Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 4de januari 2002 ter uitvoering van de artikelen 13, 15, 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, regelende de organisatie en taakstelling van de Directie Economische Zaken en de Directie Arbeidszaken van het Ministerie van Economische en Arbeidszaken

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 4de januari 2002 ter uitvoering van de artikelen 13, 15, 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, regelende de organisatie en taakstelling van de Directie Economische Zaken en de Directie Arbeidszaken van het Ministerie van Economische en Arbeidszaken
CiteertitelLandsbesluit organisatie en taakstelling directies economische zaken en arbeidszaken van het ministerie van economische en arbeidszaken
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Nota van toelichting:Beslisdocument 30 oktober 2000, beslispunt 1b en 4i.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-01-2002Nieuwe regeling

04-01-2002

P.B. 2002, no. 7

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 4de januari 2002 ter uitvoering van de artikelen 13, 15, 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, regelende de organisatie en taakstelling van de Directie Economische Zaken en de Directie Arbeidszaken van het Ministerie van Economische en Arbeidszaken.

Artikel 1

De organisatie van het Ministerie van Economische en Arbeidszaken is als volgt:

  • 1.

    de Directie Economische Zaken.

  • 2.

    de Directie Arbeidszaken.

  • 3.

    het Ondersteuningsbureau.

  • 4.

    als Uitvoerende Dienst: Het Centraal Bureau voor de Statistiek, met maximaal 41 formatieplaatsen.

Artikel 2

De organisatie van de Directie Economische Zaken is als volgt:

  • 1.

    Aan het hoofd van de Directie staat een Directeur.

  • 2.

    Het maximum aantal formatieplaatsen van de Directie is: 15

  • 3.

    De taken van de Directie zijn de volgende:

    • a.

      Het opstellen van beleidsnota’s en -adviezen en het doen van voorstellen voor de ontwikkeling, het bijstellen, bewaken en (doen) uitvoeren van een landelijk economisch beleid, waaronder het budgettaire instrumentarium, een supra eilandelijke sectorale aanpak, een intereilandelijke aanpak, adequate marktwerking en visserijzaken;

    • b.

      Het opstellen van beleidsnota’s en -adviezen en het doen van voorstellen voor de ontwikkeling, het bijstellen, bewaken en (doen) uitvoeren van de ontwikkeling van landelijke organisatorische en financiële kaders voor een adequate economische structuur in het algemeen en een goed Miden- en kleinbedrijf (MKB) in het bijzonder, en van landelijke incentives te behoeve van adequate concurrentieverhoudingen en het herstructureren van productieprocessen;

    • c.

      Het voorbereiden, implementeren en beheren van de landelijke wet- en regelgeving ten behoeve van een landelijk economisch beleid, waaronder een supra eilandelijke sectorale aanpak, een intereilandelijke aanpak, adequate marktwerking en visserijzaken, ten behoeve van de ontwikkeling van landelijke organisatorische en financiële kaders voor een adequate economische structuur in het algemeen en een goed MKB in het bijzonder, en van landelijke incentives ten behoeve van adequate concurrentieverhoudingen en het herstructureren van productieprocessen, alsmede het monitoren van de naleving van deze wet- en regelgeving;

    • d.

      Het opstellen van beleidsnota’s en -adviezen en het doen van voorstellen voor de ontwikkeling, het bijstellen, bewaken en (doen) uitvoeren van een internationaal economisch beleid, waaronder het budgettaire instrumentarium, de economische betrekkingen met de Koninkrijkspartners, het buitenland in het algemeen en de regio in het bijzonder, de relatie met internationale en regionale economische - en handelsorganisaties, zoals LGO, WTO en CARICOM, e-commerce en vrijhandels-/e-zones;

    • e.

      Het voorbereiden, implementeren en beheren van de landelijke wet- en regelgeving ten behoeve van een internationaal economisch beleid, waaronder de economische betrekkingen met de Koninkrijkspartners, het buitenland in het algemeen en de regio in het bijzonder, de relatie met internationale en regionale economische en handelsorganisaties, zoals LGO, WTO en CARICOM, e-commerce en vrijhandels-/e-zones, alsmede het monitoren van de naleving van deze wet- en regelgeving;

    • f.

      IJkwezen.

  • 4.

    De Directie bestaat uit 2 afdelingen.

  • 5.

    Aan het hoofd van een afdeling staat een afdelingshoofd.

  • 6.

    Bij ministeriële beschikking met algemene werking worden de precieze taken, de organisatiestructuur, de naam en het maximum aantal formatieplaatsen per afdeling vastgelegd, met inachtneming van het overigens bij of krachtens de Landsverordening organisatie Landsoverheid bepaalde.

Artikel 3

De organisatie van de Directie Arbeidszaken is als volgt:

  • 1.

    Aan het hoofd van de Directie staat een Directeur.

  • 2.

    Het maximum aantal formatieplaatsen van de Directie, tevens afdeling, is: 8

  • 3.

    De Directie bestaat uit 1 afdeling. De Directeur, genoemd onder 1, is tevens hoofd van de afdeling.

  • 4.

    De taken van de Directie, tevens afdeling, zijn de volgende:

    • a.

      Het opstellen van beleidsnota’s en -adviezen en het doen van voorstellen voor de ontwikkeling, het bijstellen, bewaken en (doen) uitvoeren van een landelijk beleid inzake arbeid, waaronder de gezonde arbeidsverhoudingen, optimale arbeidsomstandigheden, het optimaal doen functioneren van de arbeidsmarkt en het scheppen van de organisatorische en financiële kaders hiervoor, een supra-eilandelijke sectorale aanpak op het gebied van arbeidsaangelegenheden en het budgettaire instrumentarium;

    • b.

      Het behartigen van de belangen van Nederlandse Antillen in Koninkrijksverband en het onderhouden van de relatie met internationale en regionale arbeidsorganisaties, zoals de ILO. Tevens het verzorgen van rapportages ten behoeve van internationale en regionale arbeidsorganisaties, zoals de ILO;

    • c.

      Het voorbereiden, implementeren en beheren van de landelijke wet- en regelgeving ten behoeve van de onder sub a en b genoemde onderwerpen, alsmede het monitoren van de naleving van deze wet- en regelgeving;

    • d.

      Het opstellen van beleidsnota’s en -adviezen en het doen van voorstellen voor de ontwikkeling, het bijstellen, bewaken en (doen) uitvoeren van het beleid op het gebied van de veiligheidsinspectie, waaronder het budgettaire instrumentarium;

    • e.

      Het opstellen van beleidsnota’s en -adviezen en het doen van voorstellen voor de ontwikkeling, het bijstellen, bewaken en (doen) uitvoeren van het beleid op het gebied van de arbeidsinspectie, waaronder het budgettaire instrumentarium.

Artikel 4

  • 1.

    Er is een Ministerieel overleg, waarin zitting hebben de Directeuren, bedoeld in de artikelen 2 en 3, het hoofd van het Centraal Bureau voor de Statistiek, de betrokken Minister, als voorzitter, en, indien aanwezig, de betrokken Staatssecretaris.

  • 2.

    Het Ministerieel overleg vergadert tenminste één maal per maand over aangelegenheden:

    • a.

      betreffende een Directie, het Centraal Bureau voor de Statistiek, die het Ministeriële of Regeringsbeleid regarderen;

    • b.

      betreffende het Regeringsbeleid, die het Ministerie, een Directie of het Centraal Bureau voor de Statistiek regarderen;

    • c.

      die de bevoegdheden van een Directie of het Centraal Bureau voor de Statistiek overschrijden;

en overigens, op verzoek van een functionaris, genoemd in het eerste lid.

  • 3.

    Het periodieke werk- en afstemmingsoverleg tussen de Directeuren en de Directeur van de het Centraal Bureau voor de Statistiek, genoemd in lid 1, wordt geregeld door de Minister.

Artikel 5

De organisatie van het Ondersteuningsbureau is als volgt:

  • a.

    Aan het hoofd van het Ondersteuningsbureau staat een Coördinator.

  • b.

    Het maximum aantal formatieplaatsen van het Ondersteuningsbureau is: 8

Artikel 6

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als Landsbesluit Organisatie en Taakstelling Directies Economische Zaken en Arbeidszaken van het Ministerie van Economische en Arbeidszaken.

Artikel 7

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid.

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Een Ministerie omvat alle onder de Minister ressorterende taken en daarmee belaste organisatorische eenheden. Het Ministerie bestaat enerzijds uit maximaal twee Directies en één Ondersteuningsbureau, met daarbij maximaal drie afdelingen per Directie. Anderzijds kan het Ministerie Uitvoerende Diensten en Secretariaten omvatten.

De Directeuren van de Directies, alsmede de hoofden van de Uitvoerende Diensten en de Secretariaten rapporteren rechtstreeks aan de verantwoordelijk Minister.

De considerans beschrijft de missie, de omschrijving van de reden van bestaan van het Ministerie. Deze geeft richting aan de organisatie (het waarom).

De Raad van Advies kan zich verenigen met de inhoud van het landsbesluit (advies van 20 december 2001). De CCGOA heeft geen advies uitgebracht.

Artikel 1

Het Ministerie van Economische en Arbeidszaken bestaat uit de twee Directies, de Directie Economische Zaken en de Directie Arbeidszaken. Als Uitvoerende Dienst ressorteert rechtstreeks onder de Minister van Economische en Arbeidszaken:

a.Het Centraal Bureau voor de Statistiek

Artikelen 2 en 3

Conform het Beslisdocument worden de uitvoerende taken van de Landsoverheid niet meer binnen de Directies uitgevoerd maar overgedragen. Voor zover de taak als verantwoordelijkheid van de Landsoverheid wordt gezien, vindt overdracht plaats naar een Coördinator (alleen bij BiZa), Uitvoerende Dienst (bv. Inspectie) of Secretariaat.

In het geval de taak niet (meer) als kerntaak van de overheid wordt gezien, wordt de taak afgestoten naar een verzelfstandigde dienst (bv. Landslaboratorium en Capriles-kliniek).

De onderdelen die als Uitvoerende Dienst (Inspectie), Secretariaat of verzelfstandigde dienst worden voortgezet, hebben op dit moment behalve uitvoerende soms ook beleidsmatige taken. Ze ontwikkelen, als Landsdienst, het beleid voor de Minister.

Op basis van de scheiding tussen beleid en uitvoering, zal deze beleidstaak na omvorming tot een Uitvoerende Dienst, Secretariaat of verzelfstandigde dienst in zijn algemeenheid komen te vervallen.

Echter, Uitvoerende Diensten, Secretariaten en verzelfstandigde diensten behouden de mogelijkheid om “aandachtspunten voor beleid aan te dragen”. Met andere woorden ze signaleren aandachtspunten voor beleid en wetgeving, dragen informatie aan voor beleid en wetgeving en kunnen participeren in processen ter voorbereiding van beleid en wetgeving.

De Directies zijn primair verantwoordelijk voor het doen van adviezen en voorstellen voor beleid en wetgeving voor alle beleidsterreinen en taakgebieden die onder verantwoordelijkheid van de Minister vallen.

De Minister is politiek verantwoordelijk voor de onder hem ressorterende zorggebieden. De Directies zijn ambtelijk verantwoordelijk voor de onder hen ressorterende zorggebieden.

In de praktijk betekent dit, dat de Directies in nauwe samenwerking met de betreffende Uitvoerende Diensten, Secretariaten en verzelfstandigde diensten tot adviezen en voorstellen komen voor beleid en wetgeving. De eindverantwoordelijkheid voor beleid en wetgeving ligt bij de Directie.

In art. 3, lid 3, sub a wordt verwezen naar arbeidsverhoudingen, met de nadruk op samenwerking en collectieve belangen, en arbeidsomstandigheden, met de nadruk op zowel een optimale productie als het bevorderen van een optimale gezondheid en welzijn van de werknemers.

Daarnaast voeren de Directies beleidsevaluatie (control) en monitoring uit. In dit kader adviseert de Directie de Minister omtrent de contractafspraken tussen de Minister en een Uitvoerende Dienst, Secretariaat of verzelfstandigde dienst.

Deze taken van beleidsevaluatie (control) en monitoring dienen duidelijk onderscheiden te worden van de in voorkomend geval aan een tot een Ministerie behorende Uitvoerende Dienst/Inspectie toebedeelde taak van toezicht/inspectie. Een Inspectie is belast met het toezicht op de naleving van wetten, voorschriften en beleid in concreto. De waarnemingen die in het kader van dit toezicht worden gedaan, worden vastgelegd in rapportages aan de betrokkene (de geïnspecteerde) en de verantwoordelijke (de Minister uit wiens naam wordt geïnspecteerd).

In een rapportage aan de betrokkene kunnen aandachtspunten ter verbetering worden aangedragen. In voorkomend geval beschikt de Inspectie over toezichthoudende bevoegdheden om de gewenste situatie af te dwingen (informatieplicht, onderzoek boeken, verzegeling). Vaak kan ook strafrechtelijk worden opgetreden (huiszoeking, proces verbaal). In het rapport aan de verantwoordelijk Minister kunnen tevens aandachtspunten voor beleids- en wetswijziging aangedragen worden, indien duidelijk is dat met het beleid of de wet de beoogde doelen niet of niet voldoende worden bereikt. Het is dan vervolgens aan de beleidsdirectie om dit om te zetten in concrete adviezen en voorstellen.

Een afdeling staat onder leiding van een afdelingshoofd als er meer dan één afdeling binnen een Directie is. Is dat niet het geval, dan is de Directeur tevens afdelingshoofd. De medewerkers functioneren als professionals binnen een team op projectmatige wijze. Het hoofd behoudt de eindverantwoordelijkheid en is direct aanspreekbaar voor alle medewerkers, maar hij mandateert de uitvoering van specifieke taken.

Het maximum aantal formatieplaatsen per afdeling wordt niet bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld, tenzij het, zoals hier het geval is, om 1 afdeling gaat.

Artikel 4

Dit artikel bevat de interne periodieke overlegstructuur tussen de Directies en het Centraal

Bureau voor de Statistiek.

Artikel 5

De formatie van het Ondersteuningsbureau houdt verband met de reallocatie van de huidige functies in de nieuwe organisatiestructuur.