Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 22ste december 1999 ter uitvoering van artikel 94 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159) en artikel 47 van de Werkliedenverordening 1944 (P.B. 1978, no. 376)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 22ste december 1999 ter uitvoering van artikel 94 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159) en artikel 47 van de Werkliedenverordening 1944 (P.B. 1978, no. 376)
CiteertitelLandsbesluit stichting mobiliteitscentrum
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159), artikel 94
  2. Werkliedenverordening 1944 (P.B. 1978, no. 376), artikel 47

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-12-1999Nieuwe regeling

22-12-1999

P.B. 1999, no. 240

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 22ste december 1999 ter uitvoering van artikel 94 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159) en artikel 47 van de Werkliedenverordening 1944 (P.B. 1978, no. 376)

Artikel 1

In dit landsbesluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Stichting: de Stichting Mobiliteitscentrum;

  • b.

    overheidsfunctionaris: 1° ambtenaar in de zin van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159); en 2° werkman in de zin van de Werkliedenverordening 1944 (P.B.1978, no.376).

  • c.

    bevoegd gezag: het bevoegd gezag bedoeld in artikel 4 van de Landverordening Materieel Ambtenarenrecht, en in artikel 1 van de Werkliedenverordening 1944.

Artikel 2

  • 1. De Stichting is belast met de hem in artikel 94 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht en in dit besluit opgedragen taken.

  • 2. De financiële afspraken met betrekking tot de vergoeding aan de Stichting voor werkzaamheden verricht ten behoeve van de Regering van de Nederlandse Antillen of het Bestuurscollege van een Eilandgebied worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de Nederlandse Antillen respectievelijk het Eilandgebied en de Stichting.

  • 3. De overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, wordt aangegaan telkens voor maximaal een jaar. Het voorgaande laat onverlet dat de Nederlandse Antillen respectievelijk het Eilandgebied en de Stichting tussentijds deze overeenkomst kunnen wijzigen.

Artikel 3

Ter verwezenlijking van zijn taakstelling, bedoeld in artikel 2, geeft de Stichting uitvoering aan o.a.:

  • a.

    de in artikel 94, derde lid, aanhef, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht genoemde onderzoeken en evaluaties;

  • b.

    de in artikel 94, derde lid, onderdelen b en c genoemde om- en bijscholing middels het verzorgen van gerichte trainingen, hetzij in eigen beheer hetzij door inschakeling van derden.

Artikel 4

De Stichting stelt het bevoegd gezag in kennis van het resultaat van de door hem verrichtte onderzoeken en evaluaties uiterlijk binnen de voor de aan hem ter beschikking gestelde overheidsfunctionaris geldende opzegtermijn.

Artikel 5

In de daarvoor in aanmerking komende gevallen verleent de Stichting assistentie bij plaatsing in de particuliere sector, bedoeld in artikel 94, derde lid, onderdeel c, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht.

Artikel 6

Zonodig verleent de Stichting, in overleg met kredietverlenende instanties, assistentie bij schuldsanering aan personen, die conform artikel 94, derde lid, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht of artikel 47, onderdeel d, van de Werkliedenverordening 1944, overgeplaatst, herplaatst of in de particuliere sector geplaatst worden.

Artikel 7

Zonodig verleent de Stichting, hetzij in eigen beheer hetzij door inschakeling van derden, sociale hulp aan personen, die conform artikel 94, derde lid, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht of artikel 47, onderdeel d, van de Werkliedenverordening 1944 overgeplaatst, herplaatst of in de particuliere sector geplaatst worden.

Artikel 8

Indien het door de regering op 14 december 1999 aan de Staten aangeboden ontwerplandsverordening, houdende tijdelijke afwijking van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159) en de Werkliedenverordening 1944 (P.B. 1978, no. 376), (Zitting 1999-2000-2319) nadat deze tot landsverordening is verheven, in werking treedt, dan treedt dit landsbesluit op hetzelfde tijdstip in werking.

Artikel 9

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Landsbesluit Stichting Mobiliteitscentrum.

NOTA VAN TOELICHTING

behorende bij het Landsbesluit Mobiliteitscentrum

Algemeen

Het Landsbesluit Stichting Mobiliteitscentrum strekt ter uitvoering van het nieuwe artikel 94, derde lid, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (hierna LMA) alwaar in de instelling van een Mobiliteitscentrum wordt voorzien.

De artikelen I en II van de door de regering op 14 december 1999 aan de Staten aangeboden ontwerplandsverordening, houdende tijdelijke afwijking van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159) en de Werkliedenverordening 1944 (P.B. 1978, no. 376), (Zitting 1999-2000-2319) bevatten evenbedoelde wijziging van artikel 94 LMA, alsmede een wijziging van artikel 47 Werkliedenverordening 1944, waarbij de LMA-regeling van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op werklieden.

In artikel 94 LMA is gekozen is voor de volgende opzet.

De overtollige ambtenaar krijgt in eerste instantie twee besluiten uitgereikt. 1. Het ontslagbesluit (met inachtneming van een opzegtermijn. Voor ambtenaren in vaste dienst is die termijn drie maanden); 2. een besluit, dat hij ter beschikking is gesteld van het Mobiliteitscentrum.

Na afloop van de opzegtermijn eindigt de terbeschikkingstelling in het kader van het LMA. Daarna gaat de ex-ambtenaar als regel over naar de Wachtgeldregeling overheidsdienaren. In dat kader dient hij zich ter beschikking te houden van het bevoegde gezag met het oog op het verkrijgen van ander passend werk. Zulks op straffe van korting of verval van het wachtgeld (artikel 10 e.v.). Deze termijn bedraagt maximaal 2 jaar.

Ook in dat kader zal het Mobiliteitscentrum een belangrijke ondersteunende en faciliterende rol hebben ten behoeve van het bevoegd gezag in de lijn van de hieronder nader aan te duiden taken.

Uit efficiëntie-overwegingen is gekozen voor de instelling van een Mobiliteitscentrum via een privaatrechtelijke stichting en in samenhang daarmee voor een regeling op hoofdlijnen. Dit maakt het ook mogelijk, dat zowel het Land als de Eilandgebieden daarin participeren. Zo is het Eilandgebied Curaçao mede-oprichter van de inmiddels geinstalleerde Stichting Mobiliteitscentrum.

De gehele regeling heeft een tijdelijk karakter. De looptijd van de LMA-procedure is conform het nationaal herstelplan in principe twee jaar. Om die reden hebben de contracten met de Stichting een duur van telkens maximaal 1 jaar. Naar verwachting zal het hierbij gaan om contracten waarbij per geval diensten worden ingekocht tegen vooraf overeengekomen tarieven.

Advies Raad van Advies, dd. 21 december 1999, no. RvA 306-306

De Raad van Advies kan zich verenigen met de inhoud en strekking van het ontwerp.

De Raad van Advies heeft geen bezwaren tegen de rechtsvorm van een stichting.

De Raad van Advies acht het wel van belang dat m.b.t. de kosten van het project de nodige duidelijkheid wordt verschaft en gedurende de uitvoering ervan ook verschaft blijft worden.

De regering onderschrijft deze visie. Zij verwijst in dit verband naar recent overleg met de Staten en de in dat kader verstrekte informatie m.b.t. de organisatorische, personele en financiële kanten van het Mobiliteitscentrum (Staten, Zitting 1999-2000, nrs. 2225 t/m 2228 en

2304 t/m 2311).

De Raad van Advies acht het verder wenselijk, dat bij de uitvoering van de taken zoveel mogelijk gebruik gemaakt wordt van expertise die reeds voorhanden is.

De regering onderschrijft ook deze visie. De diensten van het Land en de Eilandgebieden die normaliter belast zijn met personele, organisatorische en financiele vraagstukken, alsmede met maatschappelijk, zullen nauw betrokken worden bij de activiteiten van het Mobiliteitscentrum. Dit geldt ook voor de organisaties van overheidspersoneel, waarmee de overheid normaliter overleg voert over rechtspositionele zaken.

De redactionele opmerkingen van de Raad van Advies zijn overgenomen.

Verder zijn in de aanhef en artikel 8 van het ontwerp nog enige technische wijzigingen aangebracht. Dit in verband met het feit, dat het nieuwe artikel 94 LMA en het nieuwe artikel 47 Werkliedenverordening 1994, ter uitvoering waarvan het onderhavige ontwerp strekt, nog onderwerp van overleg zijn met de Staten. Zie de paragraaf Algemeen.

Artikelsgewijs

Artikel 1 bevat de definities. De term ‘overheidsfunctionaris’ wordt hier gebezigd in plaats van ‘ambtenaar’, omdat de Stichting Mobiliteitscentrum ook te maken zal krijgen met werklieden als bedoeld in de Werkliedenverordening 1944.

Artikel 2 bevat de essentie van de Stichting Mobiliteitscentrum. Zoals reeds opgemerkt is gekozen voor de instelling van het Mobiliteitscentrum via een stichting.

Het artikel verwijst voor de hoofdtaak van de Stichting Mobiliteitscentrum verder naar artikel 94, derde lid, LMA. Artikel 3 bevat een aanduiding van de in dat kader te hanteren instrumenten.

Artikel 4 herhaalt het in artikel 94, vierde lid, LMA neergelegde voorschrift dat de Stichting Mobiliteitscentrum het bevoegd gezag in kennis stelt van het resultaat van de door hem verrichtte onderzoeken en evaluaties uiterlijk binnen de voor de aan hem ter beschikking gestelde overheidsfunctionaris geldende opzegtermijn.

Voor ambtenaren aangesteld in vaste dienst is die drie maanden; voor ambtenaren aangesteld in tijdelijke dienst varieert die van 1 tot 3 maanden.

Indien bij de onderzoeken en evaluaties blijkt dat er overheidsfunctionarissen zijn die geschikt zijn om in de particuliere sector geplaatst te worden dan bemiddelt het Mobiliteitscentrum, als logisch vervolg op de om- of bijscholing, eveneens bij die plaatsing. Als zodanig treedt het centrum dus op als ‘outplacement’ bureau. Indien het gaat om het opzetten van een activiteit in het midden/kleinbedrijf kan zo nodig, mits onder strakke voorwaarden, worden gekomen tot toepassing van de Lumpsum regeling. Zulks is voorzien in artikel 5.

De artikelen 6 en 7 behelzen - naast de in artikel 2 aangehaalde hoofdtaak – de door de Stichting Mobiliteitscentrum te behartigen aanvullende taken. Deze liggen in de sfeer van de sociale en financiële begeleiding van de overheidsfuctionarissen die in aanmerking komen voor afvloeiing.

In artikel 6 gaat het concreet om assistentie bij schuldsanering.

Artikel 7 rept meer in het algemeen van ‘sociale hulp’. Hiertoe vallen onder meer te rekenen het begeleiden van overheidsfunctionarissen bij het opstellen van huishoudbudgetten (‘budget-counseling’), in het geval dat terugval van inkomsten tot knelpunten leidt, en het verlenen van hulp aan overheidsfunctionarissen die moeite hebben met het opnieuw inrichten van hun werkzaam leven.

Het betreft hier activiteiten, waar de overheidsfunctionaris gebruik van kan maken. Een verplichting daartoe is er niet.