Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Gaasterlân-Sleat

Verordening op de heffing en de invordering van een forensenbelasting 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Gaasterlân-Sleat
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van een forensenbelasting 2012
CiteertitelVerordening Forensenbelasting 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Verordening Forensenbelasting 2011, vastgesteld door de raad in zijn vergadering van 21 december 2010, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 223

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-01-201201-01-2013Nieuwe regeling

20-12-2011

Balkster Courant, 29-12-2011

2011/115

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Gaasterlân-Sleat;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 december 2011, nr. 2011/115;

gelet op artikel 223 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

"Verordening op de heffing en de invordering van een forensenbelasting 2012".

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder woning:

een gemeubileerde woning als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam 'forensenbelasting' wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.

  • 2. Of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Artikel 3 Vrijstellingen

Niet belastingplichtig is degene die ter tijdelijke waarneming van een openbare betrekking of ter bijwoning van de vergaderingen van een vertegenwoordigend openbaar lichaam, waarvan hij het lidmaatschap bekleedt, dan wel ingevolge last of bevel van de overheid, buiten de gemeente van zijn hoofdverblijf vertoeft.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting wordt geheven naar de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen, zoals die voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt voor het belastingjaar is vastgesteld.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, wordt de belasting geheven naar de waarde, indien de heffingmaatstaf voor de onroerendezaakbelasting voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt, voor het belastingjaar is vastgesteld onder toepassing van artikel 16, onderdeel 3, van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 3. Ingeval geen heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelastingen is vastgesteld, wordt de belasting berekend naar de waarde.

  • 4. De vaststelling van de waarde bedoeld in het tweede lid geschiedt overeenkomstig de regels voor de in de artikel 220 tot en met 220d van de Gemeentewet, met dien verstande dat daarbij artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken niet wordt toegepast.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt per jaar 0,255% van de heffingsgrondslag zoals genoemd in artikel 4 met een minimum van € 288,- en een maximum van € 736,-.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6A Ontstaan van de belastingschuld

De belasting is verschuldigd op het moment dat de gemeubileerde woning meer dan 90 dagen in het belastingjaar beschikbaar is gehouden als bedoeld in artikel 2.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. Het bedrag, welke is verschuldigd op grond van artikel 5 en artikel 11, lid 1 van deze verordening dient, indien de aanslag is gelegen:

    • a.

      op of vóór 31 maart van het desbetreffende belastingjaar te worden voldaan in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede termijn twee maanden later;

    • b.

      na 31 maart van het desbetreffende belastingjaar, te worden voldaan in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de van dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede termijn een maand later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt:

    • a.

      dat indien het verschuldigde bedrag door middel van automatische incasso kan worden afgeschreven en waarbij het belastingjaar gelijk is aan het jaar van dagtekening van het aanslagbiljet en indien de dagtekening van de aanslag is gelegen op of vóór 31 mei van het desbetreffende belastingjaar, het verschuldigde bedrag in tien gelijke termijnen kan worden voldaan, waarbij de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand van dagtekening van het aanslagbiljet en elke volgende termijn één maand later;

    • b.

      dat indien het verschuldigde bedrag door middel van automatische incasso kan worden afgeschreven en waarbij het belastingjaar gelijk is aan het jaar van dagtekening van het aanslagbiljet en indien deze dagtekening is gelegen op of na 31 juli van het desbetreffende belastingjaar of op of vóór 30 november van het desbetreffende belastingjaar, het verschuldigde bedrag in vijf gelijke termijnen kan worden voldaan, waarbij de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand van dagtekening van het aanslagbiljet en elke volgende termijn één maand later;

    • c.

      dat indien het verschuldigde bedrag door middel van automatische incasso kan worden afgeschreven en indien de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen na 30 november van het desbetreffende kalenderjaar, het verschuldigde bedrag in twee gelijke termijnen kan worden voldaan, waarbij de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand van dagtekening van het aanslagbiljet en elke volgende termijn één maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden van dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de forensenbelasting.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening Forensenbelasting 2011, vastgesteld door de raad in zijn vergadering van 21 december 2010, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Forensenbelasting 2012".

Ondertekening

Aldus besloten door de raad voornoemd in zijn

openbare vergadering van 20 december 2011,

voorzitter griffier