Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 18de december 1995 ter uitvoering van artikel 1, derde lid, van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 18de december 1995 ter uitvoering van artikel 1, derde lid, van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200001-01-1994Nieuwe regeling

18-12-1995

PB 1995, no. 219

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 18de december 1995 ter uitvoering van artikel 1, derde lid, van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

  • a.

    concern: de economische gezamenlijkheid van een moedermaatschappij, haar directe of indirecte dochtermaatschappijen en de ondernemingen of instellingen waarin de moedermaatschappij of een dochtermaatschappij direct of indirect overwegende zeggenschap heeft;

  • b.

    concernmaatschappij: een onderneming of instelling die behoort tot een concern;

  • c.

    concernfinancieringsmaatschappij: een concernmaatschappij die tevens internationale kredietinstelling is;

  • d.

    professionele marktpartijen:

    • 1°.

      kredietinstellingen, verzekeringsmaatschappijen, pensioenfondsen, effecten- en beleggingsinstellingen, voor zover zij onder adequaat toezicht staan;

    • 2°.

      nationale overheden en internationale en supranationale publiekrechtelijke organisaties;

    • 3°.

      ondernemingen waarvan de effecten genoteerd zijn aan een erkende effectenbeurs als bedoeld in het Landsbesluit erkende effectenbeurzen dan wel aan een andere, bij ministeriële beschikking aangewezen effectenbeurs;

    • 4°.

      ondernemingen met een balanstotaal groter dan of gelijk aan NA 2 miljard;

    • 5°.

      financieringsmaatschappijen van vorenbedoelde ondernemingen, die op professionele basis uit eigen hoofde regelmatig actief zijn op de financiële markten.

Artikel 2

Een concernfinancieringsmaatschappij of internationale kredietinstelling die 90% of meer van haar gelden ter beschikking verkrijgt van concernmaatschappijen en/of professionele marktpartijen, wordt niet aangemerkt als een kredietinstelling in de zin van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 mits de door haar ten behoeve van het aantrekken van gelden uitgegeven toonderstukken met een nominale waarde van minder dan NA 100.000,- per coupure, een clausule bevatten die de uitgifte en verhandeling ervan beperkt tot concernmaatschappijen en/of professionele marktpartijen.

Artikel 3

Een concernfinancieringsmaatschappij die minder dan 90% van haar gelden ter beschikking verkrijgt van concernmaatschappijen en professionele marktpartijen, wordt niet aangemerkt als een kredietinstelling in de zin van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 indien:

  • a.

    die maatschappij kredietuitzettingen uitsluitend verricht bij andere concernmaatschappijen, en

  • b.

    de moedermaatschappij van het concern waartoe de concernfinancieringsmaatschappij behoort, een onherroepelijke garantie onderscheidenlijk contragarantie heeft verstrekt voor de nakoming van de verplichtingen van de concernfinancieringsmaatschappij uit hoofde van bedoelde aangetrokken gelden.

Artikel 4

De in artikel 2 en artikel 3, onderdeel b, opgenomen voorwaarden zijn niet van toepassing op de reeds op het tijdstip van inwerkingtreding van dit landsbesluit bestaande verplichtingen uit hoofde van aangetrokken gelden als bedoeld in die artikelen.

Artikel 5

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad waarin het geplaatst is, en werkt terug tot en met 1 januari 1994.

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Een kredietinstelling wordt in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 gedefinieerd als een onderneming of instelling die haar bedrijf maakt van het ter beschikking krijgen van al dan niet op termijn opvorderbare gelden en het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen. De landsverordening voorziet in artikel 1, derde lid, in de mogelijkheid te regelen dat bepaalde ondernemingen of instellingen respectievelijk ondernemingen of instellingen die behoren tot een bepaalde groep, niet als kredietinstelling in de zin van de wet worden beschouwd indien de belangen die de landsverordening beoogt te beschermen naar het oordeel van de Minister van Financiën reeds op andere wijze afdoende worden beschermd of niet in het gedrang komen of zijn. In het onderhavige landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

Hoofddoel van het landsbesluit is om de wettelijke positie van internationale concernfinancieringsmaatschappijen met betrekking tot het toezicht te regelen. Meestal zijn bedoelde maatschappijen op de Nederlandse Antillen gevestigde dochterondernemingen van grote internationale bedrijven en financiële instellingen die op de internationale markt gelden aantrekken door middel van verschillende soorten schuldtitels en deze vervolgens uitzetten binnen het concern. Dergelijke financieringsmaatschappijen vallen in beginsel onder de wettelijke definitie van kredietinstelling, waardoor zij formeel onderhevig zijn aan toezicht ingevolge de landsverordening. Vanwege het speciale karakter en de beperkte doelstelling van dergelijke ondernemingen behoeven deze financieringsmaatschappijen echter niet als kredietinstelling te worden behandeld indien de moedermaatschappij een onherroepelijke garantie heeft verstrekt voor de nakoming van de door haar financieringsmaatschappijen aangegane verplichtingen, aangezien er dan in principe geen gevaar voor derde crediteuren bestaat. In het onderhavige landsbesluit is dit beleid in hoofdlijnen neergelegd, zoals blijkt uit artikel 3.

Naast de in artikel 3 bedoelde concernfinancieringsmaatschappijen die hun kredietuitzettingen uitsluitend binnen het concern verrichten (hetgeen overigens niet wegneemt dat zij hun liquiditeiten en hun beleggingen elders kunnen aanhouden), zijn er in de praktijk veel financieringsmaatschappijen die hun kredieten ten dele binnen en ten dele buiten het concern verrichten. Het bedrijf van deze laatste groep lijkt iets meer op dat van een bank. Ten einde met betrekking tot deze groep een gerichter beleid te voeren en aldus de belangen van de betrokken crediteuren beter te waarborgen, wordt in dit landsbesluit, in tegenstelling tot hetgeen onder het voorgaande beleid gold, onderscheid gemaakt tussen de verscheidene participanten in de internationale markt waarvan gelden worden aangetrokken: de professionele marktpartijen, de concernmaatschappijen en een restgroep. De professionele marktpartijen behoeven in mindere mate bescherming op grond van de landsverordening aangezien zij door de beschikbare expertise in staat worden geacht zelf de financiële soliditeit van ondernemingen waaraan zij hun gelden toevertrouwen, te kunnen beoordelen. Dit geldt uiteraard eveneens voor de geldverstrekkende concernmaatschappijen. Daarentegen dient de restgroep eerder beschermd te worden door middel van onafhankelijk toezicht of bij voorbeeld een zekerheidsstelling van de moedermaatschappij van de financieringsmaatschappij. Mitsdien zijn in dit landsbesluit de instellingen die hun gelden aantrekken van professionele marktpartijen en concernmaatschappijen en deze zowel binnen als buiten het concern uitzetten, aangewezen als zijnde geen kredietinstelling (artikel 2). Voorwaarde hiervoor is evenwel dat in het geval van uitgegeven toonderstukken deze dienen te zijn voorzien van een "selling restriction", dat wil zeggen een clausule die de uitgifte en verhandeling beperkt tot concernmaatschappijen en professionele marktpartijen. De bedoeling van deze restrictie is te voorkomen dat de stukken in handen zouden komen van de restgroep. Het landsbesluit bevat derhalve een onderscheid tussen professionele marktpartijen en concernmaatschappijen enerzijds en de restgroep anderzijds.

In dit landsbesluit is voorts in verband met de noodzakelijke flexibiliteit in het te voeren beleid een grens gesteld van 90% ter zake van de totale verplichtingen die de instelling kan aangaan jegens marktpartijen. Hierdoor zou het kunnen voorkomen dat een beperkte groep derde crediteuren geen bescherming aan de landsverordening ontleent, ware het niet dat op grond van artikel 45, eerste lid, bescherming kan worden verleend. Die regel bepaalt namelijk dat het anderen dan geregistreerde kredietinstellingen verboden is zich direct of indirect tot het publiek te wenden ter zake van het aantrekken van gelden of het verlenen van kredieten. Het aanmerken als niet-kredietinstelling in dit landsbesluit doet aan dit verbod niets af.

Deze instellingen zullen zich derhalve moeten melden bij de Bank van de Nederlandse Antillen om een algemene of bijzondere ontheffing te krijgen in verband met het verbod op het aantrekken van gelden van het publiek ingevolge artikel 45, tweede lid, van de landsverordening. Aan deze ontheffing kan door de Bank voorwaarden worden verbonden. Voor de goede orde zij in verband met het bovenstaande erop gewezen dat ondernemingen of instellingen die middels participatie- of aandeelbewijzen gelden aantrekken ter collectieve belegging teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen, beleggingsinstellingen zijn. Aldus vallen zij conform artikel 45, derde lid, van de landsverordening niet onder de werkingssfeer van het artikel. Voor zover een beleggingsmaatschappij echter vreemd vermogen van derden aantrekt, valt zij niet onder deze vrijstelling.

