Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT van de 30ste september 1993, no. 61, houdende een algemene instructie voor de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT van de 30ste september 1993, no. 61, houdende een algemene instructie voor de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland.
CiteertitelInstructie Gevolmachtigde Minister
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsbesluit van de 10de februari 1956 (P.B. 1956, no. 16).

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-12-1998art. 23

16-12-1998

P.B. 1998, no. 258

onbekend
13-12-1994art. 23

12-12-1994

P.B. 1994, no. 135

onbekend
01-09-1993Nieuwe regeling

30-09-1993

P.B. 1993, no. 99

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT van de 30ste september 1993, no. 61, houdende een algemene instructie voor de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt onder de Gevolmachtigde Minister verstaan de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland.

Artikel 2

De werkzaamheden van de Gevolmachtigde Minister bestaan uit:

  • a.

    het behartigen van de aangelegenheden van het Koninkrijk in overeenstemming met de bepalingen van het Statuut;

  • b.

    het verrichten van werkzaamheden die verband houden met onderlinge bijstand, overleg en samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk, als bedoeld in de artikelen 36 en 37 van het Statuut;

  • c.

    het op verzoek van de regering verrichten van werkzaamheden in het kader van de toepassing van artikel 40 van het Statuut;

  • d.

    het vertegenwoordigen van de regering of, op verzoek van de regering, van een of meer eilandgebieden, bij officiële gelegenheden en ten overstaan van officiële instanties in Nederland of elders in Europa;

  • e.

    het op verzoek van de regering verschaffen van ondersteuning aan de vertegenwoordigers van het bestuurscollege van de onderscheidene eilandgebieden bij hun werkzaamheden in Nederland of elders in Europa, als ook het op verzoek van de regering met inachtneming van de bepalingen van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen (P.B. 1951, no. 39) fungeren als aanspreekpunt in Nederland voor bedoelde bestuurscolleges;

  • f.

    het verzamelen van informatie met betrekking tot voor de Nederlandse Antillen relevante feiten en ontwikkelingen en het inlichten daaromtrent van de regering met signalering van de betrokken Nederlands-Antilliaanse belangen en het verstrekken van advies terzake;

  • g.

    het op verzoek van de regering verrichten van werkzaamheden ten dienste van de organen van zowel het land als de onderscheidene eilandgebieden.

Artikel 3

De Gevolmachtigde Minister ontvangt verzoeken, machtigingen of nadere instructies van de regering door tussenkomst van de Minister-President.

Artikel 4
  • 1. De Gevolmachtigde Minister handelt namens de regering. Hij voert daartoe het nodige overleg met de regering.

  • 2. Voor zijn werkzaamheden in het kader van de uitoefening van zijn functie is hij verantwoording verschuldigd aan de regering.

HOOFDSTUK II DE WERKZAAMHEDEN VAN DE GEVOLMACHTIGDE MINISTER IN HET KADER VAN DE BEHARTIGING VAN KONINKRIJKSAANGELEGENHEDEN

Artikel 5
  • 1. Bij inschakeling van de Gevolmachtigde Minister door de Koninkrijksregering uit hoofde van zijn functie bij de voorbereiding van Koninkrijksaangelegenheden, voorafgaand aan het overleg bedoeld in artikel 10 van het Statuut, doet hij de desbetreffende stukken, vergezeld van zijn commentaar, of, indien geen stukken voorhanden zijn dan wel overlegging daarvan op onoverkomelijke bezwaren zou stuiten, alleen zijn commentaar, zo spoedig mogelijk toekomen aan de Minister-President.

  • 2. In de gevallen, dat de behandeling van een Koninkrijksaangelegenheid niet behoeft te leiden tot het in artikel 10 van het Statuut bedoelde overleg, handelt de Gevolmachtigde Minister op dezelfde wijze als in het eerste lid omschreven.

Artikel 6

Indien de regering van oordeel is, dat een aangelegenheid van het Koninkrijk de Nederlandse Antillen raakt in de zin van artikel 10 van het Statuut, wordt dit door de regering aan de Gevolmachtigde Minister medegedeeld.

Artikel 7

Bij het overleg omtrent Koninkrijksaangelegenheden legt de Gevolmachtigde Minister de verklaring, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Statuut niet af, noch verzoekt hij voortgezet overleg als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van het Statuut, dan na machtiging door de regering en overeenkomstig de hem daarbij gegeven nadere instructie.

Artikel 8

De Gevolmachtigde Minister oefent de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 15, derde lid, 17, vierde lid, 18, eerste lid, en 24, tweede lid van het Statuut, niet uit dan na machtiging door de regering en overeenkomstig de hem daarbij gegeven nadere instructie.

Artikel 9
  • 1. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van een voorstel van rijkswet in de kamers van de Staten-Generaal is de Gevolmachtigde Minister gehouden om mondelinge voorlichting aan de kamers van de Staten-Generaal te verstrekken, indien een afgelegde verklaring of een voortgezet overleg als bedoeld in artikel 12 eerste en tweede lid, van het Statuut bij de voorbereiding van een Rijkswet niet tot het daarmede beoogde gevolg heeft geleid.

  • 2. In andere gevallen is de Gevolmachtigde Minister desgevraagd gehouden tot het verstrekken van mondelinge voorlichting aan de kamers van de Staten-Generaal, behoudens afwijkende nadere instructies van de regering.

Artikel 10

Indien de in de artikelen 8 en 9 bedoelde gevallen door de Staten van de Nederlandse Antillen een of meer bijzondere gedelegeerden zijn afgevaardigd ter uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 17, tweede en vierde lid, van het Statuut, woont de Gevolmachtigde Minister de mondelinge behandeling van een voorstel tot rijkswet in de Staten-Generaal bij, doch handelt hij niet dan na ontvangen nadere instructie van de regering.

Artikel 11

De artikelen 8, 9 en 10 zijn voor de behandeling in de verenigde vergadering van de Staten-Generaal van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12
  • 1. Indien ingevolge artikel 21 van het Statuut van artikel 16 van het Statuut wordt afgeweken, brengt de Gevolmachtigde Minister, na het met hem gepleegd overleg, bedoeld in artikel 21 van het Statuut, onverwijld hieromtrent verslag uit aan de regering.

  • 2. Bij verbreking van de communicatie-verbindingen handelt de Gevolmachtigde Minister naar beste weten en kunnen. Zo spoedig mogelijk na herstel der verbindingen legt hij aan de regering van zijn handelingen verantwoording af.

Artikel 13

De Gevolmachtigde Minister legt namens de regering de in artikel 25 van het Statuut bedoelde verklaring af of geeft namens de regering de in artikel 26 van het Statuut bedoelde wens te kennen, in overeenstemming met de van de regering te ontvangen nadere instructie.

Artikel 14

Bij vaststelling van de defensiebijdrage van de Nederlandse Antillen handelt de Gevolmachtigde Minister in overeenstemming met de van de regering te ontvangen instructie.

Artikel 14a

Bij de behandeling van een voordracht tot vernietiging als bedoeld in artikel 50 van het Statuut, handelt de Gevolmachtigde Minister in overeenstemming met de van de regering te ontvangen instructie.

HOOFDSTUK III DE WERKZAAMHEDEN VAN DE GEVOLMACHTIGDE MINISTER INAANGELEGENHEDEN BETREFFENDE ONDERLINGE BIJSTAND, OVERLEG EN SAMENWERKING TUSSEN DE LANDEN VAN HET KONINKRIJK

Artikel 15

Behoudens het in artikel 16 bepaalde, treedt de Gevolmachtigde Minister bij de behandeling van aangelegenheden betreffende onderlinge bijstand, overleg en samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk, niet op dan na verkregen machtiging van de regering en handelt hij in overeenstemming met de daarbij aan hem gegeven nadere instructie van de regering.

Artikel 16

Bij inschakeling van de Gevolmachtigde Minister bij de behandeling van aangelegenheden als bedoeld in artikel 15, door een Nederlandse instantie, doet hij de desbetreffende stukken of het desbetreffende voorstel, zonodig vergezeld van zijn commentaar, zo spoedig mogelijk toekomen aan de Minister-President.

HOOFDSTUK IV DE WERKZAAMHEDEN VAN DE GEVOLMACHTIGDE MINISTER IN EIGEN AANGELEGENHEDEN TEN BEHOEVE VAN HET LAND EN DE ONDERSCHEIDENE EILANDGEBIEDEN

Artikel 17

Voor de behandeling van eigen aangelegenheden van de Nederlandse Antillen ontvangt de Gevolmachtigde Minister zijn instructies rechtstreeks van de Minister onder wiens bevoegdheid de desbetreffende aangelegenheid ressorteert dan wel door tussenkomst van de Minister-President, indien het een aangelegenheid betreft ten behoeve van een der eilandgebieden.

Artikel 18

Met inachtneming van de bepalingen van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen ontvangt de Gevolmachtigde Minister van of met goedkeuring van de Minister-President instructies voor dienstverlening ten behoeve van de eilandgebieden met betrekking tot aangelegenheden die ingevolge artikelen 1 en 1a van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen tot de zorg van de eilandgebieden behoren.

Artikel 19

Door de Minister-President kunnen voorwaarden en procedures worden vastgelegd met betrekking tot de werkzaamheden van de Gevolmachtigde Minister in het kader van de dienstverlening ten behoeve van de eilandgebieden.

HOOFDSTUK V HET KABINET VAN DE GEVOLMACHTIGDE MINISTER

Artikel 20
  • 1. De Gevolmachtigde Minister wordt bijgestaan door een Kabinet, dat onder leiding staat van een Directeur.

  • 2. De formatie van het Kabinet, alsmede de kwalificaties die vereist zijn voor het bezetten van alle functies binnen het Kabinet worden op voordracht van de Gevolmachtigde Minister door de regering vastgesteld.

Artikel 21
  • 1. De Directeur van het Kabinet is ondergeschikt aan de Gevolmachtigde Minister en handelt volgens diens opdrachten en aanwijzingen.

  • 2. De Directeur is belast met de dagelijkse leiding over de werkzaamheden van het Kabinet.

  • 3. De Minister-President kan één der ervaren medewerkers van het Kabinet als plaatsver-vangend Directeur aanwijzen die bij afwezigheid of ontstentenis de Directeur vervangt.

  • 4. Indien geen plaatsvervanger is aangewezen, fungeert als zodanig bij afwezigheid of ont-stentenis van de Directeur respectievelijk het hoofd van de sectie van het Kabinet, dat in het bijzonder belast is met juridische zaken, dan wel de in rang hoogste en in anciënniteit oudste medewerker in dienst van het Kabinet.

Artikel 22
  • 1.

    De Gevolmachtigde Minister dan wel de Directeur, indien daartoe door de Gevolmachtigde Minister gemachtigd, neemt van het door de Gevolmachtigde Minister in dienst genomen personeel voor aanvaarding der betrekking de navolgende eed of belofte af:

"Ik zweer (verklaar) trouw aan de Koningin; dat ik de mij in mijn dienstbetrekking opgedragen taak met nauwgezetheid en getrouwheid zal ten uitvoer brengen;

dat ik de bevelen van de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen en van allen die boven mij gesteld zijn, stipt en met alle ijver zal opvolgen;

dat ik aan niemand zal openbaren de zaken of handelingen van mijn dienstbetrekking, die geheim behoren te worden gehouden.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig".

(Dat verklaar en beloof ik).

  • 2.

    Van de afgenomen eed of belofte wordt terstond een proces-verbaal in drievoud opgemaakt, waarvan een exemplaar wordt toegezonden aan de Minister-President, een aan de belanghebbende wordt uitgereikt en een in het archief van het Kabinet wordt bewaard.

HOOFDSTUK VI DE PLAATSVERVANGEND GEVOLMACHTIGDE MINISTER

Artikel 23

De regering wijst een plaatsvervanger van de Gevolmachtigde Minister aan die bij afwezigheid, belet of ontstentenis van de Gevolmachtigde Minister als diens vervanger optreedt.

De Gevolmachtigde Minister kan de plaatsvervanger van de Gevolmachtigde Minister werkzaamheden, genoemd in artikel 2, opdragen.

De plaatsvervanger van de Gevolmachtigde Minister oefent de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, uit overeenkomstig de aanwijzigen van de Gevolmachtigde Minister.

HOOFDSTUK VII OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 24

De Gevolmachtigde Minister heeft woonplaats in en houdt kantoor te 's-Gravenhage. Hij dient voor afwezigheid uit Nederland voor een periode langer dan drie dagen de Minister-President vooraf in kennis te stellen.

Artikel 25

De Gevolmachtigde Minister is verplicht tot geheimhouding van de hem in de uitoefening van zijn functie ter beschikking gekomen gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voor-

schrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel 26

De Gevolmachtigde Minister zal zonder toestemming van de Minister-President nevens zijn functie geen ander ambt of betrekking aanvaarden, noch enig beroep of bedrijf uitoefenen, dan wel rechtstreeks of zijdelings deelnemen in ondernemingen.

Artikel 27
  • 1. De Gevolmachtigde Minister brengt van zijn werkzaamheden uiterlijk 15 augustus van elk jaar rapport in drievoud uit aan de Minister-President, welk rapport wordt ingedeeld overeenkomstig zijn werkzaamheden, bedoeld in de hoofdstukken 2, 3, en 4 van dit landsbesluit.

  • 2. Uiterlijk 1 maart van elk jaar dient de Gevolmachtigde Minister een jaarverslag in drievoud, ingedeeld volgens de hoofdstukken 2 tot en met 4 van dit landsbesluit over het voorafgaande kalenderjaar in bij de Minister-President.

  • 3. De Gevolmachtigde Minister zal steeds uiterlijk 30 dagen na elke maand een schriftelijke afrekening van de door hem beheerde gelden van het land en de eilandgebieden aanbieden aan de Minister-President, die zorg zal dragen voor doorgeleiding naar respektievelijk de Minister van Financiën en de betreffende eilandgebieden.

  • 4. Jaarlijks in de maand maart biedt de Gevolmachtigde Minister een jaarafrekening van de door hem beheerde gelden van het land en de eilandgebieden in het voorgaande kalenderjaar.

Artikel 28

De Gevolmachtigde Minister zal zich voor het plegen van overleg met de regering naar de Nederlandse Antillen begeven, indien hij daartoe door de Minister-President wordt opgeroepen.

Artikel 29

Jaarlijks in de maand maart doet de Gevolmachtigde Minister aan de Minister-President een wenselijkheidsbegroting, vergezeld van een toelichting, toekomen van de personele en materiële uitgaven voor het volgende dienstjaar der begroting van de Nederlandse Antillen welke aan zijn Kabinet verbonden zullen zijn.

Artikel 30
  • 1. Jaarlijks in de maand februari doet de Gevolmachtigde Minister aan de Minister-President een volledige inventarislijst toekomen van alle gebouwen en bezittingen van het land in Nederland per 1 januari van datzelfde jaar, alsmede een gedetailleerde beschrijving van alle inventarisstukken met aantallen van zowel kantoor als dienstwoningen van het land.

  • 2. Bij de inventarislijst bedoeld in het eerste lid, dienen tevens alle goederen, die, vergeleken met de inventarislijst van het voorgaande jaar, afgevoerd, danwel toegevoegd werden aan de inventaris vermeld te worden met een toelichting met betrekking tot de reden voor het afvoeren of opvoeren op de lijst.

Artikel 31

In afwijking van de bepalingen van dit landsbesluit kan de Gevolmachtigde Minister door de regering voor hem en/of voor zijn Kabinet van bijzondere instructies worden voorzien.

Artikel 31

In afwijking van de bepalingen van dit landsbesluit kan de Gevolmachtigde Minister door de regering voor hem en/of voor zijn Kabinet van bijzondere instructies worden voorzien.

Artikel 32

De bepalingen van dit landsbesluit zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de plaatsvervanger van de Gevolmachtigde Minister.

HOOFDSTUK VIII SLOTBEPALINGEN

Artikel 33

Het landsbesluit van de 10de februari 1956 (P.B. 1956, no. 16) wordt ingetrokken.

Artikel 34

Dit landsbesluit wordt in het Publicatieblad bekendgemaakt en treedt in werking met ingang van 1 september 1993.

Artikel 35

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: "Instructie Gevolmachtigde Minister", gevolgd door het jaartal van verschijning in het Publicatieblad.