Overheidsorganisatie | Nederlandse Antillen |
---|---|
Officiële naam regeling | MINISTERIËLE BESCHIKKING van de 4de juni 1998, houdende verlening van mandaat aan de Directeur van het Bureau Telecommunicatie en het Hoofd van de Scheepvaartinspectie Nederlandse Antillen ter zake van de bevoegdheid tot afgifte van machtigingen voor radio-elektrische zend- en ontvanginrichtingen als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 16, derde lid, van de Landsverordening telecommunicatievoorzieningen (P.B. 1995, no. 196) aan boord van schepen (Mandaatregeling telecommunicatie scheepvaart) |
Citeertitel | Mandaatregeling telecommunicatie scheepvaart. |
Vastgesteld door | Minister van Verkeer en Vervoer |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Landsverordening telecommunicatievoorzieningen (P.B. 1995, no. 196), de artikelen 15, eerste lid, en 16, derde lid
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-06-1998 | 01-01-1996 | Nieuwe regeling | 04-06-1998 P.B. 1998, no. 105 | onbekend |
1. De bevoegdheid tot het verlenen van machtigingen voor radio-elektrische zend- en ontvanginrichtingen als bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, onderscheidenlijk 16, derde lid, van de Landsverordening op de Telecommunicatievoorzieningen (P.B. 1995, no. 196), die worden gebezigd aan boord van schepen, wordt gemandateerd aan:
de Directeur van het Bureau Telecommunicatie voor zover het betreft definitieve machtigingen; en
de Directeur van het Bureau Telecommunicatie alsmede het Hoofd van de Scheepvaartinspectie Nederlandse Antillen voor zover het betreft voorlopige machtigingen.
2. Voorlopige machtigingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, mogen slechts worden afgegeven in geval van teboekstelling van een schip in het Nederlands-Antilliaans scheepsregister of inschrijving van een schip in het Nederlands-Antilliaans rompbevrachtingsregister.
3. Voorlopige machtigingen als bedoeld in het eerste lid hebben een geldigheidsduur van ten hoog-ste drie maanden.
4. Uit de ondertekening van elke verstrekte machtiging blijkt expliciet dat deze namens de Minister van Verkeer en Vervoer is afgegeven.
Deze beschikking wordt in het Publicatieblad geplaatst.
Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad waarin zij geplaatst is en werkt terug tot en met 1 januari 1996.
Deze beschikking kan worden aangehaald als: Mandaatregeling telecommunicatie scheepvaart.