Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Vlist

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Vlist
Officiële naam regelingVerordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand
CiteertitelVerordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-11-201101-07-201001-07-2012Nieuwe regeling

28-09-2010

De IJsselbode, 8 november 2011

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand

De raad van de gemeente Vlist

gelezen het voorstel van het K5 bestuur van 10 augustus 2010 nummer K510/01495, inzake de verordening langdurigheidstoeslag;

gelet op artikel 8 lid 1 sub d en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

gezien het advies van de commissie;

Besluit vast te stellen de volgende Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand.

Artikel 1 - Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Het K5 bestuur: het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling K5.

  • b.

    de wet: de Wet werk en bijstand.

  • c.

    WIJ: Wet investeren in jongeren.

  • d.

    Referteperiode: een onafgebroken periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

  • e.

    Peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat.

  • f.

    Bijstandsnorm: de norm, bedoeld in artikel 5 onder c van de wet.

  • g.

    Inkomensvoorzieningsnorm: de norm, bedoeld in artikel 26 tot en met 29 van de Wet investeren in jongeren.

De uitvoering van deze verordening berust bij het K5 bestuur.

Artikel 2 - Voorwaarden

  • 1. Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet, komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende de referteperiode onafgebroken is aangewezen geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 101% van de voor hem geldende bijstands- of inkomensvoorzieningsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.

  • 2. Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die tijdens de referteperiode een tijd in detentie heeft doorgebracht.

  • 3. Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende bij wie er gedurende de referteperiode sprake is van een terugvordering als gevolg van fraude in het kader van een uitkering Wet werk en bijstand (WWB), Wet investeren in jongeren (WIJ), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).

  • 4. Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos), dan wel een studie volgt als genoemd in de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000).

Artikel 3 - Hoogte van de toeslag

  • 1. De hoogte van de toeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor gehuwden € 501,00;

    • b.

      voor een alleenstaande ouder € 450,00;

    • c.

      voor een alleenstaande € 353,00.

  • 2. De in het eerste lid genoemde bedragen worden eenmaal per jaar en wel op 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm op 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm op 1 januari van het daaraan voorafgaande jaar.

  • 3. Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel 4 - Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het K5 bestuur.

Artikel 5 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand.

Artikel 6 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2010.

De verordening Langdurigheidstoeslag, in werking sinds 1 januari 2009 wordt hiermee ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 september 2010

de griffier, de voorzitter,

mw. mr. M.C. Bellaart A.Z. Evenhuis-Meppelink

Toelichting op de Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand

Algemeen

Aanleiding voor deze verordening is de decentralisatie van de langdurigheidstoeslag naar de gemeenten. Op grond van artikel 8 lid 1 sub d (nieuw) van de WWB dient de gemeenteraad bij verordening de regels vast te leggen inzake het verlenen van langdurigheidstoeslag. Deze verordening is van kracht sinds 1 januari 2009. Naar aanleiding van de komst van de Wet investeren in jongeren (WIJ) is deze verordening op enkele punten aangepast.

Basis van de verordening is het nieuwe artikel 36, eerste lid van de wet dat luidt:

“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft”.

De regels dienen daarom betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag, de mate van langdurigheid en de hoogte van de inkomensgrens. De gedachte achter de toeslag blijft onveranderd: personen die langdurig op het sociaal minimum leven, hebben geen financiële ruimte om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

Toelichting per artikel

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis.

De peildatum is niet noodzakelijkerwijs de datum van aanvraag, maar de eerst mogelijk datum waarop na een referteperiode van 36 maanden recht is ontstaan. Dit sluit aan bij de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 22 juli 2008 nr. 07/2304 WWB.

