Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Graft-De Rijp

Huisvestingsverordening Graft-De Rijp

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Graft-De Rijp
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening Graft-De Rijp
CiteertitelHuisvestingsverordening Graft-De Rijp
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervangden door de Huisvestingsverordening Alkmaar.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Huisvestingswet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-12-2011nieuwe regeling

03-11-2011

De Uitkomst, 29-11-2011

Rb2011-044
15-12-201101-07-2015nieuwe regeling

03-11-2011

De Uitkomst, 29-11-2011

Rb2011-044

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Graft-De Rijp;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 oktober 2011, nr. 2011- 044;

Gelet op de Huisvestingswet;

B E S L U I T :

vast te stellen de Huisvestingverordening Graft-De Rijp.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. wet: de Huisvestingswet;

b. besluit: het Huisvestingsbesluit;

c. woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, lid 1 sub b, van de wet bepaalde;

d. huurprijs: de huurprijs als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub j van de wet;

e. rekenhuur: de rekenhuur zoals bedoeld in artikel 1, sub h van de Wet op de Huurtoeslag;

f. koopprijs: het daaromtrent in artikel 1, lid 1 sub k, van de wet bepaalde;

g. huurprijsgrens: de huurprijs waarboven, op grond van artikel 13, lid 1, sub. a. van de Wet op de Huurtoeslag, geen huurtoeslag wordt toegekend;

h. koopprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6, lid 3, van de wet bepaalde, dan wel het op grond van artikel 6, lid 4, van de wet toegestane;

i. regio Alkmaar: het grondgebied van de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Graft-De Rijp, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk en Schermer;

j. ingezetene: degene die in het bevolkingsregister van één of meer van de gemeenten in de regio Alkmaar is opgenomen en feitelijk in dat gebied hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;

k. huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voeren;

l. woningzoekende: het huishouden dat in het register als bedoeld in artikel 2.7.1 is ingeschreven;

m. economische binding: de binding van een persoon aan de regio Alkmaar, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in dat gebied te vestigen, waarbij een economische binding wordt aangenomen bij personen die:

1. voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit de regio Alkmaar gedurende minimaal 20 uur in de week en die minimaal een jaarcontract hebben;

2. een voltijd dagopleiding volgen aan een erkende onderwijsinstelling binnen de regio Alkmaar;

n. maatschappelijke binding: de binding van een persoon aan de regio Alkmaar, daarin gelegen dat die persoon een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dat gebied te vestigen, waarbij een maatschappelijke binding wordt aangeno¬men bij personen die gedurende de afgelopen tien jaar tenminste zes jaar onafgebroken ingeschreven hebben gestaan in het bevolkingsregister van één of meer van de gemeenten in de regio Alkmaar;

o. woningzoekende van de regio: hiertoe behoren de volgende groepen:

- woningzoekende ingezetenen;

- woningzoekenden met economische binding;

- woningzoekenden met maatschappelijke binding;

- woningzoekenden die in de positie verkeren als aangegeven in artikel 13c, lid 1 van de wet;

p. vestiger: een huishouden niet zijnde woningzoekende van de regio;

q. inkomen: de gezamenlijke toetsingsinkomens, bedoeld in artikel 8 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, die in aanmerking worden genomen voor het bepalen van de draagkracht, bedoeld in artikel 7 van die wet;

r. huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;

s. eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2, van de wet bepaalde;

t. onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

u. inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

v. standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h van de Woningwet;

w. woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e van de Woningwet;

x. onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet;

y. splitsingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 33 van de wet;

z. student: de persoon die als dagstudent staat ingeschreven bij een erkende hbo of wo-onderwijsinstelling in de regio Alkmaar of ingeschreven staat het komend schooljaar te starten;

aa. woningruil: het door twee of meer partijen wederkerig in gebruik nemen van elkaars woning, met de bedoeling de woning daadwerkelijk permanent te bewonen;

bb. monumenten: een zaak die vanwege zijn cultuurhistorische waarde op basis van regelgeving op Rijks-, provinciaal of gemeentelijk niveau is beschermd;

cc. bestuurlijke boete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 85a van de wet.

dd. woningcorporatie: instelling werkzaam in het belang van de volkshuisvesting als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet;

ee. studentenwoning: een zelfstandige woning bestemd voor studentenhuisvesting waar op basis van een campuscontract gehuurd kan worden.

Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte

Paragraaf 2.1 Werkingsgebied

Artikel 2.1.1 Huur- en koopprijsgrens

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:

a. woonruimten met een huurprijs beneden de huurprijsgrens, en

b. nieuw te bouwen woonruimten met een koopprijs beneden de koopprijsgrens.

Artikel 2.1.2 Nadere afperking
  • 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.1 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op:

    a. woonruimten, als bedoeld in artikel 6, lid 1, van de wet (woonruimten bestemd voor inwoning, woonwagens, woonschepen);

    b. onzelfstandige woonruimten;

    c. woonruimten waarvoor burgemeester en wethouders op grond van de Leegstandwet vergunning tot verhuur hebben verleend;

    d. monumenten;

    e. studentenwoningen.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.1 kunnen burgemeester en wethouders onderdelen van het bepaalde in de paragrafen 2.2 (huisvestingsvergunning), 2.5 (volgordebepaling en urgentie) en 2.6 (leegmelding, voordracht en aanbieding van woonruimte) niet van toepassing verklaren op woonruimten, in eigendom van een eigenaar waarmee een overeenkomst is gesloten, als bedoeld in artikel 2.7.6.

     

Paragraaf 2.2 Huisvestingsvergunning

Artikel 2.2.1 Vergunningsvereiste
  • 1 Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, aangewe¬zen c.q. niet uitgezonderd in de artikelen 2.1.1 en 2.1.2, in gebruik te nemen voor bewoning.

  • 2 Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet be¬schikt over een huisvestingsvergunning.

Artikel 2.2.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
  • 1 De aanvraag van een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de door burgemeester en wethouders verlang¬de bescheiden benodigd voor de beoorde¬ling van de aanvraag.

  • 2 Burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet verder te behandelen, indien de aanvrager niet aannemelijk kan maken dat hij, indien hij een huisvestingsvergunning voor de in de aanvraag aangege¬ven woonruimte krijgt, die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen, één en ander echter met uitzondering van de gevallen, genoemd in artikel 23, lid 3, van de wet (medehuurderschap).

  • 3 Op of bij de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    a. de mededeling dat binnen 2 maanden van de huisvestingsvergunning gebruik gemaakt moet worden;

    b. de namen van de personen die als vergunninghouder worden aangemerkt;

    c. het aantal personen dat de woonruimte in gebruik neemt.

Artikel 2.2.3 Criteria voor vergunningverlening
  • 1 Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien aan de vol¬ende voorwaarden wordt voldaan:

    a. het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt behoort tot de ingevolge paragraaf 2.3 (toelating tot de woningmarkt) aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

    b. de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.4 (passendheid) passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt;

    c. het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt komt na toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.5 (volgordebepaling en urgentie) en/of 2.6 (voordracht) voor de woning in aanmerking. 

  • 2 Het in het vorige lid, sub c, bepaalde blijft buiten toepassing, indien zich een situatie voordoet:

    a. als aangegeven in artikel 9 van het besluit (medehuurderschap, voorgenomen woningruil en ESTEC-personeel) of;

    b. als een huishouden binnen een complex met huurwoningen verhuist naar een woning die in type en grootte gelijkwaardig is aan de huidige woning. De huidige woning dient dan wel voor verhuur ter beschikking te worden gesteld conform paragraaf 2.

Artikel 2.2.4 Woningruil

Indien er sprake is van woningruil wordt de huisvestingsvergunning verleend indien

wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.2.3 lid 1 sub a en b.

Artikel 2.2.5 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:

a. de vergunninghouder de daarin vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;

b. de vergunning is verleend op grond van door de vergun¬ninghou¬der verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Paragraaf 2.3 Toelating tot de regionale woningmarkt

Artikel 2.3.1 Leeftijd

Ten minste één van de leden van het huishouden moet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.

Artikel 2.3.2 Verblijfsstatus
  • 1 De leden van het huishouden moeten:

    a. de Nederlandse nationaliteit bezitten of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander worden behandeld, of

    b. vreemdeling zijn en rechtmatig verblijf houden.

    2. Onder rechtmatig verblijf wordt verstaan rechtmatig verblijf zoals bedoeld in artikel 8, onder a. tot en met e. en l., van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 2 Onder rechtmatig verblijf wordt verstaan rechtmatig verblijf zoals bedoeld in artikel 8, onder a. tot en met e. en l., van de Vreemdelingenwet 2000.

Paragraaf 2.4 Passendheid

Artikel 2.4.1 Verhouding inkomen- huurprijs/koopprijs
  • 1 Het inkomen van het huishouden moet in een redelijke verhou¬ding staan tot de huurprijs of de koopprijs van de woonruimte.

  • 2 Bij de toepassing van het gestelde in lid 1 hanteren burgemeester en wethouders de in bijlage 1 opgenomen tabellen voor de bepaling van de verhouding tussen de huurprijs of de koopprijs en het inkomen.

  • 3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in lid 2 bedoelde tabellen te wijzigen uitsluitend voor regionaal afgesproken aanpassingen. Zij zijn verplicht de raad dan wel de raadscommissie van deze wijzigingen in kennis te stellen.

  • 4 Voor de bepaling van het inkomen dat in de in lid 2 bedoelde tabellen wordt toegepast hanteren burgemeester en wethouders de volgende nadere uitvoeringsregels:

    a. als bewijs van het bruto jaarinkomen bedoeld in artikel 1.1 onder q. geldt de eigen verklaring van de woningzoekende over het verwachte inkomen in het jaar dat het huurcontract ingaat, op basis van de benodigde bewijsstukken (bv aanslag IB, IB60-formulier van de Belastingdienst);

    b. Indien de woningzoekende verklaart dat het verwachte jaarinkomen wezenlijk veranderd is ten opzichte van de voorgelegde bewijsstukken of geen bewijsstukken kan overleggen, moet hij/zij een verklaring opstellen met minimaal de volgende elementen: de oorzaak van de inkomensverandering, de geschatte omvang ervan en een bewijs, bijvoorbeeld in de vorm van een recente loonstrook/uitkeringsspecificatie.

Artikel 2.4.2 Bezettingsnorm
  • 1 De omvang van het huishouden moet passen bij het aantal kamers van de woonruimte. Als kamer worden gerekend de woonkamer en slaapkamer(s).

  • 2 Bij de toepassing van het gestelde in lid 1 hanteren burgemeester en wethouders de in bijlage 1 onder “bezettingsnorm” opgenomen regels.

  • 3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in lid 2 genoemde regels te wijzigen uitsluitend voor regionaal afgesproken aanpassingen. Zij zijn verplicht de raad dan wel de raadscommissie van deze wijzigingen in kennis te stellen.

  • 4 In afwijking van het gestelde in lid 2 en lid 3 kan een huishouden waaraan een stadsvernieuwingsurgentie is toegekend en waarvan de samenstelling niet wijzigt, aanspraak maken op woonruimte die wat betreft type en aantal kamers vergelijkbaar is met de te slopen of te renoveren woning.

Paragraaf 2.5 Volgordebepaling en urgentie

Artikel 2.5.1 Volgordebepaling
  • 1 Burgemeester en wethouders stellen de volgorde waarin woningzoekenden voor woonruimte in aanmerking komen vast aan de hand van het in bijlage 2 opgenomen uitvoeringsvoorschrift volgordebepaling.

  • 2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het in lid 1 bedoelde voorschrift te wijzigen uitsluitend voor regionaal afgesproken aanpassingen. Zij zijn verplicht de raad dan wel de raadscommissie van deze wijzigingen in kennis te stellen.

  • 3 In afwijking van het eerste lid geldt volgordebepaling niet bij woningruil.

Artikel 2.5.2 Urgentieverklaring
  • 1 Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan (andere) woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken hem een urgentieverklaring te verstrekken.

    In afwijking van het gestelde in de eerste volzin wordt de urgentieverklaring ambtshalve verstrekt, indien de dringende behoefte gebaseerd is op stadsvernieuwing. In dat geval zijn de artikelen 2.5.3., lid 1, 2.5.4., lid 1 en 2.5.5., lid 1 niet van toepassing.

  • 2 De urgentieverklaring houdt het volgende in:

    a. de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende noodzakelijk is;

    b. de toezegging dat de woningzoekende dientengevolge gedurende een periode van zes maanden na de datum van verstrekking van de urgentieverklaring voorrang krijgt bij de toewijzing van een bepaald soort woonruimte (voor wat betreft woningtype, woninggrootte en huurprijs) in de regio;

    c. de mededeling dat de woningzoekende gedurende drie maanden na de datum van verstrekking van de urgentieverklaring zelfstandig dient te reageren op krachtens artikel 2.6.4 aangeboden woonruimte die voldoet aan de in sub b. bedoelde omschrijving;

    d. de toezegging dat, indien – als gevolg van het ontbreken van passend aanbod die via de gangbare media bekend is gemaakt - na drie maanden geen (andere) woonruimte is verkregen, burgemeester en wethouders overeenkom¬stig artikel 2.5.5 bemidde¬ling zullen verlenen;

    e. de mededeling dat de in artikel 2.5.6 lid 2 omschreven gevallen leiden tot intrekking van de urgentieverklaring.

  • 3 In afwijking van het in lid 2, onder sub b. tot en met e. gestelde geldt voor een urgentieverklaring die wordt verstrekt op grond van stadsvernieuwing:

    a. de urgentie wordt verstrekt tenminste 18 maanden voor de verwachte sloopdatum en geeft de woningzoekende voorrang bij de toewijzing van een bepaald soort woonruimte (voor wat betreft woningtype, woninggrootte en huurprijs);

    b. zolang nog geen andere woonruimte is verkregen, blijft de urgentie van kracht tot de sloop van de woning;

    c. de voorrang geldt uitsluitend voor woonruimte in de gemeente waar de te slopen woning zich bevindt;

    d. de woningzoekende dient zelfstandig te reageren op krachtens artikel 2.6.4. aangeboden woonruimte, met uitzondering van de woningzoekende die een nieuwbouw huur- of koopwoning in de eigen wijk wil betrekken. Deze categorie woningzoekenden wordt bemiddeld.

    e. de mededeling dat de in artikel 2.5.6., lid 2 sub a. en b. omschreven situaties leiden tot intrekking van de urgentieverklaring.

    f. De in lid 3 sub a. tot en met e. genoemde bepalingen zijn ook van kracht indien de stadsvernieuwingsurgentie in verband met renovatie wordt verstrekt. Van de in lid 3 sub a. vermelde minimale termijn van 18 maanden kan worden afgeweken.

Artikel 2.5.3 Aanvraag en registratie
  • 1 De aanvraag voor een urgentieverklaring wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de door burgemeester en wethouders verlang¬de bescheiden benodigd voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 2 Op of bij de urgentieverklaring vermelden burgemeester en wethouders ten minste de inhoud van de urgentieverklaring, zoals bedoeld in artikel 2.5.2.

  • 3 Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring.

  • 4 Burgemeester en wethouders halen een inschrijving in dit register door, indien:

    a. de woningzoekende (andere) zelfstandige woonruimte heeft verkregen;

    b. de urgentieverklaring op grond van artikel 2.5.6. lid 2 wordt ingetrokken.

Artikel 2.5.4 Criteria voor verlening van een urgentieverklaring
  • 1 Burgemeester en wethouders verlenen een urgentieverklaring slechts aan woningzoekenden met een binding aan de regio die buiten eigen schuld in een zodanige noodsituatie verkeren dat verhuizen op zeer korte termijn noodzakelijk is en die aannemelijk kunnen maken niet in staat te zijn binnen deze termijn andere, gezien het probleem, geschikte woonruimte te vinden.

  • 2 In afwijking van het gestelde in lid 1 verlenen burgemeester en wethouders bovendien een urgentie-verklaring aan woningzoekenden op grond van stadsvernieuwing zonder dat de woningzoekende aannemelijk moet maken niet in staat te zijn geschikte woonruimte te vinden.

  • 3 Om te bepalen of sprake is van een situatie zoals omschreven in lid 1 en lid 2 hanteren burgemeester en wethouders het in bijlage 3 opgenomen uitvoeringsvoorschrift urgentiebepaling.

  • 4 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het in lid 3 bedoelde voorschrift te wijzigen uitsluitend voor regionaal afgesproken aanpassingen. Zij zijn verplicht de raad dan wel de raadscommissie van deze wijzigingen in kennis te stellen.

Artikel 2.5.5 Bemiddeling
  • 1 Voor woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring bemiddelen burgemeester en wethouders, na afloop van de in artikel 2.5.2, lid 2 sub c., bedoel¬de termijn, bij eigenaren van woonruimte, opdat aan hen een overeenkom¬stig para¬graaf 2.4 passende en overeenkomstig artikel 2.5.2, lid 2 sub b., nader omschreven woonruimte wordt aangeboden.

  • 2 In afwijking op het gestelde in lid 1 bemiddelen burgemeester en wethouders ook voor huishoudens die als gevolg van een calamiteit onvrijwillig dakloos zijn geworden, zonder de termijn als bedoeld in artikel 2.5.2, lid 2 sub c. af te wachten.

  • 3 Het gestelde in lid 1 geldt niet voor woningzoekenden die op grond van stadsvernieuwing over een urgentieverklaring beschikken. Deze woningzoekenden worden uitsluitend bemiddeld indien men een nieuwbouw huur- of koopwoning in de eigen wijk wil betrekken. Deze bemiddeling treedt in werking zonder dat de woningzoekende zelfstandig dient te reageren op krachtens artikel 2.6.4. aangeboden woonruimte.

  • 4 Burgemeester en wethouders geven deze bemiddeling nader vorm in het in paragraaf 2.6 beschreven voordrachtstel¬sel en/of in de in artikel 2.7.1 bedoelde overeenkom¬sten met eigenaren.

Artikel 2.5.6 Wijziging en intrekking
  • 1 Bij gewijzigde omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van de afgegeven urgentieverklaring te wijzigen. Dit wordt schriftelijk en gemotiveerd ter kennis van de woningzoekende gebracht door middel van de verstrekking van een gewijzigde urgentieverklaring, waarbij tevens wordt meegedeeld dat de voor¬dien verstrekte urgentieverklaring is vervallen.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen een urgentieverklaring intrekken, indien:

    a. aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentieverklaring niet meer wordt voldaan;

    b. de urgentieverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

    c. de woningzoekende een naar het oordeel van burgemeester en wethouders passende woonruimte weigert;

    d. de woningzoekende daarom verzoekt.

  • 3 De intrekkingsgronden genoemd in lid 2, sub c en sub d zijn niet van toepassing op de categorie urgenten op grond van stadsvernieuwing.

Paragraaf 2.6 Leegmelding, voordracht en aanbieding van woonruimte

Artikel 2.6.1 Melding van ter beschikking komen
  • 1 De eigenaar van een woonruimte, aangewezen in de artikelen 2.1.1 en 2.1.2 is verplicht het ter beschikking komen van die woonruimte onverwijld aan burgemeester en wethouders te melden. Het daaromtrent in artikel 18 van de wet bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Een woonruimte wordt geacht ter beschikking te zijn gekomen, wanneer:

    a. degene die de woonruimte in gebruik heeft aan de eige¬naar het gebruik daarvan heeft opgezegd;

    b. de woonruimte is ontruimd;

    c. de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat dit slechts korte tijd het geval is;

    d. op enigerlei andere wijze is gebleken dat de woon¬ruimte te huur of vrij van huur te koop is.

  • 3 De eigenaar dient de burgemeester of door de burgemeester aan te wijzen gemeenteambtenaren in de gelegenheid te stellen de woonruimte te inspecteren ter vaststelling van de in de vorige leden genoemde gegevens.

Artikel 2.6.2 Melding van leegstand
  • 1 Zodra de leegstand van een woonruimte langer duurt dan 3 maanden, is de eigenaar verplicht daarvan mel¬ding te doen aan burgemeester en wethouders.

  • 2 Burgemeester en wethouders noteren de ingevolge het eerste lid aangemelde woonruimten, dan wel de langer dan 3 maanden leegstaande woonruimten in een leegstandsregister.

Artikel 2.6.3 Voordracht
  • 1 Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21 van de wet

    kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar van een ter be¬schikking gekomen woon¬ruim¬te die behoort tot de in artikel 2.6.1, eerste lid, aange¬wezen categorieën een voordracht tot verhu¬ring van de woonruim¬te aan een door burgemeester en wethou¬ders aange¬geven woningzoekende doen.

  • 2 Voor plaatsing op de in het vorige lid bedoelde voordracht komen in aanmerking de woningzoekenden die:

    a. beschikken over een urgentieverklaring, (nog) geen passende woonruimte hebben verkregen ingevolge het bepaalde in artikel 2.5.2 lid 2 en derhalve zijn aangewezen op bemiddeling ingevolge artikel 2.5.5 lid 1, òf

    b. aangewezen zijn op bemiddeling ingevolge artikel 2.5.5. lid 2 in geval van onvrijwillige dakloosheid als gevolg van een calamiteit, òf

    c. behoren tot de navolgende categorieën:

    1. statushouders;

    2. gehandicapten aangewezen op een ingrijpend aangepaste woning (aanpassingskosten meer dan € 5.000,--);

    3. woongroepen;

    4. personen die verblijven in een blijf-van-mijn-lijf-huis;

    5. personen die in aanmerking komen voor bijzondere woonvormen, zoals begeleid wonen voor geestelijk- en lichamelijk gehandicapten, voor ex-gedetineerden, voor (ex-) psychiatrisch patiënten en dergelijke.

  • 3 a. Binnen 1 week nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de woonruimte heeft gemeld of anderszins is gebleken dat de woonruimte ter beschikking is gekomen, zenden burgemeester en wethouders een voordracht van ten hoogste 3 woningzoekenden, of berichten zij aan de eigenaar dat geen voordracht zal worden gedaan. Van de voordracht worden de desbetreffende woningzoekenden door burgemeester en wethouders schriftelijk in kennis gesteld.

    b. Binnen 2 weken na ontvangst van de voordracht dient de eigenaar de woningzoekende(n) te benaderen en burgemeester en wethouders schriftelijk te berichten of met (één van) de voorgedragen woningzoekende(n) een huurovereenkomst afgesloten zal worden. Indien de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) weigert, dient hij de reden daarvan aan burgemeester en wethouders te berichten. Burgemeester en wethouders stellen de voorgedragen woningzoekende(n) hiervan in kennis en geven daarbij aan wat het vervolg van de procedure zal zijn. Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert (weigeren), dient (dienen) hij (zij) de reden daarvan schriftelijk aan burgemeester en wethouders te berichten.

  • 4 Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert (weigeren), of de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) om naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde redenen weigert, kan een tweede voordracht worden gedaan binnen 2 weken nadat burgemeester en wethouders van de weigering in kennis zijn gesteld.

  • 5 Voorgedragen woningzoekenden worden geacht geweigerd te hebben, indien zij niet binnen 1 week nadat zij van de voordracht in kennis zijn gesteld aan de eigenaar of aan burgemeester en wethouders hebben laten weten dat zij de aangeboden woonruimte accepteren.

  • 6 Indien de eigenaar niet binnen de gestelde termijn een bericht als bedoeld in lid 3, sub b. heeft gezonden of als hij de voorgedragen woningzoekende(n) zonder naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde reden weigert, kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig hoofdstuk IV van de wet tot vordering van de woonruimte overgaan.

Artikel 2.6.4 Aanbieding van woonruimte
  • 1 Burgemeester en wethouders bieden de voor verhuur ter beschikking gekomen woonruimte per advertentie aan in, in de gehele regio Alkmaar toegankelijke, media.

  • 2 In afwijking van het in het eerste lid bepaalde vindt geen aanbieding plaats van woonruimte waarvoor door burgemeester en wethouders op grond van artikel 2.6.3 een voordracht is gedaan en die dientengevolge is of zal worden toegewezen aan een door burgemeester en wethouders aangegeven woningzoekende.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde advertentie vermeldt in ieder geval de normen die op grond van paragraaf 2.4 (passendheid) op de ter beschikking gekomen woonruimte betrekking hebben.

  • 4 Woningzoekenden maken hun belangstelling voor aangeboden woonruimte kenbaar aan burgemeester en wethouders op de wijze zoals vermeld in de in het eerste lid bedoelde media.

  • 5 Indien meerdere gegadigden zich naar aanleiding van het in lid 1 en lid 4 genoemde bij de gemeente melden, hanteren burgemeester en wethouders bij de keuze uit gegadigden het uitvoeringsvoorschrift volgordebepaling als bedoeld in artikel 2.5.1, lid 1.

Paragraaf 2.7 Organisatie en bevoegdheden

Artikel 2.7.1 Nieuw Artikel
  • 1 Burgemeester en Wethouders houden een register van woningzoekenden bij.

  • 2 In dit register worden alle huishoudens die daarom verzoeken als woningzoekenden ingeschreven . Burgemeester en Wethouders kunnen hieromtrent nadere regels stellen.

Artikel 2.7.2 Verzoek om inschrijving

Het verzoek om als woningzoekende te worden ingeschreven in het in het vorige artikel bedoelde register wordt gericht aan Burgemeester en Wethouders op een door hen aangegeven wijze.

Artikel 2.7.3 Vereisten voor inschrijving

Om ingeschreven te kunnen worden moet de woningzoekende aan de volgende vereisten voldoen:

a. de woningzoekende moet voldoen aan het gestelde paragraaf 2.3 (toelating tot regionale woningmarkt).

Artikel 2.7.4 Bewijs van inschrijving
  • 1 Burgemeester en Wethouders verstrekken aan de in het register ingeschreven woningzoekenden een bewijs van inschrijving.

  • 2 Het bewijs van inschrijving blijft, behoudens het in het derde en vierde lid gestelde, één jaar geldig.

  • 3 De inschrijving in het register van woningzoekenden kan telkens met een periode van één jaar verlengd worden.

  • 4 Burgemeester en Wethouders halen een inschrijving door, indien:

    a. de woningzoekende een woning van een woningcorporatie in de regio Alkmaar accepteert;

    b. de woningzoekende niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet;

    c. de woningzoekende daarom schriftelijk of per e-mail verzoekt;

    d. de woningzoekende bij de inschrijving onjuiste gegevens heeft verstrekt.

    e. De woningzoekende niet tijdig de door of namens Burgemeester en wethouders vastgestelde inschrijvings- of verlengingsbijdrage heeft betaald.

Artikel 2.7.5 Informatieverstrekking

Eigenaren van woonruimten die zelf een registratie van woningzoekenden bijhouden zijn desgevraagd verplicht de informatie waarover zij in dat verband beschikken aan Burgemeester en Wethouders te verstrekken.

Artikel 2.7.6 Overeenkomsten
  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte, welke overeenkomsten voor het bezit van deze eigenaren in de plaats treden van delen van hoofdstuk 2 van deze verordening.

  • 2 De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen.

  • 3 Burgemeester en wethouders zijn verplicht de raad dan wel de raadscommissie van de overeenkomsten in kennis te stellen.

  • 4 De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.

Artikel 2.7.7 Mandatering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van bevoegdheden krachtens dit hoofdstuk, voorzover deze de uitvoering van de woonruimteverdeling betreffen, te mandate¬ren aan eigenaren van woonruimte.

Hoofdstuk 3 Toewijzing standplaatsen

Niet opgenomen.

Hoofdstuk 4 Wijziging van de samenstelling van de woningvoorraad

Niet opgenomen.

Hoofdstuk 5 Verdere bepalingen

Artikel 5.1 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 5.2 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.2.1, 2.6.1, 2.6.2, 4.1.2 of 4.2.2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 5.3 Handhaving

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewe¬zen ambtenaren.

  • 2 Met de opsporing van de bij artikel 5.2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3 De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 76, 77 en 78 van de wet.

Artikel 5.4 Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Artikel 5.5 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemees¬ter en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevol¬ge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stbl. 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oor¬deel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruim¬teverdeling werkzaam zijn.

Artikel 5.6 Bestuurlijke boete

  • 1 Overtreding van artikel 7, lid 1 van de Huisvestingswet kan worden beboet met een bestuurlijke boete van € 340,--.

  • 2 Overtreding van artikel 7, lid 2 van de Huisvestingswet kan worden beboet met een bestuurlijke

    boete van € 18.500,--.

  • 3 Overtreding van artikel 30, lid 1 sub a van de Huisvestingswet kan worden beboet met een bestuurlijke boete van € 18.500,--.

  • 4 Overtreding van artikel 30, lid 1 sub b van de Huisvestingswet kan worden beboet met een bestuurlijke boete van € 18.500,--.

  • 5 Overtreding van artikel 30, lid 1 sub c van de Huisvestingswet kan worden beboet met een bestuurlijke boete van € 18.500,--.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepaling

Artikel 6.1 Overgangsbepaling

Aanvragen om verlening van een, met een vergunning volgens deze verordening gelijkgestelde vergunning welke zijn ingediend

a. vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening of

b. vóór of op de dag van inwerkingtreding van wijzigingen in deze verordening worden behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de betrokkene gunstiger is.

Artikel 6.2 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening Graft-De Rijp.

Artikel 6.3 Inwerkingtreding

  • 1 De Huisvestingsverordening Graft-De Rijp 2007 wordt ingetrokken.

  • 2 De Huisvestingsverordening Graft-De Rijp treedt in werking op 15 december 2011.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Graft-De Rijp, gehouden op 3 november 2011.

de griffier,                       de voorzitter,

 

B.A.F.M. Meijland           H.R. Oosterop-van Leussen

 

1