Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

MINISTERIELE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 27ste november 2000 houdende regelen betreffende de status, taken en bevoegdheden van het Bureau voor de Intellectuele Eigendom van de Nederlandse Antillen (Regeling BIE).

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingMINISTERIELE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 27ste november 2000 houdende regelen betreffende de status, taken en bevoegdheden van het Bureau voor de Intellectuele Eigendom van de Nederlandse Antillen (Regeling BIE).
CiteertitelRegeling BIE
Vastgesteld door
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsverordening bijzondere bevoegdheden regering (P.B. 2000, no. 66), art. 1, eerste lid

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-11-2000Nieuwe regeling

27-11-2000

P.B. 2000, no. 137

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIELE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 27ste november 2000 houdende regelen betreffende de status, taken en bevoegdheden van het Bureau voor de Intellectuele Eigendom van de Nederlandse Antillen (Regeling BIE)

HOOFDSTUK I Begripsbepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze beschikking en de daarop berustende regelingen wordt verstaan onder:

  • a.

    minister: de Minister van Justitie;

  • b.

    bureau: het Bureau voor de Intellectuele Eigendom van de Nederlandse Antillen.

HOOFDSTUK II Organisatiestructuur, taken en bevoegdheden

Artikel 2
  • 1. Het Bureau is een openbare rechtspersoon.

  • 2. Het Bureau is zelfstandig wat betreft haar organisatie, het beheer van haar middelen en het behartigen van haar belangen. Het Bureau is verantwoordelijk voor haar eigen boekhouding.

  • 3. Het Bureau is gevestigd in het eilandgebied Curaçao.

  • 4. Het Bureau een hulpbureau of agentschap vestigen in de andere eilandgebieden van de Nederlandse Antillen.

  • 5. Het Bureau wordt bestuurd volgens economische principes.

Artikel 3
  • 1. Het Bureau heeft de volgende taken:

    • a.

      Het voorbereiden van landsverordeningen en andere regelingen betreffende het merkenrecht, het octrooirecht, het auteursrecht en hieraan verwante naburige rechten, het domeinnamenrecht, het recht betreffende topografieën van halfgeleiderprodukten, het kwekersrecht, alsmede andere landsverordeningen en regelingen betreffende de intellectuele eigendom, voor zover deze niet aan andere overheidsinstanties zijn toebedeeld;

    • b.

      Het in overeenstemming met het Nederlands-Antilliaanse recht uitvoering geven aan de landsverordeningen en andere regelingen genoemd onder a, alsmede aan internationale verdragen betreffende de intellectuele eigendom;

    • c.

      Het adviseren van de regering en andere overheidinstanties inzake aangelegenheden betreffende de intellectuele eigendom, die het algemeen belang betreffen;

    • d.

      Het voorzien in technische dienstverlening op het gebied van de intellectuele eigendom;

    • e.

      Het verlenen van diensten naar burgerlijk recht en, binnen het kader van haar verantwoordelijkheden, het geven van informatie inzake de bescherming van ontastbare eigendom;

    • f.

      Het vertegenwoordigen van de Nederlandse Antillen, waar nodig in samenwerking met andere overheidsinstanties, bij internationale organisaties van de intellectuele eigendom in zaken aangaande de intellectuele eigendom;

    • g.

      Het deelnemen in de vertegenwoordiging van de Nederlandse Antillen bij internationale organisaties en als deel van andere internationale organisaties, voor zover deze de intellectuele eigendom raken of erdoor beïnvloed worden.

  • 2. De Minister kan het Bureau andere overheidstaken toedelen.

  • 3. Het Bureau is bevoegd diensten van andere overheidsinstanties te gebruiken tegen betaling van de daarmee gepaard gaande kosten.

Artikel 4
  • 1. De directeur voert het beleid en het bestuur van het Bureau.

  • 2. De directeur is belast met het beheer van de eigendommen van het Bureau en is bevoegd tot alle daden van beschikking over die eigendommen.

  • 3. De directeur vertegenwoordigt het Bureau in en buiten rechte.

Artikel 5
  • 1. De directeur en de plaatsvervangend directeur worden in dienst genomen, geschorst en ontslagen door de Gouverneur, op voordracht van de Minister.

  • 2. De directeur is bevoegd personeel in dienst te nemen, te schorsen en te ontslaan.

  • 3. De arbeidsverhouding van de directeur, de plaatsvervangend directeur en het overige personeel met het Bureau wordt beheerst door het Nederlands-Antilliaanse burgerlijk recht.

  • 4. De financiële en andere arbeidsvoorwaarden van de directeur, de plaatsvervangend directeur en het overig personeel worden door de directeur geregeld bij arbeidsvoorwaardenreglement ten behoeve van het personeel van het Bureau, dat de goedkeuring behoeft van de Gouverneur.

Artikel 6

De Minister geeft goedkeuring aan de balans, de jaarrekening, de begroting en het beleidsplan van het Bureau.

Artikel 7

De Stichting Overheidsaccountantsbureau of een ander door de directeur aangewezen erkend accountantsbureau controleert de balans en jaarrekening en brengt ter zake rapport uit aan de Minister.

HOOFDSTUK III Beheer en middelen

Artikel 8
  • 1. Jaarlijks wordt vóór 1 september door de directeur een begroting van de inkomsten en uitgaven alsmede een beleidsplan van het Bureau voor het volgende jaar aan de Minister voorgelegd. Tevens voegt de directeur bij beleids- en financiële prognoses betreffende de werkzaamheden van het Bureau voor de eerstvolgende vijf jaar.

  • 2. Jaarlijks wordt vóór 1 april de balans en de verlies- en winstrekening van het afgelopen boekjaar door de direkteur samengesteld en, na controle door de Stichting Overheidsaccountants-bureau of een ander door de directeur aangewezen erkend accountantsbureau, aan de Minister voorgelegd.

  • 3. Het boekjaar van het Bureau loopt van de eerste januari tot en met de eenendertigste december daaropvolgend.

  • 4. Jaarlijks wordt vóór 1 april door de directeur aan de Minister schriftelijk verslag uitgebracht van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van de werkzaamheden en werkwijze van het Bureau in het bijzonder, gedurende het afgelopen jaar.

  • 5. De door de directeur opgestelde documenten genoemd in dit artikel, zijn openbaar tenzij de Gouverneur, op voordracht van de minister, geheel of gedeeltelijk anders bepaalt.

Artikel 9
  • 1. De middelen van het Bureau bestaan uit de inventaris van het Bureau op het tijdstip van inwerkingtreding van deze beschikking, met inbegrip van het gebouw waarin het Bureau is gehuisvest. De overdracht van de inventaris geschiedt om niet.

  • 2. De middelen van het Bureau worden verder verkregen uit bij landsbesluit vast te stellen vergoedingen voor het verlenen van diensten verband houdende met zijn taken.

Artikel 10
  • 1. Het Bureau gebruikt zijn middelen uitsluitend om de kosten betreffende zijn infrastructuur en operaties te bekostigen.

  • 2. Het Bureau is bevoegd, met goedkeuring van de minister, een reservefonds te vormen, bestemd ter dekking van eventuele verliezen van het Bureau.

  • 3. Het Bureau is bevoegd, met goedkeuring van de minister, bestemmingsreserves te vormen.

Artikel 11

De door het Bureau over een boekjaar gemaakte winst wordt, na aftrek van de bedragen die bestemd zijn voor het reservefonds en/of een bestemmingsreserve bedoeld in artikel 10, in 's Lands kas gestort.

Artikel 12

De openbare rechtspersoon de Nederlandse Antillen staat garant voor de solventie van het Bu-reau.

HOOFDSTUK IV Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13
  • 1. De Merkenlandsverordening 1995 (P.B. 1996, no.188) wordt gewijzigd als volgt:

    In artikel 1 wordt het cijfer 1. voor het eerste lid geschrapt en vervallen het tweede, derde en vierde lid.

  • 2. In artikel 10 wordt onder vernummering van het tweede, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende lid, tot derde, vierde, vijfde, zesde, zevende en achtste lid, een nieuw tweede lid ingevoegd luidende:

    • 2.

      Een depot, bedoeld in het eerste lid, kan ook worden verricht bij een hulpbureau of agentschap, bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening verzelfstandiging BIE. Het tijdstip van deponering bij een hulpbureau of agentschap geldt als tijdstip van deponeren krachtens dit artikel. Het hulpbureau of agentschap zendt de ingekomen stukken onverwijld door naar het Bureau op Curaçao waar de behandeling van het depot verder plaatsvindt.

Artikel 14
  • 1. Het personeel, dat ten tijde van de inwerkingtreding van deze beschikking werkzaam is bij het Bureau, wordt geacht op grond van deze beschikking in dienst te zijn getreden van het verzelfstandigde Bureau.

  • 2. De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze beschikking in functie zijnde directeur en plaatsvervangend directeur van het Bureau worden geacht te zijn benoemd tot directeur respectievelijk plaatsvervangend directeur als bedoeld in de artikelen 4 en 5.

  • 3. Het bepaalde in de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren ( P.B. 1997, nr. 312) is van overeenkomstige toepassing op de directeur, de plaatsvervangend directeur en het overige personeel van het Bureau.

Artikel 15

Het Bureau ontvangt op de datum van inwerkingtreding van deze beschikking een voorschot van de openbare rechtspersoon de Nederlandse Antillen, gelijk aan het bedrag van de Landsbegroting 2000 en de Landsbegroting 2001.

Artikel 16

Deze beschikking treedt in werking op de dag volgende op de datum van uitgifte van het Publicatieblad waarin deze is afgekondigd.

Artikel 17

Deze beschikking wordt aangehaald als ”Regeling BIE”.

Nota van Toelichting

Algemeen

Streven van de Landsoverheid is om zich meer en meer toe te spitsen op de eigenlijke kerntaken van de overheid. Activiteiten die in een verder verwijderd verband staan tot die kerntaken, d.w.z. met een meer uitvoerend karakter, en die op commerciële basis uitgevoerd kunnen worden, d.w.z. eigen inkomsten kunnen genereren, zouden in voorkomend geval op grotere afstand van het bestuur gezet kunnen en moeten worden, waardoor hen de mogelijkheid geboden kan worden om zo efficiënt en effectief mogelijk te opereren en aan een goede marktpositie te werken.

Het genereren van eigen inkomsten sluit ook aan bij een van de doelstellingen van de regering om de burger een reële financiële bijdrage te laten leveren voor overheidsactiviteiten, het zgn. Profijtbeginsel.

Het Bureau voor de Intellectuele Eigendom van de Nederlandse Antillen is een overheidsdienst die in staat geacht moet worden om op basis van een passende betaling voor zijn activiteiten zelfvoorzienend te kunnen opereren. Reden waarom de regering kiest voor een verzelfstandiging van deze dienst.

De datum van implementatie is, conform de afspraken met het IMF van 15 september 2000, gesteld op begin november 2000.

Financiële gevolgen.

Een van de doelstellingen van de verzelfstandiging van het Bureau is dat het in de toekomst kostendekkend kan opereren.

Door de financiële problemen van de Landsoverheid kon gedurende de laatste jaren niet geinvesteerd worden in de voorzieningen, die op den duur tot gevolg zouden hebben gehad inkomstenverhoging en verbetering van de dienstverlening aan de (voornamelijk) internationale merkenhouders. Hierbij valt denken aan investeringen ten behoeve van de hard- en softwarematige automatisering van interne en externe processen, investeringen in kwaliteitsverhogende dienstverlening van de thans al multi-inzetbare medewerkers van het Bureau, uitbreiding en vervanging van inventarisgoederen alsmede de ontwikkeling van rechtsgebieden binnen of aanverwant aan het intellectuele eigendomsrecht.

Voor de operatie van het Bureau gedurende de eerste veertien maanden na de datum van de verzelfstandiging is een eenmalige Landsbijdrage van 1, 4 miljoen gulden nodig.

Alhoewel het resultaat van de investeringen pas op de middenlange termijn echt zichtbaar wordt, zal het Bureau na 1 januari 2002 voldoende garanties hebben opgebouwd om in de toekomst financieel volkomen onafhankelijk van de overheid te kunnen opereren. Dit betekent na de eenma-lige landsbijdrage het bureau van de lijst van gesubsidieerde instellingen afgevoerd kan worden.

Advies Raad van Advies (nr. RA./027-027, dd. 10 maart 2000).

De Raad van Advies kan zich verenigen met de inhoud en strekking van het ontwerp. Met de redactionele opmerkingen van de Raad is zoveel mogelijk rekening gehouden.

Advies CCGOA (nr. GOA 019/2000, dd. 11 april 2000).

De CCGOA kan zich verenigen met het ontwerp. Zoals verzocht door de CCGOA is het personeel van het Bureau al in een vroeg stadium betrokken bij het verzelfstandigingsproces. Verder is een financiële paragraaf toegevoegd aan de toelichting.

Advies Stichting Overheidsaccoutantsbureau (nr. 15813/JF, dd. 26 november 2000).

Bij de SOAB bestonden nog vragen ten aanzien van een viertal punten.

a. de toelichting spreekt over een landsbijdrage en artikel 15 over een voorschot.

Ter zake zij het volgende opgemerkt. Met het in artikel 15 gebezigde begrip “voorschot” wordt gedoeld op een bijdrage om de verzelfstandigde rechtspersoon BIE snel vooruit te helpen. Daarbij gaat het om een concreet aangeduide bijdrage. In artikel 15 wordt aangegeven, dat op de rekening van het Bureau overgemaakt zal worden het bedrag gelijk aan het restant van de goedgekeurde begroting 2000 en het bedrag gelijk aan dat in de goedgekeurde begroting (voor het BIE) voor het jaar 2001.

In dit verband zij ook nog gewezen op het volgende.De verzelfstandiging van BIE heeft enkel als doel het op afstand zetten van een Landsoverheidsaktiviteit, in casu de bescherming van intellectuele eigendomsrechten, waarbij de uitvoerende organisatie in het vervolg, onder toepassing van het profijtbeginsel, zelfstandig dient te voorzien in zijn (financiële) behoeften met betrekking tot het behoud en de ontwikkeling van dit rechtsgebied in ons land. In verband daarmee heeft de Regering dan ook gekozen voor de rechtsvorm van de publiekrechtelijke rechtspersoon. Een dergelijke rechtspersoon heeft zoals bekend geen winstoogmerk.

Verder kan worden geconstateerd, dat bij het Bureau gedurende de afgelopen 43 jaren nimmer sprake is geweest van zeer hoge jaarlijkse opbrengsten, hetgeen er uiteraard niet voor pleit om deze verzelfstandigde organisatie op voorhand al op te zadelen met de nodige schulden. Vandaar een financiële bijdrage voor de jaren 2000 en 2001.

b. Niet duidelijk is of de inventaris en het gebouw aan het Bureau worden overgedragen om niet of tegen een vergoeding.

De regeling gaat er van uit dat op het moment dat de nieuwe rechtspersoon BIE in het leven wordt geroepen, een volledige splitsing plaats vindt tussen enerzijds middelen van de openbare rechtspersoon de Nederlandse Antillen en anderzijds de middelen van de oude dienst BIE, waarbij laatstbedoelde middelen zullen gaan toebehoren en worden overgedragen aan de nieuwe publiekrechtelijke rechtspersoon BIE.

Mede ook tegen de achtergond van het hierboven bij punt a gestelde zal die overdracht om niet (zonder vergoeding) geschieden.Voor de duidelijkheid wordt dit alsnog in artikel 9 aangegeven.

c. Verhouding artikel 10, tweede lid, vs jaarlijks bedrijfsresultaten van het Bureau.

Volgens de Stichting OAB zijn de jaarlijkse bedrijfsresultaten van het Bureau tot op heden lager dan het bedrag van de door het Bureau te vormen reservefonds (fl 600.000 vs. fl. 2.000.000). Is het de bedoeling dat het reservefonds in 1 jaar wordt opgebouwd of dat over meerdere jaren worden gespreid. Dient het bedrag op voorhand al vastgelegd te worden?

Wat betreft de vorming van het reservefonds in het algemeen het volgende worden gesteld. Het is van wezenlijk belang, dat het Bureau een reservefonds vormt. Het Bureau wordt na de verzelfstandiging bestuurd volgens economische principes, waarbij de economische begrippen winst en verlies naast elkaar staan. Die economische principes eisen dat een organisatie zich indekt tegen eventuele toekomstige verliezen. De voornaamste strategiëen van het Bureau in de eerste vijf jaren zullen gericht zijn op het waarborgen van de levensvatbaarheid (continuïteit) en de onafhankelijkheid (vooral: financiële). Aan het einde van de eerste vijf jaren van de verzelfstandigde BIE (artikel 8) zal blijken dat de rentabiliteit, waarop de basisstrategie van de tweede vijf jaren gericht zal zijn, zich duidelijk aan de economische horizon zal aftekenen. Dit echter alleen in de vorm van een verzelfstandigde BIE, die en volgens economische principes èn onafhankelijk van de overheid, functioneert. Daartoe is de vorming van een reservefonds onontbeerlijk.

Gezien het feit dat het Bureau haar huidige inventaris om niet (zonder vergoeding) meeneemt, denkt de Regering daarbij aan een bedrag van NAF. 2000.000,--. De periode waarbinnen dit bedrag zal kunnen worden opgebouwd door het Bureau, zal van jaar tot jaar worden beoordeeld door de Minister van Justitie, mede aan de hand van de bedrijfsresultaten van het Bureau. Artikel 10 is alsnog in die zin aangepast.

d. Garantie voor de solvabiliteit (artikel 12)

De stichting OAB vraagt naar de ratio van deze bepaling.

Uiteraard dient het Bureau na een korte periode zelfvoorzienend te gaan opereren. Met dit artikel beoogt de Regering echter een signaal te geven naar het publiek en clienten (ondernemers en investeerders), waarvan de overgrote meerderheid uit het buitenland afkomstig is, in die zin dat zij ingeval van onvoorziene buitengewone omstandigheden niet het risico lopen dat de bescherming van hun intellectuele eigendomsrechten niet meer gewaarborgd is/of in handen van particulieren zal vallen.

Overige wijzigingen.

In artikel 2 zijn alsnog toegevoegd het octrooirecht en het domeinnamenrecht.

De rechtspositie van het personeel van het Bureau zal, naar analogie van regelingen voor de BNA, SVB, etc., kunnen geschieden bij door de directeur vast te stellen arbeidsvoorwaardenreglement, dat goedkeuring behoeft van de Gouverneur (artikel 5).Vanzelfsprekend dient daarover overleg gevoerd te worden met de belangenorganisatie van het personeel.

Het opstellen van de begroting dient zoveel mogelijk synchroon te lopen met het opstellen van de Landsbegroting (artikel 8, lid 1)

Verder krijgt het Bureau meer ruimte bij het opzetten van een reservefonds (artikel 10).

De Merkenlandsverordening 1995 bevat ook bepalingen omtrent de opzet, inrichting en taken van het Bureau. Die bepalingen kunnen vervallen (artikel 13).

Het bepaalde in de Pensioenlandverordening overheidsdienaren blijft van toepassing (artikel 14)

Artikelsgewijs

Artikel 2

Het Bureau voor de Intellectuele Eigendom van de Nederlandse Antillen wordt op afstand van de overheid gezet door het om te vormen tot een zelfstandige openbare rechtspersoon, die zelf volledig verantwoordelijk is voor haar werkzaamheden en de planning daarvan (leden 1 en 2). Op de achtergrond blijft het Land uiteraard wel betrokken bij het doen en laten van het Bureau (zie in dit verband de artikelen 10, 11 en 12).

Met de in het derde lid genoemde economische principes wordt bedoeld dat het bureau haar diensten verleent op een zodanige wijze dat sprake is van een kostendekkende operatie, waarbij een bescheiden winst bovendien niet wordt uitgesloten. M.a.w. het Bureau dient haar werkzaamheden op een bedrijfsmatig verantwoorde wijze te verrichten.

Artikel 3

Dit artikel beschrijft de verschillende taken van het Bureau.

Met "overige wetgeving" (lid 1, onderdeel b) wordt met name gedoeld op formele wetten die zien op specifieke onderdelen van het rechtsgebied Intellectuele Eigendom, zoals de Merkenlandsverordening 1995 aangaande het merkenrecht.

Artikelen 4, 5, 6 en 7

Vanzelfsprekend dient er een instantie te zijn die toezicht houdt op het reilen en zeilen van het Bureau. Een meerhoofdig toezichthoudend orgaan, zoals een raad van commissarissen, is een goede vorm om inhoud te geven aan een dergelijk toezicht.

Echter in dit geval, mede gezien de omvang van het Bureau, lijkt het weinig zinvol om een dergelijk meerhoofdig toezichthoudend orgaan in te stellen. Al gauw zal dan de met de verzelfstandiging van het Bureau beoogde efficiëntie en kostenoptimalisering in het geding komen.

Gekozen is voor de constructie dat de Minister van Justitie goedkeuring dient te geven aan de begroting en de jaarrekening van het Bureau. Aldus wordt ook de relatie van het Bureau met de Landsoverheid gehandhaafd; hetgeen belangrijk is voor het imago van het Bureau, namelijk dat de bescherming van de Intellectuele Eigendom een onderwerp van voortdurende aandacht voor de Nederlands-Antilliaanse overheid is (artikel 6).

Verder zal de Stichting Overheidsaccountantsbureau of een ander door de directeur aan te wijzen erkend accountantsbureau optreden als externe instantie die belast is met de controle op het financiële doen en laten van het Bureau. Een dergelijke instelling beschikt over de nodige expertise en het nodige aanzien om een dergelijke controle een goede, passende inhoud te kunnen geven (artikel 7).

De directeur, en bij zijn afwezigheid de plaatsvervangend directeur, is verantwoordelijk voor het beleid en het bestuur van het Bureau. Artikel 4 omschrijft zijn taken en geeft hem de nodige bevoegdheden om die taken naar behoren te kunnen vervullen. Artikel 5 bepaalt verder dat hij de bevoegde instantie is wat betreft het in dienst nemen van het personeel.

Wat betreft de directeur en zijn plaatsvervanger is de Gouverneur de bevoegde instantie. Dit om de noodzakelijke onafhankelijkheid en neutraliteit van het Bureau als zelfstandige openbare rechtspersoon in voldoende mate te kunnen waarborgen.

Het personeel, met inbegrip van de directeur en de plaatsvervangend directeur, is in dienst van het Bureau op basis van een arbeidsovereenkomst. Dit sluit aan bij de wens van de regering om middels verzelfstandiging en/of privatisering van overheidsdiensten te komen tot een reductie van het aantal ambtenaren. De overgang van het huidige personeel van het Bureau zal uiteraard geschieden conform de met de CCGOA overeengekomen procedures en gemaakte afspraken.

Artikel 8

Dit artikel bevat de verschillende rapportageverplichtingen voor de directeur. Aldus worden de toezichthoudende instanties (de Minister van Justitie en het externe accountantsbureau) in staat gesteld om hun taak zo goed mogelijk uit te voeren zowel vooraf (begroting en beleidsplan) als achteraf (balans/jaarrekening en jaarverslag). Tevens dient de directeur van het Bureau beleids en financiële prognoses betreffende de werkzaamheden van het Bureau voor de eerstvolgende vijf jaar bij te voegen. Deze prognoses hebben een tentatief en indicatief karakter.

Het functioneren van overheidsinstanties dient duidelijk en transparant te zijn. Om die reden zijn de verschillende door de directeur van het Bureau opgestelde documenten als regel openbaar. Openbaarmaking geschiedt door de zorg van de directeur zodra de reguliere (ministeriële) goedkeuringsprocedure is afgerond. D.w.z. zodra de documenten een definitief, onherroepelijk karakter gekregen hebben. Tot dat tijdstip dienen de betrokken partijen in alle rust met elkaar te kunnen overleggen over de inhoud ervan.

Artikel 9

Het eerste lid houdt in dat de inventaris waarover het Bureau tot op het ogenblik van de verzelfstandiging beschikt, alsdan om niet (zonder vergoeding) aan haar wordt overgedragen. Een en ander zal geschieden bij notariële akte.

Het tweede lid maakt het mogelijk voor het Bureau om, na akkoord van de Regering, voor geleverde diensten een financiële vergoeding te vragen. Leidraad is dat het gaat om een kostendekkende operatie, waarbij een bescheiden winst echter niet wordt uitgesloten.

Artikelen 10, 11 en 12

Het Bureau gaat weliswaar op afstand van de Landsoverheid opereren; zulks betekent echter niet dat het haar middelen voortaan zonder enige beperking mag gaan aanwenden.

Het Bureau is uiteindelijk wel een (zelfstandig) bestuursorgaan, zodat het Land op de achtergrond betrokken blijft bij het doen en laten ervan. Derhalve bepaalt lid 1 van artikel 10 dat het Bureau haar middelen alleen kan aanwenden voor haar (wettelijke) taken.

Verder ligt het in de rede dat het Bureau de ruimte wordt geboden voor het opbouwen van een reservefonds zodat de continuïteit van haar werkzaamheden gegarandeerd is en niet in overwegende mate afhankelijk is van of beinvloed wordt door de economische situatie.

Gezien het feit dat het Bureau haar huidige inventaris om niet (zonder vergoeding) meeneemt, denkt de Regering daarbij aan een bedrag van NAF. 2000.000,--. De periode waarbinnen dit bedrag zal kunnen worden opgebouwd door het Bureau, zal van jaar tot jaar worden beoordeeld door de Regering, mede aan de hand van de bedrijfsresultaten van het Bureau.

Tenslotte zal het Bureau, met toestemming van de Minister van Justitie, uit haar inkomsten eventuele bestemmingsreserves kunnen opbouwen (bv. voor groot onderhoud of automatisering).

Het bedrag dat in een boekjaar na aftrek van de gelden bestemd voor het reservefonds of een bestemmingsreserve resteert, valt toe aan het Land (artikel 11).

Uiteraard dient het Bureau na een korte periode zelfvoorzienend te gaan opereren. Met artikel 12 beoogt de Regering echter een signaal te geven naar het publiek en clienten (ondernemers, investeerders), waarvan de overgrote meerderheid uit het buitenland afkomstig is, in die zin dat zij in geval van onvoorziene buitengewone omstandigheden niet het risico lopen dat de bescherming van hun intellectuele eigendomsrechten niet meer gewaarborgd is/of in handen van particulieren zal vallen.

Artikel 13

De Merkenlandsverordening 1995 bevat eveneens bepalingen omtrent de opzet, inrichting en taken van het Bureau. Deze bepalingen kunnen vervallen.

Artikelen 14 en 15

Deze artikelen bevatten enige overgangsbepalingen van rechtspositionele en begrotingstechni-sche aard. Met het in artikel 15 gebezigde begrip “voorschot” wordt gedoeld op een bijdrage om de verzelfstandigde rechtspersoon snel vooruit te helpen. Daarbij gaat het om een concreet aangeduide bijdrage. Aangegeven wordt, dat op de rekening van het Bureau overgemaakt zal worden het bedrag gelijk aan het restant van de goedgekeurde begroting 2000 en het bedrag gelijk aan dat in de goedgekeurde begroting (voor het BIE) voor het jaar 2001.