Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 7de augustus 1968 ter uitvoering van artikel 10 sub d van de Politieregeling (P.B. 1962, no. 64)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 7de augustus 1968 ter uitvoering van artikel 10 sub d van de Politieregeling (P.B. 1962, no. 64)
CiteertitelLandsbesluit keuring politie 1968
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Politieregeling (P.B. 1962, no. 64), artikel 10 sub d
  2. Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159), artikel 6

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-08-1968Nieuwe regeling

07-08-1968

P.B. 1968, no. 110

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 7de augustus 1968 ter uitvoering van artikel 10 sub d van de Politieregeling (P.B. 1962, no. 64)

Artikel 1

Politieambtenaar in de zin van dit landsbesluit is hij die door de Gouverneur is benoemd om hier te lande in bezoldigde burgerlijke politiedienst werkzaam te zijn en die een rang bekleedt als bedoeld in artikel 1 van het Landsbesluit rangen en beëdiging politie 1966 (P.B. 1966, no. 146).

Artikel 2

  • 1. Bij het van Overheidswege te verrichten geneeskundig onderzoek naar de geschiktheid voor het politieambt van kandidaten voor dit ambt, gelden de eisen als omschreven in de bijlage van dit landsbesluit.

  • 2. Voor de politiedienst worden slechts geschikt geacht die personen, wier fysieke en psychische toestand doet verwachten, dat zij zullen voldoen aan de eisen van die dienst en bestand zullen zijn tegen de daaraan verbonden vermoeienissen.

  • 3. Geringe, voor de uitoefening van de politiedienst niet hinderlijke afwijkingen van de regelmatige bouw van het lichaam of zijn delen, alsmede die ziekten of gebreken, welke op de algemene gezondheid van betrokkene geen nadelige invloed uitoefenen en waarvan verergering niet waarschijnlijk wordt geacht, worden beschouwd de geschiktheid voor de politiedienst niet uit te sluiten, tenzij enige dezer door hun gelijktijdig bestaan ernstige twijfel omtrent die geschiktheid wekken.

Artikel 3

De politieambtenaar is verplicht zich aan een onderzoek door een of meer daartoe door het bevoegd gezag aan te wijzen geneeskundigen te onderwerpen wanneer zulks in het belang van de dienst nodig wordt geacht.

Artikel 4

  • 1. Dit landsbesluit kan worden aangehaald als „Landsbesluit Keuring Politie 1968" en treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging.

  • 2. Met ingang van die dag vervalt het Keuringsreglement Politie (P.B. 1949, no. 21).

BIJLAGE

Behoort bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen van de 7de augustus 1968 ter uitvoering van artikel 10 sub d van de Politieregeling (P.B.

1962, no. 64).

HOOFDSTUK 1 Algemene Richtlijnen

  • a.

    De met de keuring belaste arts moet bij zijn onderzoek een strenge maatstaf aanleggen en rekening houden met eventuele door de kandidaat overgelegde attesten van huisarts of specialist en gegevens uit vroegere dienstbetrekkingen.

  • b.

    Zo nodig kan het oordeel van een psycholoog of psychiater worden gevraagd of het advies van een Indien bij een kandidaat verscheidene afwijkingen worden gevonden, die ieder afzonderlijk geen voldoende reden tot afkeuring vormen, zal in vele gevallen toch moeten worden afgekeurd, aangezien uit de aard en de groepering dezer afwijkingen kan blijken, dat de kandidaat een verminderde lichamelijke of geestelijke weerstand heeft of een verhoogde vatbaarheid voor bepaalde ziekten.

  • d.

    Het oordeel van de keurende arts heeft te luiden „geschikt" of „ongeschikt", behoudens de mogelijkheid om kandidaten met niet-gesaneerde gebitten voorwaardelijk goed te keuren (Zie Hoofdstuk II, punt 7). Voor het overige is voorwaardelijke goedkeuring niet toegestaan.

  • e.

