Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Oost

Verordening op het burgerinitiatief Stadsdeel Oost

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Oost
Officiële naam regelingVerordening op het burgerinitiatief Stadsdeel Oost
CiteertitelVerordening op het burgerinitiatief Stadsdeel Oost
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpBestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: -

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-07-201119-03-2014nieuwe regeling

19-10-2010

Amsterdams Stadsblad, 2011, week 29, 27 juli 2011

229778

Tekst van de regeling

Verordening

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt onder een burgerinitiatief verstaan: een voorstel van een initiatiefgerechtigde ter plaatsing op de agenda van de vergadering van de raad.

Artikel 2 Geldigheid burgerinitiatief

1. De raad plaatst een burgerinitiatief op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

2. Een verzoek is niet ontvankelijk indien het:

a. niet door tenminste 30 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund

b. een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of

c. niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Artikel 3 Initiatiefgerechtigden

1. Initiatiefgerechtigd zijn alle ingezetenen van het stadsdeel die de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt.

2. Initiatiefgerechtigd zijn voorts de natuurlijke of rechtspersonen die een bedrijf voeren dat is gevestigd in het stadsdeel, dan wel rechtspersonen die een andere maatschappelijke activiteit in het stadsdeel uitoefenen.

3. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4 Uitgesloten onderwerpen

1. Een burgerinitiatief kan niet betrekking hebben op:

a. een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de stadsdeelraad;

b. een vraag over het stadsdeelbeleid of de uitvoering daarvan;

c. een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht;

d. een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht;

e. een onderwerp waarover korter dan vier jaar voor indiening van het burgerinitiatief door de stadsdeelraad een besluit is genomen, tenzij nieuwe argumenten tot een nieuwe afweging zouden kunnen leiden;

f. een onderwerp dat verband houdt met een juridische procedure van het stadsdeel;

g. voorstellen rond de vaststelling dan wel de wijziging van de begroting;

h. voorstellen rond belastingen en tarieven van het stadsdeel;

i. een onderwerp dat een wijziging van beleid betreft dat al in een ver gevorderd stadium van ontwikkeling dan wel reeds in uitvoering is;

j. een onderwerp dat expliciet nadeel of schade oplevert of beledigend kan zijn voor groepen of personen.

2. Een burgerinitiatief over een onderwerp of voorstel dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad, maar wel valt onder de bevoegdheid van het dagelijks bestuur, zal door de raad, eventueel vergezeld van zijn advies, worden doorgezonden naar het dagelijks bestuur.

Artikel 5 Voorwaarden voor plaatsing op de raadsagenda

1. Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatief op de agenda van de stadsdeelraad wordt schriftelijk via de griffier ingediend bij de voorzitter van de stadsdeelraad.

2. Formulieren voor indiening van een burgerinitiatief zijn bij de griffie verkrijgbaar en kunnen - na invulling - weer bij diezelfde griffie worden ingeleverd. De griffie zal de initiatiefnemer gedurende de verdere procedure adviseren en begeleiden.

3. Het verzoek gaat vergezeld van een advies van de raadsgriffier over de geldigheid van het burgerinitiatief en de te volgen procedure.

4. Het verzoek bevat ten minste:

a. een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

b. een toelichting op het burgerinitiatief;

c. de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de initiatiefgerechtigde en zijn plaatsvervanger en

d. een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigde ingezetenen en natuurlijke of rechtspersonen die het verzoek ondersteunen.

5. Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van het in de bijlage van deze verordening opgenomen model.

Artikel 6 Behandeling burgerinitiatief

1. Het presidium/agendaoverleg bespreekt, in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek, of het burgerinitiatief op de agenda van de vergadering van de stadsdeelraad wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering, waarin over het verzoek wordt beslist.

2. De voorzitter van de stadsdeelraad nodigt de initiatiefgerechtigde schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatief is geagendeerd. De initiatiefgerechtigde of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatief mondeling nader toe te lichten.

3. Indien de stadsdeelraad het burgerinitiatief verder in behandeling neemt, stelt hij tegelijk vast

a. of het burgerinitiatief voor advies wordt voorgelegd aan het Dagelijks Bestuur,

b. in welke commissievergadering het burgerinitiatief wordt besproken, en

c. in welke raadsvergadering besluitvorming over het burgerinitiatief zal plaatsvinden.

