Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Zeevang

Subsidieverordening Zeevang 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Zeevang
Officiële naam regelingSubsidieverordening Zeevang 2008
CiteertitelSubsidieverordening Zeevang 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Algemene subsidieverordening Welzijn Zeevang 2002 van 11 december 2001.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200801-12-2013nieuwe regeling

18-12-2007

Onbekend

2007 09 12, -2.07.85

Tekst van de regeling

Intitulé

SUBSIDIEVERORDENING ZEEVANG 2008

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities
  • a.

    aanvraag: De aanvraag van een subsidie bij het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeentte Zeevang. Dit is tevens een aanvraag in de zin van artikel 1:3 Awb: een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen.

  • b.

    activiteitenplan: Een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, de daarmee nagestreefde doelstellingen en de daarvoor per activiteit benodigde personele en materiële middelen.

  • c.

    activiteitenverslag: Een verslag van de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, een vergelijking van de nagestreefde en de gerealiseerd doelstellingen en een toelichting op de verschillen.

  • d.

    bestemmingsreserve: Een reserve met een bepaald doel tot een door het bestuursorgaan bepaald maximum bedrag.

  • e.

    budgetsubsidie: Een subsidie ter dekking van een exploitatietekort.

  • f.

    egalisatiereserve: Een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 Awb.

  • g.

    investeringssubsidie: Een subsidie als tegemoetkoming in de kosten van de bouw, verbouw, aanpassing of aankoop van een accommodatie en/of terrein, alsmede de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen ten behoeve van de uitvoering van activiteiten. Hieronder vallen niet de subsidieaanvragen in het kader van het Zonnehoekfonds.

  • h.

    kwetsbare burgers: Inwoners van de gemeente Zeevang met problemen van lichamelijke, chronisch-psychische of psychosociale aard.

  • i.

    Raad: De Raad der gemeente Zeevang.

  • j.

    subsidie: De aanspraak op financiële middelen, door of namens een bestuursorgaan van de gemeente Zeevang verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • k.

    subsidieplafond: Het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

  • l.

    subsidierelatie: Het geheel van rechten en plichten tussen de subsidieverstrekker en de subsidieontvanger.

  • m.

    vermogensvorming: Het voor de subsidieontvanger ter beschikking komen van vermogensbestanddelen die niet of niet meer dienen voor de verwezenlijking van het doel waarvoor subsidie is verleend.

  • n.

    waarderingssubsidie: Een subsidie waarmee de gemeente aangeeft bepaalde activiteiten van belang te vinden voor het welzijn.

Artikel 2. Het toepassingsgebied
  • 1. Deze verordening bevat algemene bepalingen voor het aanvragen van subsidies en het aangaan, wijzigen en beëindigen van subsidierelaties, in aanvulling op de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Deze verordening is van toepassing op alle subsidies die bij enig bestuursorgaan van de gemeente Zeevang worden aangevraagd.

  • 3. Deze verordening is tevens van toepassing op die beleidsonderdelen waarvoor de wet de subsidieregeling van de Awb van overeenkomstige toepassing verklaart.

Artikel 3. De basis voor subsidieverstrekking
  • 1. De basis voor subsidieverstrekking is gelegen in de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De kaders hiervoor zijn neergelegd in de kadernota Wmo, het beleid is verder uitgewerkt in het Beleidsplan Wmo. Het bestuursorgaan kan subsidie verstrekken voor activiteiten die vallen binnen de negen prestatievelden, zoals genoemd in artikel 1 onder g van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 2. In ieder geval moeten activiteiten toegankelijk zijn voor kwetsbare burgers, zowel sociaal als fysiek.

  • 3. Activiteiten moeten bijdragen aan een integrale werkwijze tussen beleidsvelden.

  • 4. Activiteiten dienen gericht te zijn op de inwoners van de gemeente Zeevang.

