Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Muiden

Ligplaatsenverordening 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Muiden
Officiële naam regelingLigplaatsenverordening 2009
CiteertitelLigplaatsenverordening 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2000Onbekend

17-12-2009

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

De raad van de gemeente Muiden;

overwegende, dat de geldende Ligplaatsenverordening verouderd is en dan ook onvoldoende mogelijkheden biedt op adequate wijze regelend en ordenend op te kunnen treden met betrekking tot de huidige ligplaatsenproblematiek;

overwegende, dat de in de Algemene Plaatselijke Verordening 2001 van deze gemeente neergelegde regelingen onvoldoende mogelijkheden bieden (met name vanwege het verouderd zijn van verschillende bepalingen) om in algemene zin op adequate wijze regelend en ordenend te kunnen optreden met betrekking tot het met vaartuigen ligplaats innemen in wateren in deze gemeente;

dat het in verband daarmee aanbeveling verdient een gewijzigde, de gehele ligplaatsenproblematiek omvattende Ligplaatsenverordening vast te stellen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 oktober 2009;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

  • I.

    In te trekken de bij zijn besluit van 15 oktober 1987 vastgestelde Ligplaatsenverordening;

  • II.

    Vast te stellen de volgende gewijzigde

LIGPLAATSENVERORDENING 2009

Artikel 1
  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      vaartuig: elk vaartuig, met uitzondering van een vaartuig zonder waterverplaatsing zoals een watervliegtuig, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als een middel van vervoer te water;

    • b.

      woonschip: elk vaartuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd tot dag- en of nachtverblijf van één of meer personen;

    • c.

      bedrijfsvaartuig: elk vaartuig, met inbegrip van drijvende werktuigen, dat is ingericht of bestemd voor de uitvoering van een bedrijf, inclusief een vaartuig waarop – al dan niet tegen betaling – aan groepen van personen de mogelijkheid wordt geboden ter ontspanning daarop te vertoeven en/of daarmee boottochten te maken;

    • d.

      pleziervaartuig: elk vaartuig, inclusief zeilboten, visboten en surfplanken, niet zijnde een woonschip of een bedrijfsvaartuig;

    • e.

      ligplaats: plaats ingericht of gebruikt om er met een vaartuig ligplaats in te nemen;

    • f.

      tijdelijke/passanten ligplaats: de in de in artikel 2, lid 1, van deze verordening bedoelde Havenatlas aangewezen ligplaats of combinatie van ligplaatsen bedoeld voor pleziervaartuigen, welke niet langer dan 3x24 uur mogen worden achtergelaten en waarvoor bovendien niet al voor een andere ligplaats binnen de gemeente Muiden havengeld wordt betaald en/of waarvoor een ontheffing voor een vaste ligplaats is afgegeven;

    • g.

      vaste ligplaats: de in de in artikel 2, lid 1, van deze verordening bedoelde Havenatlas aangewezen ligplaats of combinatie van ligplaatsen bedoeld voor vaartuigen die ligplaats mogen innemen op grond van een ontheffing dan wel een overeenkomst met de gemeente Muiden en waar het vaartuig mag worden achtergelaten;

    • h.

      perceelsgebonden ligplaats: de in de in artikel 2, lid 1, van deze verordening bedoelde Havenatlas aangewezen ligplaats direct grenzend aan een perceel en bedoeld voor een pleziervaartuig in eigendom van de bewoner van dat perceel;

    • i.

      ligplaats innemen: het voor anker liggen, het aangemeerd hebben of op enigerlei andere wijze met de grond verbonden hebben van een vaartuig;

    • j.

      jachthaven: de in de in artikel 2, lid 1, van deze verordening bedoelde Havenatlas aangewezen combinatie van ligplaatsen;

    • k.

      rietkraag: de met riet, biezen, lisdodden of soortgelijke planten begroeide oppervlakte en elk land, water of moeras op minder dan 2 meter afstand van deze begroeide oppervlakte;

    • l.

      dag: een kalenderdag;

    • m.

      buitendijkse gebieden: de in de in artikel 2, lid 1, van deze verordening bedoelde Havenatlas aangegeven gebieden;

    • n.

      openbaar water: alle wateren, welke zonder of zonodig met enige beperking voor een ieder toegankelijk zijn, onverschillig wie daarvan eigenaar of rechthebbende is en wie het beheer daarover heeft;

    • o.

      schipper: degene die rechtens dan wel feitelijk aan boord van een vaartuig het gezag heeft;

    • p.

      Havenatlas: het geheel van gewaarmerkte kaarten en de daarbij horende voorschriften en aanwijzingen, vastgesteld overeenkomstig artikel 2 van deze verordening;

    • q.

      BPR: binnenvaartpolitiereglement.

  • 2. Onder een vaartuig wordt mede verstaan:

    • a.

      een vaartuig als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub a, dat tijdelijk en/of blijvend de mogelijkheid en/of geschiktheid om te varen of te drijven verloren heeft;

    • b.

      wrakken van vaartuigen;

    • c.

      een vaartuig dat in aanbouw is, een casco, dat kan worden af- en opgebouwd tot vaartuig.

Artikel 2
  • 1.Burgemeester en wethouders stellen ter uitvoering van deze verordening een Havenatlas vast, waarin zijn aangegeven:

  • a. de grens van het gebied waarvoor deze verordening van kracht is;

  • b. tijdelijke ligplaatsen/passantenligplaatsen, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder f;

  • c. vaste ligplaatsen, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder g;

  • d. perceelsgebonden ligplaatsen als in artikel 1, lid 1, onder h;

  • e. jachthavens, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder j;

  • f. buitendijkse gebieden, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder m.

    • 2.

      Voor de gebieden die niet meer op kaart nummer 2 van de Havenatlas staan aangegeven maar wel binnen het gebied vallen waarvoor de Ligplaatsenverordening van kracht is, gelden de Oeverzoneringskaarten Vaarwegen van Beheergebied waterschap Amstel, Gooi en Vecht.

    • 3.

      Burgemeester en wethouders dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de afkondiging van de in het eerste lid bedoelde Havenatlas.

    • 4.

      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te besluiten om de Havenatlas bedoeld in het eerste lid, te wijzigen. Het bepaalde in het derde lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de Havenatlas.

Hoofdstuk 2 Verboden met betrekking tot vaartuigen

Artikel 3
  • 1. Het is verboden:

    • a.

      met een vaartuig ligplaats in te nemen op de plaatsen die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde Havenatlas zijn aangegeven als vaste ligplaats;

    • b.

      met een vaartuig ligplaats in te nemen op de plaatsen die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde Havenatlas zijn aangegeven als plaatsen waar geen ligplaats ingenomen mag worden dan wel afmeren verboden is;

    • c.

      met een vaartuig ligplaats in te nemen op die plaatsen die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde Havenatlas zijn aangegeven als perceelsgebonden ligplaatsen;

    • d.

      als eigenaar van of rechthebbende op het water en/of de gronden als bedoeld onder a, b en c toe te staan dat een vaartuig ligplaats heeft in dat water of aan die gronden.

  • 2. Het in lid 1 gestelde verbod geldt niet indien ligplaats wordt ingenomen met dienst- en werkvaartuigen ter uitoefening van beheers- en onderhoudswerkzaamheden.

  • 3. Het in lid 1, onder a, gestelde verbod geldt niet voor het vaartuig waarmee ligplaats wordt ingenomen op een vaste ligplaats, op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente Muiden of de eigenaar van het water.

  • 4. Het in lid 1, onder a, gestelde verbod geldt niet indien ligplaats wordt ingenomen met één pleziervaartuig bij een woonschip waarbij sprake is van een direct belang.

  • 5. Het in lid 1, onder b, gestelde verbod geldt niet indien ligplaats wordt ingenomen met een vaartuig aan de zuidzijde van de Muidertrekvaart, vanaf de Amsterdamse Poortbrug tot aan het einde van de bebouwde kom, indien het vaartuig daar ligplaats inneemt op grond van een aantoonbaar geldige ontheffing verleend door het waterschap Amstel, Gooi en Vecht of één van haar voorgangers dan wel door de gemeente Muiden.

  • 6. Het in lid 1, onder b, gestelde verbod geldt niet indien ligplaats wordt ingenomen met een vaartuig aan de noordzijde van de Muidertrekvaart ter hoogte van het Kruitpad nummer 1 tot en met 12.

  • 7. Het is verplicht met een pleziervaartuig als bedoeld in het vierde lid, ligplaats in te nemen langs de korte zijde van het woonschip, waarbij het pleziervaartuig niet langer mag zijn dan de breedte van het woonschip.

Artikel 4
  • 1. Het is verboden:

    • a.

      ligplaats in te nemen met een woonschip binnen het gebied waarvoor de verordening van kracht is;

    • b.

      als eigenaar van of rechthebbende op het water en/of gronden toe te staan, dat een woonschip ligplaats inneemt in dat water of aan die gronden.

  • 2. Het in lid 1 gestelde verbod is niet van toepassing op woonschepen, die zich bevinden op plaatsen waar het innemen van ligplaats met een woonschip nadrukkelijk is toegestaan krachtens een onherroepelijk goedgekeurd bestemmingsplan.

Artikel 5
  • 1. Het is verboden:

  • a. met een vaartuig langer dan drie dagen ligplaats in te nemen op een tijdelijke/passantenligplaats, zoals aangegeven op de in artikel 2, lid 1, bedoelde Havenatlas;

  • b. met een vaartuig binnen drie dagen nadat dit vaartuig is verplaatst van een tijdelijke/passantenligplaats, op dezelfde tijdelijke/passanten ligplaats, ligplaats in te nemen;

  • c. als eigenaar van of rechthebbende op het water en/of de gronden als bedoeld onder a en b, toe te staan dat op het water of die gronden één van de handelingen als bedoeld onder a en b plaatsvindt.

  • 2. Een vaartuig wordt geacht op dezelfde tijdelijke/passantenligplaats te zijn gebleven indien het vaartuig binnen een straal van 500 meter –hemelsbreed gemeten– gerekend vanaf de in lid 1 sub b bedoelde tijdelijke/passantenligplaats wordt aangetroffen.

  • 3. Het in lid 1 gestelde verbod geldt niet indien ligplaats wordt ingenomen met dienst- en werkvaartuigen ter uitvoering van beheers- en onderhoudswerkzaamheden.

Artikel 6
  • 1. Het is verboden:

    • a.

      in de buitendijkse gebieden, zoals aangegeven in de in artikel 2, lid 1 bedoelde Havenatlas, met een vaartuig ligplaats in te nemen binnen een afstand van 200 meter uit de kustlijn;

    • b.

      als eigenaar van of rechthebbende op het water en/of de gronden, als bedoeld onder a, toe te staan dat een vaartuig ligplaats inneemt binnen een afstand van 200 meter uit de kustlijn.

  • 2. Het in lid 1 gestelde verbod geldt niet indien ligplaats wordt ingenomen in een haven of indien ligplaats wordt ingenomen met dienst- en werkvaartuigen ter uitoefening van beheers- en onderhoudswerkzaamheden.

Artikel 7

1.Het is verboden:

  • a.

    ligplaats in te nemen met een vaartuig met een lengte van 25 meter of meer op plaatsen die in de in artikel 2, lid 1 bedoelde Havenatlas zijn aangewezen als tijdelijke ligplaatsen/passantenligplaatsen, vaste ligplaatsen en perceelsgebonden ligplaatsen;

  • b.

    als eigenaar van of rechthebbende op het water en/of de gronden als bedoeld onder a toe te staan dat een vaartuig met een lengte van 25 meter of meer ligplaats inneemt in dat water of aan die gronden.

    2.Het in lid 1 gestelde verbod geldt niet indien ligplaats wordt ingenomen met dienst- en werkvaartuigen ter uitoefening van beheers- en onderhoudswerkzaamheden.

Artikel 8
  • 1.Het is verboden:

  • a. met een vaartuig ligplaats:

    • ·

      in te nemen in een rietkraag;

    • ·

      in te nemen binnen een afstand van 2 meter van de buitenkant van de rietkraag.

  • b. als eigenaar van of rechthebbende op het water en/of de gronden als bedoeld onder a toe te staan dat een vaartuig ligplaats inneemt in dat water en/of aan die gronden.

    2.Het in lid 1 gestelde verbod geldt niet indien ligplaats wordt ingenomen met dienst- en werkvaartuigen ter uitoefening van beheers- en onderhoudswerkzaamheden.

Artikel 9

1.Het is verboden:

  • a.

    een pleziervaartuig langer dan 24 uur onbemand te laten liggen;

  • b.

    als eigenaar van of rechthebbende op het water en/of de gronden toe te staan dat een pleziervaartuig langer dan 24 uur onbemand blijft liggen.

    • 2.

      Het in lid 1 gestelde verbod geldt niet voor pleziervaartuigen die ligplaats innemen in een jachthaven, danwel ligplaats innemen bij een woonschip zoals bepaald in artikel 3, lid 4, van de verordening.

    • 3.

      De schipper die met zijn vaartuig een ligplaats wenst in te nemen op een tijdelijke ligplaats/passantenligplaats, is verplicht zich direct na zijn aankomst op de tijdelijke ligplaats/passantenligplaats te melden bij de havenmeester.

Hoofdstuk 3 Ontheffingen

Artikel 10
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de verboden als bedoeld in de artikelen 3, lid 1 sub a, b, c en d, lid 5; 4, lid 1; 5, lid 1; 6, lid 1; 7, lid 1; 8, lid 1 en 9, lid 1 en lid 3.

  • 2. Voor pleziervaartuigen waarvoor een ontheffing wordt verleend van het verbod als bedoeld in artikel 3, lid 1, sub a, b, c en d geldt niet het verbod zoals neergelegd in artikel 9.

  • 3. Een ontheffing als bedoeld in lid 1 is persoons-, ligplaats-, en vaartuiggebonden; dat wil zeggen dat bij iedere wijziging in één van deze drie omstandigheden een nieuwe ontheffing moet worden aangevraagd bij burgemeester en wethouders.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen aan een krachtens dit artikel verleende ontheffing voorschriften en/of beperkingen verbinden. Deze voorschriften en/of beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van de belangen in verband waarmee de ontheffing is verleend.

  • 5. Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken na ontvangst van alle noodzakelijke bescheiden een besluit. Burgemeester en wethouders kunnen deze termijn eenmaal schriftelijk met acht weken verlengen.

  • 6. Een ontheffing wordt voor bepaalde tijd verleend.

  • 7. Een aanvraag om een verlenging na afloop van de geldigheidsduur van een ontheffing geldt als een nieuwe aanvraag om een ontheffing.

  • 8. Degene aan wie krachtens deze verordening een ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en/of beperkingen na te komen.

  • 9. Het is degene aan wie krachtens deze verordening een ontheffing is verleend van het verbod zoals gesteld in artikel 3, lid 1, sub a en b, verboden zijn vaartuig anders dan langszij af te meren.

Artikel 11
  • 1. Het college bepaalt bij welke ontheffingen een registratieteken wordt verstrekt.

  • 2. De houder van een ontheffing met registratieteken is verplicht dit registratieteken aan te brengen op zijn of haar vaartuig. Het registratieteken moet dusdanig zijn aangebracht dat het van buitenaf goed zichtbaar is.

Artikel 12

1.Een krachtens deze verordening verleende ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien sprake is van strijdigheid met de Havenatlas;

  • c.

    indien sprake is van strijdigheid met een bestemmingsplan dat van kracht geworden is na de ingangsdatum van de Havenatlas;

  • d.

    indien sprake is van strijdigheid met de Oeverzoneringskaarten Vaarwegen van Beheergebied waterschap Amstel, Gooi en Vecht;

  • e.

    indien zich na het verlenen van de ontheffing zodanige feiten en/of omstandigheden hebben voorgedaan dat niet tot het verlenen ervan zou zijn overgegaan als op dit moment een ontheffing zou zijn aangevraagd;

  • f.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de ontheffing, moet worden aangenomen dat de intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de ontheffing is vereist;

  • g.

    indien de aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • h.

    indien van de ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn, dan wel bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

  • i.

    indien de houder dit verzoekt.

Artikel 13

De houder van een ontheffing is verplicht het bewijs van de ontheffing op eerste vordering van hen die belast zijn met de opsporing van overtredingen van deze verordening aan deze ter inzage te geven of af te staan.

Hoofdstuk 4 Openbare orde en veiligheid

Artikel 14
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op of langs het openbaar water om redenen van ordening en in het belang van de openbare orde en veiligheid besluiten tot het plaatsen van één van de tekens, al of niet in samenhang met bijkomende tekens, die zijn opgenomen in bijlage 7, onder A tot en met H van het BPR.

  • 2. Burgemeester en wethouders maken van hun bevoegdheid in het eerste lid geen gebruik indien het besluit tot plaatsing van een teken kan worden gebaseerd op grond van één van de in artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet genoemde belangen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen het plaatsen van een teken als bedoeld in het eerste lid achterwege laten indien het plaatsen van een teken niet doelmatig is; zij kunnen in plaats daarvan of in combinatie met het plaatsen van een teken het verbod, een gebod, aanbeveling of inlichting in een voorschrift opnemen.

  • 4. Het is verboden te handelen in strijd met een teken en de daarbij horende nadere aanduidingen als bedoeld in het eerste lid, en met een voorschrift als bedoeld in het derde lid.

  • 5. Een besluit bedoeld in het eerste en derde lid verbindt eerst nadat het is kenbaar gemaakt.

Artikel 15

De schipper die schade veroorzaakt aan gemeente-eigendommen is verplicht met de havenmeester een schaderegeling te treffen voordat hij zijn reis vervolgt.

Artikel 16
  • 1. Het is verboden zich zonder noodzaak nabij, op, aan of onder een sluisdeur te bevinden.

  • 2. Behalve de havenmeester en de onder zijn gezag werkzame personen dan wel andere bevoegde personen, is het een ieder verboden een brug, een sluisdeur, een schuif of schuiven van duikers of sluizen te (doen) openen of te sluiten.

Hoofdstuk 5 Strafbepalingen

Artikel 17

Overtreding van enige bepaling van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie als bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht, dan wel door middel van het opleggen van een waarschuwing, het opleggen van een last onder dwangsom of het toepassen van bestuursdwang.

Artikel 18
  • 1. Met het handhaven van de bepalingen en met het opsporen en constateren van overtredingen van deze verordening en het BPR zijn belast:

    • a.

      opsporingsambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering;

    • b.

      opsporingsambtenaren die daartoe door burgemeester en wethouders zijn aangewezen.

  • 2. Aan hen die met het opsporen van de in deze verordening genoemde overtredingen zijn belast, wordt die last verstrekt tot verzekering van de nakoming van de bepalingen van deze verordening, te allen tijde, alle al dan niet afgesloten ruimten en woningen, schepen daaronder begrepen, ook tegen de wil van de eigenaar, bewoner of gebruiker te betreden, zulks voor zover het woningen betreft met inachtneming van het bepaalde bij de Wet van 31 augustus 1853 (Stbl. 83).

Hoofdstuk 6 Overgangsrecht

Artikel 19
  • 1. Ontheffingen dan wel vergunningen die verleend zijn door het waterschap Amstel, Gooi en Vecht of één van haar voorgangers vóór 1 maart 2006 onder de werking van de Ligplaatsenverordening 1987 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van onderhavige verordening, worden aangemerkt als ontheffingen krachtens onderhavige verordening.

  • 2. Ontheffingen die verleend zijn door burgemeester en wethouders ná 1 maart 2006 onder de werking van de Ligplaatsenverordening 1987 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van onderhavige verordening worden aangemerkt als ontheffingen krachtens onderhavige verordening.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 20
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag nadat zij op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt.

  • 2.

    Op het moment van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Ligplaatsenverordening 1987 ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de ‘Ligplaatsenverordening 2009’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering

Van 17 december 2009,

de raad voornoemd,

A.M. Worm-de Moel

Voorzitter

K.van Gemeren

Griffier

Toelichting bij de Ligplaatsenverordening 2009

Artikel 1

Van een aantal in de verordening voorkomende begrippen, die aanleiding zouden kunnen geven tot verwarring, is een omschrijving gegeven. Voor wat betreft het begrip vaartuig is aangesloten bij een ruime omschrijving die het Binnenvaartpolitiereglement in artikel 1.01. A sub 1 voor een schip geeft. Naast de normale zee- en binnenvaartuigen voor zowel de beroeps- als de pleziervaart moeten ook drijvende werktuigen (zoals baggerwerktuigen, kranen, bokken en elevators), glijboten en ponten tot het begrip worden gerekend. Ook zeilplanken vallen onder het begrip vaartuig.

In deze verordening zijn de historische zeilschepen (waarop –al dan niet tegen betaling– personen worden vervoerd) gerangschikt onder de categorie bedrijfsvaartuigen.

Onder het begrip vaste ligplaatsen (sub g) vallen ook vaste ligplaatsen voor woonschepen, vaste ligplaatsen voor de Schippersvereniging en vaste ligplaatsen voor roeisloepen van de Roeisloepenvereniging.

Artikel 2

Met dit artikel wordt beoogd op adequate wijze op toekomstige ontwikkelingen te kunnen inspelen. Indien zich in de toekomst bijvoorbeeld mogelijkheden voordoen om ligplaatsen te creëren op plaatsen waar dat nu nog niet kan, kan dat snel worden geregeld. Een procedure tot wijziging van de verordening, waarmee over het algemeen een vrij lange periode is gemoeid, behoeft niet te worden gevolgd.

Artikel 3

Door het opnemen van een algeheel verbod –met de mogelijkheid tot ontheffing- (zie artikel 10, eerste lid) wordt voorkomen dat vaartuigen ligplaats innemen op plaatsen waar dat op grond van deze verordening niet is toegestaan. De laatste jaren worden in steeds toenemende mate allerlei vaartuigen (in hoofdzaak pleziervaartuigen) voor langere tijd langs de oevers van wateren in deze gemeente afgemeerd, waardoor onaanvaardbare situaties ontstaan. Het ongeordend afmeren gedurende langere periode leidt in veel gevallen ook tot een aantasting van het landschap, de natuur en het dorps- en stadsschoon. De verbodsbepaling, neergelegd in het eerste lid, biedt in samenhang met de ontheffingsmogelijkheid neergelegd in artikel 10, lid 1, een instrument om ter bescherming van bovengenoemde belangen regelend en ordenend op te treden.

Enkele tientallen jaren geleden heeft de directie van destijds Muiden Chemie (KNSF) haar werknemers die een woning huurden aan het Kruitpad nummer 1 tot en met 12 toestemming gegeven in de Muidertrekvaart bij hun woning een pleziervaartuigje af te meren. Dit houdt in dat bewoners aan wie destijds toestemming is verleend, het recht hebben aan hun perceel een pleziervaartuigje af te meren op daartoe destijds aangewezen plaatsen.

Steeds vaker worden er bij woonschepen één of meer pleziervaartuigen afgemeerd. In beginsel bestaat er geen bezwaar tegen het afmeren van één pleziervaartuig bij een woonschip, maar hieraan dienen wel grenzen gesteld te worden. Afmeren is slechts toegestaan als er sprake is van een direct belang. Er is sprake van een direct belang als de eigenaar van het pleziervaartuig tevens eigenaar is van het woonschip.

Artikel 4

De bepaling heeft uitsluitend tot doel uit het oogpunt van het gebruik van het water regelend en ordenend te kunnen optreden. Zij beoogt niet te treden in hetgeen door de rijkswetgever en door de Provinciale Staten van Noord-Holland (Landschapsverordening Noord-Holland 2005) is geregeld.

Daar waar woonschepen in een goedgekeurd bestemmingsplan zijn opgenomen, mag worden gesteld dat in het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan/bestemmingsplanprocedure een afweging van alle belangen (ook de belangen die ten grondslag liggen aan de onderhavige verbodsbepaling) heeft plaatsgevonden. Om die reden zijn woonschepen, die zich bevinden op plaatsen waar het innemen van ligplaats uitdrukkelijk krachtens een onherroepelijk goedgekeurd bestemmingsplan is toegestaan, van de verbodsbepaling uitgezonderd.

Artikel 5

Het is een veel voorkomend verschijnsel dat, met name pleziervaartuigen maar ook andere vaartuigen, gedurende langere tijd ligplaats innemen op tijdelijke ligplaatsen/passanten ligplaatsen. Het grote aantal pleziervaartuigen dat zich in hoofdzaak in de zomermaanden in de wateren van deze gemeente ophoudt, maakt het –gezien de beperkte mogelijkheden om ligplaats in te nemen- noodzakelijk dat een vlotte doorstroming plaatsvindt. De verbodsbepaling onder lid 1, sub a tot en met c, schept daartoe de mogelijkheid.

Artikel 6

Vanwege de uitstralingseffecten van de kustrecreatie (zwemmen, surfen, en dergelijke) is het uit het oogpunt van veiligheid ongewenst indien binnen een strook van 200 meter uit de kustlijn ligplaats wordt ingenomen. Uit het oogpunt van landschapsschoon is het eveneens ongewenst indien vaartuigen (met name wanneer het om een langere periode gaat) in genoemde strook ligplaats innemen.

Artikel 7

Met dit artikel wordt voorkomen dat vaartuigen met een lengte van 25 meter of meer ligplaats innemen op tijdelijke ligplaatsen/passantenligplaatsen, vaste ligplaatsen en perceelsgebonden ligplaatsen, waardoor een te groot beslag op de beschikbare ruimte zou worden gelegd.

Artikel 8

Dit artikel is opgenomen ter bescherming van rietkragen. Rietkragen zijn zeer kwetsbaar en in het bijzonder langs oevers kan zich slechts een smalle rietkraag ontwikkelen en handhaven. Verder verdient het aanbeveling de rietkragen te beschermen in verband met plantengroei en aldaar levende watervogels en dergelijke.

Artikel 9

Het risico bestaat dat men zijn pleziervaartuig van maandag tot en met vrijdag onbemand laat liggen. Het verschijnsel doet zich vooral voor daar waar men gemakkelijk per auto het water kan bereiken. Het behoeft geen nader betoog dat dit, in het kader van hetgeen deze verordening beoogt te regelen, ongewenst is. Uiteraard geldt het verbod niet voor pleziervaartuigen die ligplaats innemen in een jachthaven.

Artikel 10

In voorkomende gevallen zal van de verschillende verbodsbepalingen ontheffing verleend moeten kunnen worden. Ten aanzien van de mogelijkheid om ontheffing te verlenen van het verbod als bedoeld in artikel 3, lid 1 sub a wordt het volgende opgemerkt: deze ontheffingsmogelijkheid is in het leven geroepen om op de vaste ligplaatsen permanent vaartuigen te kunnen afmeren en daarbij regulerend te kunnen optreden.

Ten aanzien van de mogelijkheid om ontheffing te verlenen van het verbod als bedoeld in artikel 3, lid 1 sub b wordt nog het volgende opgemerkt. Ontheffing van dit verbod kan enkel verleend worden voor het innemen van een ligplaats aan de zuidzijde van de Muidertrekvaart, vanaf de Amsterdamse Poortbrug tot aan het einde van de bebouwde kom. Daarbij geldt dat ontheffing slechts voor een korte termijn en in zeer uitzonderlijke gevallen verleend zal worden.

Ten aanzien van de mogelijkheid om ontheffing te verlenen van artikel 7, lid 1 wordt nog het volgende opgemerkt. Vanwege de beperkte afmeermogelijkheden en het kleinschalige karakter van de vesting Muiden zal het college slechts in zeer uitzonderlijke gevallen ontheffing van de 25-meterbepaling verlenen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het laten op- en afgaan van gehandicapten van het vaartuig.

Aan een ontheffing kunnen voorwaarden en beperkingen worden verbonden en een ontheffing wordt verleend voor een bepaalde termijn. Na het verstrijken van de termijn zal opnieuw worden afgewogen of het in het kader van de oplossing van de ligplaatsenproblematiek verantwoord is de ontheffing weer te verlenen.

Indien ontheffing is verkregen voor een vaste ligplaats aan de Muidertrekvaart of het Fermanplantsoen dient het vaartuig langszij te worden afgemeerd. Dit uit nautische overwegingen zoals het breed genoeg houden van de vaarweg. Ook spelen technische aspecten een rol zoals de mogelijkheid van het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden. Daarnaast wordt bij het langszij afmeren van vaartuigen voorkomen dat extra voorzieningen zoals afmeerpalen in het water aangebracht hoeven te worden.

Artikel 17 en artikel 18

In deze artikelen zijn de strafbepalingen opgenomen. Tevens is hierin de opsporingsbevoegdheid geregeld voor de in deze verordening genoemde strafbare feiten.