Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stadsregio Rotterdam

Subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieStadsregio Rotterdam
Officiële naam regelingSubsidieverordening Verkeer en Vervoer 2012
CiteertitelSubsidieverordening verkeer en vervoer 2012
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam
  2. Gemeentewet
  3. Algemene wet bestuursrecht
  4. Wet BDU verkeer en vervoer

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Uitvoeringsregeling Brede DoelUitkering Verkeer en Vervoer (BDU) 2012

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-10-201301-01-2014art. 1, 7, 34 t/m 40, 41, 42, 43, 44.

09-10-2013

De Havenloods, 23-10-2013 e.a.

documentnummer 131377
22-11-201224-10-2013art. 18

24-10-2012

De Havenloods, 14-11-2012 e.a.

documentnummer 115488
01-01-201222-11-2012nieuwe regeling

14-12-2011

De Havenloods, 21-12-2011 e.a.

documentnummer 99709

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2012

Het algemeen bestuur van de stadsregio Rotterdam,

 

Overwegende dat:

op 22 december 2004 door de regioraad van de stadsregio Rotterdam is vastgesteld een Verordening Verkeer en Vervoer 2005;

 

teneinde ook in 2012 en verder op een verantwoorde en duidelijke wijze financiële ver­plichtingen aan te gaan en na te komen, op 31 augustus 2011 door het dagelijks bestuur een nieuwe subsidiesystematiek is vastgesteld

 

deze verordening geactualiseerd dient te worden en enige redactionele en inhoudelijke aanpassing behoeft;

 

gelet op de bepalingen van de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht,

 

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 9 november 2011;

 

b e s l u i t :

 

onder intrekking van :

 

de Subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2005

 

vast te stellen de:

 

Subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • 1.

      Algemeen

      • a.

        BDU: brede doeluitkering aan provincies, stadsregio’s en gemeenten ten behoeve van de uitvoering van een integraal verkeers- en vervoersbeleid;

      • b.

        de wet: de Wet BDU verkeer en vervoer;

      • c.

        Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

      • d.

        het besluit: het Besluit BDU verkeer en vervoer;

      • e.

        RVVP: Regionale Verkeers- en Vervoersplan;

      • f.

        RUVV: Regionale Uitvoeringsagenda Verkeer en Vervoer

      • g.

        RSA: Regionaal Strategische Agenda;

      • h.

        de stadsregio: het regionaal openbaar lichaam ingesteld in het samenwerkingsgebied waarin Rotterdam is gelegen, zoals bedoeld in de Wet Gemeenschappelijke Regelingen;

      • i.

        het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de stadsregio;

      • j.

        het algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de stadsregio;

      • k.

        RIVV: Regionaal Investeringsprogramma Verkeer en Vervoer;

      • l.

        concreet uitgewerkt project: een project dat bestuurlijk is vastgesteld, waarvoor een definitief ontwerp beschikbaar is en waarvoor de financiële dekking geregeld is.

  • 2. Infrastructuur en niet-infrastructuur

    • a.

      grote projecten: projecten waarvan de in aanmerking te nemen kosten hoger zijn dan € 10 miljoen;

    • b.

      kleine projecten: projecten waarvan de in aanmerking te nemen kosten lager zijn dan € 10 miljoen;

    • c.

      realisatieprogramma: overzicht van projecten die in het betreffende begrotingsjaar zullen worden gerealiseerd;

    • d.

      uitwerkingsprogramma: overzicht van grote projecten die na het betreffende begrotingsjaar zullen worden gerealiseerd;

    • e.

      niet-infrastructuurprojecten: projecten in de categorieën verkeerseducatie, mobiliteitsmanagement en duurzame mobiliteit;

    • f.

      VAT-kosten: de kosten die de aanvrager maakt voor de voorbereiding, de administratie en het toezicht voor en op een project;

    • g.

      vast subsidiebedrag: subsidie waarop geen nacalculatie plaatsvindt;

  • 3. Exploitatie openbaar vervoer

    • a.

      openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;

    • b.

      concessie: recht om met uitsluiting van anderen openbaar vervoer te verrichten in een bepaald gebied gedurende een bepaald tijdvak;

    • c.

      vervoerder: degene die openbaar vervoer verricht, niet in de hoedanigheid van bestuurder van een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;

    • d.

      buurtbus: aanvullend openbaar vervoer dat verzorgd wordt door vrijwilligers.

    • e.

      maatwerkvoorziening openbaar vervoer: aanvulling op het aanbod van openbaar vervoer, dat zich onderscheidt in een grotere mate van flexibiliteit op minimaal één van de volgende punten: routes, kwalificatie chauffeurs, dienstregeling en halteplaatsen.

Artikel 2 Middelen

  • 1. Het dagelijks bestuur kan uit de BDU subsidies verlenen ten behoeve van de uitvoering van verkeers- en vervoersbeleid waaronder zijn begrepen:

    • a.

      het (mede)financieren van of het verstrekken van subsidies voor regionale projecten in de stadsregio Rotterdam;

    • b.

      het verstrekken van subsidies voor exploitatie van openbaar vervoer;

    • c.

      het (mede)financieren van of het verstrekken van subsidies voor activiteiten die in de RSA, het RVVP of de RUVV worden benoemd en die aanvullend zijn op het bepaalde in de voorgaande onderdelen.

  • 2. Het dagelijks bestuur verdeelt de middelen uit de BDU over de verschillende verkeer- en vervoerscategorieën via de begroting.

Artikel 3 Aanvragers

Subsidies uit de BDU kunnen worden aangevraagd door:

  • a.

    wegbeheerders;

  • b.

    vervoerders;

  • c.

    landinrichtingscommissies, recreatieschappen en andere rechtspersonen op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • d.

    privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 4 Nadere regels

  • 1. Het dagelijks bestuur kan voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan voor de toepassing van deze verordening en de nadere regels:

    • a.

      beleidsregels van algemene aard vaststellen;

    • b.

      beleidsregels voor de verschillende soorten van subsidiabele activiteiten vaststellen.

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor het totaal van de op grond van deze verordening te verstrekken subsidies bedraagt jaarlijks niet meer dan het door het algemeen bestuur in de begroting van de stadsregio Rotterdam voor bereikbaarheid en mobiliteit beschikbaar gestelde bedrag.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan jaarlijks afzonderlijke subsidieplafonds vaststellen voor de verschillende categorieën, zoals bedoeld in hoofdstuk 2 en 3 van deze verordening.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan jaarlijks een subsidieplafond vaststellen voor het totale programma van kleine projecten.

  • 4. Een subsidieplafond zoals bedoeld in lid 1, 2 en 3 kan worden gewijzigd, als de in de wet bedoelde uitkering van het Rijk aan de stadsregio worden aangepast.

Artikel 6 Rangschikking projecten

  • 1. Het dagelijks bestuur maakt per subsidieplafond als bedoeld in artikel 5, derde lid, een rangschikking van de projecten die in aanmerking komen voor een subsidie;

  • 2. Het dagelijks bestuur rangschikt de kleine projecten in volgorde van prioriteit naar:

    • a.

      projecten als onderdeel van samenwerkingsprogramma’s;

    • b.

      projecten die zijn opgenomen in de RSA, het RVVP of de RUVV en/of concreet uitgewerkte projecten;

    • c.

      overige kleine projecten.

Artikel 7 Programma’s en projecten

  • 1. Voor subsidie kunnen, voor zover het subsidieplafond dit toelaat, in aanmerking komen:

    • a.

      projecten of programma’s die zijn opgenomen in het RIVV dat voor dat jaar is vastgesteld;

    • b.

      kleine projecten die in het RIVV voor een later jaar zijn opgenomen;

    • c.

      grote infrastructuurprojecten die in het RIVV in het uitwerkingsprogramma staan;

    • d.

      maatregelen met betrekking tot verkeerseducatie;

    • e.

      maatregelen met betrekking tot mobiliteitsmanagement;

    • f.

      maatregelen die zijn opgenomen in het jaarlijks door het dagelijks bestuur vast te stellen maatregelenpakket Duurzame Mobiliteit;

    • g.

      exploitatie van openbaar vervoer en projecten en/of programma's ten behoeve van exploitatie van openbaar vervoer en maatwerkvoorzieningen openbaar vervoer.

Artikel 8 Hardheidsclausule

  • 1. Het dagelijks bestuur kan bij de verlening van de subsidie ten behoeve van activiteiten die van buitengewoon belang zijn in de stadsregio ontheffing verlenen of afwijken van deze verordening.

  • 2. Indien subsidie is verleend aan activiteit van buitengewoon belang, brengt het dagelijks bestuur dit ter kennis van het portefeuillehoudersoverleg voor verkeer en vervoer.

Artikel 9 Begrotingsvoorbehoud

Subsidies worden verleend onder de voorwaarde dat, voor het deel van de subsidie dat ten laste van een nog niet vastgestelde begroting komt, voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Hoofdstuk 2 Subsidiëring kleine en grote projecten

Artikel 10 Minimum projectomvang

  • 1. Voor infrastructurele projecten en programma’s wordt slechts subsidie verleend, indien de in aanmerking te nemen kosten meer bedragen dan € 5000, -.

  • 2. Voor niet-infrastructurele projecten en programma’s wordt slechts subsidie verleend, indien de in aanmerking te nemen kosten meer bedragen dan € 1000, -.

Artikel 11 Eisen aan de aanvraag

  • 1.

    Bij een aanvraag voor subsidieverlening worden de volgende gegevens en stukken overlegd:

  • a.

    een beschrijving op hoofdkenmerken, waaronder te verstaan:

    • de probleemstelling;

    • de probleemanalyse;

    • het programma van eisen;

    • de gekozen uitvoeringsmethoden;

    • een raming van het gebruik van het project en de verwachte effecten daarvan.

  • b.

    tekeningen van het project, inclusief die van de bestaande situatie;

  • c.

    een kostenraming van het project;

  • d.

    een projectplanning met de data van start uitvoering en oplevering;

  • e.

    een financieringsplan waarin is opgenomen:

    • een opgave van kostenelementen die ten laste van andere kostendragers kunnen worden gebracht;

    • een opgave van kostenelementen die vallen onder de noemer van nieuw voor oud;

    • een opgave van de bijdragen uit andere subsidieregelingen.

  • 2.

    In voorkomende gevallen kan - aan de hand van de specifieke problematiek van het betreffende project - aanvullende informatie gevraagd worden.

  • 3.

    In afwijking van lid 1 overlegt de aanvrager bij een aanvraag voor een niet-infrastructureel project:

    • a.

      een beschrijving van de activiteit en de daarmee te behalen resultaten in relatie tot de doelstellingen ervan;

    • b.

      een begroting van de aan de activiteit verbonden uitgaven en inkomsten, waaronder bijdragen van derden, voorzien van een toelichting;

    • c.

      de tijdsplanning van de uitvoering van de activiteit.

Artikel 12 Tijdige aanvraag

De aanvraag van de subsidie voor een klein project moet voor 1 november van een begrotingsjaar worden ingediend.

Artikel 13 Beoordeling aanvraag

  • 1. Het dagelijks bestuur beslist op een aanvraag van subsidie voor kleine projecten binnen drie maanden en op een aanvraag van subsidie voor grote projecten binnen zes maanden na de datum van ontvangst van een volledige aanvraag. Indien vertraging in de behandeling ontstaat door toedoen van de aanvrager, wordt de behandeltijd automatisch verlengd met de duur van die vertraging.

  • 2. Aanvragen worden inhoudelijk getoetst aan de uit het RVVP afgeleide criteria, opgenomen in de door het dagelijks bestuur vastgestelde Uitvoeringsregeling Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer.

  • 3. Indien als gevolg van de complexiteit van de aanvraag niet kan worden beslist binnen de termijn genoemd in het eerste lid, verlengt het dagelijks bestuur de in lid 1 genoemde termijn.

Artikel 14 Afwijzing van de aanvraag

  • 1. Op de aanvraag van subsidie kan afwijzend worden beslist indien:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onvolledige of onjuiste gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beslissing op de aanvraag zou hebben geleid;

    • b.

      het project niet voldoet aan de criteria, bedoeld in artikel 11;

    • c.

      twijfel bestaat of de met het betrokken project beoogde doelstelling wordt bereikt.

  • 2. Subsidie kan geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien de kosten van het project of onderdelen daarvan niet in een redelijke verhouding staan tot het met het project beoogde doel.

Artikel 15 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor het berekenen van de grondslag van de subsidie worden in aanmerking genomen de kosten van:

    • a.

      verwerving van onroerend goed, met uitzondering van onroerend goed dat reeds in eigendom is van de opdrachtgever dan wel een (andere) overheidsinstantie en waarbij geen sprake is van onttrekking aan een winstgevende bestemming;

    • b.

      met het project samenhangende redelijk te achten schadevergoeding aan derden;

    • c.

      leges;

    • d.

      materialen;

    • e.

      werkzaamheden van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;

    • f.

      bijkomende voorzieningen nodig om de betrokken infrastructuur na voltooiing van het werk zijn functie te laten vervullen;

    • g.

      de omzetbelasting die niet op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 in aftrek kan worden gebracht en voor zover deze omzetbelasting leidt tot uitname uit het provinciefonds en/of het gemeentefonds volgens de regels van het BTW-compensatiefonds;

    • h.

      de kosten voor studies voor het betrokken project, voorlichting, voorbereiding, administratie en toezicht in de vorm van een forfaitair percentage van zestien procent van de projectkosten bedoeld in de onderdelen d, e en f.

  • 2. Alle in aanmerking te nemen kosten, bedoeld in het eerste lid, worden getoetst aan de eisen van sober- en doelmatigheid. Het dagelijks bestuur kan besluiten om in nadere regels voor de in lid 1 genoemde subsidiabele kosten normbedragen vast te stellen.

  • 3. In afwijking van lid 1 onder a tot en met f, worden bij de berekening van de grondslag van de subsidie voor niet-infrastructurele maatregelen de volgende kosten in aanmerking genomen:

    • a.

      kosten van eigen personeel, niet zijnde algemene bestuurslasten;

    • b.

      kosten van ingehuurd personeel;

    • c.

      materiële kosten.

  • 4. In afwijking van lid 1, aanhef en onder h, komen de VAT-kosten van niet-infrastructurele maatregelen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 16 Profijtbeginsel / nieuw voor oud

  • 1. In verband met mogelijke baten bij de opdrachtgever of bij derden als gevolg van vervanging van bestaande infrastructuur en overige voorzieningen worden bij de vaststelling van de hoogte van de grondslag van de subsidie de volgende correcties toegepast op de in aanmerking te nemen kosten:

    • a.

      indien een gemeentelijke verlegregeling door het dagelijks bestuur is vastgesteld, zal de betreffende verlegregeling voor projecten binnen die gemeente worden gevolgd bij het berekenen van de subsidiebijdrage;

    • b.

      indien geen verlegregeling als onder lid a. is vastgelegd, worden de kosten van het verleggen of vervangen van kabels en leidingen, indien die niet meer bedragen dan 10% van de in aanmerking te nemen kosten van artikel 15, eerste lid, onderdelen d, e en f, en indien het totaal van deze kosten lager is dan € 100.000,00, slechts voor 50% meegeteld;

    • c.

      indien geen verlegregeling als onder lid a. is vastgelegd, zullen, indien de kosten voor het verleggen of vervangen van kabels en leidingen hoger zijn dan onder b. is vermeld, de kosten van vervanging geheel of gedeeltelijk in mindering worden gebracht;

    • d.

      in geval van vervanging van een verkeersregelinstallatie zal de hoogte van de in aanmerking te nemen kosten worden bepaald aan de hand van de economische levensduur van de te vervangen installatie;

    • e.

      indien de kosten voor vervanging c.q. aanpassing van het wegdek een aanzienlijk deel van de projectkosten uitmaken, zullen de kosten geheel of gedeeltelijk in mindering worden gebracht;

    • f.

      indien sprake is van achterstallig onderhoud, worden de kosten die redelijkerwijs aan dit onderhoud zijn toe te rekenen, in mindering gebracht.

Artikel 17 Grondslag van de subsidie

  • 1. De grondslag van de subsidie is het bedrag, berekend op grond van de artikelen 15 en 16, verminderd met:

    • a.

      de in aanmerking te nemen kosten welke redelijkerwijs ten laste van andere kostendragers kunnen worden gebracht, of

    • b.

      de inkomsten of opbrengsten van het project.

Artikel 18 Subsidiepercentages

  • 1. De subsidie bedraagt voor een openbaar vervoer project ten hoogste 100 procent van de grondslag, bedoeld in artikel 13, en voor de overige projecten 50 procent van die grondslag;

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie voor projecten die onderdeel uitmaken van het programma Quick Wins Rotterdam Vooruit 75 procent van de in artikel 17 bedoelde grondslag;

  • 3. In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie voor projecten die onderdeel uitmaken van het programma Beter Benutten ten hoogste 100 procent van de in artikel 17 bedoelde grondslag voor zover de middelen gedekt worden uit de BDU en zijn gereserveerd in het geldende RIVV;

  • 4. In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie voor projecten die onderdeel uitmaken van het programma Snelfietsroutes ten hoogste 100 procent van de in artikel 17 bedoelde grondslag voor zover de middelen gedekt worden uit de BDU en zijn gereserveerd in het geldende RIVV;

  • 5. Het algemeen bestuur kan besluiten om voor projecten in een bepaalde verkeerscategorie gedurende een bepaalde periode een hoger of lager subsidiepercentage vast te stellen;

  • 6. het dagelijks bestuur kan beslissen een subsidie in de vorm van een vast subsidiebedrag te verlenen.

Artikel 19 Inhoud van de beschikking

  • 1. De beschikking waarbij subsidie wordt verleend, vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de aard en omvang van het project waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      het maximumbedrag van de subsidie;

    • c.

      de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden.

  • 2. Tot de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onder c, behoren in ieder geval:

    • a.

      de termijn waarbinnen met de uitvoering van het project begonnen moet zijn;

    • b.

      de wijze waarop en de termijn waarbinnen over de voortgang van het werk moet worden gerapporteerd;

    • c.

      de termijn waarbinnen declaraties moeten worden ingediend.

Artikel 20 Betaling van de subsidie

  • 1. De wijze van uitbetaling van de subsidie voor grote projecten wordt per project bepaald en in de beschikking vermeld.

  • 2. Voor kleine projecten geldt:

    • a.

      De subsidie wordt in beginsel bij de subsidievaststelling betaald. Er kan eenmaal een voorschot worden verleend. Een eerste voorschot van 50% van de subsidie wordt betaald nadat de aanvrager met een daarvoor bestemd formulier heeft laten weten dat met de uitvoering van het project is gestart. Nadat het project of programma is uitgevoerd en nadat een eindverslag, vergezeld van een schriftelijke verklaring van de opdrachtgever dat het werk of de maatregelen is respectievelijk zijn uitgevoerd overeenkomstig het plan op grond waarvan de subsidie is verleend, en van een controleverklaring van de onafhankelijke accountant die aangeeft dat het eindverslag in overeenstemming is met de subsidievoorwaarden uit deze subsidieverordening en de afgegeven beschikking tot subsidieverlening, wordt de subsidie vastgesteld. Op basis van de vaststelling kan de aanvrager een factuur sturen ter hoogte van de vaststelling na aftrek van het reeds verstrekte voorschot. Indien de vaststelling lager is dan het reeds verstrekte voorschot zal de aanvrager een factuur ontvangen.

    • b.

      De betaling van de subsidie kan in uitzonderingsgevallen in overleg anders worden vastgesteld.

    • c.

      Indien de uitvoering van een project of programma stagneert, nadat een voorschot is betaald, kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

Artikel 21 Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. De subsidieontvanger doet binnen een termijn van 26 weken na ingebruikname van een project of na afronding van een project daarvan mededeling aan het dagelijks bestuur. De mededeling gaat vergezeld van een aanvraag tot vaststelling van de subsidie. De termijn kan op verzoek van de aanvrager binnen de eerst gestelde termijn eenmaal met ten hoogste 26 weken worden verlengd door het dagelijks bestuur.

  • 2. Indien bij het verstrijken van de termijn genoemd in lid 1 geen (complete) aanvraag tot vaststelling is ingediend, kan het dagelijks bestuur de subsidie ambtshalve vaststellen.

  • 3. De aanvraag tot subsidievaststelling bevat een eindrapportage, voorzien van een controleverklaring van de onafhankelijke accountant die aangeeft dat het eindverslag in overeenstemming is met de subsidievoorwaarden uit deze verordening.

  • 4. De controleverklaring als bedoeld in het tweede [hier is bedoeld: derde] lid, dient te worden opgesteld overeenkomstig een volgens de beroepsorganisaties van accountants te hanteren model en volgens het dagelijks bestuur vastgestelde controleprotocol.

  • 5. De in het tweede [hier is bedoeld: derde] lid bedoelde controleverklaring hoeft niet te worden overlegd:

    • a.

      indien de verleende subsidie lager is dan € 25.000,00. Dit kan verantwoord worden door middel van het overhandigen van facturen en bewijs van betalingen.

    • b.

      Indien de in het tweede lid bedoelde aanvraag tot subsidievaststelling betrekking heeft op een subsidie die in de vorm van een vast subsidiebedrag is verleend.

  • 6. De subsidieontvanger is verplicht om medewerking te verlenen aan een door of vanwege het dagelijks bestuur te verrichten onderzoek naar de besteding van de subsidie.

Artikel 22 Subsidievaststelling

  • 1. Op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt door het dagelijks bestuur beslist binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De subsidie is een maximumbedrag, waarvan de hoogte vooraf wordt vastgesteld op basis van een ingediend ontwerp met kostenbegroting. De subsidie wordt niet aangepast aan prijsstijgingen of meerwerk, tenzij dit in de subsidiebeschikking anders is bepaald.

  • 3. Indien de werkelijk gemaakte kosten lager zijn dan het bedrag van de verleende subsidie, dan wordt de subsidie naar evenredigheid op een lager bedrag vastgesteld, tenzij de subsidie is verleend in de vorm van een vast bedrag.

  • 4. Indien de werkelijk gemaakte kosten lager zijn dan de betaalde voorschotten, kan wettelijke rente over de teveel betaalde voorschotten worden gevorderd.

  • 5. Indien als gevolg van de complexiteit van de aanvraag niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn kan worden beslist, kan de termijn éénmaal met ten hoogste 13 weken worden verlengd.

Hoofdstuk 3 Exploitatie openbaar vervoer

Paragraaf 3.1 exploitatie openbaar vervoer

Artikel 23 Subsidie voor exploitatie openbaar vervoer.

Het dagelijks bestuur verstrekt jaarlijks subsidie aan vervoerders aan wie door het dagelijks bestuur een concessie is verleend voor de exploitatie van openbaar vervoer en voor het beheer en onderhoud van daarmee samenhangende infrastructuur.

Artikel 24 Aanvraag

Een subsidieaanvraag wordt ingediend ten minste 12 weken voordat met de uitvoering van de activiteiten een begin wordt gemaakt.

Artikel 25 Beslissing op de aanvraag

Het dagelijks bestuur beslist binnen 12 weken op de aanvraag. Het dagelijks bestuur kan de beslissing ten hoogste 12 weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 26 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger verstrekt aan het dagelijks bestuur op zijn verzoek nadere gegevens die naar zijn oordeel noodzakelijk zijn om het gebruik, de kosten en de opbrengsten van de vervoersdiensten te berekenen.

Artikel 27 Bevoorschotting

Het dagelijks bestuur verleent maandelijks een voorschot ten bedrage van een dertiende deel van de jaarlijkse subsidie, met dien verstande dat in de maand april twee maal dit bedrag wordt betaald.

Artikel 28 Aanvraag tot subsidievaststelling

De subsidieontvanger dient binnen 26 weken na afloop van het jaar, waarvoor de subsidie is verleend, bij het dagelijks bestuur een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

Artikel 29 Subsidievaststelling
  • 1. Het dagelijks bestuur stelt binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de definitieve subsidie vast.

  • 2. Indien als gevolg van complexiteit van de aanvraag niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn kan worden beslist, kan de termijn éénmaal met ten hoogste 12 weken worden verlengd.

  • 3. Indien de aanvraag tot vaststelling van de subsidie niet binnen de gestelde termijn is ontvangen, kan het dagelijks bestuur de subsidie ambtshalve vaststellen.

Paragraaf 3.2 Projecten ten behoeve van exploitatie openbaar vervoer

Artikel 30 Subsidie voor projecten en/of programma’s ten behoeve van de exploitatie
  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan vervoerders, die op grond van paragraaf 3.1 van deze verordening subsidie is verleend, buurtbusverenigingen en aan wegbeheerders subsidie verlenen:

    • a.

      ter bekostiging van projecten welke de toegankelijkheid van het openbaar vervoer verbeteren;

    • b.

      ter bekostiging van projecten welke bijdragen aan verbetering van de sociale veiligheid in het openbaar vervoer;

    • c.

      ter bekostiging van vrijwilligerswerk ten behoeve van buurtbusprojecten voor zover deze zijn erkend door het dagelijks bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan incidentele subsidies verlenen voor activiteiten tot stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer.

Artikel 31 Aanvraag

De aanvrager legt bij de aanvraag in elk geval over:

  • a.

    een beschrijving van de activiteit en de daarmee te behalen resultaten in relatie tot doelstellingen ervan;

  • b.

    een begroting van de aan de activiteit verbonden uitgaven en inkomsten, waaronder bijdragen van derden, voorzien van een toelichting;

  • c.

    de tijdsplanning van de uitvoering van de activiteit.

Artikel 32 Aanvraag tot subsidievaststelling
  • 1. De subsidieontvanger dient binnen 12 weken na afloop van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van een financieel verslag.

  • 3. Indien de subsidieontvanger volgens een wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of indien dit bij subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over.

  • 4. Indien subsidie is verleend voor een bedrag van € 25.000,00 of hoger geeft de subsidieontvanger een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek opdracht tot onderzoek van het financieel verslag. De accountant doet onderzoek naar getrouwheid van de betreffende bescheiden en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring welke bij de aanvraag om subsidievaststelling wordt meegezonden.

Artikel 33 Subsidievaststelling
  • 1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks binnen 12 weken nadat de subsidieontvanger aan al zijn verplichtingen voortvloeiende uit de subsidieverlening heeft voldaan, ambtshalve de definitieve subsidie vast.

  • 2. Indien als gevolg van complexiteit van de aanvraag niet binnen de lid 1 genoemde termijn kan worden beslist, kan de termijn éénmaal met ten hoogste 12 weken worden verlengd.

Paragraaf 3.3 Maatwerkvoorzieningen openbaar vervoer

Artikel 34 Subsidie voor maatwerkvoorzieningen openbaar vervoer

Het dagelijks bestuur kan aan wegbeheerders subsidie verlenen voor het realiseren van een maatwerkvoorziening openbaar vervoer, welke functioneert:

  • a.

    als aanvullende schakel op het openbaar vervoer, waarbij op minimaal één halteplaats kan worden overgestapt op het openbaar vervoer;

  • b.

    als lokale voorziening voor verplaatsingen over korte afstand tussen kernen of wijken, waartussen geen openbaar vervoer-verbinding aanwezig is.

Artikel 35 Aanvraag tot subsidieverlening
  • 1. Een subsidieaanvraag wordt ingediend ten minste 12 weken voordat met de uitvoering van de activiteit een begin wordt gemaakt.

  • 2. De aanvrager legt bij de aanvraag de volgende gegevens over:

    • a.

      een businesscase, waarin mede een begroting is opgenomen van de aan de activiteit verbonden uitgaven en inkomsten, waaronder bijdragen van derden, voorzien van een toelichting;

    • b.

      een tijdsplanning van de uitvoering van de activiteit.

  • 3. De aanvrager dient aan te tonen dat de maatwerkvoorziening openbaar vervoer is afgestemd met de betreffende concessiehouder(s) bus.

Artikel 36 Subsidieverlening

Het dagelijks bestuur beslist binnen 12 weken op de aanvraag tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 35. Het dagelijks bestuur kan de beslissing voor ten hoogste 12 weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 37 Subsidiabele activiteit
  • 1. De maatwerkvoorziening openbaar vervoer:

    • a.

      is openbaar toegankelijk;

    • b.

      concurreert in principe niet met parallelle verbindingen van het reguliere openbaar vervoer;

    • c.

      overschrijdt de (deel)gemeentegrens in principe niet;

    • d.

      moet met OV-chipkaart worden betaald;

  • 2. Voorts moet de reiziger een elektronisch vervoerbewijs kunnen kopen met contant geld of pin.

Artikel 38 Hoogte subsidiebedrag
  • 1. In het geval geen sprake is van een eigen bijdrage van de aanvrager en geen sprake is van een reizigersbijdrage, bedraagt de subsidie eenmalig maximaal € 25.000,-.

  • 2. In het geval van een eigen bijdrage van de aanvrager en een reizigersbijdrage, bedraagt de subsidie jaarlijks maximaal € 35.000,- met een maximum van drie jaar.

Artikel 39 Aanvraag tot subsidievaststelling
  • 1. De subsidieontvanger dient binnen 12 weken na afloop van de jaarlijkse subsidieperiode een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvrager legt bij de aanvraag de volgende gegevens over:

    • a.

      de jaarrekening;

    • b.

      een verklaring afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 40 Subsidievaststelling
  • 1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling, zoals bedoeld in artikel 39, de subsidie vast.

  • 2. Indien als gevolg van complexiteit van de aanvraag niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn kan worden beslist, kan de termijn éénmaal met ten hoogste 12 weken worden verlengd.

Hoofdstuk 4. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 41 Intrekking verordeningen

De volgende verordening wordt ingetrokken:

a. de Subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2005.

Artikel 42 Overgangsrecht

  • 1. Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die zijn verleend of vastgesteld voor de datum van haar inwerkingtreding.

  • 2. Vaststelling van subsidies, toegekend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening, vindt plaats overeenkomstig de verordeningen die voor deze datum op deze subsidies van toepassing waren.

Artikel 43 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

Artikel 44 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening verkeer en vervoer 2012.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 14 december 2011 van het algemeen bestuur.

 

 

de secretaris,                                     de voorzitter,

 

 

 

 

mr M.C. Jansen.                                  Ing. A. Aboutaleb.

Toelichting

Per 1 januari 2005 is de Wet Brede Doeluitkering verkeer en vervoer (verder aangeduid als BDU) in werking getreden. De BDU is een verdere bundeling en ontschotting van geldstromen die van het Rijk richting de provincies en kaderwetgebieden komen. De belangrijkste samenvoeging betreft die van de middelen uit de GDU+ en de exploitatiegelden voor openbaar vervoer. Ook de middelen voor Duurzaam Veilig, Mobiliteitsmanagement, VERDI, de personele consequenties van de GDU+, de vervangingsinvesteringen railinfrastructuur en het ROV zijn in de BDU opgenomen.

Het doel van de BDU is het op regionaal niveau uitvoeren van verkeers- en vervoersbeleid wanneer dat ook regionaal kan. Dit geldt niet alleen in beleidsmatige zin, maar zeker ook in financiële zin. Het regiobestuur krijgt de mogelijkheid om de middelen die beschikbaar komen in te zetten op basis van een eigen prioriteitstelling. Beleid en financiering van dat beleid komen zo dus meer in elkaars verlengde te liggen.

Deze subsidieverordening heeft de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam, de Wet BDU verkeer en vervoer en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) als wettelijke grondslag.

A. Algemeen

De subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2011 is als volgt ingedeeld. Allereerst is er een hoofdstuk algemeen, met daarin een toelichting op de verschillende begrippen en de bevoegdheden van het bestuur van de stadsregio inzake deze verordening.

Vervolgens volgt een hoofdstuk met bepalingen die betrekking hebben op zowel infrastructurele als niet-infrastructurele maatregelen Het derde hoofdstuk bevat specifieke bepalingen voor subsidies voor exploitatie van openbaar vervoer en projecten en/of programma’s ten behoeve van exploitatie van openbaar vervoer. De subsidieverordening eindigt met een aantal bijzondere en slotbepalingen over de inwerkingtreding en overgangsbepalingen.

Het dagelijks bestuur van de stadsregio is door middel van deze verordening bevoegd om subsidies te verlenen uit de BDU ten behoeve van de voorbereiding en uitvoering van het verkeers- en vervoersbeleid. Daarvoor kan zij nadere regels vaststellen. Bovendien worden subsidieplafonds vastgesteld. Deze plafonds vormen de maximale budgetten voor de verschillende soorten subsidies. Is voor een subsidieregeling namelijk geen plafond vastgesteld, dan heeft zij een open einde en kan het tekortschieten van de beschikbare middelen niet als afwijzingsgrond worden gehanteerd. Is voor een subsidieregeling een plafond vastgesteld dan levert overschrijding daarvan een verplichte weigeringsgrond op.

Projecten of programma’s die in aanmerking komen voor subsidie uit de BDU zijn opgenomen in het RIVV voor dat begrotingsjaar. Bijvoorbeeld: een verkeersveiligheidsproject dat voor 2012 in het RIVV staat opgenomen komt in aanmerking voor subsidie als er ook in 2012 een aanvraag voor wordt gedaan. De bedragen opgenomen in het RIVV zijn indicatief. De hoogte van de subsidie wordt vastgesteld na toetsing van de aanvraag. Daarnaast kunnen ook projecten die voor een later jaar in het RIVV voor subsidie in aanmerking komen, maar dat is alleen mogelijk wanneer het subsidieplafond dit toelaat.

B. Infrastructuur en niet-infrastructuur

In dit gedeelte zijn de bepalingen opgenomen over kleine projecten (van € 5.000,- tot € 10 mln) en grote projecten (van € 10 mln tot € 225 mln).

Deze projecten komen in aanmerking voor subsidie wanneer ze bijdragen aan de beleidsdoelen zoals die zijn geformuleerd in het RVVP en het RUVV De hoogte van de subsidie wordt vastgesteld na toetsing van de aanvraag en op basis van de eindafrekening van de wegbeheerder. Daartoe worden voor de projectkosten de kosten bepaald die in aanmerking komen voor subsidie. Hierbij wordt rekening gehouden met de relevantie van de projectkosten voor het stadsregionale probleem, het profijtbeginsel nieuw voor oud en andere kostendragers. Over deze subsidiabele kosten wordt een subsidiepercentage gegeven dat per verkeerscategorie kan verschillen. Zo heeft de verkeerscategorie ‘openbaar vervoer’ een subsidiepercentage van maximaal 100 procent, terwijl de verkeerscategorie ‘verkeersveiligheid’ een maximaal subsidiepercentage van maximaal 50 procent heeft.

C. Exploitatie openbaar vervoer

Het hoofdstuk exploitatie openbaar vervoer is onderverdeeld in twee paragrafen. Allereerst komen de bepalingen aanbod die betrekking hebben op openbaar vervoer met concessie en vervolgens bepalingen die betrekking hebben op projecten ten behoeve van exploitatie.

Om het aanbod van openbaar vervoer beter af te stemmen op de vraag en zo de kwaliteit te vergroten introduceerde de Wet personenvervoer 2000 een concessiesystematiek. Hierbij geldt dat de stadsregio voor een periode van meerdere jaren subsidie verleent aan de concessiehouder. Dit houdt in dat een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld. Om die reden zal op grond van artikel 4:34, eerste lid van de Awb in de beschikking tot subsidieverlening een begrotingsvoorbehoud worden opgenomen.

Onderdeel van openbaar vervoer met concessie is het opstellen en uitvoeren van programma’s voor verbetering van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en voor verbetering van de sociale veiligheid in het openbaar vervoer. Voorbeelden daarvan zijn aanpassingen aan materieel (toegankelijkheid) en cameratoezicht en conducteurs op de tram (sociale veiligheid). Deze programma’s komen ook in aanmerking voor subsidie.

Ook wordt subsidie verleend voor openbaar vervoer zonder concessie: buurtbusvervoer en stimulering van openbaar vervoer. Bij die laatste gaat het nadrukkelijk om incidenten, om niet voorziene, innovatieve initiatieven van derden en niet om een vaste stroom van subsidies of een vaste en duidelijk af te bakenen groep van subsidieontvangers. Te denken valt aan projecten die het aantal reizigers en de reizigersopbrengsten doen toenemen en projecten die het imago van het openbaar vervoer verbeteren.

D. Overgangs- en slotbepalingen

Met het vaststellen van deze verordening, die zal worden aangehaald als Subsidieverordening verkeer en vervoer 2012, worden de verordeningen waarop deze gebaseerd is, ingetrokken. Het gaat hier om de Subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2005. De beschikkingen die voor projecten zijn afgegeven op basis van de ingetrokken verordeningen zullen nog wel vastgesteld worden overeenkomstig deze verordeningen.