Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Gaasterlân-Sleat

Verordening inzake de Winkeltijden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Gaasterlân-Sleat
Officiële naam regelingVerordening inzake de Winkeltijden
CiteertitelVerordening Winkeltijden Gaasterlân-Sleat 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpwinkeltijden

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Winkeltijdenwet
  2. Vaststellingsbesluit Winkeltijdenwet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201211-07-2014Nieuwe regeling

29-11-2011

Balkster Courant, 22-12-2011

2011/108

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Gaasterlân-Sleat;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 november 2011, nr. 2011/108;

gelet op de Winkeltijdenwet en het Vrijstellingsbesluit Winkeltijdenwet;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

“Verordening inzake de Winkeltijden”.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Winkeltijdenwet;

  • b.

    winkel: een winkel als bedoeld in artikel 1 van de wet;

  • c.

    feestdagen: Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, eerste Kerstdag en tweede Kerstdag;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Beslissingstermijn

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders beslist op een aanvraag van een ontheffing binnen 8 weken.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan de beslissing voor ten hoogste 4 weken verdagen.

Artikel 3 Overdracht van de ontheffing

  • 1. Een ontheffingen op grond van deze verordening is overdraagbaar na verkregen toestemming van het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. In geval van een voorgenomen overdracht als bedoeld in het eerste lid, doet de houder van de ontheffing hiervan onmiddellijk schriftelijk mededeling aan het college van burgemeester en wethouders onder vermelding van de naam en het adres van de voorgestelde rechtverkrijgende.

Artikel 4 Intrekken of wijzigen van de ontheffing

Het college kan een ontheffing intrekken of wijzigen indien:

  • a.

    ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten dit noodzakelijk maken in verband met het belang of de belangen ter bescherming waarvan de ontheffing is vereist;

  • c.

    het gebruik van de winkel of de uitoefening van een bedrijf anders dan in een winkel op basis van de ontheffing gevaar oplevert voor de openbare orde, de veiligheid of het woon- en leefklimaat ter plaatse;

  • d.

    de aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • e.

    van de ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

  • f.

    de houder dit aanvraagt.

Artikel 5 Zon- en feestdagenregeling

  • 1. De verboden, vervat in artikel 2, eerste lid, onder b van de wet, gelden niet op ten hoogste vier, door het college aan te wijzen feestdagen per kalenderjaar.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid geldt voor elk deel van de gemeente afzonderlijk.

Artikel 6 Openstelling van levensmiddelenwinkels op de avonden van feestdagen en 4 mei

  • 1. Het college kan op aanvraag ontheffing verlenen van de in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a en b van de wet genoemde verboden ten behoeve van winkels

    • a.

      waarvoor een ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 9 van deze verordening, en

    • b.

      waar hoofdzakelijk eetwaren en drinkwaren plegen te worden verkocht met uitzondering van sterke drank a;s bedoeld in artikel 1, eerste lid , van de Drank en Horecawet.

  • 2. Het college kan voor ten hoogste 1 winkel ontheffing verlenen.

  • 3. Aan de ontheffing worden de volgende voorschriften verbonden:

    • a.

      de winkel dient gesloten te zijn tussen 0.00 en 16.00 uur;

    • b.

      de winkel mag niet geopend zijn op zondag.

  • 4. De ontheffing kan worden geweigerd indien de woonsituatie of de leefsituatie, de veiligheid of de openbare orde in de omgeving van de winkel op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de openstelling.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de toewijzing van een ontheffing als in het eerste lid bedoeld.

Artikel 7 Ontheffing zon- en feestdagenregeling voor afzonderlijke situaties

  • 1. Het college kan voor wat betreft de zondagen of feestdagen ontheffing verlenen van de in artikel 2 van de wet genoemde verboden ten behoeve van:

    • a.

      bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard;

    • b.

      het uitstallen van goederen;

    • c.

      tentoonstellingen in kunstateliers en galeries.

  • 2. De in het eerste lid genoemde ontheffing kan worden verleend in geval van: feestelijkheden, bijeenkomsten, veilingen en beurzen.

Artikel 8 Verbod straatverkoop bepaalde goederen op zon- en feestdagen

De vrijstelling, bedoeld in artikel 12, eerste lid van het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet, geldt niet voor de gehele gemeente of voor een of meer delen van de gemeente.

Artikel 9 Openstelling op werkdagen tussen 22.00 en 06.00 uur (nachtwinkels)

  • 1. Het college kan op aanvraag ontheffing verlenen van de verboden van artikel 2, eerste lid onder c van de wet, voor zover deze betrekking hebben op werkdagen.

  • 2. De ontheffing kan worden geweigerd indien de woon- en leefsituatie of de openbare orde in de omgeving van de winkel op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de openstelling van de winkel.

