Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bernisse

Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Bernisse 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bernisse
Officiële naam regelingVerordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Bernisse 2011
CiteertitelVerordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Bernisse 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpInvulling nadere eisen aan de inrichting peuterspeelzalen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Kinderopvang

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Wet Kinderopvang

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-08-2011Onbekend

30-08-2011

Weekblad De Bernisser

Onbekend

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Bernisse;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouder d.d. 2 augustus 2011;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet:

overwegende dat het gewenst is in aanvulling op de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit peuterspeelzalen nadere eisen te stellen aan de inrichting van peuterspeelzalen;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen Gemeente Bernisse

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder peuterspeelzaal hetgeen daaronder wordt

verstaan in de Wet kinderopvang en Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en

peuterspeelzalen.

Artikel 2 Groepspeelruimte

1.In een peuterspeelzaal is voor ieder kind minimaal 3,5 m2 bruto-oppervlakte

aan groepsspeelruimte beschikbaar.

2.Elke ruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd

van de op te vangen kinderen.

Artikel 3 Buitenspeelruimte

  • 1.

    De peuterspeelzaal beschikt over aangrenzende buitenspeelruimte.

  • 2.

    De buitenspeelruimte voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar;

    • b.

      een oppervlakte van minimaal 3 m2 bruto-oppervlakte speelruimte

per aanwezig kind;

c.ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen

kinderen.

Artikel 4 Aanwijzing toezichthouders

1.Burgemeester en wethouders zien toe op de naleving van de bij deze

verordening gestelde regels.

2.Burgemeester en wethouders wijzen de directeur van de GGD aan als

toezichthouder.

Artikel 5 Onderzoek door de toezichthouder

1.De toezichthouder onderzoekt na een aanvraag als bedoeld in artikel 2.2,

eerste lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen of

de instandhouding redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de

voorschriften uit deze verordening.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks of de

    exploitatie van een peuterspeelzaal plaatsvindt in overeenstemming met de

    voorschriften uit deze verordening.

  • 3.

    Naast het onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan de

toezichthouder incidenteel onderzoek verrichten naar de naleving van de bij

deze verordening gestelde voorschriften.

Artikel 6 Vastleggen onderzoeksresultaten

1.De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek bij

een peuterspeelzaal vast in een inspectierapport.

2.Indien de toezichthouder oordeelt dat door de houder de bij of krachtens

artikel 2 en 3 gegeven voorschriften niet zijn of zullen worden nageleefd,

vermeldt hij dat in het rapport.

3.Alvorens het rapport vast te stellen, stelt de toezichthouder de houder in de

gelegenheid van het ontwerprapport kennis te nemen en daarover zijn

zienswijze kenbaar te maken. De toezichthouder vermeldt de zienswijze van

de houder in een bijlage bij het rapport.

4.De toezichthouder zendt het inspectierapport onverwijld aan de houder, die

een afschrift daarvan zo spoedig mogelijk ter inzage legt op een voor ouders

en personeel toegankelijke plaats,

5.De toezichthouder maakt het inspectierapport uiterlijk drie weken na de

vaststelling daarvan openbaar,

6.De toezichthouder stelt burgemeester en wethouders in kennis van de

vaststelling van het rapport.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen artikel 2 en 3 buiten toepassing laten of

daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van kwalitatief

verantwoorde opvang voor kinderen in een peuterspeelzaal leidt tot een onbillijkheid

van overwegende aard.

Artikel 8 Overgangsbepaling

Binnen twaalf maanden na inwerkingtreding van deze verordening voldoet de houder

van een peuterspeelzaal aan de voorschriften uit deze verordening.

Artikel 9 inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar

bekendmaking.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening ruimte- en inrichtingseisen

peuterspeelzalen gemeente Bemisse 2011

Algemene toelichting

Op 1 augustus 2010 treedt de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

(hierna: de Wet) in werking. Het doel van deze Wet is om jonge kinderen in

peuterspeelzalen en kindercentra een veilig en stimulerende omgeving te bieden 1.

