Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Millingen aan de Rijn

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008 gemeente Millingen aan de Rijn

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Millingen aan de Rijn
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008 gemeente Millingen aan de Rijn
CiteertitelVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008 gemeente Millingen aan de Rijn
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke ondersteuning

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

nvt

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200801-01-200801-07-2012wijziging na evaluatie

18-12-2007

De Rozet, 24-1-2008

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008 gemeente Millingen aan de Rijn

De raad van de gemeente Millingen aan de Rijn,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 december 2007;

gelet op de artikelen 4, 5, 15 lid 1 en 19 lid 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

overwegende dat het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen in verband met de plicht tot het compenseren van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4° , 5° en 6° in de Wet maatschappelijke ondersteuning, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie;

BESLUIT:

vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2008:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen, zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

  • c.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

  • d.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij:

  • -

    het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden;

  • -

    het normale gebruik van de woning;

  • -

    het verplaatsen in en om de woning;

  • -

    het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • -

    het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • e.

    Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet;

  • f.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • g.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten:

  • -

    het voeren van een huishouden:

  • -

    het normale gebruik van de woning;

  • -

    het zich in en om de woning verplaatsen;

  • -

    het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen;

  • -

    het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • h.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • i.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • j.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die betaald moet worden bij de verstrekking van:

  • -

    een voorziening in natura (een eigen bijdrage), en/of

  • -

    een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage), en/of

  • -

    een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) en waarop de regels van het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • k.

    Voorziening in natura: een voorziening die wordt verstrekt:

  • -

    in eigendom, of

  • -

    in bruikleen, of

  • -

    in huur, of

  • -

    in de vorm van persoonlijke dienstverlening;

  • l

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Millingse Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

  • m.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening die kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • n.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • o.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • p.

    Besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard, omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen;

  • q.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

  • r.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • s.

    Leefeenheid: Een eenheid bestaande uit gehuwden die al dan niet tezamen met één of meer minderjarige ongehuwden duurzaam een huishouden voeren, dan wel bestaande uit een ongehuwde meerderjarige die met één of meer minderjarige ongehuwden duurzaam een huishouden voert. Onder gehuwden worden hierbij ook verstaan ongehuwd samenwonenden en andere volwassenen die met elkaar en/of met kinderen samenwonen;

  • t.

    Delegatie: Overdracht van een bevoegdheid door een bestuursorgaan (bijvoorbeeld gemeenteraad) aan een ander bestuursorgaan (bijvoorbeeld het college van burgemeester en wethouders);

  • u.

    HoofdverblijfDe woonruimte waar belanghebbende zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie staat of zal staan ingeschre­ven;

  • v.

    Belanghebbende: Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet, te weten:

  • -

    een persoon met beperking of chronisch psychisch probleem;

  • -

    een persoon met psychosociaal probleem.

Artikel 1.2 Beperkingen
  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op te heffen of te verminderen op het gebied van:

    - het voeren van het huishouden, en/of

    - het normale gebruik van de woning, en/of

    - het verplaatsen in en om de woning, en/of

    - het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, en/of

    - het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2. Géén voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Millingen aan de Rijn;

    • c.

      voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • d.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • e.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • f.

      voorzover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

    • g.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 2.1 Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget.

Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niét wordt geboden. Dit gebeurt aan de hand van de in het Millingse Besluit maatschappelijke ondersteuning neergelegde criteria.

Artikel 2.2 Voorziening in natura
  • 1. Indien een voorziening in natura wordt verstrekt die in eigendom is van de leverancier, is de bruikleenovereenkomst of huurovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing.

  • 2. Indien een voorziening in natura wordt verstrekt die in eigendom is van de gemeente Millingen aan de Rijn, is de bruikleenovereenkomst of huurovereenkomst van de gemeente Millingen aan de Rijn van toepassing.

  • 3. Indien een voorziening in natura wordt verstrekt in de vorm van persoonlijke dienstverlening door een derde, is de dienstverleningsovereenkomst tussen de derde en de aanvrager van toepassing.

