Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 12de april 2002, ter uitvoering van de artikelen 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, regelende de organisatie en taakstelling van Onderwijsinspectie

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 12de april 2002, ter uitvoering van de artikelen 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, regelende de organisatie en taakstelling van Onderwijsinspectie
CiteertitelLandsbesluit organisatie en taakstelling onderwijsinspectie
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Nota van toelichting: Beslisdocument 30 oktober 2000, beslispunt 1b en 4i.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-200212-04-2002Nieuwe regeling

12-04-2002

P.B. 2002, no. 96

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 12de april 2002, ter uitvoering van de artikelen 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, regelende de organisatie en taakstelling van Onderwijsinspectie

Artikel 1

De organisatie van de Onderwijsinspectie is als volgt:

  • 1.

    Aan het hoofd van de Onderwijsinspectie staat een Inspecteur-Generaal.

  • 2.

    Het maximum aantal formatieplaatsen van de Onderwijsinspectie is: 13.

Artikel 2

De taken van de Onderwijsinspectie zijn de volgende:

  • a.

    Het toezicht houden op de naleving van onderwijswetgeving en –beleid in concreto;

  • b.

    Het schriftelijk rapporteren van de bevindingen aan de geïnspecteerde, het bevoegd gezag en de Minister van Onderwijs en Cultuur, waarbij tevens aandachtspunten voor verbetering kunnen worden aangedragen;

  • c.

    Het stimuleren van effectief en efficiënt onderwijs;

  • d.

    Het zonodig afdwingen van de gewenste situatie door middel van sanctionering via publieke rapportage en/of strafrechtelijk optreden;

  • e.

    Het aandragen van aandachtspunten voor beleids- en wetswijzigingen;

  • f.

    Het jaarlijks bekend maken van de toestand van het onderwijs door middel van een onderwijsverslag.

Artikel 3

  • 1. De Onderwijsinspectie bestaat uit drie afdelingen:

    • a.

      De afdeling inspectie FO/SO;

    • b.

      De afdeling inspectie VO/HO;

    • c.

      Het managementsecretariaat.

  • 2. De Inspecteur-Generaal is tevens hoofd van de afdelingen.

  • 3. Het managementsecretariaat ondersteunt de Inspecteur-generaal en de Inspecteurs bij de dagelijkse werkzaamheden.

  • 4. Bij ministeriële beschikking met algemene werking worden de precieze taken, de organisatiestructuur en het maximum aantal formatieplaatsen per afdeling vastgelegd, met inachtneming van het in de artikelen 1 en 2 en overigens bij of krachtens de Landsverordening organisatie Landsoverheid bepaalde.

Artikel 4

De Inspecteur-Generaal, bedoeld in artikel 1, heeft zitting in het ministeriële overleg, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Landsbesluit Organisatie Ministerie van Onderwijs en Cultuur.

Artikel 5

De Onderwijsinspectie kan op een daartoe strekkend verzoek van de Inspecteur-Generaal voor de afhandeling van de financiële, ICT-, personele, faciliterende, documentaire, materiële en andere ondersteunende taken gebruik maken van het Ondersteuningsbureau van het Ministerie van Onderwijs en Cultuur.

Artikel 6

  • 1. De Inspecteur-Generaal wordt benoemd, bevorderd, geschorst en ontslagen door de Gouverneur, op voordracht van de Minister van Onderwijs en Cultuur.

  • 2. Het overige personeel wordt benoemd, bevorderd, geschorst en ontslagen door de Gouverneur, op voordracht van de Inspecteur-Generaal.

  • 3. De Inspecteur-Generaal kan binnen door de Minister van Onderwijs en Cultuur en relevante gestelde grenzen aan deze bij of krachtens de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht en andere daarmee samenhangende rechtspositionele regelingen toekomende bevoegdheden uitoefenen.

  • 4. De Inspecteur-Generaal kan binnen de door de Regering en regelgeving gestelde grenzen, zoals de Staatsregeling, de Landsverordening Organisatie Landsoverheid en de Comptabiliteitslandsverordening, overeenkomsten met derden aangaan.