  • 5. Subsidies kunnen ook worden verstrekt voor activiteiten die vallen onder beleidsvelden, die niet zijn opgenomen in het Wmo-beleid.

Artikel 4. Beleidsregels
  • 1. Het college kan per gemeentelijk beleidsveld beleidsregels vaststellen op grond waarvan subsidie kan worden verstrekt.

  • 2. De beleidsregels bevatten tenminste:

    • a.

      voor welke activiteiten subsidie mogelijk is;

    • b.

      welke verplichtingen aan de subsidieverstrekking dienen te worden verbonden;

    • c.

      welke verplichtingen aan de subsidieverstrekking kunnen worden verbonden;

    • d.

      regels voor het verdelen en berekenen van de subsidies.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 5. Het subsidieplafond
  • 1. De Raad kan telkens voor de periode van één kalenderjaar per gemeentelijk beleidsterrein één of meer subsidieplafonds vaststellen. Hij bepaalt tevens hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2. De Raad kan de in lid 1 genoemde bevoegdheden mandateren aan burgemeester en wethouders.

  • 3. Indien voor 30 november van enig jaar geen subsidieplafond voor het volgende kalenderjaar is vastgesteld, wordt geacht een plafond te zijn vastgesteld gelijk aan het plafond van het lopende kalenderjaar.

Artikel 6. De begrotingsvoorwaarde

Op grond van artikel 4:34 van de Awb kan het bestuursorgaan een begrotingsvoorbehoud maken.

Hoofdstuk 3 De aanvraag

Artikel 7. De aanvraag tot subsidieverlening
  • 1. De aanvraag voor het volgende begrotingsjaar dient in principe voor 1 mei van het lopende jaar schriftelijk of elektronisch te worden ingediend bij burgemeester en wethouders. Dit geldt niet voor incidentele subsidies, deze kunnen gedurende het gehele jaar worden ingediend en afgehandeld.

  • 2. De aanvraag wordt ondertekend, en bevat tenminste:

    • a.

      de naam en het (post)adres van de aanvrager;

    • b.

      de naam en het (post)adres van de vertegenwoordiger van de aanvrager;

    • c.

      de dagtekening;

    • d.

      een omschrijving en het doel van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd;

    • e.

      de data waarop of de periode gedurende welke de activiteit zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden;

    • f.

      Alleen voor de eerste aanvraag geldt dat ook statuten en bestuurssamenstelling moeten worden toegevoegd.

  • 3. De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig kunnen zijn en waarover hij redelijkerwijs kan beschikken.

  • 4. Voor aanvragen tot € 2.000 dienen een activiteitenplan en een bij de activiteit behorende begroting te worden ingediend.

  • 5. Voor aanvragen hoger dan € 2.000 dienen een activiteitenplan en een begroting te worden ingediend. In de subsidieaanvraag dienen meetbare prestaties te worden aangegeven.

  • 6. Voor aanvragen hoger dan € 10.000 kan de aanvraag meerdere jaren betreffen. Wel dient hierbij een meerjarenplan te worden ingediend.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen per geval naast de voorgeschreven gegevens en bescheiden andere gegevens en bescheiden verlangen, dan wel van het indienen van voorgeschreven gegevens en bescheiden vrijstelling verlenen.

  • 8. Burgemeester en wethouders kunnen voor het indienen van aanvragen, het verstrekken van gegevens en het vaststellen van subsidies een formulier vaststellen.

  • 9. Indien de aanvrager voor dezelfde activiteit tevens subsidie aanvraagt of heeft aangevraagd bij een andere bestuursorgaan of instelling, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag of zo spoedig mogelijk na die andere aanvraag. De aanvrager dient de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die andere aanvraag te melden aan burgemeester en wethouders.

