Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 14de april 2005, ter uitvoering van de artikelen 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid regelende de organisatie en taakstelling van de Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking van het Ministerie van Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 14de april 2005, ter uitvoering van de artikelen 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid regelende de organisatie en taakstelling van de Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking van het Ministerie van Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen
CiteertitelLandsbesluit Organisatie en Taakstelling Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking van Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsverordening Organisatie Landsoverheid (P.B. 2001, no. 75), art. 16, 17

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-07-200501-03-2002Nieuwe regeling

14-04-2005

P.B. 2005, no. 64

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 14de april 2005, ter uitvoering van de artikelen 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid regelende de organisatie en taakstelling van de Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking van het Ministerie van Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen

Artikel 1

De organisatie van de Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking, hierna te noemen Dienst, is als volgt:

  • 1.

    Aan het hoofd van de Dienst staat een Hoofd.

  • 2.

    Het Hoofd wordt bijgestaan door een Adjunct-Hoofd.

  • 3.

    Het maximum aantal formatieplaatsen van de Dienst is: 23

Artikel 2

De taken van de Dienst zijn de volgende:

  • a.

    Het ontwikkelen, formuleren en uitvoeren van het landelijk beleid, waaronder het budgettaire instrumentarium, inzake de ontwikkeling van de Nederlandse Antillen in het algemeen en de ontwikkelingssamenwerking met diverse donoren in het bijzonder;

  • b.

    Het verrichten en aansturen van kwalitatieve en kwantitatieve beleidsondersteunende activiteiten met betrekking tot ontwikkelings(samenwerkings)vraagstukken;

  • c.

    Het coördineren, ontwikkelen, uitvoeren, monitoren en evalueren van integrale nationale ontwikkelingssamenwerkingprojecten;

  • d.

    Het adviseren en ondersteunen van bestuurlijke en niet-bestuurlijke entiteiten met betrekking tot de ontwikkeling, financiering, uitvoering, monitoring en evaluatie van nationale en regionale samenwerkingsprogramma’s en -projecten;

  • e.

    Het vertegenwoordigen van de Regering van de Nederlandse Antillen bij de bilaterale en multilaterale partners in de ontwikkelingssamenwerking.

Artikel 3

  • 1. De Dienst bestaat uit drie afdelingen:

    • a.

      Het ondersteuningsbureau;

    • b.

      De afdeling onderzoek en beleidsontwikkeling;

    • c.

      De afdeling project- en programmamanagement.

  • 2. Aan het hoofd van een afdeling staat een afdelingshoofd.

  • 3. Bij ministeriële beschikking met algemene werking worden de precieze taken, de organisatiestructuur en het maximum aantal formatieplaatsen per afdeling vastgelegd, met inachtneming van het in de artikelen 1 en 2 en overigens bij of krachtens de Landsverordening organisatie Landsoverheid bepaalde.

Artikel 4

Het Hoofd, bedoeld in artikel 1, heeft zitting in het ministeriële overleg, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Landsbesluit Organisatie Ministerie van Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen.

Artikel 5

  • 1. Het Hoofd kan binnen door de Minister van Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen relevante gestelde grenzen aan deze bij of krachtens de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht en andere daarmee samenhangende rechtspositionele regelingen toekomende bevoegdheden uitoefenen.

  • 2. Het Hoofd kan binnen de door de Regering en regelgeving gestelde grenzen, zoals de Staatsregeling, de Landsverordening Organisatie Landsoverheid en de comptabiliteitslandsverordening, overeenkomsten met derden aangaan.

Artikel 6

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als Landsbesluit Organisatie en Taakstelling Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking van Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen.

Artikel 7

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Publicatieblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 maart 2002.

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Een Ministerie omvat alle onder de Minister ressorterende taken en daarmee belaste organisatorische eenheden. Het Ministerie bestaat enerzijds uit maximaal twee Directies en één Ondersteuningsbureau, met daarbij maximaal drie afdelingen per Directie. Anderzijds kan het Ministerie Uitvoerende Diensten en Secretariaten omvatten. Dit Landsbesluit regelt de instelling van een Uitvoerende Dienst, nl. de Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking.

De Directeuren van de Directies, alsmede de hoofden van de Uitvoerende Diensten en Secretariaten rapporteren rechtstreeks aan de verantwoordelijke Minister.

De considerans beschrijft de missie, de omschrijving van de reden van bestaan van de Uitvoerende Dienst. Deze het geeft richting aan de organisatie (het waarom). Een en ander wordt verder uitgewerkt in artikel 2, dat een opsomming van de taken bevat.

De Raad van Advies kan zich in zijn algemeenheid verenigen met de inhoud en strekking van het ontwerp (RvA no. RA/05.02, dd. 8 februari 2002). De algemene opmerkingen zijn verwerkt in de tekst en toelichting. Wat betreft de opmerking van de Raad over de verantwoordingsplicht voor de hoofden van dienst zij opgemerkt, dat deze in zijn algemeenheid is neergelegd in artikel 16, zesde lid, juncto artikel 13 van de Landsverordening organisatie Landsoverheid. Momenteel wordt gewerkt aan een aanvulling ter zake.

De tekstuele suggesties van de Raad, behoudens die met betrekking tot artikel 5, derde lid, zijn overgenomen. Het gaat niet om een mandatering van rechtspositionele bevoegdheden van het bevoegd gezag (regering/gouverneur) maar om die van de Minister. Het bevoegd gezag kan zijn rechtspositionele bevoegdheden niet mandateren. De mandataris (in casu de minister) stelt uiteraard de kaders van het mandaat vast.

