandigheden, omschreven in het zesde lid, zich voordoen.
6. De invorderingsambtenaar wijst het verzoek om uitstel van betaling af, als een of meerdere van de omstandigheden zich voordoen, die worden genoemd in artikel 25.1.3 van de Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2012 (zoals de omstandigheid dat de belastingschuldige onjuiste gegevens verstrekt).
7. Als de invorderingsambtenaar aan de belastingschuldige uitstel van betaling verleent, verbindt hij voorwaarden aan dit uitstel.
8. De invorderingsambtenaar beëindigt het door hem verleende uitstel van betaling, als een of meerdere van de omstandigheden zich voordoen, die worden genoemd in artikel 25.1.4 van de Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2012 (zoals de omstandigheid dat de belastingschuldige niet voldoet aan de voorwaarden waaronder het uitstel is verleend).
Volledige of gedeeltelijke kwijtschelding wordt in overeenstemming met artikel 1 van het Besluit kwijtschelding gemeentelijke belastingen 2012, afhankelijk van het vermogen en de betalingscapaciteit van de belastingschuldige, verleend voor:
de onroerende-zaakbelasting gebruik;
de milieuheffing.
1. Kwijtschelding wordt, als de belastingschuldige niet beschikt over vermogen of onvoldoende betalingscapaciteit heeft, ofwel geautomatiseerd verleend ofwel na een verzoek om kwijtschelding.
2. Als de belastingschuldige een verzoek om kwijtschelding indient, geeft hij door het verzoekformulier te tekenen de invorderingsambtenaar toestemming om voor het daaropvolgende jaar de gegevens over zijn inkomen en vermogen op te vragen bij het UWV, de Belastingdienst en de RDW.
3. Als uit de gegevens van bij het UWV, de Belastingdienst en de RDW blijkt dat de belastingschuldige niet beschikt over vermogen of onvoldoende betalingscapaciteit heeft, wordt aan hem geautomatiseerd kwijtschelding verleend.
4. De belastingschuldige aan wie geautomatiseerd kwijtschelding is verleend, ontvangt geen aanslagbiljet gemeentelijke belastingen.
5. De belastingschuldige aan wie niet geautomatiseerd kwijtschelding is verleend en die een aanslagbiljet gemeentelijke belastingen ontvangt, kan een verzoek om kwijtschelding indienen.
1. De belastingschuldige kan een verzoek om kwijtschelding indienen, nadat hij een aanslagbiljet gemeentelijke belastingen heeft ontvangen.
2. De belastingschuldige gebruikt voor zijn verzoek het daartoe vastgestelde verzoekformulier.
3. De invorderingsambtenaar neemt een verzoek om kwijtschelding dat niet is ingediend op het juiste verzoekformulier niet in behandeling. Hij stelt de belastingschuldige nog eenmaal in de gelegenheid om met het juiste verzoekformulier een verzoek om kwijtschelding in te dienen.
4. Als de belastingschuldige het verzoekformulier onvolledig ingevuld verstuurt, stelt de invorderingsambtenaar hem nog eenmaal in de gelegenheid om de ontbrekende gegevens binnen twee weken aan te vullen.
5. Als de belastingschuldige de ontbrekende gegevens niet of te laat aanvult, neemt de invorderingsambtenaar het verzoek om kwijtschelding niet in behandeling.
6. Als de belastingschuldige aannemelijk maakt dat hij voor het aanvullen van de ontbrekende gegevens langer dan twee weken nodig heeft, verlengt de invorderingsambtenaar de twee weken met een redelijke termijn.
Een verzoek om kwijtschelding schort de betalingsverplichting van de belastingschuldige op.
1. De invorderingsambtenaar kan een nader onderzoek instellen of inlichtingen inwinnen bij de belastingschuldige.
2. Met het gestelde in het eerste lid is de belastingschuldige akkoord gegaan door het verzoekformulier te ondertekenen.
1. De invorderingsambtenaar beoordeelt allereerst of de belastingschuldige beschikt over vermogen.
2. Als de belastingschuldige beschikt over vermogen, wijst de invorderingsambtenaar het verzoek om kwijtschelding af. Als de belastingschuldige niet beschikt over vermogen, beoordeelt de invorderingsambtenaar of de belastingschuldige voldoende betalingscapaciteit heeft.
3. Als de belastingschuldige voldoende betalingscapaciteit heeft, wijst de invorderingsambtenaar het verzoek om kwijtschelding af. Als de belastingschuldige onvoldoende betalingscapaciteit heeft, wijst de invorderingsambtenaar het verzoek om kwijtschelding toe.
Onder vermogen wordt verstaan de waarde van de bezittingen van de belastingschuldige, verminderd met de schulden van de belastingschuldige die hoger bevoorrecht zijn dan de rijksbelastingen.
Tot het vermogen worden gerekend:
banktegoeden;
onroerende zaken;
roerende zaken met een waarde van meer dan € 2.269,-;
een auto met een waarde van meer dan € 2.269,-, die de belastingschuldige niet nodig heeft in verband met ziekte, invaliditeit of de uitoefening van zijn beroep.
1. Onder betalingscapaciteit wordt verstaan het netto besteedbare inkomen, verminderd met de kosten van bestaan.
2. Hierbij wordt het netto besteedbare inkomen, genoemd in artikel 14 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, voordat het wordt verminderd met de kosten van bestaan, verminderd met de uitgaven, genoemd in artikel 15 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.
Tot het inkomen worden gerekend:
de netto salaris/uitkering;
de netto vakantie uitkering;
overige inkomsten (zoals voorlopige teruggaaf rijksbelastingen zonder de aanvullende heffingskortingen, spaarloon, overwerk, onregelmatigheidstoeslag, bijverdiensten, rente,;
kamerhuur, alimentatie, huurtoeslag, zorgtoeslag);
kinderbijslag en persoonsgebonden budget blijven buiten beschouwing.
Tot het inkomen worden niet gerekend:
de kinderkorting;
de aanvullende kinderkorting;
de toetrederskorting;
de jong gehandicaptenkorting (Wajong);
voor alleenstaande ouders van wie het jongste kind jonger is dan vijf jaar:
de aanvullende alleenstaande ouderkorting;
de combinatiekorting;
de aanvullende combinatiekorting.
Tot de uitgaven worden gerekend:
belastingschulden (uitgezonderd motorrijtuigenbelasting);
netto woonlasten (huur minus huurtoeslag c.q. voorlopige teruggaaf hypotheekrente bij eigen woning);
netto premies ziektekostenverzekering(ziektekostenverzekering minus zorgtoeslag);
betaalde alimentatie;
aflossingen op leningen voor de betaling van belastingschulden.
De invorderingsambtenaar maakt de beslissing op het verzoek om kwijtschelding aan de belastingschuldige bekend door middel van een gedagtekende uitspraak.
1. Als de beslissing luidt dat het verzoek om kwijtschelding (gedeeltelijk) wordt afgewezen, vermeldt de invorderingsambtenaar in de uitspraak, dat de belastingschuldige binnen tien dagen na de dagtekening van de uitspraak beroep kan instellen bij het college van burgemeester en wethouders.
2. De belastingschuldige dient het beroepschrift in bij de invorderingsambtenaar.
3. Het college van burgemeester en wethouders beslist op het beroep. De invorderingsambtenaar adviseert het college van burgemeester en wethouders.
1. De bepalingen in de Algemene wet bestuursecht over het horen zijn niet van toepassing op invordering van gemeentelijke belastingen. Er bestaat geen verplichting om de belastingschuldige te horen bij de afhandeling van het beroep.
2. Om de belastingschuldige tegemoet te komen wordt hij, voordat het college van burgemeester en wethouders op het beroep beslist, telefonisch te woord gestaan.
1. Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen zes weken op het beroep.
2. Het college van burgemeester en wethouders kan de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Hiervan wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de belastingschuldige. Verder uitstel is alleen mogelijk, als de belastingschuldige daarmee instemt.
1. Als de invorderingsambtenaar afwijzend heeft beslist op een verzoek om kwijtschelding, voldoet de belastingschuldige het verschuldigde bedrag binnen veertien dagen na dagtekening van de afwijzende beslissing of, als dit later is, binnen de op het aanslagbiljet aangegeven betaaltermijn.
2. Als het college van burgemeester en wethouders afwijzend heeft beslist op een ingesteld beroep tegen de afwijzende beslissing van de invorderingsambtenaar, voldoet de belastingschuldige het verschuldigde bedrag binnen veertien dagen na dagtekening van de afwijzende beslissing van het college van burgemeester en wethouders.
Als de belastingschuldige twee weken voor de afloop van de betalingstermijn van de aanslagen onroerende-zaakbelastingen, milieuheffing, rioolheffing en hondenbelasting de belastingschuld niet heeft voldaan, ontvangt hij van de invorderingsambtenaar een betalingsherinnering.
1. Als een belastingschuldige een belastingaanslag na de vervaldag van de betalingstermijn betaalt, brengt de invorderingsambtenaar hem bij voor bezwaar vatbare beschikking invorderingsrente in rekening.
2. De invorderingsrente is verschuldigd voor de periode vanaf de eerste dag na de vervaldag van de betalingstermijn tot en met de dag voorafgaande aan de dag van betaling van de belastingaanslag.
3. Als een belastingschuldige een hoger bedrag betaalt dan het bedrag van zijn belastingschuld, vergoedt de invorderingsambtenaar hem invorderingsrente.
4. Het percentage van de invorderingsrente in een kalenderkwartaal is gelijk aan de door de Europese Centrale Bank voor basisherfinancieringstransacties toegepaste interestvoet, dan wel, indien dit lager is, het ongewogen gemiddelde rendement van de laatste drie uitgegeven staatsleningen.
1. De invorderingsambtenaar kan aan de belastingschuldige uit te betalen en van de belastingschuldige te innen bedragen met elkaar verrekenen.
2. Als de belastingschuldige een verzoek om verrekening doet, willigt de invorderingsambtenaar dit verzoek in.
1. Als de belastingschuldige een belastingaanslag niet betaalt binnen de op het aanslagbiljet vermelde termijn, ontvangt hij van de invorderingsambtenaar een aanmaning.
2. De belastingschuldige die een aanmaning ontvangt is het bedrag van de belastingaanslag verschuldigd, vermeerderd met het bedrag van de aanmaning.
3. Het bedrag van de aanmaning is afhankelijk van het nog niet betaalde bedrag van de belastingaanslag en wordt vastgesteld in overeenstemming met de Kostenwet invordering rijksbelastingen.
4. De betalingstermijn van de aanmaning is, in overeenstemming met de artikel 11 van de Invorderingswet, twee weken.
1. Als de belastingschuldige een aanmaning niet binnen twee weken betaalt, ontvangt hij van de invorderingsambtenaar een dwangbevel.
2. De belastingschuldige die een dwangbevel ontvangt is het bedrag van de belastingaanslag verschuldigd, vermeerderd met het bedrag van de aanmaning en het dwangbevel.
3. Het bedrag van het dwangbevel is afhankelijk van het nog niet betaalde bedrag van de belastingaanslag en de aanmaning en wordt vastgesteld in overeenstemming met de Kostenwet invordering rijksbelastingen.
4. De invorderingsambtenaar vermindert het bedrag van een dwangbevel met:
de inmiddels gedane betalingen;
verleende verminderingen;
bedragen waarvoor kwijtschelding of uitstel van betaling is verleend.
5. Het dwangbevel wordt bekendgemaakt door middel van betekening.
6. De betekening van het dwangbevel kan plaatsvinden door de belastingdeurwaarder en per post door de invorderingsambtenaar.
1. De belastingdeurwaarder kan een dwangbevel ten uitvoer leggen, nadat een hernieuwd dwangbevel is betekend.
2. Tenuitvoerlegging van een dwangbevel vindt plaats door middel van:
beslag op roerende zaken;
beslag op onroerende zaken;
beslag onder derden;
beslag op effecten;
beslag op schepen.
3. De belastingschuldige kan tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in verzet komen bij de rechtbank van het arrondissement waar hij woont of is gevestigd.
1. Een derde die loon, uitkeringen, pensioen of lijfrechte verschuldigd is aan een belastingschuldige, is op vordering van de invorderingsambtenaar verplicht de belastingaanslagen van de belastingschuldige te betalen, voor zover één en ander vatbaar is voor beslag.
2. Voor zover één en ander niet vatbaar is voor beslag is de derde op vordering van de invorderingsambtenaar verplicht ten hoogste een tiende deel daarvan aan te wenden voor betaling van de belastingaanslagen van de belastingschuldige.
3. De belastingschuldige kan in verzet komen tegen de vordering, alsof de vordering de tenuitvoerlegging van een dwangbevel was.
1. De invorderingsambtenaar kan een belastingschuld geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren, als alle invorderingsmogelijkheden zijn afgerond of redelijkerwijs achterwege kunnen blijven.
2. De belastingschuld gaat door het oninbaarverklaring niet teniet.
3. Na de oninbaarverklaring van de belastingschuld en zolang de belastingschuld nog niet is verjaard kunnen eventuele uit te betalen bedragen nog worden verrekend en kunnen er nog invorderingsmaatregelen worden getroffen.
4. De belastingschuldige wordt van de oninbaarverklaring van zijn belastingschuld niet op de hoogte gebracht .
5. De belastingschuldige die kennis heeft genomen van de oninbaarverklaring van zijn belastingschuld kan hier geen rechten aan ontlenen.
6. Een belastingschuld niet hoger dan € 10.000,- kan door de teamcoördinator Belastingen en invordering oninbaar worden verklaard.
7. Een belastingschuld niet hoger dan € 5.000,- kan door de belastingdeurwaarder en de medewerker invordering oninbaar worden verklaard.
8. Een belastingschuld kan om de volgende redenen oninbaar worden verklaard:
faillissement;
vertrokken onbekend waarheen;
vertrokken naar het buitenland;
wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
minnelijke schuldregeling (finale kwijting);
kosten/baten (bedrag te laag om dwanginvordering toe te passen);
overleden, erven onbekend of erfenis verworpen;
niet verder bemoeilijken (met voorwaarden);
verjaring (ondanks stuitende/opschortende feiten);
geen verhaal volgens ambtsbericht deurwaarder;
invorderingskosten en/of rente op aanslagen van de gemeente die afgeboekt worden;
preferente vordering andere schuldeiser;
1. Het 'Incassoreglement gemeentelijke belastingen' van 15 december 2009 wordt ingetrokken op 1 januari van het in het derde lid genoemde kalenderjaar, met dien verstande dat het van toepassing blijft op de aanslagen gemeentelijke belastingen voor de kalenderjaren die aan dat kalenderjaar voorafgaan.
2. Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
3. Deze regeling geldt voor de aanslagen gemeentelijke belastingen voor de kalenderjaren vanaf 2012.
4. Deze regeling wordt aangehaald als 'Beleidsregels invordering gemeentelijke belastingen 2012'.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders der gemeente Spijkenisse van 6 december 2011.