Overheidsorganisatie | Gemeente Millingen aan de Rijn |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2012 Millingen aan de Rijn |
Citeertitel | Verordening Afvalstoffenheffing 2012 Millingen aan de Rijn |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | afvalstoffenbelasting |
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2013 | nieuwe verordening | 20-12-2011 De Rozet, 23-12-2011 | RVS112093 |
De raad van de gemeente Millingen aan de Rijn;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 november 2011;
gelet op artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;
artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b van de Gemeentewet
besluit:
vast te stellen de:
Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2012 Millingen aan de Rijn.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder 'gebruik maken': gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet Milieubeheer.
1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer.
2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
1. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:
indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon: € 153,50;
indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer dan één persoon: € 194,00.
2. De belasting als bedoeld in artikel 4 lid 1 wordt vermeerderd, voor het op 1 januari van het belastingjaar of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht in bruikleen hebben van een tweede container, met een bedrag van € 52,00 per belastingjaar.
3. Onverminderd het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid bedraagt de belasting voor het ter beschikking stellen van:
een afvalzak ten behoeve van restafval, per afvalzak € 0,91;
een afvalzak ten behoeve van kunststofafval, per afvalzak € 0,00;
4. Het tarief als bedoeld in lid 1 onder sub a wordt toegepast met ingang van de maand volgend op de maand waarin de belastingplichtige het perceel alleen is gaan gebruiken.
5. Onverminderd het bepaalde in artikel 4 tweede lid bedraagt de belasting voor het op aanvraag ter beschikking stellen van een tweede container € 47,00 per aanvraag.
Met betrekking tot de belastingen die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
1. De belasting, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid , van deze verordening wordt bij wege van aanslag geheven.
2. De belasting, bedoeld in artikel 4, derde en vijfde lid, van deze verordening wordt geheven bij wege van een mondelinge dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
1. De belasting, bedoeld in artikel 4, eerste lid en tweede lid, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting, als bedoeld in artikel 4, eerste lid en tweede lid, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting, als bedoeld in artikel 4, eerste lid en tweede lid, als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.
5. De belasting bedoeld in artikel 4, derde lid en vijfde, is verschuldigd op het moment van het doen of het uitreiken van de (gedagtekende) kennisgeving.
1. De aanslagen, als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, moeten worden betaald uiterlijk twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.
2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de belasting, als bedoeld in artikel 4 derde lid, worden betaald op het moment van het doen uitreiken van de (gedagtekende) kennisgeving.
3. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de belasting, als bedoeld in artikel 4 vijfde lid, worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.
4. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslagbiljet bevat, het bedrag daarvan minder is dan € 3.000,00, en de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat:
aanslagen waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven met een maximum van acht termijnen;
aanslagen waarvan de dagtekening ligt na 30 september vanaf het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, moeten worden betaald in drie gelijke termijnen.
Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
5. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.
1. De Verordening afvalstoffenheffing 2011 Millingen aan de Rijn vastgesteld bij raadsbesluit van 14 december 2010 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012
4. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening Afvalstoffenheffing 2012 Millingen aan de Rijn'.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad der gemeente Millingen aan de Rijn op 20 december 2011,
De raadsgriffier, De voorzitter,