Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSVERORDENING van den 18den Maart 1946 tot het vaststellen van eenige regelen voor de demobilisatie van de Vrijwilligerskorpsen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van den 18den Maart 1946 tot het vaststellen van eenige regelen voor de demobilisatie van de Vrijwilligerskorpsen
CiteertitelDemobilisatieverordeningvrijwilligerskorpsen 1945
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

m.u.v. bepaald onder art 2, sub I en III met terugwerking tot 30 augustus 1940

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-05-1948Art. 5, 6, 8, 14

23-04-1948

P.B. 1948, no. 39

onbekend
26-04-194630-08-1945Nieuwe regeling

18-03-1946

P.B.1946, no. 59

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van den 18den Maart 1946 tot het vaststellen van eenige regelen voor de demobilisatie van de Vrijwilligerskorpsen

Artikel 1

Alle leden van de Vrijwilligerskorpsen, die langer dan een jaar onder de wapenen zijn gebleven , hebben bij demobilisatie, na den dag van de inwerking treding van deze landsverordening, recht op de vergoedingen en andere voordeelen, hun overeenkomstig deze landsverordening toegekend, mits zij niet ingevolge de bepalingen van deze landsverordening uitdrukkelijk daarvan zijn uitgesloten.

Artikel 2

Van de bepalingen van deze landsverordening zijn, behoudens het bepaalde bij artikel 3, uitgesloten zij, die als militair werkman bij een Vrijwilligerskorps dienen, tenzij zij voordien hebben behoord tot de kustwacht, waarbij voor de toepassing van artikel 5 de tijd, die zij bij de kustwacht hebben gediend, beschouwd wordt te zijn doorgebracht in actieven militairen dienst.

Artikel 3

Voorzoover de leden van de Vrijwilligerskorpsen, bedoeld in artikel 1, in het bezit hiervan zijn, mogen zij de volgende uitrustingsstukken voor eigen gebruik behouden:

2 werkpakken

2 uitgaanspakken

2 paar lederen schoenen

1 paar gymnastiekschoenen

2 broekriemen

2 stropdassen

3 onderbroeken

3 onderhemden

3 paar sokken

1 zwembroek

2 sportbroeken

3 handdoeken

Artikel 4

Onverminderd hetgeen in voorgaand artikel is bepaald, wordt aan den gedemobiliseerde, bedoeld in artikel 1, een kleedingtoelage toegekend, waarvan de grootte is bepaald als volgt:

Korporaals en manschappen fls. 75,--

Onderofficieren fls. 100,--

Officieren fls. 150,--

Artikel 5

Bij demobilisatie hebben de soldij genietende leden van de Vrijwilligerskorpsen, bedoeld in artikel 1, die langer dan een jaar in werkelijke dienst zijn geweest, recht op een uitkeering van drie gulden verhoogd met een dag laatstgenoten soldij voor elke maand, gedurende welke zij in actieven militairen dienst zijn verbleven.

Bij demobilisatie hebben de maandbezoldiging genietende leden van de Vrijwilligerskorpsen, die langer dan een jaar in werkelijke dienst zijn geweest, recht op een uitkeering van drie gulden verhoogd met een dag laatstgenoten bezoldiging, voor elke maand, gedurende welke zij in actieven militairen dienst zijn verbleven.

Bij de berekening van de in het eerste en tweede lid bedoelde uitkeeringen, worden perioden van korter dan een maand verwaarloosd.

Indien een lid van een vrijwilligerskorps is overleden v??r het tijdstip van demobilisatie, worden de in dit artikel bedoelde uitkeeringen gedaan aan de nagelaten betrekkingen van den overledene.

Artikel 6

De bij het vorig artikel bedoelde bedragen worden uitgekeerd door de zorg van de controleur der militaire administratie.

Artikel 7

Aan het lid van een Vrijwilligerskorps, bedoeld in artikel 1, dat gedurende zijn verblijf onder de wapenen kostwinnersvergoeding heeft genoten, kan indien betrokkene aan den Chef van de afdeeling Sociale Zaken van het Departement voor Sociale en Economische Zaken, die het advies inwint van de Commissie, bedoeld in artikel 43 van het Schutterijbesluit 1940 (P.B. 1940 No. 129), aannemelijk weet te maken, dat het hem gedurende veertien dagen na vertrek met groot verlof niet mogelijk is geweest een passende werkkring te vinden, na dien termijn van veertien dagen een gelijke kostwinnersvergoeding worden toegekend tot een maximum van twaalf weken (drie maanden) één en ander nader door den Gouverneur te regelen.

Artikel 8

  • 1. Geen recht op de uitkeringen ingevolge de artikelen 3, 4, 5 en 7 heeft het lid van een Vrijwilligerskorps, bedoeld in artikel 1, dat krachtens onherroepelijk rechterlijk vonnis dan wel om een der navolgende redenen ontslagen is uit de dienst:

    • a.

      gebleven ongeschiktheid om in de militaire stand te dienen;

    • b.

      verregaande plichtsverzaking;

    • c.

      liederlijkheid of wangedrag.

  • 2. Eveneens heeft geen recht op de uitkeringen ingevolge de artikelen 3, 4, 5 en 7 het lid van een Vrijwilligerskorps, bedoeld in artikel 1, dat, tenzij voorwaardelijk, is veroordeeld, hetzij bij één vonnis, hetzij bij verschillende vonnissen gezamenlijk, tot een zwaardere straf dan gevangenisstraf of militaire gevangenisstraf van zes maanden.”.

Artikel 9

De gedemobiliseerde leden van de Vrijwilligerskorpsen, bedoeld in artikel 1, hebben binnen één maand na demobilisatie recht op vrij vervoer naar het eiland, waar zij werden ingelijfd of zich metterwoon willen vestigen, mits het eiland binnen het Staatsdeel Curaçao is gelegen.

Artikel 10

De gedemobiliseerde leden van de Vrijwilligerskorpsen, bedoeld in artikel 1, worden bij de afdeeling Sociale Zaken van het Departement voor Sociale en Economische Zaken geregistreerd.

Dit Departement wordt overeenkomstig door den Gouverneur vast te stellen regelen, belast met de uitvoering van de bepalingen van deze landsverordening, voor zoover een en ander verband houdt met het verleenen van bemiddeling aan de gedemobiliseerde leden van de Vrijwilligerskorpsen, bij het zoeken naar een burgerbetrekking.

Artikel 11

Onder soldij wordt in deze landsverordening verstaan de dagsoldij, verhoogd met duurtetoeslag welke aan schutters in overeenkomstige omstandigheden zou zijn toegekend.

Onder bezoldiging wordt verstaan, de schutterijsoldij verhoogd met duurtetoeslag en langdurige diensttoelage, welke aan onderofficieren en officieren der Schutterij in overeenkomstige omstandigheden zou zijn toegekend.

Artikel 12

Indien de belangen van den dienst zich hier niet tegen verzetten, kan een Vrijwilliger, die gedemobiliseerd wordt, onder nader door den Gouverneur te bepalen voorwaarden als vrijwilliger bij de Schutterij worden aangenomen.

De duur van het verblijf onder de wapenen, overeenkomstig het in het eerste lid van dit artikel bedoeld verband, telt niet mede voor de berekening van het hem toekomende krachtens artikel 5 van deze landsverordening dan wel krachtens artikel 6 van de Landsverordening demobilisatie schutters 1945.

Artikel 13

Indien een lid van een Vrijwilligerskorps na beeindiging van zijn verplichten werkelijken dienst, overeenkomstig artikel 60 van het ,,Schutterijbesluit 1940” (P.B. 1940 no. 129) een driejarig verband bij de schutterij aangaat, wordt het hem toekomende ingevolge de artikelen 3, 4 en 5 gereserveerd.

De duur van het verblijf onder de wapenen, overeenkomstig het in het eerste lid van dit artikel bedoeld verband, telt niet mede voor de berekening van het hem toekomende krachtens artikel 5 van deze landsverordening dan wel krachtens artikel 6 van de Landsverordening demobilisatie Schutters 1945.

Artikel 14

Deze landsverordening treedt in werking op den dag na dien harer afkondiging en werkt terug tot 30 augustus 1945, zij kan worden aangehaald als „Demobilisatieverordening Vrijwilligerskorpsen 1945”.