Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 18de januari 2005 ter uitvoering van artikel 3, eerste lid, onder a, f en j, van de Warenlandsverordening (P.B. 1997, no. 334) (Landsbesluit etikettering van levensmiddelen)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 18de januari 2005 ter uitvoering van artikel 3, eerste lid, onder a, f en j, van de Warenlandsverordening (P.B. 1997, no. 334) (Landsbesluit etikettering van levensmiddelen)
CiteertitelLandsbesluit etikettering van levensmiddelen
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Warenlandsverordening (P.B. 1997, no. 334), artikel 3, eerste lid, onder a, f en j

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-02-200611-11-2004art. 19

20-12-2005

P.B. 2006, no. 12

n.v.t.
29-05-200911-11-2004nieuwe regeling

18-01-2005

P.B. 2005, no. 16

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 18de januari 2005 ter uitvoering van artikel 3, eerste lid, onder a, f en j, van de Warenlandsverordening (P.B. 1997, no. 334) (Landsbesluit etikettering van levensmiddelen)

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1
  • 1.

    In dit landsbesluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    etikettering: de vermeldingen, aanwijzingen, fabrieks- of handelsmerken, afbeeldingen of tekens die betrekking hebben op een levensmiddel en voorkomen op enig verpakkingsmiddel, document, schriftstuk, etiket, band of label, dat respectievelijk die bij dit levensmiddel is gevoegd of daarop betrekking heeft;

  • b.

    instellingen: voedselbedrijven, zoals restaurants, snacks, ziekenhuizen, kantines en andere soortgelijke instellingen;

  • c.

    verpakking: het verpakkingsmateriaal waarin een waar wordt verpakt alvorens die waar ten verkoop wordt aangeboden, waarbij dat verpakkingsmateriaal de waar geheel of ten dele bedekt of kan bedekken, maar zodanig dat de inhoud niet kan worden veranderd zonder dat het verpakkingsmateriaal wordt geopend of aangetast;

  • d.

    voorverpakte eet- of drinkwaar: de verkoopeenheid die bestemd is als zodanig aan de eindverbruiker of aan een instelling te worden afgeleverd en bestaat uit een eet- of drinkwaar en haar verpakking;

  • e.

    verpakte eet- of drinkwaar: de verkoopeenheid die niet bestemd is als zodanig aan de eindverbruiker of aan instellingen te worden afgeleverd en bestaat uit een eet- of drinkwaar en haar verpakking;

  • f.

    ingrediënt: iedere grondstof die bij de bereiding van een eet- of drinkwaar is gebruikt en die als zodanig of als omzettingsprodukt in de waar aanwezig is;

  • g.

    technologische hulpmiddelen: stoffen die op zichzelf niet als ingrediënt worden geconsumeerd, die bij de verwerking van grondstoffen, eet- en drinkwaren of ingrediënten bewust worden gebruikt om tijdens de bewerking of verwerking aan een bepaald technisch doel te beantwoorden en die kunnen leiden tot de onbedoelde maar technisch onvermijdelijke aanwezigheid van residuen van deze stoffen of derivaten ervan in het eindprodukt, mits deze residuen geen gevaar voor de gezondheid opleveren en geen technologische gevolgen voor het eindprodukt hebben;

  • h.

    opgietvloeistof: een al dan niet bevroren of diepgevroren vloeistof, voor zover deze slechts van ondergeschikt belang is ten opzichte van de essentiële bestanddelen van de betrokken waar en derhalve niet doorslaggevend is voor de aankoop;

  • i.

    produktiepartij: een verzameling verkoopeenheden van een eet- of drinkwaar die onder vrijwel identieke omstandigheden zijn geproduceerd, vervaardigd of verpakt, en waarvan de grootte is vastgesteld door de betrokken verhandelaar.

  • 2.

    Voor de toepassing van dit landsbesluit, behoudens artikel 30, worden de als verhandelen aan te merken handelingen, voor wat betreft het te koop aanbieden, beperkt tot het te koop aanbieden op de plaats van verkoop.

  • 3.

    Voor de toepassing van dit landsbesluit worden eet- of drinkwaren die van onderling verschillende samenstelling zijn en waarvoor een zelfde aanduiding pleegt te worden gebezigd, aangemerkt als een zelfde eet- of drinkwaar.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder c, wordt onder een voorverpakte eet- of drinkwaar niet verstaan eet- en drinkwaren die:

    • a.

      op de plaats van verkoop aan particulieren op verzoek van de koper zijn verpakt;

    • b.

      op de plaats van verkoop aan particulieren met het oog op de onmiddellijke verkoop zijn verpakt;

    • c.

      in het kader van markt- of straathandel, handel te water, dan wel verkoop aan huizen van particulieren, in de onderneming van de verkoper met het oog op de onmiddellijke verkoop aan particulieren zijn verpakt;

    • d.

      in opdracht van de koper zijn voorverpakt teneinde door de koper in het kader van een maaltijdverstrekking te worden afgeleverd; en

    • e.

      in een fantasie-verpakking, zoals figuurtjes of souvenirartikelen, worden verhandeld.

  • 5.

    Indien een grondstof van een eet- of drinkwaar bestaat uit meerdere bestanddelen, worden deze als afzonderlijke grondstoffen van de eet- of drinkwaar beschouwd.

  • 6.

    Bestanddelen van een grondstof, die tijdens de bereiding tijdelijk daaraan worden onttrokken en er vervolgens weer in worden verwerkt in een hoeveelheid die het aanvankelijk gehalte niet overschrijdt, worden, in afwijking van het bepaalde in het vijfde lid, niet als afzonderlijke grondstof beschouwd.

  • 7.

    Als ingrediënten worden niet aangemerkt grondstoffen die worden gebruikt als:

  • a.

    technologische hulpmiddelen; en

  • b.

    levensmiddelenadditieven, vermeld in de bij dit landsbesluit behorende bijlage II, en die in de eet- of drinkwaar waarvan zij deel uitmaken, geen technologische functie vervullen.

  • 8.

    Dit landsbesluit is niet van toepassing op door liefdadigheidsinstellingen uit te delen eet- of drinkwaren.

Artikel 2
  • 1. Het is verboden eet- of drinkwaren te verhandelen anders dan met inachtneming van de voorschriften in dit landsbesluit gesteld met betrekking tot hun aanduiding en tot het bezigen van vermeldingen of voorstellingen.

  • 2. Het is verboden eet- of drinkwaren te verhandelen waarvan de datum van minimale houdbaarheid, bedoeld in artikel 16, respectievelijk de uiterste consumptiedatum, bedoeld in artikel 17, is verstreken.

  • 3. Het is verboden eet- of drinkwaren in te voeren waarvan de datum van minimale houdbaarheid, bedoeld in artikel 16, respectievelijk de uiterste consumptiedatum, bedoeld in artikel 17, is verstreken dan wel verstreken zal zijn voordat zij verhandeld zullen worden.

§ 2. De aanduiding

Artikel 3

Bij de verhandeling van voorverpakte, verpakte of onverpakte eet- of drinkwaren moet, met inachtneming van de bij dit landsbesluit terzake gestelde regels, de van toepassing zijnde aanduiding worden gebezigd.

Artikel 4
  • 1. De aanduiding, bedoeld in artikel 3, is de aanduiding voorgeschreven in de wettelijke bepalingen die op de betrokken eet- of drinkwaar van toepassing zijn. Bij het ontbreken van dergelijke bepalingen is de aanduiding:

    • a.

      de benaming die uitsluitend mag worden gebezigd voor de eet- of drinkwaar waaraan die benaming in een wettelijk voorschrift is voorbehouden;

    • b.

      de algemeen gebruikelijke benaming van de betrokken waar; of

    • c.

      een omschrijving van de betrokken waar en zonodig van de wijze waarop die waar kan worden gebruikt, welke zo duidelijk is gesteld dat de koper de ware aard van de waar kan begrijpen en haar kan onderscheiden van waren waarmede zij zou kunnen worden verward.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een aldus geëtiketteerde eet- of drinkwaar wat betreft samenstelling of bereidingswijze zo sterk afwijkt van een onder die aanduiding bekende waar dat daarmee geen correcte voorlichting van de koper is gewaarborgd.

  • 3. Een fabrieks- of handelsmerk of een fantasienaam mag niet in de plaats treden van de aanduiding van de betrokken eet- of drinkwaar.

  • 4. De aanduiding moet een aanwijzing omvatten of vergezeld zijn van een aanwijzing inzake de fysische toestand waarin de eet- of drinkwaar zich bevindt of de specifieke behandeling die zij heeft ondergaan, indien zonder een dergelijke aanwijzing voor de koper met betrekking tot de waar een verkeerde indruk wordt gewekt of kan worden gewekt.

  • 5. In het geval van een eet- of drinkwaar die met ioniserende stralen is behandeld, is de in het derde lid bedoelde aanduiding inzake de specifieke behandeling die zij heeft ondergaan, een van de volgende: “doorstraald”, ”door straling behandeld”, of: “met ioniserende straling behandeld”.

§ 3. Vermeldingen

Artikel 5
  • 1. Bij de verhandeling van voorverpakte eet- of drinkwaren moeten, met inachtneming van de bij dit landsbesluit gestelde regels, de volgende vermeldingen worden gebezigd:

    • a.

      een lijst van ingrediënten;

    • b.

      de hoeveelheid van een ingrediënt of van een categorie van ingrediënten;

    • c.

      de nettohoeveelheid;

    • d.

      de datum van minimale houdbaarheid, onderscheidenlijk de uiterste consumptiedatum;

    • e.

      een aanwijzing omtrent bewaring en gebruik;

    • f.

      gegevens omtrent de producent en importeur;

    • g.

      de plaats van herkomst;

    • h.

      het alcoholgehalte;

    • i.

      de produktiepartij; en

    • j.

      een vermelding inzake het gebruik van een verpakkingsgas.

  • 2. Bij de verhandeling van eet- of drinkwaren als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder b en c, moet, met inachtneming van de bij dit landsbesluit gestelde regels, in ieder geval de vermelding van de nettohoeveelheid worden gebezigd.

  • 3. Bij de verhandeling van eet- of drinkwaren als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder e, moet, met inachtneming van de bij dit landsbesluit gestelde regels, in ieder geval de vermelding van de nettohoeveelheid en van de produktiepartij worden gebezigd.

  • 4. Bij de verhandeling van verpakte eet- of drinkwaren moet, met inachtneming van de bij dit landsbesluit gestelde regels, een vermelding betreffende de produktiepartij worden gebezigd.

  • 5. Bij de verhandeling van een eet- of drinkwaar die is behandeld met ioniserende stralen, wordt de doorstraling vermeld in de documenten welke die eet- of drinkwaar vergezellen of daarop betrekking hebben.

§ 3.1. De lijst van ingrediënten

Artikel 6
  • 1. De vermelding van de lijst van ingrediënten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, moet zonder onderbreking geschieden in de volgorde van afnemend gewicht waarin de ingrediënten bij de bereiding zijn gebruikt, voorafgegaan door het woord "ingrediënten". Een gewichtstolerantie van 10% relatief is daarbij toegestaan.

  • 2. Als gewicht in de zin van het eerste lid mag worden aangemerkt bij geconcentreerde of gedroogde ingrediënten die in gedehydrateerde toestand in de waar aanwezig zijn: het gewicht vóór het concentreren of drogen, indien deze ingrediënten worden aangeduid met de naam van het ingrediënt vóór het concentreren of drogen.

  • 3. Als gewicht in de zin van het eerste lid moet worden aangemerkt bij het ingrediënt water en bij vluchtige ingrediënten: het gewicht van de hoeveelheid waarin zij in de waar aanwezig zijn, met dien verstande dat de hoeveelheid water wordt bepaald door de hoeveelheid van de waar te verminderen met de som van de hoeveelheden van andere ingrediënten dan water.

  • 4. Het ingrediënt water mag worden aangemerkt als niet in de waar aanwezig, indien de uitkomst, bedoeld in het derde lid, 5% of minder van de totale hoeveelheid van de waar bedraagt.

  • 5. Het ingrediënt water mag tevens worden aangemerkt als niet in de waar aanwezig, indien dit:

    • a.

      tijdens de bereiding alleen is gebruikt om een geconcentreerd of gedehydrateerd ingrediënt in zijn oorspronkelijke toestand terug te brengen;

    • b.

      water deel uitmaakt van een opgietvloeistof, zoals nader omschreven in artikel 14, tweede lid, welke gewoonlijk niet wordt geconsumeerd.