    Wordt bij de keuring een ziekte- of zwaktetoestand gevonden, terwijl vrijwel zeker is, dat de kandidaat in korte tijd zal herstellen en daarna geschikt zal zijn voor de politiedienst, dan kan de betrokkene na verloop van een door de keurende arts te bepalen periode opnieuw worden gekeurd. De keurende arts heeft zich in dat geval te onthouden van bijzondere raadgevingen betreffende de behandeling en van uitspraken over een eventueel resultaat. Dit geldt vooral voor operaties bv. bij blindedarmontsteking, liesbreuk, spataderen of struma, daar geen garantie kan worden gegeven, dat na operatie geschiktheid voor de politiedienst zal bestaan. Na dergelijke operaties dient pas na verloop van tenminste drie maanden een beslissing te worden genomen.

  • f.

    Wanneer een kandidaat, hetzij voorlopig, hetzij definitief, ongeschikt wordt bevonden op grond van afwijkingen, waarvoor hij zich onder behandeling dient te stellen, licht de keurende arts de huisarts van betrokkene hieromtrent in.

HOOFDSTUK II Het onderzoek der afzonderlijke organen en lichaamsdelen

1. Algemene lichaamsontwikkeling

Een goede, met de leeftijd overeenstemmende lichaamsbouw en -ontwikkeling, alsmede lichamelijke behendigheid moeten als eis worden gesteld. Bij krachteloosheid of zwakte van het lichaam of afzonderlijke delen daarvan na kort geleden doorgemaakte ziekten, operaties of verwondingen, kan niet tot goedkeuring worden overgegaan.

Borstomvang:

De borstomvang moet met een centimeter-maat dicht onder de onderkant van de schouderbladen en de tepels, bij zijwaarts gestrekte armen worden gemeten en bij inspiratie een toeneming van ten minste 6 cm geven. De borstomvang moet ongeveer de helft van de lichaamslengte zijn bij voldoende diepte en breedte van de thorax.

Lengte:

De kandidaat moet blootvoets een lengte van ten minste 1,72 meter hebben, met dien verstande, dat in zeer bijzondere gevallen met een lengte van 1,68 meter genoegen genomen kan worden.

Gewicht:

Het lichaamsgewicht houdt nauw verband met de lichaamsgrootte en de lichaamsvorm. Hierbij kan de index van Pignet worden gebruikt, x = L — G + B).

L is lengte in cm, G is gewicht in kg, B is borst-omvang in cm bij diepe uitademing. Waarden tot 32 zijn aanvaardbaar, 32 en 33 zijn twijfelachtig, daarboven zal meestal moeten worden afgekeurd.

Bijzondere afwijkingen, die een reden tot afkeuring vormen:

Vetvorming met een overgewicht van 25% of meer. Vetvorming ook in geringe mate, indien zich verschijnselen voordoen, die wijzen op stoornis in de interne secretie. Dystrophia adiposogenitalis. Eunuchoïde lengte-ontwikkeling en feminine habitus.

2. Huid- en constitutie-afwijkingen

De huid moet zindelijk, elastisch en goed gespannen zijn. Kleine en gering in aantal zijnde, niet met een benige onderlaag vergroeide littekens na verwonding of operatie vormen geen reden tot afkeuring. In bepaalde gevallen is het bepalen van het haemoglobine gehalte van het bloed nodig, terwijl tevens gelet dient te worden op het voorkomen van pathologisch haemoglobine.

Bij waarden onder de 70% Sahli dient ondergeschiktheid te worden aangenomen. Verwijde bloedvaten, die zich uitstrekken over een groot deel van een been wijzen op constitutionele vaatzwakte, die een reden tot afkeuring vormt. Verwijding van de bloedvaten aan de zaadstreng en haemorrhoiden leggen als tekenen dezer constitutionele zwakte bijzonder gewicht in de schaal.

Bijzondere afwijkingen die een reden tot afkeuring vormen:

Chronische, misvormende, besmettelijke of onesthetische huidziekten. Huidziekten met neiging tot recidiven als psoriasis, schubvorming, uitgebreide acne, en furunculose van het gezicht of van de romp, welke tot herhaalde en kostbare behandelingen aanleiding geven. Gezwellen, nieuwvormingen, beenwoekeringen of littekens, die het gebruik van het lichaam of van de ledematen belemmeren, het dragen van dienstkleding verhinderen of misvormend werken. Littekenbreuken en spierherniae. In het oog vallende littekens na acne-aandoeningen. Angiomen. Uitgebreide teleangiëctasieën. Boosaardige of misvormde nieuwvormingen. Constitutieziekten als diabetes mellitus en insipidus. Vetlijvigheid. Jicht. Grote haemmorrhoiden en anus fistels. Ziekten van het lymphesysteem, van het bloed of der bloedbereidende organen.

3. Hoofd, romp en ledematen

Te eisen is een volledig gebruik van beide handen en voeten, alsmede een rechte, flinke lichaamshouding.

Geringe vormveranderingen of weefselverlies aan de schedel vormen slechts redenen tot afkeuring, indien zij het dragen van de uniformpet bemoeilijken of esthetisch storend werken.

Bij zwakte-toestanden of bewegingsbeperkingen aan de armen, de benen of hun gewrichten, — in het bijzonder na vroegere ongevallen of ziekten — zal tot afkeuring moeten worden overgegaan, indien te verwachten is, dat de lichamelijke scholing van de kandidaat en later het verrichten van de politiedienst hierdoor op enigerlei wijze ongunstig zullen worden beïnvloed.

Hoogstand van een schouder, naar voren staan van de heupen, afwijkingen in de vorm van de benen (x of o-benen) mogen, wanneer de kandidaat gekleed is, niet zichtbaar zijn.

De verkorting van een been mag hoogstens 2 cm zijn. Zelfs als de verkorting wanneer de kandidaat gekleed is niet opvalt en de gang ongestoord lijkt, dient in aanmerking te worden genomen, dat de politiedienst hoge statische functionele eisen stelt, waardoor het kortere been voorbestemd is tot gewrichts- of botveranderingen.

Bijzondere afwijkingen, die een reden tot afkeuring vormen:

Sterke misvormingen aan het hoofd. Restverschijnselen na schedelbreuk of zware hersenschudding. Doorgemaakte encephalitis lethargica. Scheefstand van de hals.

De beweging hinderende misvormingen van het sleutelbeen. Belangrijke hoogstand van een schouder. Geringe hoogstand van een schouder, gecombineerd met hoogstand van een heup en reeds geringe afwijking van de wervelkolom. Afwijkingen van de wervelkolom, vooral indien deze gepaard gaan met anomalieën van het borstbeen of de borstkas (lordose, kyphose, holle, ronde en vlakke rug, rachitische thorax, schoenmakersborst kippeborst). Reeds geringe verstijving van een groot gewricht. Gewrichtsmuizen. Herhaalde vochtophopingen in het kniegewricht, met of zonder ontsteking. Herhaalde aanvallen van gewrichts- of spierreuma. Slecht genezen beenbreuken. Grotere littekens na osteomyelitisoperaties. Littekens na onderbeenzweren of andere, uitgebreide, vooral met het bot vergroeide littekens aan het scheenbeen.

Voeten

Bij het beoordelen van de voeten is van belang de vraag of de kandidaat langdurig staan en lopen zonder bezwaar kan verdragen. Kan dit aangenomen worden uit hoofde van zijn beroep of andere omstandigheden, dan kan de kandidaat ook met lichte voetgebreken (eventueel gecorrigeerd met behulp van steunzolen) worden goedgekeurd. Bijzondere afwijkingen, die een reden tot afkeuring vormen:

Plat-, knik- of doorgezakte voeten in die mate, dat stoornis bij het lopen of spoedige vermoeidheid optreedt.

Andere misvormingen ,of constitutionele zwakte van de voet.

Sterk gebogen of elkaar in belangrijke mate bedekkende tenen.

Hallux valgus. Sterk zwetende voeten. Sterke eeltvorming aan de voetzolen.

Verlies of verminking van een grote teen of belangrijke, het lopen beïnvloedende misvormingen van een andere teen.

Overtollige teen of vergroeiing van tenen, wanneer daardoor het lopen en draven bij de lichamelijke oefeningen bemoeilijkt wordt.

Ziekelijke veranderingen ook van de kleinste gewrichten of pijnlijke eeltvorming.

Handen

Toelaatbare afwijkingen.

Verlies of verkorting van een lid van één vinger van de gebruikshand, uitgezonderd de duim of wijsvinger, wanneer het gebruik van de hand niet belemmerd wordt.

Verlies of verminking van één vinger behalve de duim, van de minst gebruikte hand, wanneer het gebruik dier hand niet belemmerd wordt. Ankylose van één der vingergewrichten van de minst gebruikte hand, uitgezonderd de duim, indien de functie der vingers niet belangrijk gestoord is, dank zij de gunstige stand.