Artikel 10 Toerisme

De verboden, bedoeld in artikel 2, eerste lid van de wet gelden, om reden van op de gemeente gericht toerisme, voor zover zij betrekking hebben op de zondag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag en tweede Pinksterdag, niet:

  • a.

    voor zover zij betrekking hebben op winkels gelegen op een kampeerterrein of recreatieterrein;

  • b.

    gedurende de volgende tijdstippen: van 11.00 tot 12.00 uur en van 15.00 tot 16.00 uur.

Artikel 11 In werking treden

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 2. De op 1 januari 1997 vastgestelde "Verordening Winkelsluiting Gaasterlân-Sleat" wordt ingetrokken per 1 januari 2012.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Winkeltijden Gaasterlân-Sleat 2012".

Ondertekening

Aldus besloten door de raad voornoemd in zijn

openbare vergadering van 29 november 2011,

voorzitter griffier

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de definitie van winkel wordt verwezen naar artikel 1 van de Winkeltijdenwet. Daarin is een winkel gedefinieerd als: een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin goederen aan particulieren plegen te worden verkocht.

Voor de omschrijving van het begrip feestdag is aansluiting gezocht bij artikel 2, eerste lid onder b van de Winkeltijdenwet. In de wet is geen definitie opgenomen van feestdag, maar worden de volgende dagen genoemd als dagen waarop de winkels gesloten moeten zijn (naast de zondag): Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste en tweede Kerstdag. Deze dagen zijn in artikel 1 van de modelverordening gedefinieerd als feestdag. Daarnaast noemt artikel 2, eerste lid onder b van de Winkeltijdenwet nog drie dagen waarop de winkels gesloten moeten zijn vanaf 19.00 uur: Goede Vrijdag, 4 mei en 24 december. Deze dagen vallen dus niet onder het begrip feestdag in de modelverordening.

Door in de verordening het begrip feestdag te definiëren, kan waar nodig worden volstaan met het woord “feestdag” of “feestdagen” en hoeven niet steeds alle dagen bij naam genoemd te worden. Koninginnedag en Bevrijdingsdag (5 mei) zijn, voor zover deze dagen niet op zondag vallen, in de wet niet aangemerkt als een dag waarop de winkels gesloten moeten zijn.

Artikel 3 Overdracht van de ontheffing

De bepaling bindt de overdracht van de ontheffing aan de toestemming van het college. De ontheffing kan aan een (rechts)persoon worden verleend als het gaat om straatverkoop als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de Winkeltijdenwet. Als het om een winkel gaat, heeft de ontheffing naar zijn aard betrekking op het pand waarin het winkelbedrijf wordt uitgeoefend. Als het om een ontheffing voor straatverkoop gaat biedt de tussenkomst het college de gelegenheid om inzicht te krijgen in de handel en wandel van de opvolger. Als het gaat om overdracht van het winkelpand aan een ander rechthebbende, moet het college kunnen toetsen of de ontheffing in stand kan blijven of dat er eventueel andere voorschriften aan moeten worden verbonden. Er kan immers sprake zijn van een heel ander soort winkel dan voorheen.

Artikel 5 Zon- en feestdagenregeling (koopzondagen)

Dit artikel is een uitwerking van artikel 3, tweede lid, Winkeltijdenwet, dat de raad de mogelijkheid geeft de bevoegdheid die in het eerste lid aan de raad wordt gegeven, te delegeren aan het college. Dit is wel een beperkte delegatie: de raad zelf verleent vrijstelling, B&W bepalen wanneer die precies geldt door het aanwijzen van maximaal 12 koopzondagen per jaar. De eerste twee leden van artikel 3 Winkeltijdenwet luiden:

  • 1.

    De gemeenteraad kan voor ten hoogste twaalf (in de verordening vier) door hem aan te wijzen dagen per kalenderjaar vrijstelling verlenen van de in artikel 2 vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag, Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste of tweede Kerstdag. De beperking tot twaalf dagen per kalenderjaar geldt voor elk deel van de gemeente afzonderlijk.

  • 2.

    De gemeenteraad kan, al dan niet onder het stellen van regels, de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders.

De gemeenteraad kan ook zelf de twaalf koopzondagen/feestdagen aanwijzen. In dat geval hoeft dit artikel niet in de verordening te worden opgenomen. De vrijstelling wordt dan in de verordening zelf opgenomen, terwijl de aangewezen dagen bijvoorbeeld in een bijlage bij de verordening worden opgenomen. Deze bijlage kan desgewenst jaarlijks door de raad worden vastgesteld.