Artikel 7
  • 1. Ingrediënten moeten worden vermeld met hun specifieke naam. Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In afwijking van het eerste lid:

    • a.

      mogen ingrediënten, omschreven in de bij dit landsbesluit behorende bijlage I, worden vermeld met de daar vermelde groepsnaam, met inachtneming van de voorschriften voor zover daarbij aangegeven;

    • b.

      moeten ingrediënten behorende tot een van de in bijlage II vermelde categorieën levensmiddelenadditieven worden vermeld met de in die bijlage aangegeven naam van de betrokken categorie; met uitzondering van gemodificeerd zetmeel moet deze vermelding worden gevolgd door de voor het ingrediënt gebruikelijke naam alsmede de nummercode op de wijze waarop deze in het land van herkomst gebruikelijk is danwel is voorgeschreven;

    • c.

      moet, indien een ingrediënt dat behoort tot meer categorieën van de in bijlage II vermelde levensmiddelenadditieven, die categorie worden vermeld welke overeenkomt met de voornaamste functie van dit ingrediënt in de waar;

    • d.

      mag, indien in de eet- of drinkwaar verschillende ingrediënten aanwezig zijn welke behoren tot één categorie levensmiddelenadditief als vermeld in bijlage II, de naam van die categorie in het meervoud worden vermeld.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, moeten aroma’s worden vermeld met inachtneming van het volgende:

    • a.

      aroma’s moeten worden vermeld met hetzij de term "aroma"(s)", hetzij een meer specifieke vermelding of een beschrijving van het aroma;

    • b.

      de term "natuurlijk" of elke andere uitdrukking die in wezen dezelfde betekenis heeft, mag alleen worden gebruikt voor aroma’s waarvan de aromatiserende component uitsluitend aromastoffen bevat;

    • c.

      indien de vermelding van het aroma een verwijzing bevat naar de dierlijke of plantaardige oorsprong of aard van de gebruikte stoffen, mag de term "natuurlijk" of elke andere uitdrukking die in wezen dezelfde betekenis heeft, alleen worden gebruikt wanneer de aromatiserende component werd geïsoleerd door fysische dan wel enzymatische of microbiologische procédé’s of door traditionele levensmiddelenbereidingswijzen, uitsluitend of vrijwel uitsluitend uitgaande van de betrokken eet- of drinkwaar of het betrokken uitgangsmateriaal voor de bereiding van aroma's.

  • 4. Indien artikel 1, vijfde lid, van toepassing is, mag in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de vermelding van de afzonderlijke grondstoffen worden vervangen door de vermelding van de grondstof waarvan zij een bestanddeel vormen, indien deze naam een bij of krachtens enig wettelijk voorschrift vastgestelde naam is, dan wel algemeen bekend is, en die grondstof:

    • a.

      hetzij voor ten minste 25% in de eet- of drinkwaar aanwezig is, in welk geval die naam onmiddellijk moet worden gevolgd door een tussen haken geplaatste lijst van de bestanddelen van die grondstof in de volgorde van afnemend gewicht waarin die bestanddelen bij de bereiding van de grondstof zijn gebruikt;

    • b.

      hetzij voor minder dan 25% in de eet- of drinkwaar aanwezig is, in welk geval, indien zich in die grondstof levensmiddelenadditieven als bedoeld in bijlage II bevinden, deze levensmiddelenadditieven onmiddellijk achter de eerder bedoelde naam moeten worden vermeld.

  • 5. In afwijking van het vierde lid, aanhef en onder b, moet de vermelding van de afzonderlijke bestanddelen van een grondstof die bestanddelen zijn van een grondstof die voor minder dan 25% in de eet- of drinkwaar aanwezig is en met ioniserende stralen zijn behandeld, plaatsvinden onmiddellijk achter de in dat lid bedoelde vermelding van de naam van de grondstof.

  • 6. De in bijlage II opgenomen vermelding gemodificeerd zetmeel wordt aangevuld met een omschrijving van de specifieke plantaardige oorsprong indien dat ingrediënt gluten kan bevatten.

Artikel 8
  • 1. In afwijking van artikel 6, eerste lid, mogen voor waren die zijn geconcentreerd of gedroogd en waaraan water moet worden toegevoegd om deze voor gebruik gereed te maken, in plaats van het woord "ingrediënten" worden gebezigd de woorden "ingrediënten van de waar na toebereiding" of woorden van gelijke strekking, gevolgd door een lijst van de in de waar aanwezige ingrediënten met een opsomming in de volgorde van de hoeveelheden na de bedoelde toevoeging.

  • 2. In afwijking van artikel 6, eerste lid, mag voor eetwaren die hetzij bestaan uit een mengsel van vruchten of groenten, hetzij bestaan uit een mengsel van specerijen of kruiden, in plaats van het woord "ingrediënten" worden gebezigd de woorden "ingrediënten in wisselende verhouding" of woorden van gelijke strekking. Hierna volgt een lijst van de in de waar aanwezige grondstoffen in een willekeurige volgorde, tenzij één of meer van deze vruchten, groenten, specerijen of kruiden aanmerkelijk in gewicht overheerst.

Artikel 9

De in artikel 5, eerste lid, onder a, bedoelde lijst van ingrediënten behoeft niet te worden vermeld ten aanzien van:

  • a.

    verse groenten, vers fruit en aardappelen, tenzij deze produkten zijn geschild, gesneden of een andere soortgelijke behandeling hebben ondergaan;

  • b.

    water met koolzuur indien het water met een benaming is aangeduid waaruit die hoedanigheid blijkt;

  • c.

    gistingsazijn, uitsluitend indien deze afkomstig is van één basisprodukt en mits daaraan geen ander ingrediënt is toegevoegd;

  • d.

    kaas, boter, gezuurde melk en gezuurde room, indien er geen andere ingrediënten zijn gebruikt dan melkbestanddelen, enzymen en culturen van micro-organismen, of andere ingrediënten dan keukenzout, die noodzakelijk zijn voor de bereiding van kaas, niet zijnde verse kaas of smeltkaas;

  • e.

    dranken verkregen door alcoholische gisting - likeurwijn daaronder begrepen - met een gehalte van 1,2 of meer volumeprocenten alcohol bepaald bij 20° C, en gedistilleerde dranken;

  • f.

    gerectificeerde alcohol waarvan het alcoholgehalte al dan niet zodanig is verlaagd dat deze geschikt wordt voor menselijke consumptie;

  • g.

    een eet- of drinkwaar welke bestaat uit één ingrediënt, voor zover:

  • 1°.

    de aanduiding van de eet- of drinkwaar en de naam van het ingrediënt identiek zijn; of

  • 2°.

    uit de aanduiding van de eet- of drinkwaar de aard van het ingrediënt duidelijk kan worden afgeleid.

Artikel 10
  • 1. De hoeveelheid van een ingrediënt of categorie ingrediënten die bij de bereiding van een eet- of drinkwaar is gebruikt, wordt vermeld indien het desbetreffende ingrediënt of de desbetreffende categorie ingrediënten:

    • a.

      voorkomt in de aanduiding of door de koper gewoonlijk met de aanduiding wordt geassocieerd;

    • b.

      opvallend in woord of beeld of als grafische voorstelling is aangegeven op de etikettering; of

    • c.

      van wezenlijk belang is om de eet- of drinkwaar te karakteriseren en het te onderscheiden van de eet- of drinkwaren waarmee het vanwege zijn benaming of aanblik zou kunnen worden verward.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een ingrediënt of een categorie ingrediënten:

    • a.

      waarvan het uitlekgewicht is aangegeven overeenkomstig artikel 14;

    • b.

      die in kleine hoeveelheid is toegevoegd voor aromatisering danwel smaakbepaling;

    • c.

      die voorkomt in de aanduiding, maar niet van dien aard is dat zij de keuze van de koper bepaalt, omdat de variërende hoeveelheid niet van wezenlijk belang is om de eet- of drinkwaar te karakteriseren of het niet van soortgelijke eet- of drinkwaren onderscheidt als bedoeld in artikel 8, tweede lid.

  • 3. Het eerste lid is evenmin van toepassing op zoetstoffen, en vitamines en mineralen voor zover een vermelding inzake de toevoeging daarvan in een wettelijke regeling is opgenomen.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde hoeveelheid wordt uitgedrukt in procenten en wordt bepaald op het ogenblik dat het ingrediënt of de categorie van ingrediënten wordt gebruikt bij de bereiding van de eet- of drinkwaar.

  • 5. In afwijking van het vierde lid:

    • a.

      wordt bij eet- en drinkwaren die tijdens de bereiding vocht verliezen als gevolg van een thermische of andere behandeling, de in het vierde lid bedoelde hoeveelheid als volgt vermeld:

  • 1. ° als percentage van het eindproduct, of

  • 2. ° indien dit percentage groter dan 100 is, als het gewicht van de hoeveelheid ingrediënt, vermeld in grammen, dat voor de bereiding van 100 gram eindproduct is gebruikt;

    • b.

      wordt de hoeveelheid van vluchtige ingrediënten vermeld als het percentage in het eindproduct;

    • c.

      kan de hoeveelheid van ingrediënten die in geconcentreerde of gedroogde vorm worden gebruikt en tijdens de bereiding worden gereconstitueerd, worden vermeld als het percentage voordat ze werden geconcentreerd of gedroogd;

    • d.

      kan in het geval van geconcentreerde of gedroogde eet- of drinkwaren waaraan voor consumptie water of een andere vloeistof moet worden toegevoegd, de hoeveelheid van de ingrediënten worden uitgedrukt als percentage in het gereconstitueerde product.

  • 6. De in het vijfde lid bedoelde vermelding van de hoeveelheid wordt gebezigd:

    • a.

      in de aanduiding van de eet- of drinkwaar;

    • b.

      in de onmiddellijke nabijheid van de aanduiding; of

    • c.

      in de lijst van ingrediënten in samenhang met het betreffende ingrediënt of de categorie van ingrediënten.

§ 3.2. De nettohoeveelheid

Artikel 11
  • 1.

    Onder nettohoeveelheid als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder c, wordt verstaan de hoeveelheid van een eet- of drinkwaar die in elk geval in de verpakking aanwezig is. Zij moet worden uitgedrukt in:

    • a.

      volume-eenheden bij drinkwaren en vloeibare eetwaren, en

    • b.

      massa-eenheden bij andere eetwaren,

waarbij gebruik wordt gemaakt van liters, centiliters of milliliters, respectievelijk kilogrammen, grammen, gallons en ounces, of de daarvoor gangbare afkortingen.

  • 2.

    De nettohoeveelheid uitgedrukt in volume-eenheden wordt bepaald bij:

    • a.

      de temperatuur waarbij de waar ten verkoop voorhanden pleegt te worden gehouden, in geval van diepgevroren of bevroren drinkwaren en vloeibare eetwaren;

    • b.

      een temperatuur van 20° C, indien het betreft een in een andere toestand verkerende drinkwaar of vloeibare eetwaar dan in onderdeel a bedoeld.

  • 3.

    Indien op grond van wettelijke bepalingen een bepaalde soort hoeveelheid, zoals nominale hoeveelheid of gemiddelde hoeveelheid moet worden vermeld, is in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, die hoeveelheid de nettohoeveelheid in de zin van artikel 5, eerste lid, onder c.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag de hoeveelheid van een voorverpakte eetwaar behorende tot een van de hierna genoemde categorieën, zijn uitgedrukt in een aantal stuks:

    • a.

      beschuit;

    • b.

      bakkerswaren, die in de regel per stuk of aantal stuks worden verkocht;

    • c.

      verse groenten of verse vruchten die ook onverpakt per stuk of aantal stuks plegen te worden verkocht;

    • d.

      kippeëieren;

    • e.

      suikerwerk dat ook onverpakt per stuk of aantal stuks pleegt te worden verkocht.

  • 5.

    In afwijking van het eerste lid mag voor een voorverpakte eet- of drinkwaar waarvan de hoeveelheid ingevolge het vierde lid in een aantal stuks mag zijn uitgedrukt, een zodanige hoeveelheidsvermelding achterwege worden gelaten, indien het aantal stuks van die eet- of drinkwaar zonder opening van de verpakking van buitenaf duidelijk kan worden gezien en gemakkelijk kan worden geteld.

Artikel 12
  • 1. Indien een voorverpakte eet- of drinkwaar bestaat uit een aantal verpakte eenheden die ook als afzonderlijke verkoopeenheden aan eindverbruikers plegen te worden verhandeld, en die elk een zelfde hoeveelheid van die eet- of drinkwaar bevatten, moet:

    • a.

      de vermelding van de hoeveelheid van die voorverpakte eet- of drinkwaar aangeven het totale aantal van vorenbedoelde verpakte eenheden, gevolgd door de nettohoeveelheid van de eet- of drinkwaar, die één verpakte eenheid bevat;

    • b.

      voor zover het betreft een voorverpakte eetwaar als bedoeld in artikel 14, tevens een vermelding van het uitlekgewicht van het vaste hoofdbestanddeel van de betrokken eetwaar in één verpakte eenheid worden gebezigd, overeenkomstig het bepaalde in dat artikel.

  • 2. In afwijking van het eerste lid behoeven de aldaar bedoelde vermeldingen niet te worden gebezigd, indien het totale aantal afzonderlijke verpakte eenheden duidelijk kan worden gezien en van buitenaf gemakkelijk kan worden geteld, en de vermelding van de nettohoeveelheid van elke afzonderlijke verpakte eenheid van buitenaf duidelijk kan worden gezien.

Artikel 13
  • 1. Voor een voorverpakte eet- of drinkwaar die bestaat uit een aantal verpakte eenheden die afzonderlijk niet als een verkoopeenheid aan eindverbruikers plegen te worden verhandeld, moet behalve de vermelding van de nettohoeveelheid, tevens een vermelding worden gebezigd, die het totale aantal van vorenbedoelde eenheden aangeeft.