Artikel 2 Voorwaarden

Tot nu toe was de referteperiode 60 maanden. Een periode van vijf jaar met een minimuminkomen wordt echter algemeen gezien als een te lange periode. Diverse gemeenten en ook het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) hebben aangegeven dat er al na drie jaar vrijwel geen reserveringsmogelijkheden zijn om tegenvallers op te vangen. De gekozen termijn van 36 maanden sluit aan bij de periode van aflossing in de schuldhulpverlening. De termijn van 36 maanden dient aaneengesloten te zijn.

De minimumleeftijd om voor de toeslag in aanmerking te komen was 23 jaar. Nu de minimumleeftijd door de wetgever is verlaagd naar 21 jaar, ligt het voor de hand om de referteperiode terug te brengen naar drie jaar, zodat iemand van 18 jaar - leeftijd waarop iemand voor de WWB een zelfstandig rechtssubject wordt - op 21 jarige leeftijd inderdaad recht kan doen gelden.

De hoogte van het inkomen om in aanmerking te komen voor deze toeslag wordt vastgesteld op iets boven de uitkeringsnorm. Dit gebeurt vanwege de mogelijkheid dat een persoon met een andere uitkering dan WWB niet door een iets andere berekeningssystematiek of afrondingswijze wordt uitgesloten van de langdurigheidstoeslag.

Bij de vaststelling van het inkomen telt eerder verstrekte langdurigheidstoeslag niet mee.

Deze verordening brengt met zich mee dat de langdurigheidstoeslag nadrukkelijk wordt opengesteld voor belanghebbenden met inkomsten uit arbeid. Daardoor raken personen die uit de uitkering stromen en gaan werken niet automatisch hun toeslag kwijt.

Er is onderzocht om personen met een hoger inkomen dan 101% van de van toepassing zijnde norm in aanmerking te laten komen voor een de langdurigheidstoeslag. Dit vanuit de wens om de verordening aan te laten sluiten bij andere regelingen in het kader van de bijzondere bijstand. Een verhoging van de inkomensgrens wordt echter sterk afgeraden. De reden daarvoor is dat een inkomensgrens van bijvoorbeeld 110% van de van toepassing zijnde norm niet te rijmen valt met de wettelijke uitsluiting van personen van 65 jaar en ouder. Deze personen komen niet in aanmerking voor de toeslag, omdat immers hun bijstandsnorm zo’n 5% tot 9% hoger is dan de bijstandsnorm voor personen jonger dat 65 jaar. Als de inkomensgrens zou worden opgetrokken, krijgt men mogelijk te maken met het verbod op leeftijdsdiscriminatie zoals vastgelegd in artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). Naar aanleiding van een dergelijke uitspraak zou de doelgroep plots uitgebreid kunnen worden met 65 plussers, met grote financiële gevolgen.

Artikel 4 Hoogte van de toeslag

In deze verordening is ervoor gekozen om uit te gaan van de huidige bedragen. Deze worden elk jaar aangepast aan de bijstandsnormen zoals die gelden op 1 januari van dat jaar en blijven dat hele jaar geldig. De eerste aanpassing heeft plaatsgevonden op 1 januari 2010 en heeft geresulteerd in de hier genoemde bedragen.

Het derde lid voorziet in de mogelijkheid om langdurigheidstoeslag toe te kennen aan een partner als de ander is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of 13 lid 1 van de wet. Wel moeten beide partners voldoen aan de overige voorwaarden van artikel 36 lid 1 van de wet en van deze verordening. Voldoet een partner niet aan deze overige voorwaarden, dan heeft ook de ander geen recht.

Overig

Het college verleent de toeslag op aanvraag (art. 36 lid 1 WWB). Groepsgewijze toekenning van de langdurigheidstoeslag is niet mogelijk. Per aanvraag dient gemotiveerd te worden of de aanvrager in aanmerking komt of niet. Wel staat de mogelijkheid open om aanvragers die eerder in aanmerking kwamen in navolgende jaren een vereenvoudigd en grotendeels ingevuld aanvraagformulier te sturen, waarbij bijvoorbeeld alleen de handtekening nog moet worden gezet.