Tenslotte zij nog opgemerkt dat dit landsbesluit slechts betrekking heeft op financieringsmaatschappijen in het bezit van een ontheffing van de artikelen 9 tot en met 15 van de Landsverordening deviezenverkeer en die dus buitengaats opereren, vandaar dat in het landsbesluit wordt gesproken over "internationale kredietinstellingen", een begrip dat in de landsverordening is gedefinieerd en ook in dit landsbesluit van toepassing is. Op de lokale markt opereren geen of vrijwel geen concernfinancieringsmaatschappijen. Voor zover zij daar werkzaam zijn, zal een apart beleid worden gevoerd door de Bank van de Nederlandse Antillen, tenzij het een en ander bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt geregeld.

Artikelsgewijze toelichting

artikel 2

Een onderneming of instelling die bijna uitsluitend - meer dan 90% - gelden ter beschikking krijgt van professionele marktpartijen of van concernmaatschappijen en met die gelden vervolgens kredieten verleent, voldoet in beginsel aan de definitie van kredietinstelling als bedoeld in de landsverordening. Er is echter zoals reeds eerder opgemerkt geen aanleiding dergelijke ondernemingen of instellingen onder toezicht te stellen, aangezien de crediteuren van die ondernemingen of instellingen als professionele marktpartijen geacht mogen worden zelf voldoende in staat te zijn de financiële positie van die ondernemingen of instellingen waaraan zij hun gelden toevertrouwen, vast te stellen.

Indien de middelen worden aangetrokken door middel van de uitgifte van toonderstukken met coupures van minder dan NA 100.000,- dient een "selling restriction" te worden opgenomen opdat de uitgifte en verhandeling van deze stukken beperkt blijft tot professionele marktpartijen en concernmaatschappijen; de "selling restriction" dient aan de houders van de stukken kenbaar te zijn gemaakt op een manier die op de markt waarop deze toonderpapieren worden verhandeld volgens "best practices" gebruikelijk is. De "selling restriction" moet als strekking hebben: "These notes may not be offered, sold, transferred or delivered as part of their initial distribution or at any time thereafter, directly or indirectly, other than to companies belonging to the (name) concern, (investment) banks, pension funds, insurance companies, securities firms, investment institutions, central governments, large transnational organizations and international organizations created under public international law and other comparable entities, including, inter alia, finance companies of large enterprises, who or which are active on a regular and professional basis in the financial markets for their own account".

De drempel is op NA 100.000,- gesteld omdat het onwaarschijnlijk is dat de restgroep toonderstukken met een nominale waarde groter dan NA 100.000,- zal kopen.

Ten slotte zij opgemerkt dat dit artikel betrekking heeft op zowel concernfinancieringsmaatschappijen als op financieringsmaatschappijen die niet behoren tot een concern doch die wel concernmaatschappijen en anderen financieren.

artikel 3

In de Nederlandse Antillen opereert ook een groep financieringsmaatschappijen die voor een belangrijk deel - meer dan 10% - gelden aantrekt van de restgroep. Zij mogen onder het huidige beleid zonder als kredietinstelling in de zin van de landsverordening te worden aangemerkt, kredietuitzettingen uitsluitend binnen het concern verrichten.

Deze financieringsmaatschappijen worden krachtens dit landsbesluit niet als kredietinstelling aangemerkt voor zover de moedermaatschappij van het concern zekerheid verschaft voor de crediteuren door middel van een onherroepelijke garantie. Voorts zal ook een andere concernmaatschappij een garantie kunnen verstrekken doch deze dient te zijn gedekt door een contra-garantie van de moedermaatschappij.

Zoals reeds in het algemeen deel van deze nota van toelichting vermeld, zal de instelling zich tot de Bank van de Nederlandse Antillen moeten wenden teneinde een specifieke ontheffing voor het aantrekken van gelden ingevolge artikel 45, tweede lid, van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 te krijgen. Aan deze ontheffing kunnen door de Bank van de Nederlandse Antillen voorwaarden worden gesteld zoals onder meer nadere eisen terzake de zekerheidsstelling van de moedermaatschappij en het overleggen van door een accountant gecertificeerde jaarrekeningen.

artikel 4

Deze bepaling bevat een overgangsregeling, op grond waarvan de in artikelen 2 (de selling restriction) en 3, onderdeel b, (de garantie) gestelde voorwaarden niet gelden voor de op het tijdstip van inwerkingtreding uitstaande verplichtingen. Dit wil overigens niet zeggen dat dergelijke voorwaarden niet reeds om andere redenen gelden, bij voorbeeld omdat de Bank van de Nederlandse Antillen zulks als voorwaarde heeft gesteld bij een ontheffing voor een emissie.

Bij nieuwe emissies en vernieuwingen van de bestaande uitgiften dient uiteraard wel aan de vereisten te worden voldaan.