Artikel 8. De aanvraag tot subsidievaststelling
  • 1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidieontvanger binnen drie maanden na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij de subsidieverlening, of bij uitvoeringsovereenkomst anders is bepaald. In ieder geval dienen hierbij een financieel en een activiteitenverslag te worden gevoegd, waarin opgenomen is hoe de afgesproken prestaties zijn gerealiseerd. Voor subsidieverleningen hoger dan € 25.000 dient ook een accountantsverklaring te worden toegevoegd.

  • 2. Indien een subsidierelatie is aangegaan voor meerdere jaren, dient de subsidieontvanger per jaar binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar om vaststelling van de subsidie voor dat jaar te verzoeken. Artikel 4:76 Awb is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Indien de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 4. Indien na afloop van de termijn bedoeld in lid 2 geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Subsidieverlening en vaststelling

Artikel 9. Verplichtingen bij subsidieverlening
  • 1. Subsidies vanaf € 2.000 worden alleen verleend aan rechtspersonen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      voor subsidies hoger dan € 2.000 worden hiertoe in ieder geval meetbare prestatieafspraken gemaakt;

    • c.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • d.

      het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

    • e.

      de te verzekeren risico’s;

    • f.

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • g.

      het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • h.

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

    • i.

      het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 2:393 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen verplichtingen opleggen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Deze verplichtingen kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 10. Ambtshalve vaststelling

Bedragen tot € 500 kunnen ambtshalve tegelijkertijd worden verleend en vastgesteld, tenzij andere wetgeving zich hiertegen verzet. De beschikking bevat een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt. Voor de overige gevallen is artikel 4:47 Awb van toepassing.

Artikel 11. De egalisatiereserve
  • 1. Indien per boekjaar subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon, kunnen burgemeester en wethouders bij de subsidieverlening bepalen, dat de ontvanger een egalisatiereserve vormt.

  • 2. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve, met dien verstande dat per jaar niet meer dan 15% van de voor dat jaar verleende subsidie aan de egalisatiereserve mag worden toegevoegd. Indien de netto baten 15% van de verleende subsidie te boven gaan, dient het subsidiebedrag lager te worden vastgesteld.

  • 3. De egalisatiereserve mag niet meer bedragen dan het gemiddelde van de drie hoogste subsidiebedragen die in de laatste vijf jaren zijn verstrekt. Indien in een jaar de netto baten het maximaal aan de egalisatiereserve toe te voegen bedrag te boven gaat, dient het subsidiebedrag lager te worden vastgesteld.

  • 4. De egalisatiereserve wordt zo hoog mogelijk rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

  • 5. De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

Artikel 12. Weigeringsgronden

Een subsidie kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 en 4:43 lid 2 Awb genoemde gevallen in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente Zeevang of niet aanwijsbaar ten goede zullen komen aan ingezetenen van de gemeente Zeevang;

  • b.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c.

    de aanvrager doelstellingen beoogt dan wel activiteiten heeft ontplooid, ontplooit of zal ontplooien die in strijd zijn met de op grond van internationale verdragen algemeen erkende mensenrechten, de wet, het algemene belang, de openbare orde of normen van moraal en fatsoen, dan wel die een gevaar kunnen opleveren voor de gezondheid of veiligheid;

  • d.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking van de gemeente Zeevang over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • e.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente Zeevang;

  • f.

    mag worden verwacht dat de met de subsidiëring beoogde doelstellingen niet zullen worden bereikt.

Hoofdstuk 5 Het wijzigen en beëindigen van een subsidierelatie

Artikel 13. Intrekken of wijzigen voor en na de subsidievaststelling.
  • 1. De artikelen 4:48 t/m 4.51 Awb zijn van toepassing.

  • 2. Voor het beëindigen van een subsidierelatie wordt een redelijke termijn aangehouden van maximaal 3 jaar.

  • 3. Voor subsidieverleningen tot € 10.000 geldt een minimum van één jaar.

Hoofdstuk 6 Betaling en terugvordering

Artikel 14. Betaling
  • 1. Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald.

  • 2. Indien een subsidie is vastgesteld voordat de betreffende activiteit of het tijdvak is afgelopen, kan, in tegenstelling tot het bepaalde in lid 1, in de beschikking tot vaststelling worden bepaald dat het bedrag wordt betaald binnen vier weken na afloop van de activiteit of het tijdvak.

Artikel 15. Voorschotten

Na subsidieverlening kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger voorschotten verlenen tot 100% van het verleende bedrag in één of meerdere termijnen.

Artikel 16. Terugbetaling en terugvordering

Tenzij anders is bepaald dient de subsidieontvanger binnen vier weken na kennisgeving van een besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking de onterecht of teveel ontvangen subsidiebedragen en voorschotten terug te betalen.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 17. Onderzoek door burgemeester en wethouders
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen voor rekening van de gemeente een al dan niet aanvullend accountantsonderzoek laten verrichten. Mocht blijken dat de subsidieontvanger onzorgvuldig en/of onrechtmatig handelen kan worden verweten, dan kunnen de kosten van het accountantsonderzoek op de subsidieontvanger worden verhaald.

  • 2. De subsidieontvanger dient binnen 14 dagen na verzending van de nota de kosten te voldoen.

  • 3. Indien door of namens de rijksoverheid na overleg met het gemeentebestuur, of indien door of namens het gemeentebestuur statistische onderzoeken of onderzoeken van andere aard worden uitgevoerd, verleent de subsidieontvanger daaraan zijn medewerking.

Artikel 18. Mandaat aan ondergeschikten
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen schriftelijk aan een ondergeschikte mandateren:

    • a.

      hun bevoegdheid tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van een subsidierelatie, voor zover de subsidie berust op het subsidiebeleid of een beleidsregel;

    • b.

      hun bevoegdheid tot het weigeren van een subsidie;

    • c.

      hun bevoegdheid tot het geven van gelegenheid de aanvraag aan te vullen op grond van artikel 4:5 Awb;

    • d.

      hun bevoegdheid om te besluiten de aanvraag niet te behandelen op grond van artikel 4:5 Awb.

  • 2. Het mandaat geldt voor zover het besluit niet in strijd is met het gevoerde beleid en het subsidieplafond door het besluit niet wordt overschreden.

  • 3. Bij het mandaat kan ondermandaat worden toegestaan.

  • 4. Voor de inwerkingtreding van een mandaat is publicatie vereist conform artikel 3:42 Awb.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen bij het mandaat volmacht verlenen voor het aangaan, wijzigen en ontbinden van een privaatrechtelijke uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 Awb.

Artikel 19. Mandaat aan niet-ondergeschikten

Burgemeester en wethouders kunnen schriftelijk mandaat verlenen tot het in hun naam uitoefenen van hun bevoegdheden aan een niet-ondergeschikte natuurlijke of rechtspersoon of een orgaan van die rechtspersoon. De bepalingen van artikel 24 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bepalingen van deze verordening voor zover een strikte toepassing ervan leidt tot een onbillijke situatie èn voor zover dit niet in strijd is met dwingend recht.

Artikel 21. Overgangsbepalingen
  • 1. Vanaf het moment dat deze verordening in werking treedt, gelden de bepalingen voor alle subsidies, die vanaf 1 januari 2008 zijn aangevraagd, verleend of vastgesteld.

  • 2. Voor subsidies die zijn aangevraagd en/of verleend of vastgesteld tussen 1 mei 2007 en 1 januari 2008 geldt dat deze uiterlijk 31 december 2008 nog vallen onder de werking van de Algemene subsidieverordening Zeevang 2002.

  • 3. Indien een subsidie voorheen zonder wettelijke grondslag werd verstrekt, kan deze praktijk worden voortgezet tot en met 31 december 2008.

Artikel 22. Naam en inwerkingtreding
  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Subsidieverordening Zeevang 2008”.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2007,

de raad voornoemd,

de plv. griffier, de voorzitter,

H. de Roos. drs. M.E. Smit.

Toelichting

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

De artikelen die niet zijn toegelicht, spreken voor zich.

Artikel 1

Lid 10: De activiteiten moeten ruim worden opgevat als iedere vorm van menselijk handelen of nalaten. Artikel 4:21 Awb geeft enkele uitzonderingen op de definitie.

Lid 11: In geval van de gemeente Zeevang zal het wettelijke voorschrift bestaan uit een bepaling in deze verordening of beleidsregels.

Lid 12: Subsidierelatie is een omvattende term voor het geheel van rechten en verplichtingen die voor beide partijen voortvloeien uit de beschikkingen tot het al dan niet verlenen, vaststellen, wijzigen of intrekken van subsidie, alsmede uit de daaraan verbonden of daaruit voortvloeiende voorwaarden, verplichtingen en uitvoeringsovereenkomsten.

Artikel 2

Lid 2: Hieronder vallen niet de aanvragen in het kader van het Zonnehoekfonds. Dit is een fonds dat is ingesteld na het opheffen van het bejaardencentrum in Beets en is ondergebracht onder het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeevang. Het college functioneert als zodanig als bestuur van het fonds. Aanvragen in dit kader vallen niet onder de werking van de Awb, dus ook niet onder deze subsidieverordening.

Lid 3: Om twijfels weg te nemen en uit beleidsmatige motieven heeft de wetgever expliciet bepaald dat de subsidieregeling niet van toepassing is op faciliteiten in de sfeer van de fiscus en de sociale zekerheid, zoals (bijzondere) bijstand, uitkeringen Wmo individuele voorzieningen etc. De subsidieregeling is wel van overeenkomstige toepassing verklaard op bekostiging van onderwijs en onderzoek.

Een subsidie is geen verstrekking in natura.

Artikel 3

Voor de in dit artikel genoemde beleidsvelden wordt de wettelijke basis van de subsidie gevonden in deze bepaling. De subsidie kan worden verstrekt op basis van deze verordening en beleidsregels. Het noemen van de beleidsvelden is heel breed gedaan, omdat immers op alle gemeentelijke beleidsvelden subsidie zou kunnen worden aangevraagd. Ook komen er wel eens nieuwe beleidsvelden bij.

Artikel 4

Subsidies worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift. De basis hiervan kan worden gevonden in artikel 3 van deze verordening of in beleidsregels.

De basis voor buitenwettelijke subsidies wordt rechtstreeks gevonden in artikel 4:23 lid 3 Awb. Voor deze subsidies kunnen beleidsregels worden opgesteld (zie titel 4.3 Awb).

Artikel 5

In beginsel komt iedereen die aan de voorwaarden voldoet voor subsidie in aanmerking, ongeacht het daarmee totaal gemoeide bedrag. Deze open-einderegeling kan de gemeente meer kosten dan ze er voor wil uittrekken. Om dit te voorkomen kan de Raad vooraf een subsidieplafond vaststellen.

Een subsidieplafond heeft tot gevolg dat de verstrekking van een subsidie wordt geweigerd, indien daardoor het plafond zou worden overschreden. Het plafond moet dan wel zijn gepubliceerd. Zonder plafond mag een subsidie niet worden geweigerd om reden dat de begrotingspost uitgeput is.

De Algemene wet bestuursrecht geeft slechts een regeling voor een plafond voor subsidies die worden verleend op basis van een verordening. De Awb verzet zich echter niet tegen een (in beleidsregels op te nemen) subsidieplafond voor buitenwettelijke subsidies.

Lid 3: Zonder deze bepaling zou bij het niet tijdig vaststellen van een plafond het volgende jaar geen plafond gelden. Dit neemt niet weg, dat het plafond van het lopende jaar opnieuw moet worden gepubliceerd om voor het volgende jaar als plafond te dienen. Te late publicatie kan ingevolge artikel 4:27 Awb gevolgen hebben voor voordien ingediende aanvragen.

Artikel 6

Voor met name grotere instellingen is het voor de continuïteit van de werkzaamheden van belang om te weten waar zij in het volgende jaar aan toe zijn. Burgemeester en wethouders kunnen daartoe, in het jaar dat de aanvraag wordt gedaan, voor het volgende jaar een subsidie verlenen met als voorbehoud dat deze begrotingspost wordt goedgekeurd bij de gemeentelijke begrotingsbehandeling in het najaar.

Artikel 7

In beginsel kan iedere belanghebbende subsidie aanvragen. De beperking vindt plaats bij de toewijzingscriteria en weigeringsgronden. Dit artikel geldt voor alle subsidieaanvragen, dus ook voor de aanvraag tot subsidievaststelling. Voor de vaststelling geeft artikel 4:45 Awb extra voorschriften. Bij beleidsregels kunnen nadere gegevens en bescheiden worden verlangd.

Lid 3 bevat een actieve plicht voor de aanvrager al die gegevens en bescheiden te verschaffen waarvan hij redelijkerwijs kan beseffen dat die invloed zouden kunnen hebben op de beslissing, ook al wordt er niet om gevraagd.

Op grond van de Awb is het nu ook mogelijk de aanvraag elektronisch in te dienen, dus per e-mail of wanneer dat kan via de gemeentelijke website.

Artikel 8

Burgemeester en wethouders dienen in beginsel een (extra) termijn te stellen voordat zij tot ambtshalve vaststelling kunnen overgaan. Indien niet aan een verplichting tot aanvraag is voldaan, kan de subsidie lager of op nul worden vastgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen er ook voor kiezen niet ambtshalve vast te stellen en (dus) niet uit te betalen; dan had de ontvanger er maar om moeten vragen. Bij verleende voorschotten is het raadzaam wel tot vaststelling en eventueel terugvordering over te gaan.

Hoofdstuk 4 (algemeen)

De subsidieverstrekking kan worden onderverdeeld in twee beschikkingsmomenten: de subsidieverlening en de subsidievaststelling. Bij subsidieverlening wordt de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd tot een bepaald bedrag subsidiabel verklaard. De verlening vestigt een rechtens afdwingbare, zij het voorwaardelijke, aanspraak op financiële middelen, veelal voor een bepaald tijdvak. Wanneer de activiteit is verricht en tevens is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen gesteld bij de verlening, ontstaat een aanspraak op subsidievaststelling. Bij de vaststelling wordt bepaald welk bedrag daadwerkelijk zal worden uitbetaald. Door de vaststelling ontstaat een juridische betalingsverplichting voor burgemeester en wethouders en een daarmee corresponderende aanspraak op geld voor de subsidieontvanger overeenkomstig afdeling 4.2.7 Awb.

De subsidie kan ook vooraf of achteraf worden vastgesteld zonder voorafgaande verlening. Burgemeester en wethouders kunnen dan echter geen voorwaarden aan de subsidie verbinden. Zij hebben dan ook minder weigeringsgronden en mogelijkheden tot wijziging of intrekking. In het algemeen is de gemeente gebaat met een duidelijke beschikking voorafgaande aan de activiteit of het tijdvak en een definitieve vaststelling na afloop daarvan.

De algemene regels die de Algemene wet bestuursrecht geeft voor besluiten en beschikkingen zijn van toepassing. Zo dient voor negatieve beschikkingen, zoals weigering, wijziging ten nadele van de ontvanger of intrekking, de belanghebbende in de gelegenheid te worden gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. De subsidieregeling geeft daarnaast een aantal extra eisen.

Artikel 9

Bij de subsidieverlening moet aan de ontvanger duidelijkheid worden gegeven over zijn verplichtingen. Het beginsel van de rechtszekerheid laat niet toe dat bij de daarop volgende subsidievaststelling alsnog verplichtingen worden opgelegd. Met het opleggen van verplichtingen kan de gemeente haar eigen kwantitatieve en kwalitatieve beleidsdoelstellingen realiseren, zolang de verplichtingen duidelijk verband houden met het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteit. Zo kan men bijvoorbeeld verplichten milieuvriendelijk te werken, voor de activiteit gebruik te maken van langdurig werklozen of de accommodatie toegankelijk te maken voor gehandicapten.

Wat niet mag is het vragen naar een ledenlijst met naam en toenaam. Dit is in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens. Wel kan de subsidieontvanger worden gevraagd naar het aantal leden in één of meerdere categorieën, b.v. jeugdleden of gehandicapte leden.

Naast de hier genoemde verplichtingen, kunnen elders in deze verordening en beleidsregels ook verplichtingen staan waaraan de aanvrager of ontvanger moet voldoen. Alle verplichtingen kunnen nog eens worden herhaald in de beschikking of in een bijlage bij de subsidieverlening.

Bij het opstellen hiervan kan men gebruikmaken van het instrument van Beleidsgestuurde Contractfinanciering (BCF). Hiermee worden afspraken over activiteiten en prestaties gemaakt met de subsidieontvanger en worden kengetallen geformuleerd voor de afgesproken prestaties (zie verder Het BCF boek van Stade Advies).

Artikel 10

Voor kleine bedragen is het zowel praktischer als goedkoper om deze in één keer per beschikking te verlenen en vast te stellen. Dit scheelt administratieve lasten, zowel voor de gemeente als voor de subsidieontvanger.

Artikel 11

Het vormen van een egalisatiereserve past binnen de budgetsubsidiëring. Binnen bepaalde marges kan de ontvanger zelf zijn zaakjes regelen. Als hij wat overhoudt, kan hij dat een andere keer weer gebruiken om een tekort te dekken. Ook kan hij een aantal jaren sparen om grotere uitgaven te dekken.

De leden 2 en 3 zijn bedoeld om te voorkomen dat de ontvanger teveel subsidie ontvangt. De reserve kan in ongeveer 7 jaar oplopen tot maximaal de subsidie voor één jaar. Per jaar wordt de ‘overmaat’ meteen afgeroomd, door de subsidie lager vast te stellen. Daarnaast geeft het naderen of bereiken van de maximaal toegestane reserve aanleiding de subsidieverlening voor komende jaren te verlagen. Indien door het verlagen van de subsidie het plotseling kleinere maximale bedrag wordt overschreden, dient de ontvanger de overmaat aan te wenden voor de gesubsidieerde activiteit.

Artikel 12

De hieronder genoemde weigeringsgronden zijn niet limitatief. Artikel 4:25 lid 2 Awb kent een weigeringplicht voor zover het subsidieplafond zou worden overschreden. Weigeringsgronden kunnen ook worden opgenomen in beleidsregels. De weigering zal aan alle geschreven en ongeschreven behoorlijkheideisen moeten voldoen. De motivering is hierbij erg belangrijk. Voor de subsidieverlening bestaan meer weigeringsgronden dan voor de subsidievaststelling.

Artikel 13

Een subsidie kan met terugwerkende kracht of ex tunc, dan wel voor de toekomst of ex nunc worden gewijzigd of ten nadele van de ontvanger ingetrokken. Voor een verleningsbeschikking is dat gemakkelijker dan voor een vaststellingsbeschikking.

Wijziging ten voordele van de ontvanger is verbonden aan twee beperkingen: de subsidieverordening Zeevang 2008 mag zich er niet tegen verzetten en een derde mag door de wijziging niet rechtstreeks in zijn belang worden getroffen.

Het artikel 4:50 lid 1, met name onderdeel b, en artikel 4:51 Awb zijn (vooral) gericht op vaste subsidierelaties. Burgemeester en wethouders moeten rekening houden met het gerechtvaardigd vertrouwen dat de subsidie wordt voortgezet. Het enkele feit dat de gemeente van gedachten is veranderd, is onvoldoende. Het zorgvuldigheidsbeginsel verplicht de gemeente een beleidswijziging ruim van tevoren aan te kondigen. In bepaalde gevallen is de dwingende noodzaak te bezuinigen voldoende. Bij intrekking voor de toekomst moet een redelijke termijn in acht worden genomen. De subsidieontvanger moet in staat zijn de aangegane verplichtingen af te wikkelen. Als ontslag van personeel nodig is, zal in ieder geval de geldende opzegtermijn in acht moeten worden genomen. Die termijn kan korter zijn als burgemeester en wethouders de verplichtingen van de ontvanger jegens het personeel en de cliënten wil overnemen. In het algemeen doet een langere opzegtermijn de hoogte van een eventuele schadevergoedingsplicht afnemen. Indien de ontvanger onbehoorlijk handelen of nalatigheid kan worden verweten, kan dat leiden tot een kleine termijn. Het risico voor lopende verplichtingen kan dan geheel of ten dele bij de ontvanger worden gelegd.

Artikel 15

Afhankelijk van de hoogte van het subsidiebedrag kan bij de subsidieverlening worden bepaald of dit in één keer gebeurt of in meerdere termijnen en of 100% wordt bevoorschot of een lager bedrag. Denkbaar is dat bedragen hoger dan € 10.000 in twee termijnen, in het voor- en najaar, worden uitgekeerd. Voorschotten worden verrekend met de uiteindelijke afrekening van de activiteit of het boekjaar.

Artikel 16

Op grond van artikel 4:57 Awb kunnen subsidies en daarmee samenhangende bedragen binnen vijf jaar worden teruggevorderd. De bestuursrechter is bevoegd over terugvordering te oordelen (ARRS 21/10/96, AB ’96, 496). De plicht tot terugbetalen blijft echter voor de ontvanger ook na vijf jaar bestaan. Als de ontvanger het onterecht verkregen bedrag na vijf jaar terug betaalt is dat geen onverschuldigde betaling, maar het nakomen van een verplichting die niet meer opeisbaar was. Burgemeester en wethouders kunnen de bedragen wel verrekenen met nieuwe subsidiebedragen.

Artikel 18

Dit artikel maakt het mogelijk bijvoorbeeld subsidies van geringe importantie en omvang (kruimelgevallen) te laten afhandelen door een ambtenaar. Het mandaat kan worden gebonden aan strikte voorwaarden met betrekking tot de te subsidiëren activiteiten, plafonds en beleid. Op deze wijze kunnen burgemeester en wethouders worden ontlast. Zij blijven bevoegd de subsidieverstrekking in individuele gevallen aan zich te trekken.

Artikel 19

Deze bepaling maakt het mogelijk de subsidieverstrekking over te laten aan uitvoeringsorganen, gemeenschappelijke regelingen en dergelijke.

Artikel 21

Lid 2: Op grond van de beginselen van behoorlijk bestuur en in verband met de continuïteit van de activiteiten mogen de vaste subsidieontvangers, die voor 1 mei 2007 een subsidieaanvraag hebben gedaan, er op rekenen, dat zij hun reguliere subsidie volgens het welzijnsprogramma in 2008 nog ontvangen. Immers deze verordening wordt pas vastgesteld in november 2007. Voor nieuwe subsidieaanvragers geldt direct de nieuwe regeling.

Lid 3: Het overgangsrecht geeft de gemeente nog tot maximaal 31 december 2008 de mogelijkheid de grondslag voor subsidieverstrekking in een verordening op te nemen. Daarna dient een buitenwettelijke subsidie (alleen op grond van een begrotingspost) nog slechts incidenteel te worden verstrekt!