Artikel 1

Conform het Beslisdocument worden de uitvoerende taken van de Landsoverheid niet meer binnen de Directies uitgevoerd maar overdracht. Voor zover de taak nog als verantwoordelijkheid van de Landsoverheid wordt gezien, vindt overdracht plaats naar een Coördinator (alleen bij BiZa), Uitvoerende Dienst (Inspectie) of Secretariaat.

In het geval de taak niet (meer) als kerntaak van de overheid wordt gezien, wordt de taak afgestoten naar een verzelfstandigde dienst.

De onderdelen die als Uitvoerende Dienst (Inspectie), Secretariaat of verzelfstandigde dienst worden voortgezet, hebben op dit moment behalve uitvoerende soms ook beleidsmatige taken. Ze ontwikkelen, als Landsdienst, het beleid voor de Minister.

Op basis van de scheiding tussen beleid en uitvoering, zal deze beleidstaak na omvorming tot een Uitvoerende Dienst, Secretariaat of verzelfstandigde dienst in zijn algemeenheid komen te vervallen.

Echter, Uitvoerende Diensten, Secretariaten en verzelfstandigde diensten behouden de mogelijkheid om “aandachtspunten voor beleid aan te dragen”. Met andere woorden ze signaleren aandachtspunten voor beleid en wetgeving, dragen informatie aan voor beleid en wetgeving en kunnen participeren in processen ter voorbereiding van beleid en wetgeving.

De Directies zijn primair verantwoordelijk voor het doen van adviezen en voorstellen voor beleid en wetgeving voor alle beleidsterreinen en taakgebieden die onder verantwoordelijkheid van de Minister vallen. De Minister is politiek verantwoordelijk voor de onder hem ressorterende zorggebieden. De Directies zijn ambtelijk verantwoordelijk voor de onder hen ressorterende zorggebieden.

In de praktijk betekent dit, dat de Directies in nauwe samenwerking met de betreffende Uitvoerende Diensten, Secretariaten en verzelfstandigde diensten tot adviezen en voorstellen komen voor beleid en wetgeving. De eindverantwoordelijkheid voor beleid en wetgeving ligt bij de Directie.

Daarnaast voeren de Directies beleidsevaluatie (control) en monitoring uit. In dit kader adviseert de Directie de Minister omtrent de contractafspraken tussen de Minister en een Uitvoerende Dienst, Secretariaat of verzelfstandigde dienst.

Deze taken van beleidsevaluatie (control) en monitoring dienen duidelijk onderscheiden te worden van de in voorkomend geval aan een tot een Ministerie behorende Uitvoerende Dienst toebedeelde taak van toezicht/inspectie. Een Inspectie is belast met het toezicht op de naleving van wetten, voorschriften en beleid in concreto. De waarnemingen die in het kader van dit toezicht worden gedaan, worden vastgelegd in rapportages aan betrokkene (de geïnspecteerde) en de verantwoordelijke (de Minister uit wiens naam wordt geïnspecteerd). In een rapportage aan betrokkene kunnen aandachtspunten ter verbetering worden aangedragen. In voorkomend geval beschikt de Inspectie over toezichthoudende bevoegdheden om de gewenste situatie af te dwingen. In het rapport aan de Minister kunnen tevens aandachtspunten voor beleids- en wetswijziging aangedragen worden, indien duidelijk is dat met het beleid of de wet de beoogde doelen niet of niet voldoende worden bereikt. Het is dan vervolgens aan de beleidsdirectie om dit om te zetten in concrete adviezen en voorstellen.

Een Adjunct-Hoofd kan worden aangewezen indien de aard of omvang van de organieke organisatie, taken en werkzaamheden daartoe nopen. Het Adjunct-Hoofd wordt belast met één of meer taken van het Hoofd, naast die van het zijn van plaatsvervangend Hoofd. De eindverantwoordelijkheid ter zake blijft berusten bij het Hoofd.

Artikel 3

Een afdeling staat onder leiding van een afdelingshoofd als er meer dan één afdeling binnen een organisatie is. Het hoofd is integraal verantwoording schuldig aan het Hoofd van de organisatie, waartoe de afdeling behoort. Het afdelinghoofd geeft direct leiding aan alle medewerkers van de afdeling. De medewerkers functioneren als professionals binnen een team op projectmatige wijze. Het afdelingshoofd houdt de eindverantwoordelijkheid en is direct aanspreekbaar voor alle medewerkers, maar mandateert de uitvoering van specifieke taken.

Het maximum aantal formatieplaatsen per afdeling wordt niet bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld. Het vermelden van dit maximaal aantal formatieplaatsen zou de flexibiliteit van het organisatiebesluit alsmede de handelingsvrijheid van het Hoofd aantasten. Binnen het maximaal aantal formatieplaatsen van een Uitvoerende Dienst, zou het organisatiebesluit dan telkens moeten worden aangepast vastlegging geschiedt daarom bij ministeriele beschikking met algemene werking.

Artikelen 4 en 5

Op basis van het document “Inrichting van het P-beheer binnen de Nieuwe Overheid”, zoals geaccordeerd door de Raad van Ministers op 25 april 2001, en het document over F-beheer zal het Hoofd van de Uitvoerende Dienst ruimere bevoegdheden worden toegekend op het gebied van het financiële en personeelsbeheer.

Extra bevoegdheden komen tot uitdrukking op het terrein van disciplinaire procedures, gratificatie, het aangaan van contracten met betrekking tot onderhoud, kantoorartikelen, automatisering,etc. De toekenning van de extra bevoegdheden geschiedt op basis van een mandaat en wordt begrensd door regelgeving zoals de Staatsregeling, de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, de Comptabiliteitslandsverordening en de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht.