Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Harenkarspel

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing Harenkarspel 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Harenkarspel
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van rioolheffing Harenkarspel 2012
CiteertitelVerordening rioolheffing Harenkarspel 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpRioolheffing

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is alleen van kracht voor het grondgebied van de voormalige gemeente Harenkarspel. De regeling is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Harenkarspel, welke is opgeheven met ingang van 1 januari 2013. Op grond van artikel 28 van de Wet algemene regels gemeentelijke indeling behoudt deze regeling haar rechtskracht voor het grondgebied waarvoor ze is vastgesteld gedurende twee jaar, tenzij de regeling eerder wordt ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 228a, 1e lid, aanhef en onderdeel a

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201231-12-2012Nieuw

01-11-2011

Schager Weekblad, 21-12-2011

HEF/2011/9563

Tekst van de regeling

Intitulé

De raad van de gemeente Harenkarspel;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 september 2011;gelet op artikel 228a, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet;besluit:vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing Harenkarspel 2012

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • a.

    onder perceel verstaan een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    onder recreatiewoning verstaan een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan gelegen op een daartoe van gemeentewege aangewezen recreatieterrein;

  • c.

    onder gemeentelijke riolering verstaan een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • d.

    onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • e.

    onder water verstaan huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2. Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

  • 3. In afwijking van het gestelde in het vorige lid wordt het gebruik van gebouwen, caravans, kampeerwagens of andere mobiele inrichtingen, deel uitmakend van een daartoe van gemeentewege aangewezen recreatieterrein aangemerkt als gebruik door de exploitant van dat terrein.

  • 4. Wie als exploitant van een recreatieterrein, als bedoeld in lid 3, wordt aangemerkt, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

  • 5. In afwijking van het gestelde in lid 2 en 3 wordt degene die krachtens eigendom of beperkt recht een recreatiewoning in eigendom heeft aangemerkt als gebruiker van dat perceel.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarieven

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 2 bedraagt voor elk perceel die direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering € 151,68 per belastingjaar.

  • 2. De belasting als bedoeld in artikel 2 bedraagt voor elk perceel die als recreatieverblijf (zomerhuis, stacaravan, caravan, kampeerwagen of soortgelijke inrichting) dient en die is geplaatst op een van gemeentewege aangewezen recreatieterrein € 12,64 per maand, hetgeen berekend wordt over het aantal maanden waarin het verblijf op grond van de voorschriften maximaal is toegestaan. De belasting als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 3. Wanneer uit het perceel meer dan 500 m3 afvalwater wordt afgevoerd, wordt naast de belasting geheven op grond van lid 1 bovendien een belasting per belastingjaar geheven van:

    bij afvoer van:

    • a.

      meer dan 500 m3, doch niet meer dan 1.000 m3 € 139,76;

    • b.

      meer dan 1.000 m3, doch niet meer dan 1.500 m3 € 273,99;

    • c.

      meer dan 1.500 m3, doch niet meer dan 2.000 m3 € 400,85;

    • d.

      meer dan 2.000 m3 € 400,85 te vermeerderen met € 120,46 voor elke 500 m3 of gedeelte daarvan boven de 2.000 m3.

  • 4. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 5. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 6. De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8 Aangifte

  • 1. De belastingplichtige aan wie niet binnen een maand na afloop van het belastingjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van die maand bij het hoofd van de afdeling Publiekszaken een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

  • 2. Het formulier van het aangiftebiljet wordt bij afzonderlijk besluit door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld.

Artikel 9 Voorlopige aanslag

Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan 1/12 gedeelte van het in artikel 5, lid 1, genoemde bedrag.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, lid 1, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening rioolheffing Harenkarspel 2012”.

Artikel 14 Inwerkingtreding/ingang heffing

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. Met ingang van die datum vervalt de “Verordening rioolheffing Harenkarspel 2011”, die is vastgesteld bij raadsbesluit van 2 november 2010, nummer 8 D, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich hebben voorgedaan vóór de in het volgende lid bedoelde datum van ingang van heffing.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 01-11-2011

de griffier, de voorzitter,

R.H. Mulder E. Vermeer