Artikel 6 Openstelling van levensmiddelenwinkels op zon- en feestdagen

Dit artikel van de modelverordening steunt op artikel 3, vierde lid, van de Winkeltijdenwet, dat luidt:

4. Voorts kan de gemeenteraad bij verordening aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid verlenen op een daartoe strekkende aanvraag en met inachtneming van de in die verordening gestelde regels ontheffing te verlenen van de in artikel 2, eerste lid, onder a en b, vervatte verboden, voor zover het winkels betreft die gesloten zijn op de in die verboden bedoelde dagen tussen 0 uur en 16 uur, en waar uitsluitend of hoofdzakelijk eet- en drinkwaren plegen te worden verkocht met uitzondering van sterke drank als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet. De verordening bepaalt in ieder geval het aantal winkels waarvoor in de gemeente ontheffing kan worden verleend. Dit aantal kan ten hoogste één winkel per 15.000 inwoners van de gemeente zijn of, indien het inwonertal lager is dan 15.000, één winkel.

De vereisten uit de Winkeltijdenwet zijn dus:

  • 1.

    de ontheffing kan alleen worden verleend aan winkels:

    • die gesloten zijn op zon- en feestdagen vóór 16 uur, ook als die als koopzondag zijn aangewezen (verwerkt in onderdeel a van derde lid), en

    • waar hoofdzakelijk eet- en drinkwaren worden verkocht met uitzondering van sterke drank als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet (verwerkt in het eerste lid van artikel 6 van deze verordening);

  • 2.

    er mag maar 1 ontheffing verleend worden per 15.000 inwoners (verwerkt in het tweede lid van artikel 6 van deze Verordening). Dit aantal moet strikt worden toegepast, er mag dus niet naar boven worden afgerond. Een gemeente die minder dan 15.000 inwoners heeft mag aan één winkel de ontheffing ex artikel 3, vierde lid verlenen (dit laatste is in Gaasterlân-Sleat het geval).

Het zal vaak voorkomen dat er -na toetsing aan de weigeringsgronden- meer aanvragen liggen dan dat er ontheffingen kunnen worden verleend. Het verdient aanbeveling dat het college beleid ontwikkelt over de manier waarop in dat geval wordt geselecteerd tussen de aanvragers. Dit kan bijvoorbeeld door een systeem van loting. Ook zou een rouleersysteem in het leven kunnen worden geroepen, waarbij diverse supermarkten tijdelijk ontheffing krijgen, elk voor een afzonderlijke periode. Ontheffing voor een bepaalde periode heeft ook los daarvan het voordeel dat er na verloop van tijd kan worden geëvalueerd.

Ook kan het college de ontheffingen elk jaar aan andere winkels verlenen of de ontheffingen verdelen via een vergelijkende toets (zie CBb 8 januari 2010, AB 2010, 73). Een vergelijkende toets in dit verband houdt in dat het college een tijdvak bekend maakt waarbinnen ondernemers die interesse hebben een ontheffing kunnen aanvragen, waarna het college alle factoren afweegt voordat het besluit welke winkel de ontheffing voor de zondagavondopenstelling krijgt. Er werd in het concrete geval van de hiervoor aangehaalde uitspraak onder andere gekeken naar mogelijke overlast, voldoende parkeergelegenheid en een afscheiding tussen de (verkoop van) sterke drank en de overige winkelruimte.

Aan de ontheffing op grond van artikel 3, vierde lid van de Winkeltijdenwet kan bijvoorbeeld de beperking worden verbonden dat er na een bepaald tijdstip geen alcoholhoudende drank mag worden verkocht (CBB 18-03-2009, AWB 08/802 S2, Zaanstad).

De raad kan ervoor kiezen geen gebruik te maken van de mogelijkheid tot zondagavondopenstelling door simpelweg geen grondslag daarvoor in de verordening op te nemen. De raad kan er ook voor kiezen deze mogelijkheid wel te benutten, maar deze tegelijkertijd in te perken. Daarvoor is in de modelverordening alternatief 2 opgenomen. Alternatief 2 beperkt de groep winkels die in aanmerking komen tot de winkels die ook een ontheffing hebben om op werkdagen na 22.00 uur open te zijn. Uit de jurisprudentie (LJN BC4612, CBB, 14/02/2008, Zaanstad) blijkt dat dit is toegestaan als de verordening daarvoor een basis biedt.

Artikel 7 Ontheffing zon- en feestdagenregeling voor bijzondere situaties

Dit artikel steunt op artikel 4, tweede lid, Winkeltijdenwet. Artikel 4 luidt:

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling van de in artikel 2 vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag, Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste of tweede Kerstdag, verlenen op grond van plotseling opkomende bijzondere omstandigheden.

  • 2.

    Zij kunnen in door de gemeenteraad bij verordening aangewezen gevallen ontheffing verlenen van de in het eerste lid bedoelde verboden ten behoeve van bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard en ten behoeve van het uitstallen van goederen.

  • 3.

    De vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend. Aan de vrijstellingen en ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden.

Aangezien de Winkeltijdenwet in artikel 7, eerste lid een directe bevoegdheid verleent aan het college om vrijstelling te verlenen op grond van plotseling opkomende bijzondere omstandigheden hoeft deze mogelijkheid niet afzonderlijk te worden genoemd in de verordening. Wel worden hier op grond van het tweede lid van artikel 4 van de Winkeltijdenwet de gevallen aangewezen waarin ontheffing kan worden verleend ten behoeve van bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard.

Uit de bewoordingen van artikel 4, eerste lid, van de Winkeltijdenwet in relatie tot die van 3, vierde lid volgt dat deze ontheffing zowel op aanvraag als ambtshalve kan worden verleend.

In artikel 7, eerste lid onder c worden tentoonstellingen in kunstateliers en galeries genoemd. De reden daarvan is het volgende. Kunstateliers en galeries zijn winkels, maar hebben in de Winkeltijdenwet een speciale status, die voortkomt uit de oude Winkelsluitingswet en het daarop berustende Besluit gemeentelijke ontheffingen Winkelsluitingswet. In artikel 4 van dat landelijk geldende besluit was een afzonderlijke regeling opgenomen voor kunstateliers en galeries. Deze bepaling hield in dat burgemeester en wethouders ontheffing konden verlenen ten behoeve van het uitstallen van niet fabrieksmatig vervaardigde kunstvoorwerpen door of voor rekening van de vervaardiger daarvan, voor de zon- en feestdagen en de sluitingsuren op werkdagen. Bij het opstellen van de Winkeltijdenwet in 1996 is deze ontheffingsmogelijkheid niet meer expliciet overgenomen in het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet. Daar kwamen direct veel vragen over. In overleg met het ministerie van Economische Zaken zijn de kunstateliers en de galeries in artikel 7, tweede lid, van de toenmalige en nu het eerste lid van de huidige modelverordening Winkeltijdenwet opgenomen. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de wet, zoals uitgewerkt in artikel 7, eerste lid van de modelverordening, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor de zon- en feestdagen voor bijzondere situaties. De wet laat hierin de gemeenten beleidsvrijheid. Met gebruikmaking van deze beleidsvrijheid kan de ontheffing verleend worden voor tentoonstellingen in kunstateliers en galeries. De achtergrond van deze bijzondere status voor kunstateliers en galeries is dat de mogelijkheden voor kunstenaars aan hun werk bekendheid te geven door middel van (verkoop)tentoonstellingen niet te zeer aan banden gelegd mag worden. Bovendien spelen concurrentieoverwegingen hier nauwelijks een rol, gezien het individuele karakter van de betrokken voorwerpen.

Onder bijzondere omstandigheden van tijdelijke aard kunnen feestelijkheden worden verstaan. In een uitspraak van 28 oktober 2008, LJN: BG2147 (Amsterdam Noord), heeft het CBB het begrip “feestelijkheden” ingevuld. Het ging in deze zaak onder meer om de vraag of allerlei buitenlandse en nogal buitenissige feestdagen zoals de Chinese dag van het kind, de Amerikaanse "doe vriendelijk dag" en dergelijke konden worden aangemerkt als "feestelijkheden" zoals bedoeld in de Winkeltijdenverordening van het desbetreffende stadsdeel. Uit de uitspraak blijkt "….dat het moet gaan om feestelijkheden die bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard zijn. Bij het hanteren van het begrip "bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard" moet er een verband kunnen worden aangewezen met een gebeurtenis dan wel met het beleven of uiten van opvattingen of gevoelens, waaraan blijkens een breed gedragen mening van de bevolking of een bevolkingsgroep op landelijk dan wel op lokaal niveau, een feestelijke, gedenkwaardige betekenis moet worden gehecht."

In een uitspraak van 18 december 2009 bepaalde de voorzieningenrechter dat het verlenen van ontheffing om op zondag 20 december open te zijn in verband met het plaatsvinden van een feestelijkheid (de laatste zondag voor Kerstmis), niet mogelijk was. In deze mondelinge uitspraak overwoog de rechter: “Er is echter niet gebleken welke feestelijkheid op die dag plaats zal vinden en tevens niet of de genoemde feestelijke activiteiten ten tijde van het verlenen van de ontheffing reeds gepland waren. Doordat de ontheffing is verleend aan alle winkeliers in de gemeente Lisse, komt de ontheffing eigenlijk overeen met het aanwijzen van een extra algemene koopzondag.

De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat de gemeenteraad de mogelijkheid heeft om burgemeester en wethouders de bevoegdheid te geven twaalf koopzondagen aan te wijzen. De gemeenteraad heeft deze bevoegdheid echter beperkt tot zes zon- en feestdagen, van welke bevoegdheid ook gebruik is gemaakt. Door het aanwijzen van deze extra koopzondag, hebben burgemeester en wethouders in strijd met de verordening gehandeld.” (LJN BK 7097, Lisse).

Artikel 8 Verbod straatverkoop van bepaalde goederen op zon- en feestdagen

De vrijstelling die hier wordt bedoeld betreft het te koop aanbieden en verkopen van voor directe consumptie geschikte eetwaren en alcoholvrije dranken. In de vorige versie van de modelverordening was deze bevoegdheid gedelegeerd aan het college. De bevoegdheidgrondslag ontbreekt hiervoor echter in het Vrijstellingenbesluit en ook in de Winkeltijdenwet. Op grond van art 10.15 van de Algemene wet bestuursrecht is delegatie alleen mogelijk als daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien. De raad zal dus, indien gewenst, zelf gebieden moeten aanwijzen waar straatverkoop op zon- en feestdagen niet is toegestaan.

Artikel 9 Openstelling op werkdagen tussen 22.00 en 06.00 uur

Dit artikel steunt op artikel 7, tweede lid, van de Winkeltijdenwet. Artikel 7 luidt:

  • 1.

    De gemeenteraad kan bij verordening vrijstelling verlenen van de in artikel 2 vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op werkdagen.

  • 2.

    De gemeenteraad kan bij verordening aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid verlenen om, met inachtneming van de in die verordening te stellen regels, vrijstelling en op een daartoe strekkende aanvraag ontheffing van de in het eerste lid bedoelde verboden te verlenen.

  • 3.

    De vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend. Aan de vrijstellingen en ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden.

Het verbod van artikel 2 van de wet voor de werkdagen staat in het eerste lid, onder c en houdt in dat de winkels niet tussen 22 en 6 uur open mogen zijn. Hetzelfde geldt voor straatverkoop (art 2, tweede lid van de Winkeltijdenwet). Er kunnen dus gebieden worden aangewezen waar de winkels door de week wel tussen 22 en 6 uur open mogen zijn en waar straatverkoop mag plaatsvinden. Artikel 7 van de wet geeft de mogelijkheid gebieden of vormen van detailhandel aan te wijzen waarvoor het verbod niet geldt. De gemeenteraad kan dit rechtstreeks in de verordening doen. Ook kan in afzonderlijke gevallen ontheffing worden verleend.

De modelverordening gaat ervan uit dat voor de nachtelijke openstelling de ontheffing het belangrijkste instrument is. Per geval is dan een afweging te maken of de gewenste openstelling zich verhoudt met belangen van de woon- en leefomgeving, de veiligheid en de openbare orde.

De vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen en voorschriften worden verleend. Aan de ontheffing kan bijvoorbeeld de beperking worden verbonden dat er na een bepaald tijdstip geen alcoholhoudende drank mag worden verkocht (CBB 18-03-2009, AWB 08/802 S2, Zaanstad).

In het Vrijstellingenbesluit is voor een aantal overige vormen van detailhandel alleen de openstelling op zon- en feestdagen geregeld. De openstelling van deze vormen van detailhandel op de uren tussen 22.00 en 06.00 uur op werkdagen wordt door de verordening geregeld.

Artikel 10 Toerisme

De grondslag van het artikel in de modelverordening is artikel 3, derde lid, onder a van de Winkeltijdenwet. De wet laat de keuze tussen het verlenen van vrijstelling door de raad of het op basis van de verordening verlenen van ontheffing door burgemeester en wethouders. Artikel 3, derde lid, aanhef en onder a van de wet luidt:

3. De gemeenteraad kan bij verordening vrijstelling verlenen van de in het eerste lid bedoelde verboden of aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid verlenen om in de gevallen, in die verordening aan te wijzen, en met inachtneming van de daarin gestelde regels op een daartoe strekkende aanvraag ontheffing van die verboden te verlenen ten behoeve van:

a. op de betrokken gemeente of een deel daarvan gericht toerisme, mits de aantrekkingskracht voor dat toerisme geheel of nagenoeg geheel is gelegen buiten de verkoopactiviteiten die door de vrijstelling of ontheffing mogelijk worden gemaakt; (…....)

Door het wetsvoorstel 31728 wordt dit artikellid uit de Winkeltijdenwet aangescherpt in die zin dat er sprake moet zijn van substantieel toerisme in de gemeente en dat de raad dan wel het college bij zijn besluit nadrukkelijk de volgende belangen moet meewegen:

  • a.

    werkgelegenheid en economische bedrijvigheid in de gemeente, waaronder mede wordt begrepen het belang van winkeliers met weinig of geen personeel en van winkelpersoneel,

  • b.

    de zondagsrust in de gemeente, en

  • c.

    de leefbaarheid, veiligheid en de openbare orde in de gemeente.

Verder bepaalt het wetsvoorstel dat bij de verordening een toelichting moet worden gevoegd waarin wordt gemotiveerd dat er sprake is van toeristische aantrekkingskracht van de gemeente of het gebied in kwestie. De toelichting moet verder expliciet de belangen beschrijven die bij de besluitvorming zijn betrokken, in elk geval die belangen die hiervoor onder a, b en c zijn genoemd.

In de Memorie van Toelichting wordt nog met nadruk op de volgende aspecten gewezen. Van belang is allereerst dat de bepaling alleen mag worden toegepast als er sprake is van toerisme van een substantiële omvang in de gemeente of een deel daarvan. Daarnaast moet het gemeentebestuur aangeven dat de aantrekkingskracht van de gemeente of het desbetreffende deel ervan geheel of nagenoeg geheel is gelegen buiten de verkoopactiviteiten die door de vrijstelling of de bevoegdheid om ontheffing te verlenen mogelijk worden gemaakt. De toeristische aantrekkingskracht van de gemeente moet met andere woorden autonoom zijn. Verder is van belang dat de winkelopening moet dienen ter ondersteuning van het toerisme. De raad heeft bij dat alles een zekere beoordelingsvrijheid. (TK 2009-2009, 31728, nr. 3, pag. 4-5 en pag.11).

In artikel 10 blijft de bevoegdheid tot het verlenen van vrijstelling in verband met toerisme bij de raad zelf. In dat geval moet er op grond van de gewijzigde Winkeltijdenwet een toelichting bij de verordening worden gevoegd, waarin de belangen zijn beschreven die bij de besluitvorming zijn betrokken. Het verdient aanbeveling deze toelichting tegelijk met de verordening als bijlage te publiceren. Via een wijziging van artikel 10 van de Winkeltijdenwet zal na inwerkingtreding van de wetswijziging bezwaar en beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven openstaan tegen het verlenen van de vrijstelling bij de verordening.

Een verschil met de vorige modelverordening is dat het vierde lid van het alternatieve artikel 10 niet meer is opgenomen. Daarin stond dat de ontheffing wordt geweigerd als er, kort gezegd, geen sprake is van toeristische doeleinden. Wij menen thans, ook met het oog op de jurisprudentie, dat deze bepaling overbodig is omdat de raad bij verordening moet aanwijzen in welke gebieden er sprake is van toeristische aantrekkingskracht. Dit is verwerkt in het eerste lid van beide alternatieven.

Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel krijgen de gemeentebesturen nog één jaar om hun eerder genomen besluiten tot aanwijzing van toeristisch gebied opnieuw te overwegen, te onderbouwen en in overeenstemming te brengen met het gewijzigde artikel 3, derde lid, onder a van de Winkeltijdenwet.

Over de uitleg van het begrip “toerisme” overwoog de voorzieningenrechter CBB op 11 maart 2009 (stadsdeel Amsterdam-Noord, LJN: BH5474): “…….dat de woorden "toerisme" en "aantrekkingskracht voor dat toerisme" strikt dienen te worden geïnterpreteerd, aangezien bij een andere benadering het verbod tot zondagsopenstelling zoals vervat in artikel 2, eerste lid, van de Wet, feitelijk illusoir zou worden gemaakt. Dat betekent dat wanneer natuur- of stedeschoon, toeristische recreatiecentra en toeristische evenementen zich niet in betekenende mate onderscheiden van datgene wat ter zake bij vele andere gemeenten voorhanden is, deze omstandigheden op zichzelf noch tezamen de toeristische aantrekkingskracht kunnen vormen waarop artikel 3, derdelid, aanhef en onder a, van de Wet (….) het oog heeft, zulks omdat bij een andere interpretatie het uitzonderingskarakter van de desbetreffende bepaling teloor zou gaan. Het zal, zoals van regeringswege bij de behandeling van de Winkelsluitingswet 1976 en de Wet ook is aangegeven, moeten gaan om toeristische trekpleisters die, los van de gelegenheid tot winkelen, zelf in een in aanmerking te nemen mate ("publieksstroom"; memorie van toelichting bij de wijziging van de Winkelsluitingswet 1976, p.8) toeristen naar de desbetreffende gemeente of de(e)l(en) van de gemeente trekken. “

Artikel 11 Inwerkingtreding

In dit model is gekozen voor een vaste datum van inwerkingtreding. Dat is duidelijker en later makkelijker terug te vinden dan een afzonderlijk besluit van het college zoals in de vorige versie van de modelverordening was opgenomen. Deze nieuwe modelverordening is niet in strijd met de Winkeltijdenwet zoals die na wijziging zal luiden en kan dus eventueel al worden vastgesteld en in werking treden vóór inwerkingtreding van de wijziging van de Winkeltijdenwet.

Na inwerkingtreding van de wijziging van de Winkeltijdenwet hebben de gemeentebesturen nog een jaar de tijd om hun vrijstellingen en ontheffingen in verband met de toeristische aantrekkingskracht te heroverwegen, te onderbouwen en te voorzien van de toelichting die het nieuwe lid 7 van artikel 3 voorschrijft. Dat volgt uit artikel II van de wijzigingswet.

Artikel 12 Citeertitel

Om te voorkomen dat de nieuwe verordening dezelfde naam heeft als de voorganger -die via artikel 11 wordt ingetrokken op het moment van inwerkingtreding van deze nieuwe verordening- wordt voorgesteld de naam te wijzigen in Verordening Winkeltijden Gaasterlân-Sleat 2012.

TOELICHTING bij artikel 10

De raad van de gemeente Gaasterlân-Sleat;

gelet op artikel 3, zesde en zevende lid, juncto artikel 3, derde lid aanhef en onder a van de Winkeltijdenwet;

b e s l u i t :

vast te stellen de hierna volgende toelichting:

“Toelichting bij artikel 10 van de Verordening Winkeltijden Gaasterlân-Sleat 2012”.

Met deze toelichting bij het toerismeartikel uit de Winkeltijdenverordening geven wij gevolg aan de motiveringsplicht als bedoeld in artikel 3 lid 7 Winkeltijdenwet (Wtw). Deze motivering dient in ieder geval twee onderdelen te bevatten. In de eerste plaats moeten wij motiveren dat is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 3, derde lid, onder a. In de tweede plaats dient de motivering van het besluit een grondig inzicht te geven in de belangenafweging die aan het besluit ten grondslag ligt (artikel 3, lid 6).

De hierna gegeven motivering voldoet aan deze wettelijke eisen.

Toepassingsvoorwaarden

Wij hebben op grond van artikel 3 lid 3 Wtw de bevoegdheid om bij verordening als de onderhavige vrijstelling te verlenen van het verbod om winkels op zon- en feestdagen geopend te hebben. Deze bevoegdheid is aan voorwaarden gebonden. Deze voorwaarden zijn gesteld in artikel 3 lid 3 onder a van de Wtw.

Er dient binnen de gemeente sprake te zijn van:

  • 1.

    op de gemeente of een deel daarvan gericht toerisme met een substantiële omvang;

  • 2.

    mits de aantrekkingskracht voor dat toerisme geheel of nagenoeg geheel is gelegen buiten de verkoopactiviteiten die door de vrijstelling mogelijk worden gemaakt (het toerisme dient autonoom te zijn).

De vaststelling of aan deze voorwaarden is voldaan, vergt een beoordeling van alle feiten en omstandigheden van het geval, die nauw verweven is met de specifieke situatie van deze gemeente. Wij hebben daarom een zekere beoordelingsvrijheid, die de rechter bij zijn toetsing behoort te respecteren. Wij stellen vast dat, om de hiernavolgende redenen, aan deze toepassingsvoorwaarden is voldaan.

1. Autonoom toerisme met een substantiële omvang

In onze gemeente is sprake van autonoom toerisme met een substantiële omvang. In onze gemeente zijn namelijk een aantal unieke toeristische trekpleisters c.q. voorzieningen aanwezig, op grond waarvan wij ons onderscheiden van andere gemeenten, onder andere door een specifiek landschap van gaasten en kliffen in een setting van meren en bossen. Gaasterlân-Sleat heeft zich ontwikkeld tot recreatiegemeente voor de rustzoekers, evenals voor de gezinnen met kinderen, voor zowel het landtoerisme en ook voor de watersport.

Eén en ander blijkt uit de aanwezigheid van hotels, jachthavens en campings, welke zich op beide doelgroepen richten. Ook voor dagrecreant zijn er legio voorzieningen, zoals een ontspanningspark, wandel- en fietsroutes en strandtoerisme aan de IJsselmeerkust. Deze trekpleisters worden onder meer genoemd in reisgidsen, boeken, internet, VVV etc.

a. Autonoom toerisme

Deze toeristische trekpleisters maken al sinds de opkomst van het toerisme in Nederland onderdeel uit van onze gemeente en trekken sindsdien een constante stroom van toeristen. Derhalve is gebleken dat deze een autonome aantrekkingskracht hebben op toeristen.

b. Substantiële omvang

Uit cijfers en overige hierna te beschrijven omstandigheden blijkt dat deze trekpleisters alleen al 436.000 overnachtingen (basis: cijfers toeristenbelasting) per jaar tot gevolg hebben. In deze cijfers is het verblijf van de dagrecreatie en de watersportersector niet besloten. Afgezet tegen het inwonersaantal van onze gemeente, zijnde zo’n 10.100 (jaarlijkse overnachtingen van 525.200) is sprake van meer dan ‘enig’ toerisme.

2. Winkelopenstelling ten behoeve van het toerisme

De winkelopenstelling, welke de gemeente ten behoeve van het toerisme voorstaat beperkt zich tot het toestaan van openstellingen van winkels op campings en recreatieterreinen (verzamelingen in particulier eigendom zijnde recreatiewoningen).

De zich in de gemeente bevindende campings en recreatieterreinen richten zich op verschillende doelgroepen.

Rustzoekers dan wel op gezinnen met kinderen. De ene camping heeft daarom meer voorzieningen dan de ander, afhankelijk van de doelgroep waar zij zich op richten. Dit vertaalt zich ook in de aanwezigheid van zgn. campingwinkels op campings en recreatieterreinen. In de verordening worden voor campingwinkel de volgende openstellingen mogelijk gemaakt:

  • de zondagen;

  • Tweede paasdag;

  • Hemelvaartsdag;

  • Tweede pinksterdag.

De openingstijden zijn op deze dagen beperkt tot 11.00 tot 12.00 uur en van 15.00 tot 16.00 uur.

De camping of recreatieterrein met campingwinkel richt zich sec op de doelgroep die dergelijke voorzieningen eist. De gemeente onderschrijft het economisch nut voor deze campings om deze voorziening te tot hun basispakket te rekenen.

Vertaald naar de situatie in Gaasterlân-Sleat betekent dit:

  • op 7 campings/recreatieterreinen bevindt zich een campingwinkel;

  • op 15 campings/recreatieterreinen bevindt zich geen campingwinkel.

3. Inventarisatie van de belangen

De raad mag deze bevoegdheid toepassen na afweging van de daarbij betrokken belangen (artikel 3 lid 6 WTW). De raad is verplicht in ieder geval de volgende belangen in de afweging te betrekken:

  • a.

    Werkgelegenheid en economische bedrijvigheid in de gemeente, waaronder mede wordt begrepen het belang van winkeliers met weinig of geen personeel en van winkelpersoneel.

  • b.

    De zondagsrust.

  • c.

    De leefbaarheid, de veiligheid en de openbare orde in de gemeente.

4. Omschrijving van de belangen

Ad a. Economische belangen

Het aantal op deze campings werkzame personen is beperkt (zie bijlage I; uitdraaien Kamer van Koophandel) en levert dit voor het winkelpersoneel geen onevenredige last op. Temeer, daar moet worden aangenomen dat de exploitanten zelf op de zondagen de campingwinkel bemensen.

Voor de economische bedrijvigheid is de aanwezigheid van campings en recreatieterreinen met campingwinkels van belang. Zoals eerder hierboven reeds is aangegeven, proberen campings zich van anderen te onderscheiden door o.a. hun voorzieningen (o.a. winkels) op de behoefte van de klant af te stemmen. Voor de onderhavige campings is het economisch belang zeer zeker aanwezig.

Andere sectoren in onze gemeente, welke zich mede richten op de in onze gemeente vertoevende recreant, liften mee met het feit dat de campings met campingwinkels floreren. Het feit dat deze campings bestaan, heeft op zich een aanzuigende werking van recreanten, welke ook in andere sectoren hun bestedingen doen.

Daar de aanwezigheid van de bedoelde campingwinkels al geruime tijd bestaat en ons van de lokale middenstand geen geluiden hebben bereikt dat de aanwezigheid van campingwinkels op enigerlei wijze verstorend werkt ten aanzien van de bedrijfsvoering van de lokale middenstand, kan worden geconcludeerd dat de campingwinkels op zich niet als een storende factor wordt gezien.

Ad b. Zondagsrust

De zondagsrust in onze gemeente is nu en in het verleden -als we kijken naar de winkelopenstellingen- een speerpunt geweest. De openstellingen van winkels op campings en recreatieterreinen is daarom ook beperkt tot 11.00 tot 12.00 uur en van 15.00 tot 16.00 uur.

De beperkte openingsstelling op de zondagen en het feit dat de campingwinkel zich op een afgesloten terrein bevindt en waarbij alleen de campinggast deze zal bezoeken, is van een verstoring van de zondagsrust geen sprake. Het feit dat een campingwinkel zich op een afgesloten terrein bevindt, zullen kerkgangers en winkelende campinggasten elkaar nooit “kruisen”.

De zondagsrust is daarmee in onze gemeente voldoende geborgd.

Ad c. Leefbaarheid, veiligheid en openbare orde

De omstandigheid dat de openingsstelling zich beperkt tot campings en recreatieterreinen, is ook de reden dat leefbaarheid, veiligheid en openbare orde in de gemeente niet in het geding is. Immers, de openingstelling op deze locaties heeft geen uitstraling naar andere in gemeente bevindende openbare locaties.

Derhalve zijn de leefbaarheid, veiligheid en de openbare orde in de gemeente voldoende gewaarborgd.

Aldus besloten door de raad voornoemd in zijn

openbare vergadering van 29 november 2011,

voorzitter griffier