Artikel 7

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als Landsbesluit Organisatie en Taakstelling Onderwijsinspectie.

Artikel 8

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Publicatieblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2002

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Een Ministerie omvat alle onder de Minister ressorterende taken en daarmee belaste organisatorische eenheden. Het Ministerie bestaat enerzijds uit maximaal twee Directies en één On-dersteuningsbureau, met daarbij maximaal drie afdelingen per Directie. Anderzijds kan het Ministerie Uitvoerende Diensten en Secretariaten omvatten. Dit landsbesluit regelt de instelling van een Uitvoerende Dienst, nl. de Onderwijsinspectie. In dit verband zij opgemerkt, dat bezien zal worden of de Onderwijsinspectie te zijner tijd een nadrukkelijker positie gegeven kan worden in de onderwijswetgeving zelf. Dit naar analogie van de positie van de Inspectie voor de Volksgezondheid in de gezondheidswetgeving.

De Directeuren van de Directies, alsmede de hoofden van de Uitvoerende Diensten en Secretariaten rapporteren rechtstreeks aan de verantwoordelijke Minister.

De considerans beschrijft de missie, de omschrijving van de reden van bestaan van de Uitvoerende Dienst. Deze het geeft richting aan de organisatie (het waarom). Een en ander wordt verder uitgewerkt in artikel 2, dat een opsomming van de taken bevat. In dit artikel is geen plaats voor criteria om het gewenste niveau van het onderwijs te kunnen toetsen, zoals de Raad van Advies voorstelt. Dergelijke criteria behoren te zijn opgenomen bij of krachtens de van toepassing zijnde onderwijslandsverordening.

De Raad van Advies kan zich in zijn algemeenheid verenigen met de inhoud en strekking van het ontwerp (RvA no. RA/05.02, d.d. 8 februari 2002). De algemene opmerkingen zijn verwerkt in de tekst en toelichting. Wat betreft de opmerking van de Raad over de verantwoordingsplicht voor de hoofden van dienst zij opgemerkt, dat deze in zijn algemeenheid is neergelegd in artikel 16, zesde lid, juncto artikel 13 van de Landsverordening organisatie Landsoverheid. Momenteel wordt gewerkt aan een aanvulling ter zake.

De tekstuele suggesties van de Raad, behoudens die met betrekking tot artikel 6, derde lid, zijn overgenomen. Het gaat niet om een mandatering van rechtspositionele bevoegdheden van het bevoegd gezag (regering/gouverneur) maar om die van de Minister. Het bevoegd gezag kan zijn rechtspositionele bevoegdheden niet mandateren. De mandataris (in casu de minister) stelt uiteraard de kaders van het mandaat vast.

Artikel 1

Conform het Beslisdocument worden de uitvoerende taken van de Landsoverheid niet meer binnen de Directies uitgevoerd maar overgedragen. Voor zover de taak nog als verantwoordelijkheid van de Landsoverheid wordt gezien, vindt overdracht plaats naar een Coördinator (alleen bij BiZa), Uitvoerende Dienst (bv. Inspectie) of Secretariaat.

In het geval de taak niet (meer) als kerntaak van de overheid wordt gezien, wordt de taak afgestoten naar een verzelfstandigde dienst (bv. Landslaboratorium en Caprileskliniek).

De onderdelen die als Uitvoerende Dienst (Inspectie), Secretariaat of verzelfstandigde dienst worden voortgezet, hebben op dit moment behalve uitvoerende soms ook beleidsmatige taken. Ze ontwikkelen, als Landsdienst, het beleid voor de Minister.

Op basis van de scheiding tussen beleid en uitvoering, zal deze beleidstaak na omvorming tot een Uitvoerende Dienst, Secretariaat of verzelfstandigde dienst in zijn algemeenheid komen te vervallen.

Echter, Uitvoerende Diensten, Secretariaten en verzelfstandigde diensten behouden de mogelijkheid om “aandachtspunten voor beleid aan te dragen”. Met andere woorden ze signaleren aandachtspunten voor beleid en wetgeving, dragen informatie aan voor beleid en wetgeving en kunnen participeren in processen ter voorbereiding van beleid en wetgeving.

De Directies zijn primair verantwoordelijk voor het doen van adviezen en voorstellen voor beleid en wetgeving voor alle beleidsterreinen en taakgebieden die onder verantwoordelijkheid van de Minister vallen. De Minister is politiek verantwoordelijk voor de onder hem ressorterende zorggebieden. De Directies zijn ambtelijk verantwoordelijk voor de onder hen ressorterende zorggebieden.

In de praktijk betekent dit, dat de Directies in nauwe samenwerking met de betreffende Uitvoerende Diensten, Secretariaten en verzelfstandigde diensten tot adviezen en voorstellen komen voor beleid en wetgeving. De eindverantwoordelijkheid voor beleid en wetgeving ligt bij de Directie.

Daarnaast voeren de Directies beleidsevaluatie (control) en monitoring uit. In dit kader adviseert de Directie de Minister omtrent de contractafspraken tussen de Minister en een Uitvoerende Dienst, Secretariaat of verzelfstandigde dienst.

Deze taken van beleidsevaluatie (control) en monitoring dienen duidelijk onderscheiden te worden van de in voorkomend geval aan een tot een ministerie behorende Uitvoerende Dienst toebedeelde taak van toezicht/inspectie.

Een Uitvoerende Dienst/Inspectie, zoals de Onderwijsinspectie, is belast met het toezicht op de naleving van wetten, voorschriften en beleid in concreto. De waarnemingen die in het kader van dit toezicht worden gedaan, worden vastgelegd in rapportages aan de betrokkene (de geïnspecteerde) en de verantwoordelijke (de Minister uit wiens naam wordt geïnspecteerd). In een rapportage aan de betrokkene kunnen aandachtspunten ter verbetering worden aangedragen. In voorkomend geval beschikt de Inspectie over toezichthoudende bevoegdheden om de gewenste situatie af te dwingen (informatieplicht, onderzoek boeken). Zonodig kan ook strafrechtelijk worden opgetreden (huiszoeking, proces verbaal). In het rapport aan de verantwoordelijk Minister kunnen tevens aandachtspunten voor beleids- en wetswijziging aangedragen worden, indien duidelijk is dat met het beleid of de wet de beoogde doelen niet of niet voldoende worden bereikt. Het is dan vervolgens aan de beleidsdirectie om dit om te zetten in concrete adviezen en voorstellen.

Artikel 3

Op praktische gronden is de Inspecteur-Generaal tevens hoofd van de afdelingen. Hij draagt zorg voor een efficiënt en effectief opereren van de Onderwijsinspectie.

Het maximum aantal formatieplaatsen per afdeling wordt niet bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld. Het vermelden van dit maximaal aantal formatieplaatsen zou de flexibiliteit van het organisatiebesluit alsmede de handelingsvrijheid van de Inspecteur-Generaal aantasten. Binnen het maximaal aantal formatieplaatsen van een Uitvoerende Dienst, zou het organisatiebesluit dan telkens moeten worden aangepast vastlegging geschiedt daarom bij ministeriële beschikking met algemene werking.

Artikelen 5 en 6

Op basis van het document “Inrichting van het P-beheer binnen de Nieuwe Overheid”, zoals geaccordeerd door de Raad van Ministers op 25 april 2001, en het document over F-beheer zal het hoofd van de dienst ruimere bevoegdheden worden toegekend op het gebied van het financiële en personeelsbeheer.

Extra bevoegdheden komen tot uitdrukking op het terrein van disciplinaire procedures, gratificatie, het aangaan van contracten met betrekking tot onderhoud, kantoorartikelen, automatisering, etc. De toekenning van de extra bevoegdheden geschiedt op basis van een mandaat en wordt begrensd door regelgeving zoals de Staatsregeling, de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, de Comptabiliteitslandsverordening en de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht.