Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 5de februari 2003, ter uitvoering van de artikelen 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, regelende de organisatie en taakstelling van het Nationaal Archief

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 5de februari 2003, ter uitvoering van de artikelen 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, regelende de organisatie en taakstelling van het Nationaal Archief
CiteertitelLandsbesluit organisatie en taakstelling nationaal archief
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-03-200305-02-2003Nieuwe regeling

05-02-2003

P.B. 2003, no. 35

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 5de februari 2003, ter uitvoering van de artikelen 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, regelende de organisatie en taakstelling van het Nationaal Archief

Artikel 1

De organisatie van het Nationaal Archief is als volgt:

  • 1.

    Aan het hoofd van het Nationaal Archief staat de Algemene Landsarchivaris, genoemd in artikelen 11, eerste lid, en 12, eerste lid, van de Archieflandsverordening (P.B. 1989, no. 64).

  • 2.

    Het maximum aantal formatieplaatsen van het Nationaal Archief is: 23

Artikel 2

De taken van het Nationaal Archief zijn de volgende:

  • a.

    Het toezicht houden op het beheer van het niet-overgedragen archief bij alle overheidsinstellingen;

  • b.

    Het verwerven van cultuur-historische informatie;

  • c.

    Het opslaan, bewerken, beheren, onderhouden en verwerken van cultuur-historische informatie;

  • d.

    Het ter beschikking stellen en het toegankelijk maken van verworven cultuur-historische informatie aan het publiek;

  • e.

    Het bevorderen van het historisch bewustzijn en het publiekelijk benutten van de beschikbare cultuur-historische informatie bijvoorbeeld door het organiseren van educatieve activiteiten.

Artikel 3

  • 1. Het Nationaal Archief bestaat uit twee afdelingen:

    • a.

      De afdeling Archiefbeheer en Dienstverlening;

    • b.

      Het managementsecretariaat.

  • 2. Aan het hoofd van een afdeling staat een afdelingshoofd.

  • 3. Bij ministeriële beschikking met algemene werking worden de precieze taken, de organisatiestructuur, de naam en het maximum aantal formatieplaatsen per afdeling vastgelegd, met inachtneming van artikel 1 van dit landsbesluit en het overigens bij of krachtens de Landsverordening Organisatie Landsoverheid bepaalde.

Artikel 4

De Algemene Landsarchivaris, genoemd in artikel 1, heeft zitting in het ministeriële overleg, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Landsbesluit Organisatie en Taakstelling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (P.B. 2002, no. 6).

Artikel 5

  • 1. Het personeel wordt in dienst genomen, bevorderd, geschorst en ontslagen door de Gouverneur, op voordracht van de Minister van Constitutionele en Binnenlandse Zaken.

  • 2. De Algemene Landsarchivaris kan binnen de door de Minister Constitutionele en Binnenlandse Zaken gestelde grenzen aan deze bij of krachtens de Landsverordening Materieel Ambtenaren recht en andere daarmee samenhangende rechtspositionele regelingen toekomende bevoegdheden uitoefenen.

  • 3. De Algemene Landsarchivaris kan binnen de door de Regering en regelgeving, zoals de Staatsregeling, de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, de Archieflandsverordening en de Comptabiliteitslandsverordening, gestelde grenzen overeenkomsten met derden aangaan.

Artikel 6

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als Landsbesluit Organisatie en Taakstelling Nationaal Archief.

Artikel 7

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Publicatieblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 maart 2002.

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Een Ministerie omvat alle onder de Minister ressorterende taken en daarmee belaste organisatorische eenheden. Het Ministerie bestaat enerzijds uit maximaal twee Directies en een Ondersteu-ningsbureau. Anderzijds kan het Ministerie Uitvoerende Diensten en Secretariaten omvatten.

De Directeuren van de Directies, alsmede de hoofden van de Uitvoerende Diensten en Secretariaten rapporteren rechtstreeks aan de verantwoordelijke Minister.

Dit Landsbesluit regelt de instelling van een Uitvoerende Dienst, nl. het Nationaal Archief.

De considerans beschrijft de missie, de omschrijving van de reden van bestaan van het Nationaal Archief. Deze geeft richting aan de organisatie (het waarom). Artikel 2 bevat een concretisering daarvan.

De Raad van Advies kan zich in zijn algemeenheid verenigen met de inhoud en strekking van het ontwerp (RvA no. RA/023-02, dd. 25 juni 2002). De Raad constateert dat in artikel 1 niets is opgenomen inzake de aanstelling van de Algemene Landsarchivaris. De regering verwijst in dezen naar artikel 5, eerste lid, waarin is aangegeven dat het personeel, dus ook de Algemene Landsarchivaris, wordt benoemd, bevorderd, geschorst en ontslagen door de Gouverneur, op voordracht van de Minister van Constitutionele en Binnenlandse Zaken. Met toepassing van het tweede lid van artikel 5 kan de minister desgewenst de bevoegdheid tot voordracht aan de Gouverneur voor wat betreft het overige personeel mandateren aan de Algemene Landsarchivaris.

De tekstuele suggesties van de Raad zijn overgenomen.

De CCGOA heeft geen advies uitgebracht.

Artikel 1

Conform het Beslisdocument van 30 oktober 2000, beslispunten 1b en 4i, worden de uitvoerende taken van de Landsoverheid niet meer binnen de Directies uitgevoerd maar overgedragen. Voor zover de taak nog als verantwoordelijkheid van de Landsoverheid wordt gezien, vindt overdracht plaats naar een Coördinator (alleen bij BiZa), Uitvoerende Dienst (bv. Inspectie) of Secretariaat.