Afwijkingen, die een reden tot afkeuring vormen: Verlies van één vinger van de gebruikshand. Verlies van één lid van duim of wijsvinger van de gebruikshand. Verlies van twee leden van de andere vingers (al dan niet verdeeld over meerdere vingers) van de gebruikshand.

Verlies van de duim van de minst gebruikte hand. Verlies van meer dan één vinger van de minst gebruikte hand (misvormde of door littekens verkorte leden of verstijfde gewrichten maken een vinger onvolwaardig, indien de functie van de vingers hierdoor gestoord is).

Verminking van duim of wijsvinger der gebruikshand of beperkte functie van een gewricht, al dan niet gepaard met verkromming. Misvorming van de duim van de minst gebruikte hand of opgeheven functie van een gewricht. Misvorming van de eindleden van twee vingers van de gebruikshand.

Misvorming van de eindleden van meer dan twee vingers van de minst gebruikte hand. Verkromming van één vinger door litteken- of peescontractie.

Ankylose van één der vingergewrichten van de gebruikshand.

Overtollige vingers of vergroeiing van vingers. Doorgemaakte hand- en onderarmphlegmonen, reeds met geringe contracturen.

4. Gezichtsorgaan

Het onderzoek naar het gezichtsvermogen heeft plaats met kunstmatig verlichte letterplaten van Snellen, die zich op een afstand van tenminste 5m moeten bevinden, voor elk oog afzonderlijk. De afsluiting van het andere oog moet plaats hebben door een het licht niet doorlatende schijf van een onderzoekbril of op een andere betrouwbare wijze. De visus moet, eventueel met correctie, op het beste oog minstens I, op het andere oog minstens ¾ zijn. Zonder bril dient de visus echter minstens ¼ op ieder oog afzonderlijk te zijn. Met myopie of hypermetropie gepaard gaand astigmatisme wordt voor de halve waarde bijgeteld. Het totaal mag niet meer dan 1½ D. bedragen. Het dragen van een bril is verplicht indien anders niet aan eerstgenoemde eis kan worden voldaan.

Bij iedere kandidaat moet het kleuren zien worden onderzocht door middel van Stilling's isochromatische tabellen, welke methode kan worden gecombineerd rnet die volgens de pseudo-isochromatische tafels van Ishihara, indien de keurende arts zulks voor een goede beoordeling van do kleurenzin van de kandidaat van belang acht. Onvoldoende kleurenonderscheidingsvermogen is een reden tot afkeuring. Te onderzoeken is verder de pupilreactie op invallend licht en convergentie. Bij stoornissen ten gevolge van afwijkingen aan het zenuwstelsel is de kandidaat ongeschikt.

Bijzondere afwijkingen, die een reden tot afkeuring vormen:

Duidelijk scheel zien. Nystagmus. Beperkingen van het gezichtsveld. Oogspierverlammingen.

Chronische of tot herhaling neigende ziekten van de oogleden, traanorganen, conjunctivae en cornea (vooral conjunctivitis met follikelvorming, meermalen doorgemaakte conjunctivitis en trachoom). Chronische of tot recidief neigende ziekten van alle onderdelen van het inwendig oog.

5. Oor-, neus- en bijholten

Gelet moet worden op de vorm van de oorschelp, eventuele ziekten van de gehoorgang en veranderingen van het trommelvlies. Oorspiegelonderzoek dient steeds plaats te hebben. Indien een trommelvlies door een cerumprop of iets anders onzichtbaar is, dient het zichtbaar te worden gemaakt, zonodig door een oorspecialist.

Bij onregelmatigheden aan het trommelvlies (sterke intrekkingen, littekens en verkalkingen) als gevolg van vroegere ziekten, moet het oordeel van een oorspecialist gevraagd worden. Voorts moet gelet worden op littekens, die wijzen op doorgemaakte ooroperaties. De gehoorscherpte voor de fluisterstem moet in een gesloten ruimte voor het ene oor minstens 6m en voor het andere minstens 3m bedragen. Bij het onderzoek moet het afgewende oor door een hulpkracht dicht gehouden worden.

De neusademhaling, die aan beide kanten onderzocht dient te worden, moet vrij zijn. Bij vermoeden van afwijkingen dienen neus en larynx met de keelspiegel onderzocht te worden.

