Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 4de januari 2002 ter uitvoering van de artikelen 13, 15, 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, regelende de organisatie en taakstelling van de Directie Onderwijs, Sport en Cultuur en de Directie Jeugd- en Jongerenontwikkeling van het Ministerie van Onderwijs en Cultuur

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 4de januari 2002 ter uitvoering van de artikelen 13, 15, 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, regelende de organisatie en taakstelling van de Directie Onderwijs, Sport en Cultuur en de Directie Jeugd- en Jongerenontwikkeling van het Ministerie van Onderwijs en Cultuur
CiteertitelLandsbesluit organisatie en taakstelling van het ministerie van onderwijs en cultuur
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Nota van toelichting: Beslisdocument 30 oktober 2000, beslispunt 1b en 4i

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-01-2002Nieuwe regeling

04-01-2002

P.B. 2002, no. 9

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 4de januari 2002 ter uitvoering van de artikelen 13, 15, 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, regelende de organisatie en taakstelling van de Directie Onderwijs, Sport en Cultuur en de Directie Jeugd- en Jongerenontwikkeling van het Ministerie van Onderwijs en Cultuur

Artikel 1

De organisatie van het Ministerie van Onderwijs en Cultuur is als volgt:

  • 1.

    de Directie Onderwijs, Sport en Cultuur.

  • 2.

    de Directie Jeugd- en Jongerenontwikkeling.

  • 3.

    het Ondersteuningsbureau.

  • 4.

    De Uitvoerende Diensten: de Onderwijsinspectie, met maximaal 13 formatieplaatsen, het Bureau Procesmanagement Onderwijsvernieuwing, met maximaal 15 formatieplaatsen, en het Examenbureau, met maximaal 18 formatieplaatsen.

Artikel 2

De organisatie van de Directie Onderwijs, Sport en Cultuur is als volgt:

  • 1.

    Aan het hoofd van de Directie staat een Directeur. De Directeur wordt bijgestaan door een Adjunct-Directeur.

  • 2.

    Het maximum aantal formatieplaatsen van de Directie is: 20

  • 3.

    De taken van de Directie zijn de volgende:

    • a.

      Het opstellen van beleidsnota’s en -adviezen en het doen van voorstellen voor het ontwikkelen, bijstellen, bewaken en (doen) uitvoeren van het landelijke beleid ten behoeve van onderwijszaken, waaronder het budgettaire instrumentarium;

    • b.

      Het voorbereiden, implementeren en beheren van de landelijke wet- en regelgeving ten behoeve van onderwijszaken, alsmede het monitoren van de naleving van deze wet- en regelgeving;

    • c.

      Het geven van voorlichting en het verstrekken van informatie aan uitvoerende overheid- en particuliere instanties over het landelijke beleid en de landelijke wet- en regelgeving ten behoeve van onderwijszaken;

    • d.

      Het bevorderen, ontwikkelen en coördineren van beleidsvoorbereidende activiteiten met betrekking tot onderwijsvernieuwing;

    • e.

      Het bevorderen, (doen) verrichten en aansturen van beleidsondersteunend kwalitatief en kwantitatief onderzoek en planningsactiviteiten met betrekking tot onderwijszaken;

    • f.

      Het opstellen van beleidsnota’s en -adviezen en het doen van voorstellen voor het ontwikkelen, bijstellen, bewaken en (doen) uitvoeren van het landelijke beleid met betrekking tot de evaluatie van onderwijszaken, waaronder het budgettaire instrumentarium;

    • g.

      Het bevorderen van, (doen) verrichten en aansturen van evaluatie van onderwijszaken;

    • h.

      Het opstellen van beleidsnota’s en -adviezen en het doen van voorstellen voor het ontwikkelen, bijstellen, bewaken en (doen) uitvoeren van het landelijke beleid met betrekking tot sportzaken, waaronder het budgettaire instrumentarium;

    • i.

      Het opstellen van beleidsnota’s en -adviezen en het doen van voorstellen voor het ontwikkelen, bijstellen, bewaken en (doen) uitvoeren van het landelijke beleid met betrekking tot cultuurzaken, waaronder het budgettaire instrumentarium;

    • j.

      Het opstellen van beleidsnota’s en -adviezen en het doen van voorstellen voor het ontwikkelen, bijstellen, bewaken en (doen) uitvoeren van het landelijke beleid met betrekking tot UNESCO-zaken, waaronder het budgettaire instrumentarium;

    • k.

      het opstellen van beleidsnota’s en -adviezen en het doen van voorstellen voor het ontwikkelen, bijstellen, bewaken en (doen) uitvoeren van het landelijke beleid met betrekking tot mediazaken, waaronder het budgettaire instrumentarium;

    • l.

      Het voorbereiden, implementeren en beheren van de landelijke wet- en regelgeving ten behoeve van sport-, cultuur-, UNESCO- en mediazaken, alsmede het monitoren van de naleving van deze wet- en regelgeving.

  • 4.

    De Directie bestaat uit drie afdelingen.

  • 5.

    Aan het hoofd van een afdeling staat een afdelingshoofd.

  • 6.

    Bij ministeriële beschikking met algemene werking worden de precieze taken, de organisatiestructuur, de naam en het maximum aantal formatieplaatsen per afdeling vastgelegd, met inachtneming van het overigens bij of krachtens de Landsverordening organisatie Landsoverheid bepaalde.

Artikel 3

De organisatie van de Directie Jeugd- en Jongerenontwikkeling is als volgt:

  • 1.

    Aan het hoofd van de Directie staat een Directeur.

  • 2.

    Het maximum aantal formatieplaatsen van de Directie is: 6.

  • 3.

    De Directie bestaat uit één afdeling. De Directeur, genoemd onder 1, is tevens hoofd van de afdeling.

  • 4.

    De taken van de Directie, tevens afdeling, zijn de volgende:

    • a.

      Het opstellen van beleidsnota’s en -adviezen en het doen van voorstellen voor het ontwikkelen, bijstellen, bewaken en (doen) uitvoeren van het landelijke beleid ten behoeve van de ontwikkeling van de jeugd en jongeren in de Nederlandse Antillen, waaronder het budgettaire instrumentarium;

    • b.

      Het bevorderen, (doen) verrichten en aansturen van beleidsondersteunend en evaluatief onderzoek en planningsactiviteiten met betrekking tot de ontwikkeling van jeugd en jongeren in de Nederlandse Antillen

    • c.

      Het voorbereiden, implementeren en beheren van de landelijke wet- en regelgeving ten behoeve van de ontwikkeling van de jeugd en jongeren in de Nederlandse Antillen, alsmede het monitoren van de naleving van deze wet- en regelgeving;

    • d.

      Het opstellen van beleidsnota’s en -adviezen en het doen van voorstellen voor het ontwikkelen, bijstellen, bewaken en (doen) uitvoeren van het landelijke mediabeleid ten behoeve van de ontwikkeling van de jeugd en jongeren in de Nederlandse Antillen, waaronder het budgettaire instrumentarium en het (doen) verzorgen van voorlichting met betrekking tot internationale verdragen, het landelijke beleid en de landelijke wet- en regelgeving;

    • e.

      Handhavend toezicht op de naleving van internationale verdragen, waaronder rapportages met betrekking tot de rechten van het kind, het landelijke beleid en de wet- en regelgeving ten behoeve van de ontwikkeling van de jeugd en jongeren in de Nederlandse Antillen.

Artikel 4

  • 1.

    Er is een Ministerieel overleg, waarin zitting hebben de Directeuren, bedoeld in de artikelen 2 en 3, het hoofd van de Onderwijsinspectie, van het Bureau Procesmanagement Onderwijsvernieuwingen het Examenbureau, de betrokken Minister, als voorzitter, en, indien aanwezig, de betrokken Staatssecretaris.

  • 2.

    Het Ministerieel overleg vergadert ten minste één maal per maand over aangelegenheden:

    • a.

      betreffende een Directie, de Onderwijsinspectie, het Bureau Procesmanagement Onderwijsvernieuwing en het Examenbureau, die het Ministeriële of Regeringsbeleid regarderen;

    • b.

      betreffende het Regeringsbeleid, die het Ministerie, een Directie of Uitvoerende Dienst regarderen;

    • c.

      die de bevoegdheden van een Directie of Uitvoerende Dienst overschrijden;

en overigens, op verzoek van een functionaris, genoemd in het eerste lid.

  • 3.

    Het periodieke werk- en afstemmingsoverleg tussen de Directeuren en het hoofd van de Onderwijsinspectie, van het Bureau Procesmanagement Onderwijsvernieuwing en van het Examenbureau, genoemd in lid 1, wordt geregeld door de minister.

Artikel 5

  • 1. De organisatie van het Ondersteuningsbureau is als volgt:

    • a.

      Aan het hoofd van het Ondersteuningsbureau staat een Coördinator.

    • b.

      Het maximum aantal formatieplaatsen van het Ondersteuningsbureau is: 26½

  • 2. Het Ondersteuningsbureau verleent ondersteuning als bedoeld in artikel 17, lid 6, van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid aan de Onderwijsinspectie, het Bureau Procesmanagement Onderwijsvernieuwing en het Examenbureau.

Artikel 6

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als Landsbesluit Organisatie en Taakstelling van het Ministerie van Onderwijs en Cultuur.

Artikel 7

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid.

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Een Ministerie omvat alle onder de Minister ressorterende taken en daarmee belaste organisatorische eenheden. Het Ministerie bestaat enerzijds uit maximaal twee Directies en een Ondersteuningsbureau, met daarbij maximaal drie afdelingen per Directie. Anderzijds kan het Ministerie Uitvoerende Diensten en Secretariaten omvatten.

De Directeuren van de Directies, de hoofden van de Uitvoerende Diensten en de Secretariaten rapporteren rechtstreeks aan de verantwoordelijk Minister.

De considerans beschrijft de missie, de omschrijving van de reden van bestaan van het Ministerie. Deze geeft richting aan de organisatie (het waarom).

De Raad van Advies kan zich verenigen met de inhoud van het landsbesluit (advies van 20 december 2001). De CCGOA heeft geen advies uitgebracht.

Artikel 1

Het Ministerie van Onderwijs en Cultuur bestaat uit de twee Directies de Directie Onderwijs, Sport en Cultuur en de Directie Jeugd- en Jongerenontwikkeling, alsmede een Ondersteu-ningsbureau. Als Uitvoerende Diensten ressorteren rechtstreeks onder de Minister van Onderwijs en Cultuur:

  • a.

    De Onderwijsinspectie

  • b.

    Het Bureau Procesmanagement Onderwijsvernieuwing

  • c.

    Het Examenbureau

Artikelen 2 en 3

Conform het Beslisdocument worden de uitvoerende taken van de Landsoverheid niet meer binnen de Directies uitgevoerd maar overgedragen. Voor zover de taak nog als verantwoordelijkheid van de Landsoverheid wordt gezien, vindt overdracht plaats naar een Coördinator (alleen bij BiZa), Uitvoerende Dienst (Inspectie) of Secretariaat.

In het geval de taak niet (meer) als taak van de overheid wordt gezien, is de taak afgestoten naar een verzelfstandigde dienst (bv. Landslaboratorium en Caprileskliniek).

De onderdelen die als Uitvoerende Dienst (Inspectie), Secretariaat of verzelfstandigde dienst worden voortgezet, hebben op dit moment behalve uitvoerende soms ook beleidsmatige taken. Ze ontwikkelen, als Landsdienst, het beleid voor de Minister.

Op basis van de scheiding tussen beleid en uitvoering, zal deze beleidstaak na omvorming tot Uitvoerende Dienst, Secretariaat of verzelfstandigde dienst in zijn algemeenheid komen te vervallen.

Echter, de Uitvoerende Diensten, Secretariaten en verzelfstandigde diensten behouden de mogelijkheid om “aandachtspunten voor beleid aan te dragen”. Met andere woorden ze signaleren aandachtpunten voor beleid en wetgeving, dragen informatie aan voor beleid en wetgeving en kunnen participeren in processen ter voorbereiding van beleid en wetgeving.

De Directies zijn primair verantwoordelijk voor het uitbrengen van adviezen en doen van voorstellen voor beleid en wetgeving op alle beleidsterreinen en taakgebieden die onder verantwoordelijkheid van de Minister vallen.

De Minister is politiek verantwoordelijk voor de onder hem ressorterende zorggebieden. De Directies zijn ambtelijk verantwoordelijk voor de onder hen ressorterende zorggebieden.

In de praktijk betekent dit, dat de Directies in nauwe samenwerking met de betreffende Uitvoerende Diensten, Secretariaten en verzelfstandigde diensten tot adviezen en voorstellen komen voor beleid en wetgeving. De eindverantwoordelijkheid voor beleid en wetgeving ligt bij de Directie.

Daarnaast voeren de Directies beleidsevaluatie (control) en monitoring uit. In dit kader adviseert de Directie de Minister omtrent de contractafspraken tussen de Minister en Uitvoerende Dienst, Secretariaat of verzelfstandigde dienst.

Deze taken van beleidsevaluatie (control) en monitoring dienen duidelijk onderscheiden te worden van de in voorkomend geval aan een tot een Ministerie behorende Uitvoerende Dienst toebedeelde taak van toezicht/inspectie.

Een Uitvoerende Dienst/Inspectie is belast met het toezicht op de naleving van wetten, voorschriften en beleid in concreto. De waarnemingen die in het kader van dit toezicht worden gedaan, worden vastgelegd in rapportages aan de betrokkene (de geïnspecteerde) en de verantwoordelijke (de Minister uit wiens naam wordt geïnspecteerd). In een rapportage aan de betrokkene kunnen aandachtspunten ter verbetering worden aangedragen. In voorkomend geval beschikt de Uitvoerende Dienst/Inspectie over toezichthoudende bevoegdheden om de gewenste situatie af te dwingen (informatieplicht, onderzoek boeken, verzegeling). Zonodig kan ook strafrechtelijk worden opgetreden.In het rapport aan de verantwoordelijke Minister kunnen tevens aandachtspunten voor beleids- en wetswijziging aangedragen worden indien duidelijk is dat met het beleid of de wet de beoogde doelen niet of niet voldoende worden bereikt. Het is dan vervolgens aan de beleidsdirectie om dit om te zetten in concrete adviezen en voorstellen.

In de Directie Onderwijs, Sport en Cultuur is, gezien de aard en de omvang van de organisatie, taken en werkzaamheden sprake van een Adjunct-Directeur. De Adjunct-Directeur wordt belast met één of meer taken van de directeur, naast de taak van plaatsvervangend Directeur. De eindverantwoordelijkheid ter zake blijft berusten bij de Directeur.Een afdeling staat onder leiding van een afdelingshoofd als er meer dan één afdeling binnen een Directie is. Het hoofd is integraal verantwoording schuldig aan de Directeur van de directie, waartoe de afdeling behoort. Het afdelinghoofd geeft direct leiding aan alle medewerkers van de afdeling. De medewerkers functioneren als professionals binnen een team op projectmatige wijze. Het afdelingshoofd behoudt de eindverantwoordelijkheid en is direct aanspreekbaar voor alle medewerkers, maar mandateert de uitvoering van specifieke taken.

Het maximum aantal formatieplaatsen per afdeling wordt, tenzij sprake is van 1 afdeling, niet bij Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld. Het vermelden van dit maximale aantal formatieplaatsen zou de flexibiliteit van het organisatiebesluit alsmede de handelingsvrijheid van de Directeur aantasten. Binnen het maximaal aantal formatieplaatsen van een directie zou het organisatiebesluit dan telkens moeten worden aangepast. Vastlegging geschiedt daarom bij ministeriële beschikking met algemene werking.

Artikel 4

Dit artikel bevat de interne periodieke overlegstructuur tussen de Directies en Uitvoerende Diensten/Inspectie met de Minister. Het Ondersteuningsbureau kan desgewenst de secretariële ondersteuning leveren.

Artikel 5

De formatie van het Ondersteuningsbureau houdt verband met de reallocatie van de huidige functies in de nieuwe organisatiestructuur.

Gezien de omvang maken de Onderwijsinspectie, het Bureau Procesmanagement Onderwijsvernieuwing en het Examenbureau ook gebruik van het Ondersteuningsbureau van het Ministerie.