In het geval de taak niet (meer) als kerntaak van de overheid wordt gezien, wordt de taak afgestoten naar een verzelfstandigde dienst.

De onderdelen die als Uitvoerende Dienst, Secretariaat of verzelfstandigde dienst worden voort gezet, hebben op dit moment behalve uitvoerende soms ook beleidsmatige taken. Ze ontwikkelen, als Landsdienst, het beleid voor de Minister.

Op basis van de scheiding tussen beleid en uitvoering, zal deze beleidstaak na omvorming tot Uitvoerende Dienst, Secretariaat of verzelfstandigde dienst in zijn algemeenheid komen te vervallen.

Echter, Uitvoerende Diensten, Secretariaten en verzelfstandigde diensten behouden de mogelijkheid om “aandachtspunten voor beleid aan te dragen”. Met andere woorden ze signaleren aandachtspunten voor beleid en wetgeving, dragen informatie aan voor beleid en wetgeving en kunnen participeren in processen ter voorbereiding van beleid en wetgeving.

De Directies zijn primair verantwoordelijk voor het doen van adviezen en voorstellen voor beleid en wetgeving voor de beleidsterreinen en taakgebieden die onder verantwoordelijkheid van de Minister vallen. De Minister is politiek verantwoordelijk voor de onder hem ressorterende zorggebieden. De Directies zijn ambtelijk verantwoordelijk voor de onder hen ressorterende zorggebieden.

In de praktijk betekent dit, dat de Directies in nauwe samenwerking met de betreffende Uitvoerende Diensten, Secretariaten en verzelfstandigde diensten tot adviezen en voorstellen komen voor beleid en wetgeving. De eindverantwoordelijkheid voor beleid en wetgeving ligt bij de Directie.

Daarnaast voeren de Directies beleidsevaluatie (control) en monitoring uit. In dit kader adviseert de Directie de Minister omtrent de contractafspraken tussen de Minister en een Uitvoerende Dienst, Secretariaat of verzelfstandigde dienst.

Deze taken van beleidsevaluatie (control) en monitoring dienen duidelijk onderscheiden te worden van de in voorkomend geval aan een tot een Ministerie behorende Uitvoerende Dienst toebedeelde taak van toezicht/inspectie, zoals in casu het geval is, nl. die van de Algemene Landsarchivaris.

Een dergelijke Uitvoerende Dienst is belast met het toezicht op de naleving van wetten, voorschriften en beleid in concreto, zoals in casu de Archieflandsverordening en bijbehorende uitvoeringsvoorschriften.

De waarnemingen die in het kader van dit toezicht worden gedaan, worden vastgelegd in rapportages aan betrokkene (de geïnspecteerde) en de verantwoordelijke (de Minister uit wiens naam wordt geïnspecteerd). In de rapportage aan betrokkene kunnen aandachtspunten ter verbetering worden aangedragen.

In voorkomend geval beschikt de Uitvoerende Dienst over toezichthoudende bevoegdheden om de gewenste situatie af te dwingen. In het rapport aan de Minister kunnen tevens aandachtspunten voor beleids- en wetswijziging worden aangedragen indien duidelijk is dat met het beleid of de wet de beoogde doelen niet of niet voldoende worden bereikt. Het is dan vervolgens aan de beleidsdirectie om dit om te zetten in concrete adviezen en voorstellen.

Artikel 3

Een afdeling staat onder leiding van een afdelingshoofd als er meer dan één afdeling binnen een organisatie is. Het hoofd is integraal verantwoording schuldig aan het hoofd van de organisatie, waartoe de afdeling behoort. Het afdelinghoofd geeft direct leiding aan alle medewerkers van de afdeling. De medewerkers functioneren als professionals binnen een team op projectmatige wijze. Het afdelingshoofd behoudt de eindverantwoordelijkheid en is direct aanspreekbaar voor alle medewerkers, maar mandateert de uitvoering van specifieke taken.

Het maximum aantal formatieplaatsen per afdeling wordt niet bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld. Het vermelden van dit maximaal aantal formatieplaatsen zou de flexibiliteit van het organisatiebesluit alsmede de handelingsvrijheid van het hoofd aantasten. Binnen het maximum aantal formatieplaatsen van de Uitvoerende Dienst, zou het organisatiebesluit dan telkens moeten worden aangepast. Vastlegging geschiedt daarom bij ministeriële beschikking met algemene werking.

Artikel 5

Op basis van het document “Inrichting van het P-beheer binnen de Nieuwe Overheid”, zoals geaccordeerd door de Raad van Ministers op 25 april 2001, en het document over F-beheer zal het hoofd (i.c. de Algemene Landsarchivaris) ruimere bevoegdheden worden toegekend op het gebied van het financiële en personeelsbeheer.

Extra bevoegdheden komen tot uitdrukking op het terrein van disciplinaire procedures, gratificatie, het aangaan van contracten met betrekking tot onderhoud, kantoorartikelen, automatisering, etc.

De toekenning van de extra bevoegdheden geschiedt op basis van een mandaat en wordt begrensd door regelgeving, zoals de Staatsregeling, de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, de Archieflandsverordening, de Comptabiliteitslandsverordening en de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht.