Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 29ste december 1998 ter uitvoering van artikel 4, eerste lid, juncto artikel 3, eerste lid, onderdeel j, van de Warenlandsverordening (P.B. 1997, no. 334)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingMINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 29ste december 1998 ter uitvoering van artikel 4, eerste lid, juncto artikel 3, eerste lid, onderdeel j, van de Warenlandsverordening (P.B. 1997, no. 334)
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorMinister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Warenlandsverordening (P.B. 1997, no. 334), artikel 4, eerste lid, juncto artikel 3, eerste lid, onderdeel j

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-12-1998Nieuwe regeling

29-12-1998

P.B. 1998, no. 254

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 29ste december 1998 ter uitvoering van artikel 4, eerste lid, juncto artikel 3, eerste lid, onderdeel j, van de Warenlandsverordening (P.B. 1997, no. 334)

Artikel 1

  • 1. Het is verboden zonder daartoe strekkende vergunning van de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne naar het douanegebied van de Europese Gemeenschap uit te voeren: rauwe melk, warmtebehandelde melk en produkten op basis van melk die goederen van oorsprong zijn in de zin van bijlage II bij het Besluit van Raad van 25 juli 1991, betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap (91/482/EEG).

  • 2. De vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend indien de produktie heeft plaatsgevonden volgens de procedures en in inrichtingen die gelijkwaardig zijn aan die omschreven in hoofdstuk II van richtlijn 92/46/EEG van de Raad van 16 juni 1992 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van rauwe melk, warmtebehandelde melk en produkten op basis van melk.

  • 3. De vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend verleend voor produkten die zijn verkregen uit rauwe melk, warmtebehandelde melk en produkten op basis van melk die ingevoerd zijn uit de landen behorende tot de Europese Gemeenschap dan wel uit de landen die geplaatst zijn op de lijst, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel a, van richtlijn 92/46/EEG, mits de produkten vergezeld zijn van een verklaring afgegeven door de bevoegde autoriteiten van die landen waaruit blijkt dat de produkten afkomstig zijn van geïnspecteerde en goedgekeurde inrichtingen.

  • 4. Verzoeken om een vergunning dienen vergezeld te gaan van een certificaat van gezondheid, afgegeven door de Hygiënische Dienst van het eilandgebied waarop de betrokken produkten zijn vervaardigd en mits zij afkomstig zijn van door de bevoegde autoriteiten van het eilandgebied erkende en geïnspecteerde inrichtingen.

Artikel 2

Bij de produktie, bedoeld in artikel 1, tweede lid, worden de in de bijlage opgenomen regels in acht genomen.

Artikel 3

Deze beschikking treedt in werking met ingang van heden.

Bijlage

NEDERLANDSE ANTILLEN

CENTRAAL BUREAU VOOR JURIDISCHE

EN ALGEMENE ZAKEN

Aan de heer Minister

van Volksgezondheid

en Milieuhygiëne

Alhier

Uw nummer (letter):Uw brief van:ons nummer x

Willemstad, december 1998

Onderwerp: Uitvoerregels ter zake van melk(produkten)

Bijlagen:

Reeds enkele jaren worden door de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne regelmatig vergunningen voor de uitvoer van rijstepap (een premix van melkpoeder, suiker en rijst) en cacao (een premix van melkpoeder, suiker en cacao).

De vergunningen strekken tot bewijs van voldoening aan de eisen die de Europese Gemeenschap stelt aan de in te voeren produkten. De bevoegdheid dergelijke vergunningen af te geven berust op een ter uitvoering van de Landsverordening In- en Uitvoer (P.B. 1968, no. 42) gegeven ministeriële beschikking met algemene werking van de Minister van Financiën. Een dergelijke beschikking heeft evenwel ingevolge artikel 6 van de Landsverordening In- en Uitvoer een werkingsduur van ten hoogste zes maanden.

Aangezien de laatste beschikking dateert van 19 december 1997 is deze nagenoeg geëxpireerd en dient dus vervangen te worden.

Thans is evenwel met ingang van 1 januari 1998 de Warenlandsverordening (P.B. 1997, no. 334) in werking getreden. Artikel 3, eerste lid, onderdeel j, van deze landsverordening biedt evenals de Landsverordening In- en Uitvoer de mogelijkheid ter zake van in- en uitvoerregels te stellen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, en in spoedeisend geval tijdelijk bij ministeriële beschikking met algemene werking.

Het verschil tussen beide regelingen is dat de Landsverordening In- en Uitvoer eist dat de grond van de uitvoeringsregelgeving ligt in de volkshuishouding (of uitvoering internationale verdragen) en ingeval van de Warenlandsverordening is die grond de volksgezondheid. Gelet op de aard van de onderhavige regeling sluit de laatste grond beter aan bij de inhoud van de door de EG gestelde regels.

In verband hiermee treft u hierbij aan een ontwerp-ministeriële beschikking met algemene werking ter uitvoering van artikel 4, eerste lid, juncto artikel 3, eerste lid, onderdeel j, van

de Warenlandsverordening.

Indien u zich met de u hierbij aangeboden ontwerp-ministeriële beschikking met algemene werking, die wat betreft de inhoud overigens geheel gelijk is aan die welke voorheen onder de Landsverordening In- en uitvoer werden totstandgebracht, geef ik u in overweging deze, na overleg met uw ambtgenoot van Economische Zaken, overeenkomstig de aanhef van artikel 3, eerste lid, van de Warenlandsverordening, te ondertekenen en aan mij te doen retourneren ten einde voor de plaatsing in het Publicatieblad zorg te dragen.

Wat betreft het in diezelfde aanhef voorgeschreven advies van de Adviescommissie inzake waren, zij gemeld dat deze commissie nog niet is ingesteld, zodat het advies nog niet kan worden ingewonnen.

Het Hoofd van het Centraal Bureau

voor Juridische en Algemene Zaken,