Eén van de onderliggende doelstellingen van de nieuwe Wet is de regelgeving over

peuterspeelzalen te harmoniseren met de kinderdagopvang. Hierdoor ontstaat een

landelijk kwaliteitskader voor zowel de peuterspeelzalen als de kinderdagopvang met

minimum kwaliteitseisen. In de Wet zijn dan ook een aantal minimale eisen voor de

peuterspeelzalen vastgelegd en is tevens aan de minister de bevoegdheid gegeven

aanvullende regelgeving voor de kwaliteit in een Algemene maatregel van Bestuur

vast te leggen (AmvB). Van deze bevoegdheid is tot op heden geen gebruik gemaakt

omdat de partijen een convenant hebben afgesloten waarin de kwaliteitseisen voor

de houders van peuterspeelzalen nader zijn uitgewerkt 2).

De eisen in het convenant hebben als uitgangpunt gediend voor de Beleidsregels

kwaliteit peuterspeelzalen (hierna: Beleidsregels) van de minister van Onderwijs,

Cultuur en Wetenschap (OCW) 3). Echter, in deze Beleidsregels zijn geen eisen

opgenomen ten aanzien van ruimte en inrichting van de peuterspeelzalen. Bij het

opstellen van de modelverordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen is

aangesloten bij het convenant en de Beleidsregels kwaliteitseisen kinderopvang.

Het onderhavige model is in overleg met diverse deskundigen op het gebied van

peuterspeelzaalwerk en kinderopvang en de brancheorganisaties tot stand gekomen.

Ruimte en inrichting

Kwalitatief verantwoorde opvang voor kinderen kan niet zonder het stellen van

kwaliteitseisen. Eisen inzake ruimte en inrichting vormen hier een essentieel

onderdeel van. De eerste levensjaren van een kind zijn belangrijk voor de

ontwikkeling van de cognitieve, de sociaal-emotionele en de motorische

vaardigheden. De opvoeding door de ouders legt daarvoor de basis, maar ook de

rest van de omgeving waarin het kind opgroeit is van belang. Veel kinderen brengen

enkele uren per dag door in peuterspeelzalen en andere kindercentra. Ze moeten

daar veilig kunnen spelen en voldoende ruimte hebben.

Bestaande eisen over veiligheid en gezondheid die algemeen geldend zijn en volgen

uit andere wet- en regelgeving zoals bouwvoorschriften, brandveiligheidsvoorschriften, eisen aan speeltoestellen, keukenhygiëne en dergelijke.

Toezicht

In dit hoofdstuk is het kader voor het toezicht beschreven. Op de handhaving, zijn de

algemene handhavingsbevoegdheden uit de Awb van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Groepspeelruimte

In dit artikel wordt bepaald dat voor elk kind 3,5m2 bruto oppervlak speelruimte

aanwezig moet zijn. Speelruimtes dienen passend te zijn ingericht voor spelen en

rusten. Bij de inrichting van de binnenruimte dient rekening te worden gehouden met

zowel het aantal kinderen dat van een ruimte gebruik maakt als de leeftijd van de

kinderen. Het gaat om het totale aantal vierkante meters die beschikbaar zijn in de

groepsruimten. Dus de lengte vermenigvuldigd met de breedte van de ruimtes waar

de kinderen spelen.

Daarnaast is de houder van een peuterspeelzaal gehouden aan de eisen die zijn

vastgelegd in het Bouwbesluit 2003. Het Bouwbesluit bevat bouwtechnische

voorschriften waaraan alle bouwwerken minimaal moeten voldoen. Peuterspeelzalen

vallen onder de categorie 'bijeenkomstfunctie voor kinderopvang'. De eisen uit het

Bouwbesluit hebben betrekking op veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid,

energiezuinigheid en milieu.

Artikel 3 Buitenspeelruimte

Dit artikel geeft aan dat de buitenspeelruimte voor kinderen die gebruik maken van

de peuterspeelzaal aangrenzend aan de peuterspeelzaal dient te zijn gesitueerd.

Evenals de binnenruimte dient de buitenruimte voor spel geschikt te zijn en ingericht

in overeenstemming met de behoeften en mogelijkheden van de kinderen. Ook voor

de buitenspeelruimte geldt dat bij de inrichting rekening dient te worden gehouden

met het aantal kinderen en de leeftijd van de kinderen die gebruik maken van de

ruimte. De speelruimte bestaat per aanwezig kind uit minimaal 3m2 bruto

oppervlakte. Met aanwezig kind wordt gedoeld op in de peuterspeelzaal aanwezige

kinderen, niet noodzakelijkerwijs buitenspelend.

Artikel 4 Aanwijzing toezichthouders

Dit artikel maakt burgemeester en wethouders (hierna B&W) verantwoordelijk voor

de naleving van deze verordening. B&W wijzen de directeur van de GGD aan als

toezichthouder. Dit is in overeenstemming met het systeem van de wet. De directeur

van de GGD oefent aldus het toezicht uit onder het gezag van de burgemeester en

wethouders. Afdeling 5.2. van de Algemene wet bestuursrecht bevat een algemene

regeling van de bevoegdheden van toezichthouders, zoals het recht op het betreden

van plaatsen, op het vorderen van inlichtingen en het inzien van schriftelijke stukken.

Artikel 5 Onderzoek door de toezichthouder

In dit artikel worden drie soorten van onderzoek onderscheiden. In de eerste plaats

onderzoekt de toezichthouder naar aanleiding van een aanvraag voor de exploitatie

van een peuterspeelzaal of aan de voorschriften uit deze verordening zal worden

voldaan. Daarnaast voert de toezichthouder jaarlijks regulier onderzoek uit bij

bestaande peuterspeelzalen. Voorts beschikt de toezichthouder op grond van lid 3

over de mogelijkheid om incidenteel onderzoek te verrichten naar de naleving van de

voorschriften uit deze verordening.

Artikel 6 Vastleggen onderzoeksresultaten

De resultaten van het onderzoek uit artikel 5 worden door de toezichthouder

schriftelijk vastgelegd in een inspectierapport. De toezichthouder zendt het ontwerpinspectierapport

aan de houder van de peuterspeelzaal. De houder wordt hiermee in de mogelijkheid gesteld om een reactie te geven op de inhoud van het rapport. De toezichthouder dient de reactie van de houder als bijlage bij het rapport te voegen. De houder zorgt er voor dat zowel ouders van kinderen in de peuterspeelzaal als het personeel inzage hebben in het inspectierapport van de toezichthouder. Uiterlijk 3 weken na ontvangst maakt de toezichthouder het inspectierapport openbaar. Het ligt

voor de hand dat de toezichthouder voor de openbaarmaking een breed toegankelijk medium kiest. Gedacht kan worden aan de mogelijkheden die het internet biedt. Van deze vaststelling worden burgemeester en wethouders door de houder op de hoogte gebracht. In de praktijk zal het veelal betekenen dat de toezichthouder het inspectierapport naar burgemeester en wethouders toezendt.

Artikel 7

Het opnemen van een hardheidsclausule in deze verordening opent de mogelijkheid

voor burgemeester en wethouders om, in gevallen waarin toepassing van een artikel

van de verordening een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, artikel 2

en 3 buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. Het afwijkende besluit van

burgemeester en wethouders moet altijd binnen de doelstellingen van de verordening

passen. De toepassing van de hardheidsclausule moet beperkt blijven tot individuele

gevallen. Het gebruik van dit artikel is slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk.

Artikel 8

De overgangsbepaling is opgenomen om houders van bestaande peuterspeelzalen

de tijd en gelegenheid te bieden om aan de voorschriften zoals gesteld in de

verordening te voldoen. Indien er binnen een gemeente al een verordening bestaat

met eisen aan ruimte- en inrichting van peuterspeelzalen, dan is het niet nodig om

deze overgangsbepaling op te nemen.

Artikel 9 en 10

Voetnoten:

1) Voorheen de Wet kinderopvang (zie Staatsblad 2010, 296).

2) Verantwoord peuterspeelzaalwerk: een eerste stap naar de toekomst, Convenant

Kwaliteit peuterspeelzaalwerk d.d. 9 november 2009.

3) Deze beleidsregels zijn in concept gereed (mei 2010).

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Bernisse in de vergadering van

30 augustus 2011.

Abbenbroek, 30 augustus 2011

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

J.A. Fröling-Kok P.J. Bouvy-Koene