Aangezien een scherp reukvermogen voor een politieman van groot belang is, verdient het aanbeveling de kandidaten aan een eenvoudige reukproef te onderwerpen. De reukzin worde onderzocht met: vanilline, menthololie, jenever, benzine, asa foetida en kreoline.

Bijzondere afwijkingen, die een reden tot afkeuring vormen:

Sterke misvorming van de oorschelp. Perforaties of etteringen van het trommelvlies. Doorgemaakte radicaal-operaties. Vernauwing van één neusweg met als gevolg duidelijk bemoeilijkte ademhaling aan die zijde.

Ozaena. Neuspoliepen. Meermalen doorgemaakte en chronische catarren der neusbijholten.

6. Mondholte en halsorganen

Bij het onderzoek der mondholten en der halsorganen dient gelet te worden op afwijkingen aan het verhemelte, de tong en de keel, die het spreken of slikken beïnvloeden. De halsomvang moet gemeten worden 2 cm onder de adamsappel bij horizontale stand van de onderste kaakrand. Duidelijke vergrotingen van de schildklier, ook zonder ontaarding of Basedow-symptonen, vormen een reden tot afkeuring.

Bij een geringere weke schildkliervergroting is uitstel van de beslissing voor langere tijd gewenst. Het onderzoek van de mond- en keelholte dient met behulp van een mondspatel te geschieden. In het bijzonder moet gelet worden op chronische keelcatarren en vergrote adenoïden en tonsillen met etterproppen.

Bijzondere afwijkingen, die een reden tot afkeuring vormen:

Storende misvormingen van de mond. Gespleten verhemelte.

Fouten aan de tong en het weke verhemelte. Spraakstoornissen (ook in geringe mate) als stotteren of stamelen.

Duidelijke vergroting van de schildklier. Aandoening van Basedow (ook in geringe mate). Laryngitis. Chronische heesheid.

Chronische ontstoken keelamandelen (etterproppen). Belangrijke vergroting der amandelen, ook zonder ziekte.

7. Het gebit

Het gebit moet in zodanige staat verkeren, dat noch spraak, noch het kauwvermogen ongunstig wordt beïnvloed. Ook esthetische overwegingen dienen bij de beoordeling van het gebit in aanmerking te worden genomen.

De aanwezige tanden en kiezen moeten gezond zijn. en voldoende weerstand bieden. De kauwvlakken moeten elkaar goed raken.

Ziekten van het tandvlees en het tandbeen, die gepaard gaan met alveolair pyorrhoe, verdwijnen van tandvlees en tandholten of loszitten der tanden (pa-radentosis) vormen een reden tot afkeuring, aangezien dergelijke afwijkingen niet of zeer moeilijk te genezen zijn en binnen afzienbare tijd leiden tot tandverlies.

Het ontbreken van snijtanden kan een reden tot afkeuring vormen, indien hierdoor het uiterlijk aanzienlijk wordt ontsierd of ernstige spraakstoornisnissen hieruit voortvloeien.

In het gebit moeten minstens 5 paar goed op elkaar sluitende kiezen aanwezig zijn. Een kandidaat met een goed passende prothese kan worden goedgekeurd mits hij zich schriftelijk verplicht de prothese in bruikbare toestand te zullen houden. Een kandidaat wiens gebit niet in gesaneerde toestand verkeert, kan voorwaardelijk worden goedgekeurd wanneer hij zich bereid verklaart binnen een door de keurende arts te bepalen termijn zijn gebit te laten saneren (bv. door verwijdering van wortels en resten van tanden en kiezen, vulling van carieuze elementen en zo nodig het laten maken van een prothese of stifttanden) en overigens tegen goedkeuring van deze kandidaat geen bezwaren bestaan. Bij het vaststellen van deze termijn houdt de keurende arts zoveel mogelijk rekening met de datum, waarop de kandidaat zal worden aangesteld, aangezien de sanering bij voorkeur vóór de aanstelling moet zijn voltooid. Na afloop van de gestelde termijn wordt gecontroleerd of het gebit van de kandidaat aan de gestelde eisen voldoet. Indien dit het geval is, kan de kandidaat onvoorwaardelijk worden goedgekeurd.

8. Borstorganen

Het hartonderzoek (hartgrenzen, harttonen, pols voor en na inspanning, bv. 10 diepe kniebuigingen met naar voren gestrekte armen) geschiedt vóór het longonderzoek, om te voorkomen dat door het diep ademhalen de polsfrequentie wordt beïnvloed.

Doorgemaakte reumatische ziekten, ontsteking van de amandelen, difterie en andere infectieziekten manen tot bijzondere voorzichtigheid. Versnelling en onregelmatigheid van de hartwerking behoeven, als deze verschijnselen zich slechts in geringe mate voordoen of van voorbijgaande aard zijn, niet tot afkeuring leiden, evenmin als een functioneel systolisch geruis zonder andere aandoeningen van het hart, indien blijkens" tot dusver verrichte lichamelijke arbeid of sport hiervan geen hinder wordt ondervonden. In het algemeen zal de polsfrequentie bij staan niet meer dan 96 en na inspanning (10 kniebuigingen), niet meer dan 120 mogen bedragen. Na 5 minuten liggen moet in ieder geval de norm weer bereikt zijn. Bij het onderzoek naar de bloeddruk dienen als grenzen te worden genomen: systolisch 150, diastolisch 100. De grens van de maximale waarde van 150 moet niet te absoluut worden genomen.

Steeds moet rekening worden gehouden met de leeftijd en de algemene toestand van de kandidaat. Bij het opnemen van de bloeddruk en de polsfrequentie speelt de psychische toestand van de kandidaat een rol. Tot op zekere hoogte zal men er rekening mee moeten houden, dat de kandidaat met het oog op hetgeen bij de keuring voor hem op het spel staat wat nerveus is. Bijzondere waarde moet worden toegekend aan gezonde longen. Naast het gewone physische onderzoek is doorlichting van de longen noodzakelijk en eventueel, op indicatie van de doorlichtende arts, het maken van een röntgen-foto.

Alle gevallen, waarin de longen bij het doorlichten niet geheel normaal blijken te zijn en met name die gevallen, waarin sporen van doorgemaakte, latente tuberculose of doorgemaakte pleuritus waarneembaar zijn, moeten met extra zorg worden beoordeeld. Vooral de in een periode van vijf jaar, voorafgaand aan de keuring, doorgemaakte long- en borstvlies-aandoeningen eisen bijzondere aandacht. Zie voor doorgemaakte tuberculose punt 9.

Bijzondere afwijkingen, die een reden tot afkeuring vormen:

Klepvliesgebreken aan het hart, ook wanneer deze gecompenseerd zijn. Storing in de hartwerking. Ernstige onregelmatigheden van het ritme. Ziekten van hartspier en pericard. Belangrijk verhoogde bloeddruk.Meermalen doorgemaakte long- en pleura-aandoeningen en de gevolgen daarvan.

Frequent voorkomende catarren der bovenste luchtwegen. Bronchiaal asthma. Bronchiëctasieën.

9. Tuberculose

Actieve tuberculeuze aandoeningen of aandoeningen met twijfelachtige activiteit vormen een reden tot afkeuring.

In alle gevallen van doorgemaakte tuberculose is een specialistisch onderzoek vereist. Kandidaten, die een primair tuberculeuze aandoening hebben doorgemaakt, kunnen drie jaar na hun herstel worden goedgekeurd, mits de röntgenfoto geen activiteit te zien geeft, het urinesediment geen afwijkingen vertoont en de bloedbezinking normaal is. Ook in geval van genezen miliair-tuberculose en pleuritis kan drie jaar na het herstel worden goedgekeurd, mits een urinekweekproef gunstig verloopt. Doorgemaakte ftisische longtuberculose eist grote voorzichtigheid.

In het algemeen moeten personen, die aan deze vorm van tuberculose hebben geleden, voor een ongeregelde werkkring ongeschikt worden geacht. Indien echter operatief werd ingegrepen, is drie jaar na het herstel goedkeuring mogelijk, mits geen of slechts geringe restverschijnselen worden geconstateerd. De longcapaciteit moet voldoende zijn. Niet meer dan 1/3 van de long mag zijn weggenomen. Ook bij doorgemaakte tuberculose is na resectie goedkeuring mogelijk, mits drie jaren sinds het herstel verstreken zijn.

Een kandidaat, die geleden heeft aan tuberculose van het urogenitaal apparaat kan drie jaar na genezing worden goedgekeurd, mits de urinekweken negatief zijn en de bloedbezinking normaal. Bij lymfklier-tuberculose kan drie jaar na de genezing worden goedgekeurd. Littekens na lymfklier-tuberculose geven slechts dan reden tot afkeuring, wanneer het esthetisch effect bezwaarlijk is of functiestoornissen optreden. Kandidaten, die hebben geleden aan een tuberculeuze aandoening van bot of gewricht, kunnen, indien de functie niet heeft geleden, drie jaar na hun herstel worden goedgekeurd. Röntgenfoto en urine-kweek zijn vereist.

10. Ingewanden en geslachtsorganen

Voor het onderzoek der buikorganen dient de keurende arts de kandidaat een liggende houding te laten aannemen.

Vroegere ziekten van de spijsverteringsorganen, de nieren of het urogenitaal-apparaat eisen bijzondere aandacht.

Er dient gevraagd te worden naar de regelmaat van de spijsvertering.

Na typhus of paratyphus is bacteriologisch onderzoek van de faeces en de urine gewenst. De in tegenwoordigheid van de arts geloosde urine moet worden onderzocht op kleur, op eiwit (kook-proef) en op reductie (Fehling A en B). Slijmbestanddelen en bezinksel moeten microscopisch worden onderzocht. Gelet moet worden op structuren van de urethra en andere resttoestanden van een gonorrhoe en in verband daarmede op de zaad-streng, de prostaat en de epididymus. Zonodig dient het advies van een specialist te worden ingewonnen. Ook dient acht geslagen te worden op tekenen van een luetische infectie, zoals huiduitslag, haaruitval, littekens, klierzwellingen en chronische maagstoornissen. In twijfelgevallen moeten ten minste twee serologische reacties worden gedaan. Na doorgemaakte lues kan de kandidaat worden goedgekeurd indien hij naar het inzicht van de venereoloog adequaat werd behandeld. Onderzoek van het lumbaalvocht kan indien de venereoloog daartoe adviseert verplicht gesteld worden.

Bijzondere afwijkingen, die een reden tot afkeuring vormen:

Neiging tot ziekten der spijsverteringsorganen, der nieren of der blaas.

Al dan niet genezen maag- of darmzweren (ook na operatie).

Gemis van een nier, anders dan ten gevolge van een trauma. Enuresis.

Het zijn van bacillendrager.

Albuminurie (Bij orthostatische albuminurie kan — zo nodig na specialistisch onderzoek — worden goedgekeurd) .

Liesbreuken (ook eenzijdige), welke in het lieskanaal voelbaar zijn en andere breuken in de buikwand. Misvormingen vernauwingen van de urethra, urethritis.

Sterke verwijding der bloedvaten aan de zaadstreng met kluwenvorming. Hydrocele.

Bestaande gonorrhoe, niet genezen lues. Het ontbreken van beide testikels in het scrotum. Aanwezigheid van één der testikels in het lieskanaal.

11. Zenuwstelsel

Gelet moet worden op eventuele grove storingen in het intellect, die bij de beantwoording van de aan de kandidaat gestelde vragen aan het licht kunnen treden of uit zijn gedrag gedurende het onderzoek kunnen worden afgeleid. Aan de door de kandidaat verstrekte inlichtingen omtrent levensloop, genoten onderwijs en maatschappelijke loopbaan kunnen dikwijls gegevens worden ontleend, die van belang zijn voor psychische beoordeling.

Indien zich verschijnselen voordoen, die wijzen op de aanwezigheid van nerveuze storingen, verdient het aanbeveling het advies van een psychiater of psycholoog in te winnen.

Bijzondere afwijkingen, die een reden tot afkeuring vormen:

Duidelijke neuro-circulatoire asthenie. Organische ziekten van het zenuwstelsel of de gevolgen daarvan (bv. recidiverende ischiadicus aandoeningen).

Epilepsie, epileptoïde toestanden. Bestaande of doorgemaakte geestiesziekten. Geesteszwakte, psychopathie en functionele neurosen van uitgesproken aard (b.v. neurasthenie, psychogene afwijkingen, schrijfkramp, tremoren, tic, enuresis nocturna). Verslaafdheid aan alcohol, morfine, cocaïne e.d.