4. Beraadslaging en besluitvorming over het burgerinitiatief vinden in ieder geval plaats binnen twaalf weken nadat de stadsdeelraad heeft besloten om het burgerinitiatief in behandeling te nemen.

5. Indien een burgerinitiatief wordt ingediend in de maanden juni of juli wordt de termijn in het vierde lid met acht weken verlengd.

6. Indien de stadsdeelraad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 4 lid 1, onder a, kan de stadsdeelraad het voorstel doorzenden aan het dagelijks bestuur.

7. Zo spoedig mogelijk nadat de stadsdeelraad over het burgerinitiatief een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in het plaatselijke huis-aan-huisblad en door plaatsing op de website van het stadsdeel.

8. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan de initiatiefgerechtigde(n).

9. Indien de stadsdeelraad het burgerinitiatief geheel of gedeeltelijk overneemt, deelt het dagelijks bestuur de verzoeker(s) binnen twee weken na de raadsvergadering mee wanneer met de uitvoering van het raadsbesluit zal worden gestart en bij welke medewerker van het stadsdeel de verzoeker nadere inlichtingen kan inwinnen.

10. Indien een burgerinitiatief is afgewezen, is sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep open staat.

Artikel 7 Verantwoording in burgerjaarverslag

De stadsdeelvoorzitter brengt in het burgerjaarverslag verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 8 Slotbepalingen

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag van bekendmaking.

2. De Verordening op het recht van burgerinitiatief stadsdeel Zeeburg vastgesteld d.d. 3 juli 2007 en de Verordening op het burgerinitiatief en het referendum van stadsdeel Oost-Watergraafsmeer vastgesteld d.d. 29 mei 2006 vervallen, voor zover niet reeds van rechtswege vervallen, met het inwerking treden van deze verordening.

3. Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening op het burgerinitiatief Stadsdeel Oost.

Toelichting Verordening

Artikel 1

De formulering gaat er van uit dat een burger bij dit middel concrete voorstellen kan indienen bij de raad.

Artikel 2

Uit dit artikel volgt dat de raad een burgerinitiatief op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De raad zal zich in dat geval dus moeten uitspreken over het burgerinitiatief. Van een geldig verzoek is sprake als (a) het verzoek door minstens 30 initiatiefgerechtigden ondersteund, (b) het onderwerp van het burgerinitiatief niet in artikel 4 is uitgezonderd en (b) aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.

Artikel 3

De keuze voor deze ruime definitie van initiatiefgerechtigden ligt voor de hand. Het gaat om de kwaliteit van het initiatief; nadere criteria kunnen dan onnodig belemmerend werken. Bij indiening van een burgerinitiatief kan worden getoetst of de indiener/initiatiefnemer voldoet aan de vereisten van een initiatiefgerechtigde. Het verzoek vindt immers formeel op dat moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5.

Artikel 4

Het is weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft.

Daar komt bij dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatief kan doen, omdat hij "er niet over gaat". Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of het spreekuur van een wethouder. Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop kan worden bepaald dat het burgerinitiatief geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Tenslotte is het evenmin de bedoeling dat zaken, die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest, opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren.

Artikel 5

Het ligt voor de hand om het burgerinitiatief bij de voorzitter van de raad te laten indienen. Om de voortgang van het burgerinitiatief ordelijk te laten verlopen, is het onvermijdelijk dat aan het verzoek een aantal minimumeisen wordt gesteld. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam, dat indiening van een burgerinitiatief plaatsvindt door middel van een standaardformulier. Op dit formulier zal de initiatiefnemer naast het voorstel en een toelichting in ieder geval zijn personalia moeten aangeven. Ter voorkoming van fraude met namen kan gevraagd worden naar personalia, zoals adressen en geboortedata. Op grond van deze gegevens kan het stadsdeel onderzoeken of het initiatief de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft.

Artikel 6

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat er onvoldoende tijd is om het voorstel te kunnen controleren. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is, kan de raad doorzenden naar het dagelijks bestuur. Met het derde tot en met negende lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatief door de raad. Op grond van het achtste lid wordt de indiener / initiatiefnemer altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een inhoudelijk besluit zijn of de mededeling dat het verzoek is afgewezen. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatief door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan.

Artikel 7

De raad kan ervoor kiezen om in een regeling over het burgerinitiatief te verplichten om jaarlijks een verslag over het burgerinitiatief uit te brengen. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatieven), aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatieven, en de besluiten van de raad.