  • 2. In afwijking van het eerste lid behoeft de aldaar bedoelde vermelding van het aantal eenheden niet te worden gebezigd ten aanzien van suikerwerk waarvan de hoeveelheid in elke verpakte eenheid ten hoogste 15 gram is.

Artikel 14
  • 1. Voor een voorverpakte eetwaar die bestaat uit vaste bestanddelen en een opgietvloeistof, moet tevens een vermelding worden gebezigd die het uitlekgewicht van het vaste hoofdbestanddeel aangeeft. Die vermelding moet inhouden het woord "uitlekgewicht", gevolgd door de waarde van dat gewicht, met dien verstande dat het woord "uitlekgewicht" mag worden vervangen door de benaming van het vaste hoofdbestanddeel, indien een aanduiding is gebezigd waarvan de benaming van dat hoofdbestanddeel en van de opgietvloeistof deel uitmaakt.

  • 2. Opgietvloeistof moet bestaan uit een of meer van de hierna genoemde vloeistoffen:

    • a.

      water, waterige oplossingen van zouten, voedingszuren, suikers, zoetstoffen, pekel of azijn;

    • b.

      het sap van de betrokken groente of van het betrokken fruit, indien het hoofdbestanddeel van de waar verduurzaamde groente of verduurzaamd fruit is.

Artikel 15

De artikelen 11, 12 en 13 zijn niet van toepassing ten aanzien van:

  • a.

    voorverpakte eet- en drinkwaren die naar hun aard aanzienlijk aan volume of gewicht verliezen en hetzij per stuk worden verkocht, hetzij in aanwezigheid van de koper worden gewogen; of

  • b.

    voorverpakte eet- en drinkwaren waarvan de nettohoeveelheid in totaal hetzij minder dan 25 gram bedraagt in het geval van suikerwerk, hetzij minder dan 5 gram of 5 milliliter bedraagt in het geval van andere eet- of drinkwaren dan kruiden of specerijen.

§ 3.3. De datum van minimale houdbaarheid

Artikel 16
  • 1.

    De datum van minimale houdbaarheid, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder d, moet worden gebezigd voor andere eet- of drinkwaren dan die bedoeld in artikel 17.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vermelding moet bestaan uit de de woorden "ten minste houdbaar tot" gevolgd door de datum waarop de waar bij een passende wijze van bewaren nog in het bezit is van de voor die waar kenmerkende eigenschappen.

  • 3.

    Indien het tijdstip van minimale houdbaarheid afhankelijk is van een bijzondere wijze van bewaren, moet behalve de in het tweede lid bedoelde vermelding tevens een vermelding houdende aanwijzingen omtrent het bewaren worden gebezigd.

  • 4.

    De datum, bedoeld in het tweede lid, moet worden aangegeven in de volgorde dag, maand en jaar, of de daarvoor in het land van herkomst gangbare volgorde, met dien verstande dat

    • a.

      de dag moet worden aangegeven met een getal bestaande uit twee cijfers;

    • b.

      de maand moet worden aangegeven hetzij met de naam, hetzij met de gebruikelijke afkorting, hetzij met een getal bestaande uit twee cijfers; en

    • c.

      het jaar moet worden aangegeven hetzij met een jaartal, hetzij met een getal bestaande uit de laatste twee cijfers ervan.

  • 5.

    Indien de in het tweede lid bedoelde datum ligt binnen drie maanden na de datum van het verpakken, mag worden volstaan met de vermelding van de dag en de maand.

  • 6.

    Indien de in het tweede lid bedoelde datum ligt:

    • a.

      tussen drie en achttien maanden na de datum van het verpakken, mag worden volstaan met de vermelding van de maand en het jaar;

    • b.

      na achttien maanden na de datum van het verpakken, mag worden volstaan met de vermelding van het jaar;

een en ander met dien verstande dat in afwijking van het in het tweede lid bepaalde, de datum moet worden voorafgegaan door de woorden "ten minste houdbaar tot einde".

  • 7.

    Het vierde lid, onder b, is niet van toepassing voor zover de vermelding van de desbetreffende maand wordt bereikt door middel van inkerving van de rand van het etiket, onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      aan de rand van het etiket moet ten minste de beginletter van de naam van iedere maand worden vermeld; en

    • b.

      de vermelding van de maanden moet geschieden in de gebruikelijke volgorde.

  • 8.

    De in het eerste lid bedoelde vermelding behoeft niet te worden gebezigd ten aanzien van:

    • a.

      verse groenten - andere dan gekiemde zaden en soortgelijke produkten zoals scheuten van peulvruchten -, vers fruit en aardappelen, tenzij deze produkten zijn geschild, gesneden of een andere soortgelijke behandeling hebben ondergaan;

    • b.

      wijn, likeurwijn, mousserende wijn, gearomatiseerde wijn en soortgelijke uit andere vruchten dan druiven verkregen produkten;

    • c.

      andere alcoholhoudende dranken dan onder b bedoeld, met een gehalte van 10 of meer volumeprocenten alcohol, bepaald bij 20° C;

    • d.

      alcoholvrije dranken, vruchtesappen, vruchtennectars en alcoholhoudende dranken in afzonderlijke verpakkingen van meer dan 5 liter, bestemd voor levering aan instellingen;

    • e.

      brood- of banketbakkerijprodukten welke naar hun aard bestemd zijn om binnen vierentwintig uur na de bereiding te worden geconsumeerd;

    • f.

      azijn;

    • g.

      keukenzout;

    • h.

      suikers in vaste vorm;

    • i.

      suikerwerk, bijna uitsluitend bestaande uit gearomatiseerde of gekleurde suiker of suikers;

    • j.

      kauwpreparaten andere dan van tabak;

    • k.

      afzonderlijke porties consumptie-ijs.

§ 3.4. De uiterste consumptiedatum

Artikel 17
  • 1. De uiterste consumptiedatum, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder d, moet worden gebezigd voor eet- of drinkwaren die uit microbiologisch oogpunt zeer bederfelijk zijn en derhalve na korte tijd een onmiddellijk gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vermelding moet bestaan uit de woorden "te gebruiken tot" gevolgd door de uiterste datum waarop de waar moet worden geconsumeerd teneinde bedoeld gevaar te voorkomen.

  • 3. Indien het eerste lid van toepassing is, moet tevens een aanwijzing omtrent de bewaring en het gebruik als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder e, worden gebezigd.

  • 4. Artikel 16, vierde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing op de in dit artikel bedoelde vermelding.

§ 3.5. Overige vermeldingen

Artikel 18

De aanwijzing omtrent de bewaring en het gebruik, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder e, wordt gebezigd:

  • a.

    indien de eet- of drinkwaar op een bijzondere wijze moet worden bewaard; onderscheidenlijk

  • b.

    indien zonder de aanwijzing omtrent het gebruik of het gebruiksklaar maken de eet- of drinkwaar niet op de juiste wijze kan worden gebruikt of gebruiksklaar worden gemaakt.

Artikel 19

De vermelding van de gegevens omtrent de producent, importeur of leverancier, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder f, moet bestaan uit de naam of de handelsnaam en het adres, met dien verstande dat voor rechtspersonen de vermelding van het adres mag worden vervangen door de vermelding van de plaats van vestiging.

Artikel 20

De vermelding van de plaats van oorsprong of herkomst, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder g, moet bestaan uit een regionale, territoriale of topografische vermelding, en moet worden gebezigd indien weglating ervan de koper zou kunnen misleiden ten aanzien van de werkelijke oorsprong of herkomst.

Artikel 21
  • 1. Het alcoholgehalte, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder h, moet worden gebezigd voor dranken met een effectief alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocenten, en moet bestaan uit het symbool "% vol", voorafgegaan door het werkelijke gehalte, bepaald bij 20 °C, en weergegeven met ten hoogste een decimaal. Deze vermelding wordt al dan niet voorafgegaan door "alcohol" of "alc.".

  • 2. Indien het absolute verschil tussen het vermelde alcoholgehalte en het werkelijke gehalte van de hieronder genoemde dranken minder bedraagt dan het achter de betrokken drank aangegeven percentage, voldoet een zodanige vermelding aan het in het eerste lid bepaalde:

    • a.

      voor bier met een alcolholgehalte van ten hoogste 5,5% vol: 0,5% vol;

    • b.

      voor bier met een alcoholgehalte van meer dan 5,5% vol: 1% vol;

    • c.

      voor niet-mousserende gegiste dranken op basis van druiven: 0,5% vol;

    • d.

      voor mousserende gegiste dranken op basis van druiven, alsmede voor gegiste dranken op basis van andere vruchten dan druiven, eventueel parelend of mousserend: 1% vol;

    • e.

      voor dranken op basis van gegiste honing: 1% vol;

    • f.

      voor dranken met vruchten of plantedelen: 1,5% vol;

    • g.

      voor overige dranken: 0,3% vol.

Artikel 22
  • 1. De vermelding betreffende de produktiepartij, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder i, en tweede lid, geschiedt in de vorm van een nummercode op de wijze waarop deze in het land van herkomst gebruikelijk is danwel is voorgeschreven.

  • 2. In afwijking van artikel 5, eerste lid, onder i, mag de vermelding betreffende de produktiepartij van voorverpakt consumptie-ijs worden gebezigd op de verzamelverpakking van individuele porties van die waar.

  • 3. De in artikel 5, tweede lid, bedoelde vermelding behoeft niet te worden gebezigd voor eet- of drinkwaren, zijnde landbouwgrondstoffen, welke van de producent

    • a.

      aan opslag-, behandelings- of verpakkingsbedrijven worden verkocht of afgeleverd,

    • b.

      voor onmiddellijke opneming in een operationeel bereidings- of verwerkingssysteem worden opgehaald.

  • 4. De datum van minimale houdbaarheid onderscheidenlijk de uiterste consumptiedatum, voor zover deze een dagaanduiding inhoudt, geldt als een vermelding als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 23

De vermelding betreffende een verpakkingsgas, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder j, bestaat uit de woorden “verpakt onder beschermende atmosfeer” en wordt gebezigd voor eet- of drinkwaren waarvan de houdbaarheid is verlengd met behulp van de - bij of krachtens enige wettelijke regeling toegelaten - verpakkingsgassen.

§ 4. Het aanbrengen van aanduidingen en vermeldingen

Artikel 24

De in dit landsbesluit bedoelde aanduiding en vermeldingen moeten duidelijk zichtbaar en met het blote oog gemakkelijk leesbaar zijn aangebracht en mogen niet door vegen kunnen worden uitgewist. Zij moeten, behoudens de vermelding, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder i, in elk geval in een van de volgende talen zijn gesteld: Nederlands, Papiaments, Engels of Spaans.

Artikel 25
  • 1.

    Voor wat betreft voorverpakte eet- of drinkwaren moeten de in dit landsbesluit bedoelde aanduiding en vermeldingen voorkomen op de verpakking of op een daaraan gehecht etiket.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, behoeven de aanduiding en vermeldingen, behoudens de vermelding, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder i, slechts op de handelsdocumenten voor te komen die de desbetreffende voorverpakte eet- of drinkwaren vergezellen of die tegelijkertijd met of voor de aflevering worden verzonden, indien

    • a.

      de desbetreffende waar, hoewel als zodanig bestemd voor de eindverbruiker niet zijnde een instelling, wordt verhandeld in een stadium voor de uiteindelijke aflevering;

    • b.

      de desbetreffende waar is bestemd om aan instellingen te worden afgeleverd om daar te worden toebereid, verwerkt, in porties verdeeld, of om daar in het kader van een maaltijdverstrekking te worden afgeleverd;

mits op de buitenste verpakking waarin de waar wordt verhandeld, worden gebezigd:

  • 1°.

    de aanduiding;

en de volgende vermeldingen:

  • 2°.

    de gegevens omtrent de producent, verpakker of verkoper; en

  • 3°.

    de datum van minimale houdbaarheid, onderscheidenlijk de uiterste consumptiedatum.

  • 3.

    Voor wat betreft voorverpakte eet- en drinkwaren moeten de volgende vermeldingen zodanig zijn aangebracht dat zij zich bevinden in het zelfde gezichtsveld als de aanduiding:

    • a.

      de nettohoeveelheid;

    • b.

      de datum van minimale houdbaarheid, onderscheidenlijk de uiterste consumptiedatum, met dien verstande dat mag worden volstaan met de woorden "ten minste houdbaar tot", of "ten minste houdbaar tot einde", onderscheidenlijk "te gebruiken tot", mits deze vermelding wordt gevolgd door een verwijzing naar de plaats op of aan de verpakking waar de datum voorkomt;

    • c.

      het alcoholgehalte.

  • 4.

    In afwijking van artikel 5, eerste lid, mag op de verpakking van voorverpakte eet- of drinkwaren waarvan het grootste vlak kleiner is dan 10 cm2, worden volstaan met de vermelding van de nettohoeveelheid en de datum van minimale houdbaarheid, onderscheidenlijk de uiterste consumptiedatum.

  • 5.

    In afwijking van de artikelen 3 en 5, eerste lid, behoeven op gestandaardiseerde tapmaatflessen, waarin melk of melkprodukten zijn verpakt, slechts de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum, alsmede gegevens omtrent de producent, verpakker of verkoper te worden gebezigd.

Artikel 26
  • 1. Voor wat betreft een niet voorverpakte eet- of drinkwaar als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdelen b, c en e, moeten de aanduiding alsmede de vermelding van de nettohoeveelheid voor het publiek in ieder geval duidelijk zichtbaar zijn aangebracht op het voorwerp waarin of waarop de betrokken waar zich bevindt, of op een onmiddellijk boven bedoeld voorwerp geplaatst(e) bord of kaart.

  • 2. Voor wat betreft een niet voorverpakte eet- of drinkwaar als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder e, moet bovendien de vermelding van de produktiepartij voorkomen op de verpakking of op een daaraan gehecht etiket, of, indien zulks niet mogelijk is, op het handelsdocument dat de betrokken waar vergezelt.

Artikel 27

Voor wat betreft een verpakte eet- of drinkwaar moeten de aanduiding alsmede de vermelding van de produktiepartij zijn aangebracht op de verpakking, of, indien zulks niet mogelijk is, op het handelsdocument dat de betrokken waar vergezelt.

Artikel 28

Voor wat betreft een onverpakte eet- of drinkwaar moet de aanduiding voor het publiek duidelijk zichtbaar zijn aangebracht op het voorwerp waarin of waarop de betrokken waar zich bevindt, of op een onmiddellijk boven bedoeld voorwerp geplaatst bord of geplaatste kaart.

Artikel 29
  • 1. Indien zich in een verpakking een in afzonderlijk verpakte eenheden verdeelde hoeveelheid van een zelfde eet- of drinkwaar bevindt, wordt eerstbedoelde verpakking aangemerkt als de verpakking, bedoeld in artikel 25, eerste lid.

  • 2. Indien zich in een verpakking een voorverpakte eet- of drinkwaar, dan wel een in afzonderlijk verpakte of onverpakte eenheden verdeelde hoeveelheid van verschillende eet- of drinkwaren, al dan niet met andere waren bevindt, wordt eerstbedoelde verpakking aangemerkt als de verpakking, bedoeld in artikel 25, eerste lid. Op bedoelde verpakking behoeven slechts de aanduiding en de vermelding van de nettohoeveelheid van elke afzonderlijke eet- of drinkwaar te worden vermeld, mits op de verpakking van de afzonderlijke eenheden de voor de betrokken eet- of drinkwaren voorgeschreven aanduiding en vermeldingen zijn aangebracht.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid behoeven de in die leden voorgeschreven aanduiding en vermeldingen niet op de buitenzijde van de volgens die leden aangemerkte verpakking of op een op die verpakking aangebracht etiket te zijn aangebracht, indien die verpakking helder doorzichtig is, en de zich in bedoelde verpakking bevindende eenheden de volgens dit landsbesluit voorgeschreven aanduiding en vermeldingen dragen en deze voldoende zichtbaar zijn.

Artikel 30
  • 1. Aanduidingen, vermeldingen of voorstellingen die doordat zij onjuist of onvolledig zijn of een onjuiste indruk wekken, misleidend zijn met betrekking tot de kenmerken van de betrokken eet- of drinkwaar, en met name tot de aard, identiteit, hoedanigheid, samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid, oorsprong of herkomst, wijze van vervaardiging of verkrijging, mogen bij het verhandelen van eet- en drinkwaren, en bij de aanprijzing ervan, niet worden gebezigd.

  • 2. In de zin van het eerste lid worden in elk geval als misleidend beschouwd aanduidingen, vermeldingen of voorstellingen die

    • a.

      aan de betrokken eet- of drinkwaar effecten of eigenschappen toeschrijven die deze niet bezit; of

    • b.

      suggereren dat de betrokken eet- of drinkwaar bijzondere kenmerken vertoont, hoewel alle soortgelijke eet- of drinkwaren dezelfde kenmerken bezitten.

§ 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 31
  • 1. Indien in enig wettelijk voorschrift is bepaald dat ten aanzien van een bepaalde eet- of drinkwaar of een bepaalde categorie van eet- of drinkwaren, de aanduiding, bedoeld in artikel 3, of één of meer der vermeldingen, bedoeld in artikel 5, eerste, onderscheidenlijk tweede lid, niet mogen, dan wel niet behoeven te worden gebezigd, is met betrekking tot die eet- of drinkwaar of die categorie van eet- of drinkwaren het in genoemde artikelen bepaalde niet van toepassing, voor zover het die aanduiding of de betrokken melding betreft.

  • 2. Indien ten aanzien van een bepaalde eet- of drinkwaar of een bepaalde categorie van eet- of drinkwaren, met betrekking tot een aanduiding, bedoeld in artikel 3, of één of meer der vermeldingen als bedoeld in artikel 5, eerste, onderscheidenlijk tweede lid, een vrijstelling of ontheffing is verleend van een ander wettelijk voorschrift dan het onderhavige landsbesluit, is het in genoemde artikelen bepaalde niet van toepassing, voor zover het die aanduiding of betrokken vermeldingen betreft.

Artikel 32

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad waarin het geplaatst is, en werkt terug tot en met 11 november 2004.

Artikel 33

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Landsbesluit etikettering van levensmiddelen.

Bijlage I.

Deze bijlage behoort bij artikel 7, tweede lid, onder a, van het Landsbesluit etikettering van levensmiddelen (P.B. 2005, no. 16)

De in artikel 7, tweede lid, onder a, bedoelde ingrediënten zijn de volgende:

 
DefinitieVermelding
Andere geraffineerde oliën dan olijfolie‘olie’, nader omschreven met:
 -de aanduiding “plantaardig” of ‘dierlijk’, naar gelang van het geval; of
 -de aanduiding van de specifieke plantaardige of dierlijke oorsprong.
 De aanduiding ‘gehard’ wordt toegevoegd aan de aanduiding van een geharde olie.
Geraffineerde vetten‘vet’, nader omschreven met:
 -de aanduiding “plantaardig” of ‘dierlijk’, naar gelang van het geval; of
 -de aanduiding van de specifieke plantaardige of dierlijke oorsprong.
Mengsels van meel van twee of meer graansoortenDe aanduiding ‘gehard’ wordt toegevoegd aan de aanduiding van een gehard vet.
 ‘meel’, gevolgd door de vermelding van de graansoorten waarvan het afkomstig is, in dalende volgorde van hun gewichtspercentage.
Natief zetmeel en langs fysische weg of enzymen gemodificeerd zetmeel‘zetmeel’ nader aangevuld met een omschrijving van de specifieke plantaardige oorsprong indien dat ingrediënt gluten kan bevatten.
Alle soorten vis wanneer die vis een ingrediënt vormt van een ander levensmiddel, tenzij de aanduiding en de presentatie van die eet- of drinkwaar duiden op een speciale soort visvis
Alle soorten kaas wanneer de kaas of het mengsel van kaassoorten een ingrediënt vormt van een ander levensmiddel, tenzij de aanduiding en de presentatie van die eet- of drinkwaar duiden op een speciale soort kaaskaas
Alle specerijen die niet meer dan 2% van het gewicht van de eet- of drinkwaar uitmaken‘specerijen’ of ‘mengsel van specerijen’
Alle kruiden of delen daarvan die niet meer dan 2% van het gewicht van de eet- of drinkwaar uitmaken‘kruiden’ of ‘mengsel van kruiden’
Alle soorten gompreparaten die voor de bereiding van gom als basis voor kauwgom worden gebruiktgom
Alle soorten paneermeelpaneermeel
Alle categorieën saccharosesuiker
Watervrije dextrose en dextrosemonohydraatdextrose
Glucosestroop en gedehydrateerde glucosestroopglucosestroop
Alle melkeiwitten (caseïne, caseïnaten en eiwitten van wei) en mengsels daarvanmelkeiwitten
Cacaopersboter cacao-wringboter of geraffineerde cacaobotercacaoboter
Alle geconfijte vruchten die niet meer dan 10% van het gewicht van de eet- of drinkwaar uitmakengeconfijte vruchten
Mengsels van groenten die niet meer dan 10% van het gewicht van de eet- of drinkwaar uitmakengroenten
Alle soorten wijn wijn

Bijlage II.

Deze bijlage behoort bij artikel 7, tweede lid, onder b, van het Landsbesluit etikettering van levensmiddelen (P.B. 2005, no. 16)

De in artikel 7, tweede lid, onder b, bedoelde categorieën van levensmiddelenadditieven zijn de volgende:

antiklontermiddel  
antioxydant  
antischuimmiddel  
bevochtigingsmiddel  
conserveermiddel  
drijfgas  
emulgator  
geleermiddel  
gemodificeerd zetmeel(de specifieke aanduiding of het EG-nummer behoeven niet vermeld te worden)
glansmiddel  
kleurstof  
meelverbeteraar  
rijsmiddel  
smaakversterker  
smeltzout(alleen voor smeltkaas en produkten op basis van smeltkaas)
stabilisator  
verdikkingsmiddel  
verstevigingsmiddel  
voedingszuur  
vulstof  
zoetstof  
zuurteregelaar  

Nota van toelichting

Behorende bij het Landsbesluit etikettering van levensmiddelen

I Algemeen gedeelte

Dit landsbesluit vindt zijn grondslag in de Warenlandsverordening (PB. 1997, no. 334) en wel meer in het bijzonder in artikel 3, eerste lid, onder a, f en j, daarvan. Gelet op de voordelen van het harmoniseren van nationale technische voorschriften stelt de regeling voorschriften welke overeenkomen met die welke in vele andere landen reeds gebruikelijk zijn. Om deze reden is aansluiting gezocht bij de tekst van het Nederlandse Etiketteringsbesluit (Stb. 1992, 14), die op zijn beurt zoveel mogelijk aansluit bij de Etiketteringsrichtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschap.

Onderhavig landsbesluit is een vervolg op diverse elkaar opvolgende tijdelijke ministeriële beschikkingen met regelgeving over etikettering van levensmiddelen, die allen een geldigheidsduur van zes maanden hadden. De eerste (P.B. 2002, no. 118) trad in werking op 11 november 2002 en de laatste was geldig tot en met 10 november 2004 (P.B. 2004, no. 53).

Ook onderhavig landsbesluit is ingegeven door de, naar het oordeel van de Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling, noodzaak om, in het belang van de volksgezondheid, goede voorlichting te geven aan de consument, te realiseren door het stellen van voorschriften met betrekking tot de etikettering van eet- en drinkwaren. Het gaat om het aan de consument verstrekken van eerlijke, duidelijke informatie over het product en het niet mooier maken dan het levensmiddel in werkelijkheid is. Uit de opschriften op een verpakking moet de consument kunnen afleiden om wat voor levensmiddel het gaat, wat de samenstelling daarvan is, tot wanneer het levensmiddel houdbaar is en op welke wijze het moet worden bewaard en eventueel hoe het verder moet worden bereid.

De volledige etiketteringsverplichting beperkt zich, wat het te koop aanbieden betreft, tot de daadwerkelijke plaats van verkoop van de eet- en drinkwaar. Dus in winkels, op markten en dergelijke. Daarnaast bestaat een verplichting om tenminste de houdbaarheidsdatum dan wel uiterste consumptiedatum te vermelden op de te importeren levensmiddelen zodat te controleren is of deze nog wel op tijd in de winkels te koop aangeboden kunnen worden. Voorts dienen in de voorfase vóór het daadwerkelijk verkopen aan de eindverbruiker gegevens, zoals de productiepartij, gegevens omtrent de producent, verpakker of verkoper, en de houdbaarheidsdatum respectievelijk de uiterste consumptiedatum, op de verpakking te worden vermeld.

Het landsbesluit maakt onderscheid tussen aanduidingen en vermeldingen. Met ‘aanduiding’ wordt de benaming van de waar bedoeld en met ‘vermelding’ alle overige in relatie tot de waar te bezigen vermeldingen.

Vermeldingen zijn bijvoorbeeld gegevens omtrent de producent en importeur. Dit is van belang indien de consument de producent, importeur of leverancier wenst aan te spreken wegens een gebrek in het product. Op de producent, importeur of leverancier rust een risico-aansprakelijkheid uit hoofde van de artikelen 6:185 tot en met 6:193 van het Burgerlijk Wetboek. Vermelding van de gegevens omtrent de leverancier wordt niet nodig geacht omdat de consument dient aan te tonen, middels de aankoopbon, bij welke leverancier het product is gekocht.

Het landsbesluit maakt onderscheid in ‘verpakte’, ‘voorverpakte’, en ‘onverpakte’ levensmiddelen. Voor alle levensmiddelen geldt dat de benaming (de aanduiding) van de eet- of drinkwaar moet worden aangebracht. Dus ook onverpakte levensmiddelen in de vitrine bij de slager, bakker en vishandelaar moeten worden voorzien van een aanduiding. Verpakte levensmiddelen zijn hetzij onverpakte of voorverpakte levensmiddelen die zijn verpakt in dozen of kratten. Voorverpakte levensmiddelen zijn de eenheden levensmiddel welke bestemd en geschikt zijn om aan de consument te worden afgeleverd.

Op voorverpakte levensmiddelen moeten alle voorgeschreven aanduidingen en vermeldingen worden aangebracht.

Vermeldingen dienen te geschieden in het Nederlands, Papiaments, Engels of Spaans.

De producent of importeur die wil weten of het etiket van een door hem in de handel gebracht, dan wel te brengen, product aan de gestelde eisen voldoet, kan zich voor advies uiteraard wenden tot de controle-instanties.

Het onderhavige landsbesluit gaat uit van een verbod op het verhandelen van levensmiddelen zonder inachtneming van de daarin neergelegde voorschriften. Deze voorschriften hebben betrekking op de op de verpakking aan te brengen (of juist niet aan te brengen) aanduidingen, vermeldingen en voorstellingen, die de consument duidelijk en volledig informeren over aard, inhoud, hoeveelheid, houdbaarheid, bereidingswijze en andere karakteristieken van hetgeen de verpakking bevat, alsmede omtrent de herkomst van het product.

De verplichting om eet- en drinkwaren van een etiket te voorzien is nieuw in de Nederlandse Antillen. Desondanks treft de consument in de winkels vrijwel uitsluitend eet- en drinkwaren die zijn voorzien van een etiket, omdat dit geïmporteerde producten betreft afkomstig uit landen waarvoor de etiketteringsverplichting reeds geldt. De op de lokale markt geproduceerde eet- en drinkwaar hebben over het algemeen geen etiket.

Bij de inwerkingtreding van de eerste Tijdelijke ministeriële beschikking etikettering van levensmiddelen op 11 november 2002, is aan producenten, importeurs en leveranciers een termijn van zes maanden de tijd gegeven om de eet- of drinkwaren, die in de handel waren gebracht v??r de inwerkingtreding van voornoemde beschikking op 11 november 2002, nog te verkopen zonder dat zij aan de etiketteringsvoorschriften hoefden te voldoen. Indien zij dat wensten konden zij een beroep doen op de controle instanties om hen, ten aanzien van de nieuw in de handel te brengen producten, behulpzaam te zijn bij het toepassen van de etiketteringsvoorschriften.

Uitzondering voor deze overgangstermijn van zes maanden werd gemaakt voor de vermelding van de datum van minimale houdbaarheid op een deel van de reeds in de handel gebrachte eet- of drinkwaren. Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van de eerste ministeriële beschikking dienden de waren, bedoeld in artikel 16, te zijn voorzien van een datum van minimale houdbaarheid. Voor waren die snel bederven, zoals melk en melkproducten, vlees, vis, etc, bedoeld in artikel 17, gold, in het belang van de volksgezondheid, geen overgangstermijn, ook niet voor de reeds in de handel gebrachte producten.

Met het van kracht worden van onderhavige regelgeving is het niet alleen verboden om eet- en drinkwaren te verhandelen die niet aan de etiketteringsvoorschriften voldoen, ook is het verboden om eet- en drinkwaren te importeren in de Nederlandse Antillen en te verhandelen waarvan de houdbaarheidsdatum dan wel uiterste consumptiedatum is verstreken. Ook heeft de overheid hiermee een instrument om het ‘dumpen’ op de Nederlands-Antilliaanse markt van elders uit oogpunt van de volksgezondheid afgekeurde eet- en drinkwaren tegen te gaan.

De controle op de naleving van de in dit landsbesluit neergelegde voorschriften alsmede de strafbaarstelling daarvan, vindt plaats op de wijze als in de Warenlandsverordening bepaald, waarbij ook de douane een taak zal hebben als controle-instantie.

II Financiële consequenties

Onderhavig landsbesluit heeft geen directe financiële gevolgen voor het Land. Wel dient rekening te worden gehouden met indirecte financiële gevolgen: de eventuele kosten voortvloeiende uit het houden van toezicht door de Inspectie voor de Volksgezondheid op de controlerende werkzaamheden door de eilandgebieden en tevens het begeleiden van deze werkzaamheden op eilandsniveau. Er zal in de begroting alsnog rekening gehouden dienen te worden met deze kosten.

III Adviezen

De SER is van mening dat de Nederlands-Antilliaanse regelgeving op het gebied van etikettering van eet- en drinkwaren niet gebaseerd zou moeten zijn op het Nederlandse Etiketteringsbesluit, maar op de minder strenge WTO-richtlijnen. De regering heeft gekozen voor de Nederlandse regelgeving en daarmee ook voor de Europese regelgeving om zo de import van melk- en melkproducten uit de Nederlandse Antillen naar de Europese Unie mogelijk te maken. De keuze voor het van toepassing verklaren van deze regelgeving op de overige eet- en drinkwaren ligt dan het meest voor de hand. De regelgeving is nu ongeveer twee jaar van kracht en er hebben de regering geen signalen bereikt dat deze heeft gezorgd voor enige handelsbelemmeringen of prijsstijgingen.

Hetzelfde geldt voor het voorstel om geen taaleisen te stellen voor het etiket. De regering is van mening dat deze eisen behouden dienen te blijven omdat zij een onmisbaar onderdeel vormen van de voorlichting naar de consument. Een goede uitvoering van onderhavige regelgeving begint immers bij de leesbaarheid van het etiket.

De regering is evenmin voorstander van een ‘ruime interpretatie van de houdbaarheidsdatum’. Onder de tropische omstandigheden waarin de consumenten van de Nederlandse Antillen zich bevinden zou geen ruimere, zoals voorgesteld door de SER, maar eerder een strengere interpretatie van de houdbaarheidsdatum voor de hand liggen.

De adviescommissie inzake waren heeft voorgesteld om in artikel 5, eerste lid, onder g, het woord ‘of’ te vervangen door: ‘en’, waarmee zowel de plaats van oorsprong als die van herkomst op het etiket vermeld zouden moeten worden. Nadere overweging heeft ertoe geleid dat de regering heeft besloten slechts de eis te stellen van vermelding van de plaats van herkomst. Dit maakt het stellen van de eis van vermelden van de plaats van oorsprong feitelijk overbodig.

Het vaststellen van een methode van onderzoek en toetsing of de eet- en drinkwaar voldoet aan de eisen van (onder andere) artikel 6 is niet nodig. Het is in de eerste plaats de taak van de eilandelijke controle-instanties om effectieve controle uit te oefenen en de methoden daarvoor te kiezen.

De Raad van Advies stelt voor in artikel 1, onder a, het woord ‘snacks’ te vervangen door ‘snackbars’. De regering acht het woord ‘snack’ een zodanig ingeburgerde term voor ‘snackbar’ dat zij niet verwacht dat hierdoor verwarring kan optreden.

De Raad van Advies stelt voorts dat in bepaalde artikelen een of meer woorden abusievelijk zijn weggelaten. Genoemd worden: artikel 1, onder d, artikel 5, eerste lid, onder f en artikel 7 waarbij niet is opgenomen dat nadere regels ten aanzien van het vierde lid, onder b, van datzelfde artikel door de Minister gesteld kunnen worden (Zie artikel 7 van het Nederlandse warenwetbesluit). De door de Raad van Advies gesignaleerde ontbrekende tekst is bewust weggelaten omdat zij naar het oordeel van de regering niets toevoegen en slechts verwarring zouden kunnen scheppen. De mogelijkheid voor de Minister om nadere regels te stellen ten aanzien van artikel 7, vierde lid, onder b, betreft de door de Europese Gemeenschap vastgestelde bindende voorschriften. Deze voorschriften gelden vooralsnog niet in de Nederlandse Antillen.

IV Artikelsgewijze toelichting

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In het eerste lid van artikel 1 is een aantal begripsomschrijvingen opgenomen die in de andere artikelen van het landsbesluit gebruikt worden.

Bij onderdeel a (instellingen) moet worden gedacht aan die verbruikers van eet- of drinkwaren die de aangeschafte levensmiddelen – al dan niet toebereid – of anderszins gewijzigd – op hun beurt en doorgaans in het kader van een maaltijdverstrekking, afleveren aan de eindverbruikers, zijnde gasten, patiënten, kostgangers, e.d. Deze instellingen worden ook wel voedselbedrijven genoemd.

Onderdeel b (verpakking) is vanzelfsprekend uitgebreider dan de definitie van ‘verpakking’ in de Warenlandsverordening. In de Warenlandsverordening was een definitie van algemene aard voldoende. In onderhavig landsbesluit, waarin ‘verpakking’ een essentiële rol speelt, is behoefte aan een uitgebreide definitie.

Onderdeel d (verpakte eet- of drinkwaar) betreft eet- of drinkwaren die als verkoopeenheid aanwezig zijn in een verpakking in de zin van onderdeel b, dan wel in bijvoorbeeld een bak of kist, maar in elk geval niet bestemd zijn voor aflevering aan de eindverbruiker of aan een instelling.

Onderdeel h (productiepartij) laat (uiteraard) iedere fabrikant of handelaar in beginsel geheel vrij om zelf de grootte van een productiepartij eet- of drinkwaren vast te stellen. Gelet op de omschrijving kunnen in elk geval niet onder een productiepartij worden gerangschikt ambachtelijk bereide levensmiddelen, die door hun individuele specificiteit of vanwege hun heterogene karakter niet als een homogeen geheel kunnen worden aangemerkt.

Het tweede lid is van groot belang voor de reikwijdte van dit landsbesluit. De Warenlandsverordening verstaat onder ‘verhandelen’ namelijk tevens het te koop aanbieden ‘op afstand’, zoals via folders en mediareclame. Het ligt evenwel niet voor de hand om bij iedere handeling die als te koop aanbieden moet worden aangemerkt, het onderhavige landsbesluit van toepassing te doen zijn. Op de plaats van verkoop moet de verkoper uiteraard adequaat informatie verstrekken over de aard, soort en samenstelling van de waar, waartoe dit landsbesluit dan ook dient. In advertenties is zulks niet, dan wel van minder belang.

Uitzondering hierop vormt artikel 30, het zogenaamde misleidingsartikel, dat zich wel uitstrekt tot alle handelingen die, krachtens artikel 1, onder f, van de Warenlandsverordening, als verhandelen worden aangemerkt. In dit verband is het nuttig te wijzen op de werking van artikel 15 van de Warenlandsverordening, waarmee de verbodsbepalingen van het onderhavige landsbesluit zich tevens uitstrekken tot de aanprijzer van waren. Onder ‘aanprijzer’ moet worden verstaan een ieder, niet zijnde een verhandelaar, die waren aanprijst, zoals een fabrikant of een organisatie die een bepaald merk propageert.

Het derde lid heeft betrekking op een verzameling eet- of drinkwaren, die, hoewel individueel van elkaar verschillend, toch onder dezelfde benaming plegen te worden verhandeld: bonbons, gebakjes, allerhande, e.d.

In het vierde lid wordt aangegeven wat niet onder voorverpakte eet- of drinkwaar wordt verstaan. Het gaat daarbij in beginsel om eet- of drinkwaar die op de plaats van verkoop ten behoeve van de koper (zijnde de eindverbruiker) worden verpakt. Onderscheiden wordt in een vijftal gevallen.

Het eerste geval (onderdeel a) heeft enerzijds betrekking op levensmiddelenwinkels, waarin de desbetreffende waar niet door middel van zelfbediening wordt verkocht, en waarbij de te kopen waar eerst wordt verpakt door de verkoper. Anderzijds ziet dit onderdeel ook op de situatie dat de koper zelf de door hem aan te schaffen producten moet verpakken, zoals dat nogal eens bij verse groeten en vers fruit, en bij suikerwerk voorkomt.

Het tweede geval (onderdeel b) gaat een stap verder; krachtens dat onderdeel vallen niet onder het begrip ‘voorverpakte eet- of drinkwaar’ levensmiddelen die met het oog op de onmiddellijke verkoop, dat wil zeggen verkoop binnen doorgaans 24 uur na het verpakken, op de plaats van verkoop zijn verpakt. Gedacht moet hierbij worden aan een winkelvoorraad van dat levensmiddel voor de huidige of de komende dag.

Onderdeel c heeft betrekking op de verkoop via markt- of straathandel of handel te water, dan wel via straatventerij, en wel in zoverre dat het moet gaan om levensmiddelen die met het oog op de onmiddellijke verkoop (zie onderdeel b) in de onderneming van de handelaar zijn verpakt.

Bij onderdeel d moet worden gedacht aan voorzieningen in kantines e.d. waar (onderdelen van) maaltijden (veelal uit overwegingen van hygiëne) voorverpakt worden verstrekt.

Onderdeel e tenslotte heeft een iets ander karakter. Dat onderdeel heeft betrekking op levensmiddelen die zijn verpakt in een fantasieverpakking, waarmee wordt bedoeld:

1°. een verpakking die niet in eerste instantie in die vorm noodzakelijk is om het levensmiddel daarin te verpakken teneinde de nodige bescherming te bieden, maar die vaak wel doorslaggevend is bij de aankoop ervan: souvenirartikelen; of

2°. een verpakking die (vrijwel) geheel gemodelleerd is volgens de erin verpakte waar, en welke waar daardoor het aanzien krijgt of de vorm behoudt van bijvoorbeeld een figuur, een voorwerp of een dier, en daarmee vaak doorslaggevend is voor de aankoop: chocolade cigaretten, paaseieren, holle chocolade figuren ter gelegenheid van Sinterklaas en dergelijke.

Het vijfde lid bepaalt dat, indien een grondstof als gevolg van de bereiding uit verschillende bestanddelen is samengesteld, die bestanddelen voor de toepassing van dit landsbesluit, worden beschouwd als waren zij afzonderlijk gebruikt, en niet in die samengestelde vorm. Met andere woorden: de bestanddelen van de grondstof zijn tevens ingrediënten van de eet-of drinkwaar, waarvoor zij gebruikt zijn.

Het zesde lid geeft een uitzondering op het vijfde lid. Tijdens de bereiding kunnen namelijk grondstoffen om technologische redenen in componenten worden gescheiden en vervolgens weer in dezelfde verhouding worden samengevoegd. Een dergelijk procédé wordt bijvoorbeeld toegepast bij de bereiding van volkorenmeel: die waar wordt doorgaans verkregen door samenvoegen van bloem met de daarmee samenhangende hoeveelheid zemelen. Die componenten (i.c. bloem en zemelen) worden niet als ingrediënten van volkorenmeel beschouwd.

In het zevende lid wordt bepaald dat technologische hulpmiddelen (zoals omschreven in artikel 1, eerste lid, onder e) niet als ingrediënten worden beschouwd. Dit lid ligt in het verlengde van het vorige. Het gaat hierbij om om hulpstoffen die normaal wel als ingrediënt worden beschouwd, maar in het geval dat zij in het eindproduct geen functie vervullen, niet als zodanig mogen worden aangemerkt. Veelal betreft het hulpstoffen die wel een bepaalde functie in de grondstof hebben vervuld, maar in de waar waarvan die grondstof uiteindelijk deel uitmaakt, vanwege het ‘verdunningseffect’, geen functie meer (kunnen) hebben.

Het achtste lid betreft een beperking van de reikwijdte. Het landsbesluit heeft geen betrekking op eet- en drinkwaren die door liefdadigheidsinstellingen worden uitgedeeld. Het werd niet noodzakelijk geacht om deze instellingen aan het regime van dit landsbesluit te onderwerpen.

Artikel 2

Artikel 2 bevat een drietal verbodsbepalingen en vloeit voort uit artikel 8 van de Warenlandsverordening.

Het tweede lid geeft de controle-instantie de bevoegdheid om eet- en drinkwaren die in strijd met dit verbod worden verhandeld uit de handel te nemen.

Het derde lid geeft de douane de bevoegdheid om te beletten dat eet- en drinkwaren in strijd met dit verbod worden ingevoerd.

Aangezien in de definitie van ‘verhandelen’ in artikel 1, tweede lid, van het landsbesluit wordt uitgebreid met artikel 30, vallen misleidende aanduidingen, vermeldingen, of voorstellingen ook onder de verbodsbepaling van artikel 2.

§ 2. De aanduiding

Artikel 3

In artikel 3 is opgenomen de verplichting dat bij de verhandeling van eet- en drinkwaren – verpakt of onverpakt – de aanduiding moet worden gebruikt. De aanduiding is de benaming van een levensmiddel.

Artikel 4

Artikel 4 bepaalt dat, voor zover er wettelijk voorgeschreven aanduidingen zijn vastgesteld, deze als aanduiding moeten worden gebruikt. Echter, voor de meeste levensmiddelen bestaat een dergelijke wettelijk voorgeschreven aanduiding niet. Het landsbesluit geeft voor die gevallen de volgende mogelijkheden:

een wettelijk vastgestelde benaming voor de eet- of drinkwaar (onderdeel a);

of wanneer die er niet is:

een algemeen gebruikelijke benaming voor die eet- of drinkwaar (onderdeel b);

en wanneer die er ook niet is:

een zodanige omschrijving van de eet- of drinkwaar, dat de koper de ware aard ervan kan begrijpen en haar kan onderscheiden van soortgelijke eet- of drinkwaren, waarmee zij kan worden verward (onderdeel c).

Een fabrieks- of handelsmerk kan nooit een aanduiding zijn.

Het vierde lid bepaalt dat de naam tevens een indicatie moet geven van de behandeling die de waar heeft ondergaan, echter uitsluitend voor zover weglating ervan de consument zou kunnen misleiden. Dat conserven in blik of glas een sterilisatie hebben ondergaan, weet iedere consument, althans dat mag men veronderstellen. In elk geval zal door weglating van die behandeling bij de naam de consument zich niet bekocht voelen. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld gepasteuriseerde augurken en andere tafelzuren.

In het vijfde lid is een bepaling opgenomen waarin precies wordt aangegeven wat de aanduiding moet zijn voor levensmiddelen die een doorstralingsprocédé hebben ondergaan.

§ 3. De vermeldingen

Artikel 5

In artikel 5 wordt vervolgens vastgesteld welke vermeldingen, naast de in artikel 3 bedoelde aanduiding, in bepaalde situaties moeten worden gebezigd, terwijl in paragraaf 4 nader wordt vastgesteld hoe de aanduiding en de vermeldingen in de verschillende situaties moeten worden aangebracht.

Het eerste lid heeft uitsluitend betrekking op voorverpakte eet- en drinkwaren. Daarin wordt aangegeven welke vermeldingen moeten worden gebruikt. Belangrijk is de vermelding van de minimale houdbaarheid onderscheidenlijk de uiterste consumptiedatum. In de artikelen 16 en 17 wordt aangegeven in welke gevallen welke datum moet worden gebruikt.

Krachtens het tweede lid moet bij de verhandeling van een op de plaats van verkoop verpakte eet- of drinkwaar, alsmede bij de verhandeling van een in een verpakking aanwezige eet- of drinkwaar in het kader van de markt-, straat- of rivierhandel, de nettohoeveelheid ervan worden vermeld.

Het derde lid heeft betrekking op eet- en drinkwaren in fantasieverpakkingen. Bij de verhandeling van die waren moet naast de aanduiding ook de vermelding van de nettohoeveelheid en van de productiepartij worden aangegeven.

In het vierde lid wordt voorgeschreven dat ook bij de verhandeling van verpakte eet- en drinkwaren, dat wil zeggen niet voor aflevering aan de eindverbruiker of aan een instelling bestemde levensmiddelen, (naast de aanduiding) de vermelding betreffende de productiepartij moet worden aangegeven.

§ 3.1. De lijst van ingrediënten

Artikel 6

In artikel 6 zijn bepalingen opgenomen die overwegend algemene aspecten van de ingrediëntendeclaratie betreffen, zoals het gebruik van het woord ‘ingrediënten’ voorafgaand aan de opsomming en de toegelaten tolerantie in de volgorde van de vermelding van de ingrediënten. Ook betreft het de vaststelling van het gewicht van de ingrediënten in geval van het gebruik van gedroogde of geconcentreerde ingrediënten. Tenslotte worden in de laatste drie leden van het artikel enkele specifieke regels gegeven, samenhangend met het ingrediënt water.

Artikel 7

Artikel 7 bevat een uitwerking met betrekking tot de vermelding van bepaalde ingrediënten in de lijst van ingrediënten. Zo is in het eerste lid vastgelegd dat de ingrediënten met hun specifieke naam moeten worden vermeld, waarbij tevens het bepaalde in artikel 4 van overeenkomstige toepassing is. Dat houdt onder meer in dat, voor zover ingrediënten zijn gebruikt die een behandeling hebben ondergaan die niet in de lijn der verwachtingen ligt, tevens die behandeling moet worden aangegeven.

Het tweede lid geeft enige regels met betrekking tot een versoepelde vermelding van bepaalde ingrediënten. Krachtens onderdeel a mogen de in bijlage I opgenomen (groepen van) ingre-diënten worden vermeld met de desbetreffende groepsnaam.

Met betrekking tot levensmiddelenadditieven (onderdelen b, c en d, van het tweede lid) is bepaald dat deze met de naam van de desbetreffende groep van levensmiddelenadditieven moeten worden vermeld (in voorkomend geval in het meervoud), gevolgd door de specifieke naam of het nummer van de betrokken stof en op de wijze waarop deze in het land van herkomst gebruikelijk is dan wel is voorgeschreven.

Het derde lid geeft enige regels met betrekking tot de vermelding van aroma’s. De aanduiding ‘aroma’ is in de plaats gekomen van de voorheen gebruikelijke aanduiding ‘geur- en smaakstof’.

In onderdeel a wordt bepaald welke de vermelding in de lijst van ingrediënten moet zijn, namelijk ‘aroma’. In voorkomend geval mag in plaats daarvan ook de meer specifieke naam of een omschrijving van het aroma (bijvoorbeeld ‘aardbeienaroma’) worden gegeven.

In onderdeel b is het criterium gegeven voor het gebruik van het woord ‘natuurlijk’ in samenhang met de term ‘aroma’.

In onderdeel c tenslotte wordt bepaald wanneer de term ‘natuurlijk’ mag worden gebruikt in het geval dat de vermelding van het aroma een verwijzing bevat naar de dierlijke of plantaardige oorsprong of aard van de gebruikte stoffen.

Het vierde lid houdt in dat samengestelde ingrediënten met de naam van dat samengestelde ingrediënt mogen worden aangegeven, mits deze gevolgd wordt door een nadere indicatie daarvan. Afhankelijk van het gewichtsaandeel van dat samengestelde ingrediënt bestaat die nadere indicatie uit de volgende elementen. Indien het gewichtsaandeel ten minste 25% bedraagt moeten alle bestanddelen ervan (in volgorde van afnemend gewicht zoals die bestanddelen bij de bereiding zijn gebruikt) tussen haakjes worden vermeld achter de naam van dat samengestelde ingrediënt. Indien het gewichtsaandeel minder is dan 25%, mag worden volstaan met de vermelding (tussen haakjes) van de aanwezige levensmiddelenadditieven.

Artikel 8

Artikel 8 is een bepaling die rekening houdt met de in de praktijk optredende onduidelijkheden bij de consument, respectievelijk moeilijkheden bij de producent, bij de opstelling van de lijst van ingrediënten. Het eerste lid biedt de mogelijkheid om in plaats van de normale lijst van ingrediënten, een opsomming te geven van de ingrediënten van het product na toebereiding, voor zover het althans een waar betreft die met behulp van water moet worden toebereid.

Het tweede lid is opgenomen om problemen te vermijden bij de opstelling van de lijst van ingrediënten, vanwege de wisselende gewichten van de diverse ingrediënten van bepaalde samengestelde eetwaren: gemengde specerijen, fruitcocktail, macedoine e.d.

Artikel 9

In artikel 9 is bepaald in welke gevallen een lijst van ingrediënten niet verplicht is. Het betreft eet- en drinkwaren welke in feite uit één ingrediënt bestaan, maar waarbij formeel-juridisch gezien sprake is van meer ingrediënten.

Artikel 10

Indien een bijzondere nadruk wordt gelegd op de aanwezigheid of het lage gehalte van een ingrediënt dat van wezenlijk belang is voor het betrokken levensmiddel, moet op grond van artikel 10 tevens worden vermeld het percentage waarin dat ingrediënt in die waar is verwerkt. Te denken valt aan aanduidingen als ‘appeltaart’, ‘pindakaas’, en dergelijke algemeen gebruikelijke benamingen van producten.

Het derde lid geeft ten slotte aan dat vermeldingen als ‘gekruid’ of ‘met mango aroma’ niet tot gevolg hebben dat dan in alle gevallen de hoeveelheid van de gebruikte kruiden of het gebruikte aroma moet worden aangegeven. Geen vermelding is nodig in die gevallen, waarbij het gaat om kleine hoeveelheden die uitsluitend ter verhoging van de smaak of het aroma in de waar aanwezig zijn.

§ 3.2. De nettohoeveelheid

De bepalingen omtrent de hoeveelheidsvermelding zijn opgenomen in de artikelen 11 tot en met 15.

Artikel 11

Artikel 11, eerste lid, geeft aan wat onder ‘nettohoeveelheid’ moet worden verstaan: de hoeveelheid die ten minste in de verpakking aanwezig moet zijn. Wellicht ten overvloede zij er op gewezen dat de nettohoeveelheid uitsluitend het levensmiddel zelf betreft en bijvoorbeeld niet ook het gebruikte verpakkingsmateriaal. Uitgangspunt bij de bepaling van het gewicht is dan ook dat de aangegeven hoeveelheid overeen dient te komen met het minimumgewicht. Tevens is in dat lid vastgelegd de hoofdregel voor de hoeveelheidsvermelding: in volume-eenheden (liters etc.) voor vloeibare waren (drinkwaren) en in gewichtseenheden (kg, gram etc.) voor andere levensmiddelen (eetwaren en pasteuze waren).

Volledigheidshalve is in het tweede lid vastgelegd dat het volume van een waar moet worden bepaald bij 200C, tenzij het gaat om bevroren of diepgevroren drinkwaren, in welk geval het volume wordt bepaald bij de temperatuur waarbij de waar voorhanden pleegt te worden gehouden.

Krachtens het derde lid worden hoeveelheidsvermeldingen die niet het minimumgewicht aangeven, en die moeten worden gebruikt op grond van andere wettelijke bepalingen, voor de toepassing van het eerste lid toch beschouwd als de nettohoeveelheid. Maar ook hoeveelheidsvermeldingen in de trant van ‘heel’ brood vallen onder deze bepaling.

Het vierde lid bevat de uitzonderingen op het in het eerste lid neergelegde principe. Bij bepaalde eetwaren mag de hoeveelheidsvermelding krachtens dat lid worden uitgedrukt in aantal stuks. Het zijn alle eetwaren die doorgaans per stuk of aantal stuks plegen te worden verkocht. Voor wat betreft het laatste onderdeel, suikerwerk, is er voor gekozen het criterium concreter te formuleren. Onderdeel e van het vierde lid van artikel 11, is zodanig geformuleerd, dat alle suikerwerk, dat ook - onverpakt - per stuk pleegt te worden verkocht, onder de uitzondering wordt begrepen. Onduidelijkheden over de vorm of de aard van het suikerwerk zijn hiermede verdwenen.

Het vijfde lid bevat een versoepeling met betrekking tot het bepaalde in het vierde lid. Indien namelijk een aantal eetwaren, behorende tot een der groepen in het vierde lid, gezamenlijk wordt verhandeld in een doorzichtige verpakking, mag stuksaanduiding achterwege worden gelaten.

De artikelen 12 en 13 geven regels hoe te handelen met betrekking tot de hoeveelheidsvermelding in geval van voorverpakkingen die bestaan uit een aantal verpakte eenheden van hetzelfde product.

Artikel 12

Artikel 12 betreft verpakte eenheden die, elk met dezelfde hoeveelheid, ook afzonderlijk plegen te worden verkocht aan verbruikers, zoals rollen pepermunt. Indien die rollen zich bevinden in een gezamenlijke verpakking, bijvoorbeeld een doosje, dan moet krachtens het eerste lid een vermelding worden gebezigd die aangeeft het aantal verpakte eenheden en de hoeveelheid die elke eenheid bevat (bijvoorbeeld 4 x 25g). Indien het gaat om producten waarvan tevens krachtens artikel 14 het uitlekgewicht moet worden vermeld, moet bovendien die hoeveelheid in de gemeenschappelijke vermelding worden opgenomen.

Het tweede lid maakt een uitzondering op deze verplichting voor verpakkingen waaruit het totale aantal afzonderlijk verpakte eenheden duidelijk kan worden onderscheiden en geteld, en het nettogewicht op elke eenheid afzonderlijk te lezen is.

Artikel 13

Artikel 13 betreft gemeenschappelijke verpakkingen die niet als afzonderlijke verkoopeenheden kunnen worden verkocht, zoals theezakjes of snoepjes. In dat geval mag op grond van het eerste lid worden volstaan met de vermelding van het totale gewicht en het aantal stuks dat zich in de verpakking bevindt. In het geval van theezakjes zou de vermelding dan kunnen luiden: 80 grams, 20 stuks. Ter vermijding van de situatie dat, in het geval van verpakte snoepjes, ook in alle gevallen het aantal daarvan zou moeten worden aangegeven, is in het tweede lid een uitzondering opgenomen voor suikerwerk dat zich bevindt in een verpakking die elk voor zich ten hoogste 15 gram bevat.

In de situatie dat zich in een ‘om’-verpakking meer dan één verpakking bevindt (die elk ook afzonderlijk plegen te worden verkocht), met daarin bijvoorbeeld theezakjes, zou kunnen worden volstaan met de vermelding: 3 x 80 gram (elk 20 stuks). Die situatie is dus een combinatie van artikel 12 en artikel 13.

Artikel 14

In artikel 14 is vastgelegd dat ook het uitlekgewicht moet worden vermeld indien sprake is van eetwaren in een opgietvloeistof. Tevens wordt aangegeven op welke wijze zulks moet worden gedaan. De technische uitwerking van het begrip ‘opgietvloeistof’ is gegeven in het tweede lid.

Artikel 15

Artikel 15 bevat algemene uitzonderingen voor wat betreft de vermelding van het nettogewicht. Op voorverpakte eet- en drinkwaren behoeft geen hoeveelheidsvermelding te worden aangebracht indien het gaat om producten die naar hun aard aanzienlijk aan gewicht verliezen en bovendien per stuk of aantal stuks worden verkocht, dan wel in aanwezigheid van de koper worden gewogen (onderdeel a). Ook mag die vermelding achterwege worden gelaten als het gaat om zeer kleine hoeveelheden, namelijk minder dan 5 gram of milliliter, welke versoepeling echter niet geldt voor kruiden en specerijen. Tenslotte is de vermelding van het gewicht ook niet verplicht voor voorverpakt suikerwerk met een nettogewicht van minder dan 25 gram (onderdeel b).

§ 3.3. De datum van minimale houdbaarheid

Artikel 16

Artikel 16 geeft de uitwerking van artikel 5, eerste lid, onder d: de vermelding van de datum van minimale houdbaarheid. Het eerste lid bepaalt dat die vermelding alleen geldt voor waren die niet vallen onder de omschrijving van het eerste lid van artikel 17, de zeer bederfelijke eet- of drinkwaren.

In het tweede lid is verder uitgewerkt hoe de vermelding van de datum van minimale houdbaarheid moet plaatsvinden, namelijk door het gebruik van woorden ‘ten minste houdbaar tot’ gevolgd door de desbetreffende datum. Die datum moet uiteraard worden bepaald door de verhandelaar, c.q. de verpakker zelf, zij het dat die datum wel moet garanderen dat de betrokken waar, rekening houdend met een passende wijze van bewaren dan wel met een krachtens het derde lid bedoelde bijzondere wijze van bewaren, in elk geval tot en met die datum in het bezit is van de voor die waar kenmerkende eigenschappen.

Twee elementen verdienen enige toelichting, namelijk ‘passende of bijzondere wijze van bewaren’ en ‘kenmerkende eigenschappen’. Onder een passende of bijzondere wijze van bewaren, welke laatste wijze overigens voortvloeit uit het bepaalde in artikel 18, onderdeel a, valt in elk geval te verstaan een voor de eindverbruiker praktisch hanteerbare wijze van bewaren. Wanneer immers zou worden aangegeven dat de waar uitsluitend tot een aangegeven datum houdbaar zou zijn, in het geval zij zou worden bewaard bij ‘2-d C’, zou dat een in de praktijk onuitvoerbaar voorschrift betreffen, en daarmee een houdbaarheid worden gesuggereerd die misleidend kan zijn in de zin van artikel 30.

Onder ‘kenmerkende eigenschappen’ zijn te verstaan alle eigenschappen die van de waar verwacht mogen worden. Het gaat dan veelal om de volgende aspecten: geur, smaak, kleur en consistentie, versheid of microbiële gesteldheid, alsmede gewicht of volume.

In het vierde lid wordt precies aangegeven hoe de datum moet worden vermeld. Onder gebruikelijke afkorting van de naam van de maand wordt in het geval van ‘maart’ tevens begrepen de afkorting ‘mrt’.

Het vijfde en zesde lid bevatten uitzonderingen op de regels van het vierde lid. Als de datum ligt binnen 3 maanden na het verpakken, mag de vermelding van het jaar worden weggelaten. Voor zover de datum ligt tussen 3 en 18 maanden na het verpakken, mag de dagvermelding achterwege worden gelaten. Tenslotte mag de vermelding van de dag en de maand vervallen wanneer de datum ligt ten minste 18 maanden na de datum van verpakken. In de gevallen dat geen dag wordt vermeld, moet de vermelding van de datum van minimale houdbaarheid bestaan uit de woorden ‘ten minste houdbaar tot einde’ gevolgd door de datum. Het zevende lid geeft een versoepeling van de wijze van vermelden van de maand. In de praktijk wordt namelijk, vooral bij dranken en conserven, doorgaans een methode toegepast, waarbij door middel van inkerving (crantage) op een plaats waar van te voren de maand is vermeld, de desbetreffende maand wordt aangegeven. Wel moeten de maanden in de juiste volgorde worden vermeld, zodat dan tevens zonder bezwaar kan worden volstaan met de vermelding van slechts de beginletter van de betrokken maand. Het is gebleken dat de consument een dergelijke wijze van vermelden op de juiste wijze weet te gebruiken, zodat tegen die versoepeling geen praktisch bezwaar bestaat.

Tenslotte is in het achtste lid opgenomen wanneer geen datum van minimale houdbaarheid vereist is. De filosofie achter die uitzonderingen is de volgende. Een datum wordt kennelijk enerzijds als niet echt noodzakelijk beschouwd wanneer de waar binnen 24 uur na aankoop pleegt te worden verbruikt (onderdelen a, e en k). Een datum is anderzijds niet nodig omdat geen datum is aan te geven, omdat de kenmerken van de betrokken waar steeds behouden zullen blijven (f, g, h, i en j). Bovendien geldt voor een beperkte groep van waren dat de tijd geen of nauwelijks invloed heeft op de appreciatie van de desbetreffende waar, zoals bij sommige sterk alcoholhoudende dranken, of zelfs een positieve invloed heeft, zoals bij wijn (onderdelen b en c). Tenslotte betreft het een groep van dranken in grotere verpakkingen die uitsluitend aan instellingen worden geleverd. Voor die groep van waren kan in voorkomend geval immers op andere wijze worden voorzien in een adequate informatie aan de verbruiker, zoals op de begeleidende documenten (onderdeel d).

§ 3.4. De uiterste consumptiedatum

Artikel 17

In artikel 17 is de vermelding van de uiterste consumptiedatum, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder d, uitgewerkt. Die vermelding moet krachtens het eerste lid in plaats van de vermelding van minimale houdbaarheid worden gehanteerd, voor die levensmiddelen die zeer bederfelijk zijn en daardoor reeds na korte tijd, vaak reeds binnen vijf dagen, gevaar kunnen opleveren voor de verbruiker. In de praktijk zal het gaan om een beperkte groep van levensmiddelen. Verwacht mag worden dat met name vers vlees en verse vis alsmede waren die pertinent gekoeld bewaard moeten worden, zoals bepaalde niet (voldoende) houdbaar gemaakte complete maaltijden en salades met vlees of vis onder de werking van dit artikel vallen. Daarnaast kunnen genoemd worden:

  • -

    zuivel en zuivelproducten;

  • -

    gepasteuriseerde producten;

  • -

    vlees/visproducten en vlees/viswaren;

  • -

    producten gemaakt op basis van ei;

  • -

    babyvoeding.

Ook hier is de fabrikant, importeur danwel leverancier verantwoordelijk voor de keuze van de datum. Hij kan het beste bepalen (hij zou het althans ongetwijfeld moeten kunnen) welke die datum in het betrokken geval zou moeten zijn. Toch kan niet in alle gevallen uitsluitend op diens kennis worden afgegaan, omdat hij enerzijds ten onrechte zou kunnen veronderstellen dat de waar geen product is als bedoeld in het onderhavige artikel. Anderzijds kan - behalve van overtreding van dit artikel - tevens van misleiding (artikel 30) sprake zijn, wanneer door middel van die vermelding ten onrechte zou worden gesuggereerd dat bijvoorbeeld de waar een ‘vers’ karakter zou hebben. De vermelding moet volgens het tweede lid bestaan uit de woorden ‘te gebruiken tot’, gevolgd door de betrokken datum. Aangezien het hier om zeer kort houdbare producten gaat, zal bij deze waren steeds een dag- en een maandaanduiding moeten worden gebezigd, met daarachter eventueel ook nog een jaaraanduiding. Overigens dient - althans in deze vermelding - het woord ‘tot’ te worden opgevat als ‘tot en met’ (de vermelde datum).

Tevens moet een bewaarvoorschrift worden vermeld, hetgeen overigens reeds vanzelfsprekend zou zijn, gelet op de aard van de waar (derde lid).

In het vierde lid is aangegeven dat overeenkomstig artikel 16, vierde lid, moet worden gehandeld. In voorkomend geval kan tevens van de mogelijkheid van inkerving in de rand (artikel 16, zevende lid) gebruik worden gemaakt.

§ 3.5. Overige vermeldingen

Artikel 18

In artikel 18 is bepaald wanneer een bewaarvoorschrift, en wanneer een gebruiksaanwijzing moet worden vermeld. Een bewaarvoorschrift is niet vereist wanneer de waar onder normale omstandigheden bewaard kan blijven. Indien bij voorbeeld een koelere temperatuur dan de normale omgevingstemperatuur of een donkere plaats voor de bewaring noodzakelijk is, behoeft dit vermelding (onderdeel a). Dat in voorkomend geval een gebruiksaanwijzing gewenst is, zal in de meeste gevallen vanzelfsprekend zijn (onderdeel b). Het is aan de fabrikant/bereider om de inhoud van dat voorschrift vast te stellen, omdat die immers volstrekt afhankelijk is van de receptuur van de betrokken waar. Een foutieve gebruiksaanwijzing kan - behalve overtreding van dit artikel - overigens tevens misleiding van de verbruiker (artikel 30) tot gevolg hebben.

Artikel 19

Artikel 19 geeft uitwerking aan het bepaalde in artikel 5, eerste lid, onder f, namelijk de vermelding van degene die verantwoordelijk moet worden geacht voor het betrokken product.

Artikel 20

Artikel 20 bevat de uitwerking van de vermelding van de plaats van oorsprong of herkomst. Die vermelding zal verplicht zijn, indien het betreft een traditioneel in een bepaalde streek of een bepaald land bereide waar, welke geproduceerd is in een streek of land welke de verbruiker niet verwacht (voorbeeld: Feta-kaas uit een ander land dan Griekenland). Daarentegen worden die regionale, territoriale of topografische vermeldingen, voor zover deze in het gebruik een soortnaam zijn geworden, niet als misleidend beschouwd, indien de betrokken waar een andere oorsprong heeft (voorbeeld: Curaçao Blue, Goudse stroopwafels).

Artikel 21

De bepalingen omtrent de vermelding van het alcoholgehalte zijn ondergebracht in artikel 21. In dat artikel is in het eerste lid opgenomen voor welke alcoholhoudende dranken dit geldt, en hoe die vermelding dan moet plaatsvinden. Die vermelding is verplicht voor alle dranken met een hoger alcoholgehalte dan 1,2%.

Artikel 22

De vermelding, opgenomen in artikel 22, is met name bedoeld om zo snel mogelijk te kunnen bepalen wat de herkomst is van een product, en kan daarmee een nuttige bron van inlichtingen vormen wanneer er sprake is van een gevaar voor de gezondheid van de mens. Ook in geval van civielrechtelijke geschillen kan deze vermelding verhelderend werken. Uiteraard is het de producent/verpakker die vaststelt wat tot een productiepartij moet worden gerekend. Hij dient bovendien elke productiepartij van een code te voorzien die voor het land van herkomst gebruikelijk danwel voorgeschreven is (vergelijk artikel 7, tweede lid, onder b).

Om aan te geven dat deze vermelding inderdaad van toepassing is op alle hiervoor opgesomde eet- en drinkwaren, is zowel in artikel 5, eerste lid, onder i, als in het tweede lid van dat artikel, een bepaling opgenomen waaruit zulks duidelijk blijkt. Het geval waarop onderdeel b in het derde lid ziet betreft bijvoorbeeld rauwe melk die door een kaasproducerende boer wordt verwerkt.

Het vierde lid bepaalt tenslotte dat, met een datum die op grond van de artikelen 16 en 17 reeds moet worden vermeld, kan worden volstaan om ook aan de verplichting van dit artikel te kunnen voldoen. Die datum moet dan echter wel een dagaanduiding inhouden.

§ 4. Het aanbrengen van aanduidingen en vermeldingen

In deze paragraaf zijn voorschriften opgenomen die betrekking hebben op de wijze van aangeven van de in dit landsbesluit bedoelde aanduidingen en vermeldingen.

Artikel 24

Artikel 24 bepaalt dat de aanduiding en vermeldingen duidelijk zichtbaar, met het blote oog gemakkelijk leesbaar en onuitwisbaar moeten zijn aangebracht, in beginsel ongeacht in welke situatie zij ook worden gebruikt. Behoudens de vermelding van de productiepartij waartoe de betrokken waar behoort, moeten zij voor de (in het algemeen) Antilliaanse verbruiker gemakkelijk te begrijpen zijn.

Na artikel 24 kan deze paragraaf in vier hoofdonderdelen worden verdeeld: het betreft in hoofdzaak namelijk vier verschillende situaties:

voorverpakt (artikel 25); niet beschouwd als voorverpakt in de zin van dit landsbesluit (artikel 26); verpakt in de zin van artikel 1, eerste lid, onder d, (artikel 27) en onverpakt (artikel 28). Tenslotte bevat artikel 29 enkele bepalingen met betrekking tot verzamelverpakkingen.

Artikel 25

Artikel 25 heeft betrekking op voorverpakte eet- en drinkwaren.

Het eerste lid bepaalt dat alle informatie in beginsel voor moet komen op de verpakking, of op een daaraan gehecht etiket.

In het tweede lid is geregeld hoe de voorschriften, voortvloeiende uit de artikelen 3 en 5 moeten worden opgevolgd in de volgende twee situaties, waarbij voorverpakte eet- en drinkwaren worden behandeld:

onderdeel a: de situatie dat zij, hoewel als zodanig bestemd voor de eindverbruiker (geen instelling), worden verhandeld in een stadium voorafgaand aan de uiteindelijke aflevering, zoals in de groothandelsfase, bijvoorbeeld bier in fust;

onderdeel b: de situatie dat zij zijn bestemd voor een instelling, - waar zij worden toebereid, verwerkt of in porties verdeeld; of - waar zij in het kader van een maaltijdverstrekking worden afgeleverd. Ten aanzien van de situatie, bedoeld achter het eerste gedachtenstreepje, wordt opgemerkt dat hiermee eet- en drinkwaren worden bedoeld die niet in hun voorverpakking worden aangeboden aan personen die de eet- of drinkwaar feitelijk consumeren, maar waarvan de voorverpakking wordt verbroken of aangebroken om de eet- of drinkwaar te kunnen bereiden, te verwerken of in porties te verdelen.

Aangezien het in beide situaties voorverpakte eet- en drinkwaren betreft, is daarop het bepaalde in het tweede lid van toepassing. Volledige declaratie op dergelijke waren is evenwel niet echt noodzakelijk, vandaar dat in het onderhavige lid terzake een versoepeling is opgenomen. Slechts de vermelding van de productiepartij waartoe de waar behoort behoeft op de verpakking te worden vermeld. Alle andere vermeldingen moeten in elk geval wel op de vergezellende of op de voor de aflevering verzonden handelsdocumenten voorkomen, mits althans op de buitenste verpakking waarin het levensmiddel wordt verhandeld voorkomen: de aanduiding, de gegevens omtrent de producent, verpakker of verkoper, en de houdbaarheidsdatum, c.q. de uiterste consumptiedatum.

In het derde lid wordt nauwkeurig aangegeven welke van de verschillende vermeldingen in hetzelfde gezichtsveld als aanduiding moeten voorkomen. Het gaat om de hoeveelheid, de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum, en in voorkomend geval het alcoholgehalte van de desbetreffende waar.

In het vierde lid is een versoepeling opgenomen voor kleine verpakkingen. Indien het grootste vlak van de verpakking kleiner is dan 10 cm2 mag worden volstaan met de in het derde lid bedoelde informatie (behoudens de vermelding van het alcoholgehalte).

Het vijfde lid bepaalt dat op zogenaamde tapmaatflessen voor melk e.d. slechts een tweetal vermeldingen behoeven te worden aangebracht. Enerzijds is deze versoepeling niet bezwaarlijk, omdat de inhoud uiteraard reeds van tevoren vaststaat, en anderzijds zou het aanbrengen van alle informatie in de praktijk tot grote problemen leiden.

Artikel 26

In artikel 26 worden regels gesteld met betrekking tot de wijze van bezigen op niet-voorverpakte eet- en drinkwaren van aanduidingen en vermeldingen. Het betreft eet- en drinkwaren die niet-voorverpakt zijn in de zin van artikel 1, vierde lid, onder b, c of e, en die te koop worden aangeboden in de situaties, bedoeld in genoemde onderdelen van dat lid:

onderdeel b: de verhandeling van eet- en drinkwaren die op de plaats van verkoop aan particulieren met het oog op de onmiddellijke verkoop zijn verpakt;

onderdeel c: de verhandeling van eet- en drinkwaren op markten, straten en op het water, alsmede via venterij, voor zover zij in de onderneming van de verkoper met het oog op de onmiddellijke verkoop aan particulieren zijn verpakt;

onderdeel e: de verhandeling van eet- en drinkwaren verpakt in een fantasie-verpakking.

Voor deze situaties is in het eerste lid aangegeven dat de aanduiding en de hoeveelheid van de betrokken waar moeten worden vermeld op bijvoorbeeld de omdoos, een bordje, of op een schapkaart.

In het tweede lid is vervolgens vastgelegd dat de vermelding van de productiepartij moet zijn aangebracht op de verpakking, dan wel, indien zulks op die wijze niet goed mogelijk is, op het handelsdocument dat de waar vergezelt.

Artikel 27

De vermelding van de productiepartij waartoe de aangeboden waar behoort, dient als enige vermelding tezamen met de aanduiding, ook bij verpakte eet- en drinkwaren (zijnde niet voorverpakt in de zin van artikel 1, vierde lid) steeds op de verpakking (kist, bus, vat), dan wel ten minste op het handelsdocument dat de waar vergezelt, te worden aangegeven (artikel 27).

Artikel 28

In geval van onverpakte waren moet krachtens artikel 28 de meest essentiële voorlichting aan de consument: de aanduiding van de waar, worden gegeven via borden of kaarten die zich bevinden op het schap of in de onmiddellijke nabijheid van de betrokken waar. Het lijkt praktisch, en overigens ook voldoende, om slechts die verplichting te hanteren in deze situatie. Men mag aannemen dat de verkoper van onverpakte eet- of drinkwaren de nodige informatie zal kunnen verstrekken indien de consument daarom vraagt.

Artikel 29

In artikel 29 komt de situatie aan de orde waarbij verschillende eenheden van een of meer eet- of drinkwaren gezamenlijk zijn verpakt. Het eerste lid beperkt zich tot afzonderlijk verpakte eenheden van eenzelfde eet- of drinkwaar. In dat geval wordt die ‘om’-verpakking als de verpakking aangemerkt waarop de informatie moet worden verstrekt.

Het tweede lid betreft in feite drie van elkaar verschillende situaties, in welke gevallen overigens steeds het in dit lid voorgeschreven regime geldt.

De eerste situatie laat zich vatten onder de noemer ‘blisterverpakking’, zij het dat daarmee doorgaans een doorzichtige ‘om’-verpakking wordt bedoeld, waarvoor het derde lid is opgenomen.

De tweede situatie is een verzamelverpakking van verpakte eenheden van verschillende eet- of drinkwaren al dan niet met andere waren, kortweg: de ‘assortimentsdoos’.

De derde situatie laat zich kwalificeren met het woord ‘fruitmand’, zij het dat ook op die situatie het derde lid betrekking heeft. Die situatie betreft een verzamelverpakking van onverpakte eenheden van verschillende eet- of drinkwaren al dan niet met andere waren.

In alle andere situaties behoeven de aanduiding van de verschillende eet- en drinkwaren en de vermelding van de gewichten van alle eet- en drinkwaren slechts op die ‘om’-verpakking te worden vermeld, mits althans op de verpakte eenheden de voor de desbetreffende waar geldende aanduiding en vermeldingen zijn aangebracht. Zoals reeds hierboven genoemd, bevat het derde lid een versoepeling van het bepaalde in het eerste en tweede lid, namelijk als het gaat om een doorzichtige ‘om’-verpakking. In dat geval behoeft op die ‘om’-verpakking geen enkele aanduiding of vermelding te worden gebezigd, mits uiteraard de desbetreffende voorverpakte eet- of drinkwaren voorzien zijn van de voor de betrokken waar noodzakelijke informatie. Bovendien moet van buitenaf die informatie voldoende zichtbaar zijn.

Artikel 30

Artikel 30 is het zogenaamde misleidingsartikel die betrekking heeft op alle vormen van mogelijke misleiding van de koper. Het eerste lid geeft daarvan een opsomming, welke overigens voor zich spreekt. In het tweede lid is een verbijzondering opgenomen van het eerste lid. Onderdeel a spreekt voor zich: een waar die zuur smaakt, mag niet als zoet worden omschreven. Onderdeel b heeft met name betrekking op mededelingen die erop wijzen dat in de betrokken waar een bepaald ingrediënt niet aanwezig is, daarmee suggererend dat in soortgelijke waren dat ingrediënt wel aanwezig zou zijn, terwijl het wettelijk niet is toegestaan dat dat ingrediënt bij de bereiding wordt gebruikt.

§ 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 31

Vanwege mogelijke, al dan niet voorzienbare, consequenties van dit landsbesluit voor andere wettelijke regelingen, is in artikel 31 een bepaling opgenomen die regelt, welke regeling in een dergelijke situatie van toepassing is. Indien in een andere regeling is bepaald dat de aanduiding, dan wel een of meer van de in dit landsbesluit voorgeschreven vermeldingen, niet behoeft te worden gebezigd, dan wel niet mag worden gebezigd, is in dat geval krachtens het eerste lid, het bepaalde in die regeling van toepassing, en treedt onderhavig landsbesluit op dat punt terug. Hetzelfde geldt voor verleende ontheffingen en vrijstellingen (tweede lid).

Artikel 33

Alle eet- en drinkwaar die vanaf het moment van inwerkingtreding van het landsbesluit in de handel is gebracht, dient te voldoen aan de etiketteringsregels.