Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 4de januari 2002 ter uitvoering van de artikelen 13, 15, 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, regelende de organisatie en taakstelling van de Directie Financiën en de Directie Fiscale Zaken van het Ministerie van Financiën

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 4de januari 2002 ter uitvoering van de artikelen 13, 15, 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, regelende de organisatie en taakstelling van de Directie Financiën en de Directie Fiscale Zaken van het Ministerie van Financiën
CiteertitelLandsbesluit organisatie en taakstelling directies financiën en fiscalezaken van het ministerie van financiën
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Nota van toelichting: Beslisdocument 30 oktober 2000, beslispunt 1b en 4i.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-01-2002Nieuwe regeling

04-01-2002

P.B. 2002, no. 4

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 4de januari 2002 ter uitvoering van de artikelen 13, 15, 16 en 17 van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid, regelende de organisatie en taakstelling van de Directie Financiën en de Directie Fiscale Zaken van het Ministerie van Financiën.

Artikel 1

De organisatie van het Ministerie van Financiën is als volgt:

  • 1.

    de Directie Financiën.

  • 2.

    de Directie Fiscale Zaken.

  • 3.

    het Ondersteuningsbureau.

  • 4.

    als Uitvoerende Dienst: de Inspectie der Invoerrechten Accijnzen, met maximaal 294 formatieplaatsen.

Artikel 2

De organisatie van de Directie Financiën is als volgt:

  • 1.

    Aan het hoofd van de Directie staat een Directeur.

  • 2.

    De Directeur wordt bijgestaan door een Adjunct-Directeur.

  • 3.

    Het maximum aantal formatieplaatsen van de Directie is: 50

De taken van de Directie zijn de volgende:

  • a.

    Het ontwikkelen van beleid, wet- en regelgeving ter ondersteuning van een evenwichtige financiële ontwikkeling van de Nederlandse Antillen, waaronder de financiële verhouding met de eilandgebieden;

  • b.

    Het monitoren van de uitvoering van de wet- en regelgeving voor wat betreft de financiële verhouding met en -ontwikkeling van de eilandgebieden;

  • c.

    Het adviseren, monitoren en houden van toezicht op financieel, macro-economisch monetair- en budgettair terrein;

  • d.

    Het adviseren over en houden van toezicht op de uitvoering van het ontwikkelingsbeleid, in het bijzonder de ontwikkelingsprojecten;

  • e.

    Het behartigen van de belangen op het gebied van de landelijke financiën, de begroting, het geldwezen en de macro economie van de Nederlandse Antillen in Koninkrijks-, internationaal en regionaal verband;

  • f.

    Het voeren van de treasury;

  • g.

    Het adviseren over, het formuleren van en houden van toezicht op het Landseigen-dommenbeleid;

  • h.

    Het adviseren over en het inrichten en toetsen van de administratieve organisatie van de Landsoverheid;

  • i.

    Het controleren van de administratie en systemen ter zake van de Landsoverheid;

  • j.

    Het adviseren over, het formuleren van en houden van toezicht op het centrale inkoopbeleid;

  • k.

    Het consolideren en opstellen van de financiële rapportages;

  • l.

    De zorg voor de nationale juridische en beleidsmatige kaders betreffende de kadasters en hypotheken en het toezicht op de uitvoering van die kaders en op de kwaliteit van de kadasters en hypotheken;

  • m.

    De zorg voor de nationale juridische en beleidsmatige kaders betreffende het geld-, krediet- en bankwezen en het toezicht op de uitvoering van die kaders en op de kwaliteit van het geld-, krediet- en bankwezen.

  • 5.

    De Directie bestaat uit drie afdelingen.

  • 6.

    Aan het hoofd van een afdeling staat een afdelingshoofd.

  • 7.

    Bij ministeriële beschikking met algemene werking worden de precieze taken, de organisatiestructuur, de naam en het maximum aantal formatieplaatsen per afdeling vastgelegd, met inachtneming van het overigens bij of krachtens de Landsverordening organisatie Landsoverheid bepaalde.

Artikel 3

De organisatie van de Directie Fiscale Zaken is als volgt:

  • 1.

    Aan het hoofd van de Directie staat een Directeur.

  • 2.

    Het maximum aantal formatieplaatsen van de Directie is: 17

  • 3.

    De taken van de Directie zijn de volgende:

    • a.

      Het opstellen van beleidsnota’s en -adviezen en het doen van voorstellen voor het ontwikkelen, bijstellen, bewaken en (doen) uitvoeren van het fiscale beleid, waaronder het budgettaire instrumentarium;

    • b.

      Het oriënteren op en het bestuderen van de ontwikkeling in de regio ten behoeve van de fiscale, de politieke en de financieel-economische advisering;

    • c.

      Het afstemmen van het fiscale beleid met andere ministeries, de bestuurlijke autoriteiten van eilandgebieden, zelfstandige bestuursorganen en particuliere instanties wier activiteiten raakvlakken hebben met dat beleid;

    • d.

      Het behartigen van de fiscale belangen van de Nederlandse Antillen in Koninkrijks,- internationaal en regionaal verband;

    • e.

      Het voorbereiden, implementeren en beheren van de landelijke wet- en regelgeving inzake fiscale zaken, alsmede het monitoren en ondersteunen van de naleving van deze wet- en regelgeving;

    • f.

      De zorg voor de nationale juridische en beleidsmatige kaders betreffende invoer en accijnzen en het toezicht op de uitvoering van die kaders en op de kwaliteit van invoer en accijnzen;

    • g.

      De zorg voor de nationale juridische en beleidsmatige kaders betreffende belastingen en het toezicht op de uitvoering van die kaders en op de kwaliteit van de belastingen;

    • h.

      Het houden van toezicht op de controle-processen ten behoeve van de belastingheffing

  • 4.

    De Directie bestaat uit twee afdelingen.

  • 5.

    Aan het hoofd van een afdeling staat een afdelingshoofd.

  • 6.

    Bij ministeriële beschikking met algemene werking worden de precieze taken, de organisatiestructuur, de naam en het maximum aantal formatieplaatsen per afdeling vastgelegd, met inachtneming van het overigens bij of krachtens de Landsverordening organisatie Landsoverheid bepaalde.

Artikel 4

  • 1.

    Er is een Ministerieel overleg, waarin zitting hebben de Directeuren, bedoeld in de artikelen 2 en 3, het hoofd van de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen, de betrokken Minister, als voorzitter, en, indien aanwezig, de betrokken Staatssecretaris

  • 2.

    Het Ministerieel overleg vergadert ten minste één maal per maand over aangelegenheden:

    • a.

      betreffende een Directie, de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen, die het Ministeriële of Regeringsbeleid regarderen;

    • b.

      betreffende het Regeringsbeleid, die het Ministerie, een Directie of de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen regarderen;

    • c.

      die de bevoegdheden van een Directie of de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen overschrijden;

en overigens, op verzoek van een functionaris, genoemd in het eerste lid.

  • 3.

    Het periodieke werk- en afstemmingsoverleg tussen de Directeuren en het hoofd van de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen, genoemd in lid 1, wordt geregeld door de minister.

Artikel 5

  • 1. De organisatie van het Ondersteuningsbureau is als volgt:

    • a.

      Aan het hoofd van het Ondersteuningsbureau staat een Coördinator.

    • b.

      Het maximum aantal formatieplaatsen van het Ondersteuningsbureau is: 32

Artikel 6

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als Landsbesluit Organisatie en Taakstelling Directies Financiën en Fiscale Zaken van het Ministerie van Financiën.

Artikel 7

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid.

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Een Ministerie omvat alle onder de Minister ressorterende taken en daarmee belaste organisatorische eenheden. Het Ministerie bestaat enerzijds uit maximaal twee Directies en één Ondersteuningsbureau, met daarbij maximaal drie afdelingen per Directie. Anderzijds kan het Ministerie Coördinatoren (alleen BiZa), Uitvoerende Diensten en Secretariaten omvatten.

De Directeuren van de Directies, alsmede de hoofden van de Uitvoerende Diensten en de Secretariaten, rapporteren rechtstreeks aan de verantwoordelijk Minister.

De considerans beschrijft de missie, de omschrijving van de reden van bestaan van het Ministerie. Deze geeft richting aan de organisatie (het waarom).

De Raad van Advies kan zich verenigen met de inhoud van het landsbesluit (advies van 20 december 2001). De CCGOA heeft geen advies uitgebracht.

Artikel 1

Het Ministerie van Financiën bestaat uit de twee Directies, de Directie Financiën en Directie Fiscale Zaken. Als Uitvoerende Dienst ressorteert rechtstreeks onder de Minister van Financiën:

a.de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen

Artikelen 2 en 3

Conform het Beslisdocument worden de uitvoerende taken van de Landsoverheid niet meer binnen de Directies uitgevoerd maar overgedragen. Voor zover de taak als verantwoordelijkheid van de Landsoverheid wordt gezien, vindt overdracht plaats naar een Uitvoerende Dienst (bv. Inspectie) of Secretariaat.

In het geval de taak niet (meer) als kerntaak van de overheid wordt gezien, wordt de taak afgestoten naar een verzelfstandigde dienst (bv. Landslaboratorium en Capriles-kliniek).

De onderdelen die als Uitvoerende Dienst (bv. Inspectie), Secretariaat of verzelfstandigde dienst worden voortgezet, hebben op dit moment behalve uitvoerende soms ook beleidsmatige taken. Ze ontwikkelen, als Landsdienst, het beleid voor de Minister.

Op basis van de scheiding tussen beleid en uitvoering, zal deze beleidstaak na omvorming tot een Uitvoerende Dienst, Secretariaat of verzelfstandigde dienst in zijn algemeenheid komen te vervallen.

Echter, Uitvoerende Diensten, Secretariaten en verzelfstandigde diensten behouden de mogelijkheid om “aandachtspunten voor beleid aan te dragen”. Met andere woorden ze signaleren aandachtspunten voor beleid en wetgeving, dragen informatie aan voor beleid en wetgeving en kunnen participeren in processen ter voorbereiding van beleid en wetgeving.

De Directies zijn primair verantwoordelijk voor het doen van adviezen en voorstellen voor beleid en wetgeving voor alle beleidsterreinen en taakgebieden die onder verantwoordelijkheid van de Minister vallen.

De Minister is politiek verantwoordelijk voor de onder hem ressorterende zorggebieden. De Directies zijn ambtelijk verantwoordelijk voor de onder hen ressorterende zorggebieden.

In de praktijk betekent dit, dat de Directies in nauwe samenwerking met de betreffende Uitvoerende Diensten, Secretariaten en verzelfstandigde diensten tot adviezen en voorstellen komen voor beleid en wetgeving. De eindverantwoordelijkheid voor beleid en wetgeving ligt bij de Directie.

Daarnaast voeren de Directies beleidsevaluatie (control) en monitoring uit. In dit kader adviseert de Directie de Minister omtrent de contractafspraken tussen de Minister en een Uitvoerende Dienst, Secretariaat of verzelfstandigde dienst.

Deze taken van beleidsevaluatie (control) en monitoring dienen duidelijk onderscheiden te worden van de in voorkomend geval aan een tot een ministerie behorende Uitvoerende Dienst toebedeelde taak van toezicht/inspectie.

Een Uitvoerende Dienst/Inspectie is belast met het toezicht op de naleving van wetten, voorschriften en beleid in concreto. De waarnemingen die in het kader van dit toezicht worden gedaan, worden vastgelegd in rapportages aan de betrokkene (de geïnspecteerde) en de verantwoordelijke (de Minister uit wiens naam wordt geïnspecteerd).

In een rapportage aan de betrokkene kunnen aandachtspunten ter verbetering worden aangedragen. In voorkomend geval beschikt de Inspectie over toezichthoudende bevoegdheden om de gewenste situatie af te dwingen (informatieplicht, onderzoek boeken, verzegeling). Zonodig kan ook strafrechtelijk worden opgetreden (huiszoeking, proces verbaal).

In het rapport aan de verantwoordelijk Minister kunnen tevens aandachtspunten voor beleids- en wetswijziging aangedragen worden, indien duidelijk is dat met het beleid of de wet de beoogde doelen niet of niet voldoende worden bereikt. Het is dan vervolgens aan de beleidsdirectie om dit om te zetten in concrete adviezen en voorstellen.

In de Directie Financien is, gezien de aard en de omvang van de organisatie, taken en werkzaamheden sprake van een Adjunct-Directeur. De Adjunct-Directeur Financien wordt belast met één of meer taken van de directeur, naast de taak van plaatsvervangend directeur. De eindverantwoordelijkheid ter zake blijft berusten bij de Directeur.

Een afdeling staat onder leiding van een afdelingshoofd als er meer dan één afdeling binnen een Directie is. Het hoofd is integraal verantwoording schuldig aan de Directeur van de Directie, waartoe de afdeling behoort. Het afdelinghoofd geeft direct leiding aan alle medewerkers van de afdeling. De medewerkers functioneren als professionals binnen een team op projectmatige wijze. Het afdelingshoofd behoudt de eindverantwoordelijkheid en is direct aanspreekbaar voor alle medewerkers, maar mandateert de uitvoering van specifieke taken.

Het maximum aantal formatieplaatsen per afdeling wordt niet bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld. Het vermelden van dit maximaal aantal formatieplaatsen zou de flexibiliteit van het organisatiebesluit alsmede de handelingsvrijheid van de Directeur aantasten. Binnen het maximale aantal formatieplaatsen van een Directie, zou het organisatiebesluit dan telkens moeten worden aangepast. Vastlegging geschiedt daarom bij ministeriële beschikking algemene werking.

Artikel 4

Dit artikel bevat de interne periodieke overlegstructuur tussen de Directies en de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen met de Minister.

Artikel 5

De formatie van het Ondersteuningsbureau houdt verband met de reallocatie van de huidige functies in de nieuwe organisatiestructuur.