Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 30ste december 1997 tot vaststelling van regels met betrekking tot de bezoldiging van ambtenaren in dienst van de Nederlandse Antillen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 30ste december 1997 tot vaststelling van regels met betrekking tot de bezoldiging van ambtenaren in dienst van de Nederlandse Antillen
CiteertitelBezoldigingslandsbesluit 1998
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Artikel 6 van dit landsbesluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2000

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Staatsregeling van de Nederlandse Antillen, artikel 15, eerste lid
  2. Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht, artikelen 17, eerste lid, 18 en 19

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-08-199801-01-1998art. 17a

20-07-1998

P.B. 1998, no. 149

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 30ste december 1997 tot vaststelling van regels met betrekking tot de bezoldiging van ambtenaren in dienst van de Nederlandse Antillen

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

  • a.

    landsverordening: de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, _ 159);

  • b.

    wijzigingslandsverordening: de landsverordening van de 23ste december 1997 tot wijziging van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, _ 159) in verband met de invoering van een nieuw bezoldigings- en beoordelingsstelsel, de eliminering van bepalingen waarin nog van een onderscheid tussen gehuwde en ongehuwde ambtenaren wordt uitgegaan, en de uitbreiding van de bevoegdheid tot het opleggen van disciplinaire straffen van zekere functionarissen (P.B. 1997, _ 310);

  • c.

    ambtenaar: de ambtenaar in dienst van de Nederlandse Antillen, wiens bezoldiging niet bij afzonderlijke wettelijke regeling is geregeld;

  • d.

    bezoldiging: het loon van de ambtenaar voor het vervullen van zijn functie, met inachtneming van de bepalingen van dit landsbesluit aan de hand van een bezoldigingsschaal vastgesteld;

  • e.

    bezoldigingsschaal: een als zodanig in de bij dit landsbesluit behorende bijlage A vermelde, van een volgnummer voorziene reeks van bedragen;

  • f.

    bezoldigingstrede: elk afzonderlijk binnen een bezoldigingsschaal opgenomen bezoldigingsbedrag, voorzien van een al dan niet door de letter U (=uitloop) voorafgegaan volgnummer of van de aanduiding „G.T.” (=garantie-trede);

  • g.

    functie: het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar in zijn ambt te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem door of namens het daartoe bevoegde gezag uitdrukkelijk of impliciet is opgedragen;

  • h.

    maximum-bezoldiging: het bedrag behorende bij de hoogste bezoldigingstrede van een bezoldigingsschaal, waarvan de volgnummeraanduiding uitsluitend uit een getal bestaat;

  • i.

    toelage: een een- of meermalige toeslag op de bezoldiging in meerdering en tezamen met deze bezoldiging betaalbaar gesteld.

Artikel 2
  • 1.

    De bezoldiging en eventuele met die bezoldiging verbonden toelagen worden maandelijks aan of tegen het einde van de maand waarop de betaling betrekking heeft betaald.

  • 2.

    Wanneer de bezoldiging of een toelage moet worden uitbetaald over een gedeelte van een kalendermaand, wordt het te betalen bedrag berekend door het voor een maand vastgesteld bedrag te vermenigvuldigen met het aantal dagen gedurende welke de betrokken ambtenaar in dienst is geweest en het produkt te delen door dertig.

  • 3.

    Van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan worden afgeweken, ingeval daartoe naar het oordeel van het bevoegde gezag op grond van bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat.

HOOFDSTUK II Bepalingen betreffende de bezoldiging

Artikel 3
  • 1. Bij de indiensttreding of bij de overgang naar een andere functie wordt de bezoldigingsschaal bepaald met inachtneming van de aard en het niveau van de functie waarmede de betrokken ambtenaar wordt belast.

  • 2. Van het eerste lid kan worden afgeweken, indien het gebrek aan ervaring met betrekking tot de arbeid die de betrokkene in de functie moet verrichten de verwachting aannemelijk maakt dat zijn wijze van functioneren zich tegen de toepassing van dat artikellid vooralsnog verzet. In dit geval kan de bezoldigingsschaal bepaald worden en gedurende een tijdvak van ten hoogste drie jaren bepaald blijven op ten hoogste twee volgnummers beneden de schaal die met toepassing van het eerste lid in aanmerking zou komen. Indien het functioneren van de ambtenaar aan het einde van het genoemde tijdvak de toepassing van het eerste lid nog niet toelaat, wordt hij geplaatst in een functie waarvan de aard en het niveau in overeenstemming is met de schaal volgens welke hij bezoldigd wordt, of wordt hem ontslag aangezegd.

  • 3. Aard en niveau van de functie worden bepaald aan de hand van functiebeschrijvingen en functieniveau-karakteristieken, welke deel uitmaken van een bij landsbesluit vast te stellen functiewaarderingssysteem.

  • 4. Anders dan bij wijze van disciplinaire straf als bedoeld in hoofdstuk VIII van de landsverordening, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen bezoldigingsschaal worden vastgesteld die een lagere maximum-bezoldiging bevat dan die welke in de voordien voor hem geldende bezoldigingsschaal aangegeven is.

Artikel 4
  • 1. De ambtenaar die, anders dan bij wijze van overwerk als bedoeld in artikel 27 van de landsverordening, dienst verricht tussen 18.00 uur en 6.00 uur ontvangt voor elk door hem binnen de genoemde tijd gewerkt vol uur een toelage van 0,40. Het bedrag van deze toelage kan door de Minister van Algemene Zaken bij beschikking worden gewijzigd, indien het feit dat een voor ambtenaren algemeen geldende wijziging in de bezoldiging wordt aangebracht daartoe aanleiding geeft.

  • 2. Een gewerkte tijd van vijftien minuten of meer, doch korter dan van één uur, wordt voor de toepassing van het voorgaande lid als een vol uur aangemerkt.

  • 3. In afwijking van het eerste lid ontvangt de ambtenaar die ingevolge het voor hem geldende werkrooster avond- of nachtdienst, dienst op zon- en feestdagen of een combinatie van deze vormen van dienst moet verrichten en die niet in het genot is van enige andere ingevolge een algemene verordening aan hem toegekende compensatie daarvoor, de in dat lid bedoelde toelage ook in geval van overwerk, verricht tussen 18.00 uur en 6.00 uur.

Artikel 5

Indien de ambtenaar anders dan bij wijze van disciplinaire straf als bedoeld in hoofdstuk VIII van de landsverordening, wordt belast met een andere functie, als gevolg waarvan zijn bezoldiging op grond van de overige bepalingen van dit landsbesluit een verlaging zou moeten ondergaan, zonder dat de bekleding met die andere functie bij wijze van waarneming als bedoeld in artikel 26 van de landsverordening geschiedt of zonder dat ontslag voorafgegaan is, blijft deze verlaging achterwege.

Artikel 6
  • 1. De bezoldiging van de ambtenaar wordt verhoogd tot het bedrag dat behoort bij de naast-hogere bezoldigingstrede in de schaal, indien hij naar het oordeel van het bevoegde gezag, dat is neergelegd in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de landsverordening, zijn functie naar behoren vervult. Deze beoordeling vindt voor iedere ambtenaar ten laatste één jaar na zijn indiensttreding of overgang naar een andere functie en vervolgens ten minste aan het einde van elk jaar plaats.

  • 2. De bezoldiging van de ambtenaar kan worden verhoogd tot het bedrag dat behoort bij de eerste bezoldigingstrede volgend op de naast-hogere bezoldigingstrede in de schaal, indien hij naar het oordeel van het bevoegde gezag, dat is neergelegd in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de landsverordening, zijn functie zeer goed of uitstekend verricht.

  • 3. Vervult de ambtenaar zijn functie naar het oordeel van het bevoegde gezag niet naar behoren, dan blijft verhoging van de bezoldiging achterwege.

  • 4. De in het eerste en het tweede lid bedoelde verhogingen van de bezoldiging worden met ingang van 1 januari van een jaar toegekend, zolang de ambtenaar de maximum-bezoldiging van de voor hem geldende bezoldigingsschaal nog niet heeft bereikt, doch voor de eerste maal niet eerder dan nadat sinds zijn aanstelling als ambtenaar ten minste zes maanden zijn verstreken.

  • 5. Voor de ambtenaar die volgens een der schalen 1 tot en met 6 wordt bezoldigd en die de maximum-bezoldiging in de voor hem geldende schaal heeft bereikt, wordt, indien hij naar het oordeel van het bevoegde gezag, neergelegd in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de landsverordening, zijn functie zeer goed vervult, de bezoldiging na verloop van telkens twee jaren verhoogd tot het bedrag dat vermeld is achter de naast-hogere bezoldigingstrede in de schaal die wordt voorafgegaan door de letter U.

Artikel 7

De bezoldiging van de ambtenaar met een onvolledige werktijd wordt vastgesteld op een evenredig deel van de bezoldiging bij een volledige werktijd.

Artikel 8

Ingeval de ambtenaar bevorderd wordt naar een functie waaraan een bezoldigingsschaal is verbonden die een hogere maximum-bezoldiging bevat dan die welke voorkomt in de schaal volgens welke hij tot dusver is bezoldigd, wordt hem de bezoldigingstrede in de nieuwe schaal toegekend waarvan het bedrag procentueel ten minste zoveel hoger is dan dat van de hem laatstelijk toekomende bezoldigingstrede in de oude schaal, als in die oude schaal het procentuele verschil tussen twee bezoldigingstreden uitmaakt.

HOOFDSTUK III Toelagen

Artikel 9
  • 1.

    Aan de ambtenaar, aan wie zodanige eisen gesteld worden, dat zijn positie of taak een bijzonder karakter draagt, kan de betrokken Minister een in ieder afzonderlijk geval vast te stellen toelage toekennen.

  • 2.

    De toelage wordt bepaald op ten hoogste vijfentwintig procent (25 %) van de bezoldiging van de betrokken ambtenaar, en wordt tezamen met deze betaalbaar gesteld.

  • 3.

    Indien het onmogelijk blijkt om het tijdvak gedurende welke het recht op de toelage bestaat reeds bij de toekenning te bepalen, wordt in de beschikking waarbij de toekenning geschiedt het tijdstip vastgesteld waarop door de betrokken Minister zal worden beslist of de gronden daartoe nog steeds aanwezig zijn.

HOOFDSTUK IV De gratificatie

Artikel 10

De gratificatie, bedoeld in artikel 75 van de landsverordening, bedraagt ten hoogste acht en eenderde procent (8_ %) van de bezoldiging van de betrokken ambtenaar, berekend over een jaar.

HOOFDSTUK V Administratief beroep

Artikel 11
  • 1. De ambtenaar kan binnen een maand nadat hij van de beslissing inzake de vaststelling van een bezoldiging of inzake de toekenning van een verhoging, toelage, gratificatie of andere beloning, en van de weigering om hem een verhoging, toelage, gratificatie of andere beloning toe te kennen in kennis is gesteld of nadat hij geacht kan worden op een andere wijze daarmee bekend te zijn geworden, zijn bezwaren ertegen aan het bevoegde gezag kenbaar maken door de indiening van een bezwaarschrift.

  • 2. Het bezwaarschrift wordt door de ambtenaar of namens hem door een gemachtigde ondertekend. Indien het bezwaarschrift door een gemachtigde is getekend, worden stukken welke naar aanleiding ervan door het bevoegde gezag tot de ambtenaar worden gericht aan deze gemachtigde of in elk geval mede aan deze toegezonden.

  • 3. De indiening van een bezwaarschrift schorst niet de uitvoering van de beslissing waartegen bezwaar wordt gemaakt.

  • 4. Tenzij het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk of ongegrond is, wordt de ambtenaar in de gelegenheid gesteld over zijn bezwaren te worden gehoord door een of meer personen die het bevoegde gezag daartoe aanwijst; degene die aangewezen is, onderscheidenlijk de meerderheid van degenen die aangewezen zijn, mag niet bij de totstandkoming van de beslissing of van de weigering waartegen het bezwaar is ingebracht betrokken zijn geweest. De ambtenaar kan tijdens de zitting waarin hij wordt gehoord gebruik maken van de diensten van een raadsman.

Artikel 12
  • 1.

    Het bevoegde gezag deelt aan de ambtenaar zijn beslissing op het door deze ingediende bezwaar zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een maand na de ontvangst van het bezwaarschrift of, indien een gehoor heeft plaatsgevonden, na de datum van dat gehoor, mede. Het tijdvak van een maand kan door het bevoegde gezag bij gemotiveerde beschikking eenmaal met ten hoogste een maand worden verlengd.

  • 2.

    De mededeling omtrent de beslissing bevat de overwegingen waarop deze steunt en, indien het bezwaar geheel of gedeeltelijk ontvankelijk is gebleken, de wijziging van de oorspronkelijke beslissing of weigering waartoe een heroverweging op grond van deze ontvankelijkheid het bevoegde gezag heeft geleid.

  • 3.

    De beslissing op het bezwaar is een beschikking als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (P.B. 1951, _ 134). Indien met deze beslissing niet of niet geheel aan het bezwaar van de ambtenaar wordt tegemoetgekomen, wordt hem in de mededeling, bedoeld in het voorgaande lid, tevens medegedeeld dat hij bij het gerecht in ambtenarenzaken in beroep kan komen en de termijn waarbinnen dit dient te geschieden.

HOOFDSTUK VI Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13

Het Bezoldigingslandsbesluit 1971 (P.B. 1968, _ 175) wordt ingetrokken.

Artikel 14

Indien en voor zover het bepaalde in artikel 3, eerste en derde lid, van dit landsbesluit nog niet kan worden uitgevoerd, wordt in het geval van indiensttreding of overgang naar een nieuwe functie de bezoldigingsschaal zoveel mogelijk bepaald op de wijze waarop dit zou zijn geschied bij toepassing van het Bezoldigingslandsbesluit 1971 in samenhang met de voorschriften van artikel 24 van de landsverordening, zoals dit artikel luidde voordat de wijzigingslandsverordening, waarbij dit artikel vervallen verklaard is, in werking was getreden.

Artikel 15
  • 1. Indien en voor zover het bepaalde in artikel 3, eerste en derde lid, van dit landsbesluit nog niet kan worden uitgevoerd, wordt aan de ambtenaar die op de dag voorafgaand aan die waarop dit landsbesluit in werking treedt reeds in dezelfde functie in dienst is, met ingang van de laatstbedoelde dag de bezoldigingsschaal toegewezen met hetzelfde volgnummer als die welke volgens het Bezoldigingslandsbesluit 1971 laatstelijk voor hem gegolden heeft.

  • 2. De bezoldiging van een zodanige ambtenaar wordt met ingang van de dag waarop dit landsbesluit in werking treedt vastgesteld op het bij een bezoldigingstrede in de volgens het eerste of tweede lid van artikel 3 of het eerste lid van dit artikel bepaalde schaal behorende bedrag dat gelijk is aan de bezoldiging die hij laatstelijk voordien genoten heeft. Indien een gelijk bedrag in de schaal ontbreekt, geldt als bezoldiging het naast-hogere bedrag in die schaal.

Artikel 16
  • 1. Voor de toepassing van artikel 15 wordt een toelage welke op grond van artikel 25 van de landsverordening, zoals dit luidde voordat de wijzigingslandsverordening, waarbij het laatstgenoemde artikel vervallen verklaard is, in werking was getreden, vooruitlopend op de opneming van de door een ambtenaar te bekleden functie in een bepaalde schaal van het Bezoldigingslandsbesluit 1971 aan hem was toegekend en op de dag voorafgaand aan die waarop dit landsbesluit in werking treedt nog door hem werd genoten, geacht een deel van de genoten bezoldiging uit te maken. Met ingang van de dag waarop de vervolgens vastgestelde nieuwe bezoldiging voor hem geldt, vervalt de toelage.

  • 2. De bezoldigingsschaal voor de ambtenaar op wie het voorgaande lid van toepassing is is die met het eerstvolgende volgnummer na dat van de schaal volgens welke hij tevoren bezoldigd werd, waarin het bedrag van de voor hem vastgestelde nieuwe bezoldiging als bezoldigingstrede voorkomt.

Artikel 17
  • 1. Van de ambtenaar wiens bezoldiging of, in het in het voorgaande artikel bedoelde geval, wiens bezoldiging met inbegrip van een toelage vóór de toepassing van de overgangsbepalingen van dit landsbesluit een bedrag vormde dat hoger was dan dat van de maximum-bezoldiging in de bezoldigingsschaal welke overeenkomstig die bepalingen voor hem wordt vastgesteld wordt de bezoldiging gesteld op de in die schaal voorkomende, van de letter U of de aanduiding „G.T.” voorziene bezoldigingstrede, waarvan het bedrag gelijk is aan of het naast-hogere is van dat van de eerstbedoelde bezoldiging, onderscheidenlijk de eerstbedoelde bezoldiging met inbegrip van de toelage.

  • 2. In het geval bedoeld in het eerste lid wordt een op de aan de betrokkene toegekende bezoldigingstrede nog volgende, van de letter U of de aanduiding „G.T.” voorziene bezoldigingstrede na verloop van telkens twee jaren toegekend, mits aan de voorschriften van de landsverordening en van dit landsbesluit inzake de toekenning van hogere bezoldigingstreden is voldaan. De eerste verhoging vindt niet vóór 1 januari 2000 plaats.

  • 3. Op de ambtenaar die ingevolge de twee voorgaande leden van dit artikel een bezoldiging geniet welke van de letter U of de aanduiding „G.T.” is voorzien is de eerste volzin van het zesde lid van artikel 24 van de landsverordening, zoals dit artikel luidde voordat de wijzigingslandsverordening, waarbij het vervallen verklaard is in werking was getreden, van toepassing.

  • 4. Voor de ambtenaar die met toepassing van het voorgaande lid bevorderd is zijn de van de aanduiding „G.T.” voorziene bezoldigingstreden niet beschikbaar, tenzij in de nieuwe schaal op geen andere wijze het bedrag van de bezoldiging waarop hij aanspraak heeft gevonden kan worden.

Artikel 17a

Voor de ambtenaar die op grond van het Bezoldigingslandsbesluit 1971 bezoldigd werd volgens een schaal welke geen periodieke verhogingen bevatte, en voor wie met toepassing van artikel 15 een bezoldiging is vastgesteld, kan met ingang van de dag waarop dit besluit in werking treedt de bezoldiging tot de naast-hogere bezoldigingstrede worden verhoogd, indien hij op die dag reeds gedurende twee jaren of meer overeenkomstig een zodanige schaal bezoldigd is geweest, en tot de daarop volgende bezoldigingstrede, indien dit op die dag reeds gedurende vijf jaren of meer het geval is geweest.

Artikel 18

Indien en voor zover het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van dit landsbesluit nog niet kan worden uitgevoerd, wordt de toekenning van een volgende bezoldigingstrede in de schaal volgens welke de ambtenaar bezoldigd wordt uitgevoerd op de wijze als in de artikelen 18 en 24 van de landsverordening, zoals deze luidden voordat de wijzigingslandsverordening, waarbij zij vervallen zijn verklaard, in werking was getreden, voor de toekenning van periodieken was voorgeschreven. Alle verhogingen vinden alsdan, gerekend vanaf het tijdstip waarop voor de betrokken ambtenaar een bezoldigingstrede is vastgesteld, jaarlijks plaats.

Artikel 19

Binnen zes maanden na de dag waarop dit landsbesluit in werking is getreden wordt de ambtenaar in kennis gesteld van de bezoldigingsschaal, de bezoldigingstrede en het daarbij behorende bedrag welke voor hem gelden.

Artikel 20

Dit landsbesluit in werking met ingang van 1 januari 1998, met uitzondering van artikel 6, tweede lid, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2000. Zolang de laatstgenoemde datum nog niet verstreken is, kan hij bij landsbesluit door een latere datum vervangen worden.

Artikel 21

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Bezoldigingslandsbesluit 1998.

BIJLAGE

behorende bij het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 30ste december 1997 tot vaststelling van regels ten aanzien van de bezoldiging van ambtenaren in dienst van de Nederlandse Antillen (Bezoldigingslandsbesluit 1998 (P.B. 1997, no. 314)).

Overzicht van de bezoldigingsschalen,

de bezoldigingen en de bezoldigingstredes

alsmede de uitloop, bedoeld in artikel 6, vijfde lid,

en de garantietrede bedoeld in artikel 17, eerste lid

schaal 1schaal 2schaal 3schaal 4
               
11159 11191 11327 11694
21191 21224 21364 21741
31224 31257 31401 31789
41257 41292 41440 41838
51292 51327 51479 51889
61327 61364 61520 61940
71364 71401 71562 71994
81401 81440 81605 82049
91440 91479 91649 92105
U 111479 101520 101694 U 112163
U 131520 111562 111741 U 132222
U 151562 U 131605 U 131789 U 152283
G.T.171580 U 151649 U 151838 G.T.172385
G.T.191635 U 171694 U 171889 G.T.192515
   G.T.191700 G.T.191965    
   G.T.211840 G.T.212085    
   G.T.231965 G.T.232185    
schaal 5schaal 6schaal 7schaal 8
               
11994 12163 12615 13078
22049 22222 22687 23162
32105 32283 32761 33249
42163 42346 42837 43338
52222 52411 52915 53430
62283 62477 62995 63525
72346 72545 73078 73622
82411 82615 83162 83721
92477 92687 93249 93823
U 112545 102761 103338 103929
U 132615 112837 113430 114037
U 152687 U 132915 G.T.133515 G.T.134185
G.T.172780 U 152995 G.T.153680    
G.T.192925 U 173078 G.T.173825    
   G.T.193215        
   G.T.213360        
schaal 9schaal 10schaal 11schaal 12
               
13338 13929 14499 15015
23430 24037 24623 25153
33525 34148 34750 35295
43622 44262 44881 45440
53721 54379 55015 55590
63823 64499 65153 65744
73929 74623 75295 75902
84037 84750 85440 86064
94148 94881 95590 96231
104262 105015        
114379            
G.T.134550            
schaal 13schaal 14schaal 15schaal 16schaal 17
                   
15744 16402 17136 17741 18397
25902 26578 27332 27954 28628
36064 36759 37534 38172 38865
46231 46945 47741 48397 49109
56402 57136 57954 58628 59360
66578 67332 68172 68865 69617
76759 77534 78397 79109 79881
86945 87741 88628 89360 810153
97136 97954 98865 99617 910432