  • 4. Indien een voorziening in natura wordt verstrekt in de vorm van persoonlijke dienstverlening door de gemeente Millingen aan de Rijn, is de dienstverleningsovereenkomst tussen de gemeente Millingen aan de Rijn en de aanvrager van toepassing.

Artikel 2.3 Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Millingse Besluit maatschappelijke ondersteuning in de beschikking opgenomen.

Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget
  • 1. Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequaat te verstrekken voorziening in natura, zoals vastgelegd in het Millingse Besluit maatschappelijke ondersteuning;

    • c.

      indien nodig wordt de tegenwaarde als bedoeld in lid 1 onder b aangevuld met een vergoeding voor de instandhoudingkosten van de voorziening, zoals vastgelegd in het Millingse Besluit maatschappelijke ondersteuning;

    • d.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Millingse Besluit maatschappelijke ondersteuning.

  • 2. De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3. Bij de beschikking wordt een program van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 4. Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager.

  • 5. Na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, wordt aan het college door de budgethouder, voor zover van toepassing, verstrekt:

    • a.

      de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

    • b.

      een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

    • c.

      een overzicht van de salarisadministratie;

    volgens de voorschriften zoals door het college in het Millingse Besluit maatschappelijke ondersteuning opgenomen.

  • 6. Na ontvangst van de in het vorige lid genoemde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 2.5 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. De raad legt jaarlijks in een nader besluit de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast met inachtneming van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning (Algemene maatregel van bestuur).

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 3.1 Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 3.2 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden
  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4 van de wet en belanghebbende kunnen voor de in artikel 3.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of

    • b.

      problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg

      het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4 van de wet en belanghebbende kunnen voor de in artikel 3.1 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als:

    • a.

      de in artikel 3.1 onder a. genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of

    • b.

      niet beschikbaar is.

Artikel 3.3 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 3.2 komen een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4 van de wet en belanghebbende niét in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 3.4 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de hulp in het huishouden wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen, per week.

Artikel 3.5 Omvang van het persoonsgebonden budget

Het bedrag per uur dat in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt door het college vastgesteld en vastgelegd in het Millingse Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 4.1 Vormen van woonvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 4.2 Primaat algemene voorzieningen en recht op individuele voorzieningen
  • 1. Een belanghebbende kan voor de in artikel 4.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2. Een belanghebbende kan voor de in artikel 4.1 onder b., c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde voorziening niet aanwezig is of niet tot een adequate oplossing leidt.

Artikel 4.3 Soorten individuele voorzieningen

De in artikel 4.1 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen betreffen:

  • a.

    verhuis- en herinrichtingskosten;

  • b.

    een woningaanpassing;

  • c.

    een woningsanering;

  • d.

    een roerende woonvoorziening

  • e.

    een uitraasruimte;

  • f.

    onderhoud, keuring en reparatie van woonvoorzieningen;

  • g.

    tijdelijke huisvesting;

  • h.

    huurderving

  • i.

    het verwijderen van voorzieningen

Artikel 4.4 Primaat van de verhuizing
  • 1. Een belanghebbende kan voor een voorziening als bedoeld in artikel  4.3 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een belanghebbende kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.3 onder b., c., d., en g  in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3. Een belanghebbende kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.3 onder e. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een - op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek -aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

  • 4. In het Millingse Besluit maatschappelijke ondersteuning wordt geregeld in welke gevallen een voorziening als bedoeld in artikel 4.3 onder f., g., h. en i. kan worden verstrekt.

Artikel 4.5 Verhuis- en inrichtingskosten

Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van verhuizing en inrichting aan een persoon die op verzoek van de gemeente een aangepaste woning vrijmaakt ten behoeve een belanghebbende die vanwege zijn beperking aanspraak kan maken op een aangepaste woning.

Artikel 4.6 Primaat van de losse woonunit

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die het eigendom is van een verhuurder, die niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 4.7 Uitsluitingen
  • 1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en kamerverhuur.

  • 2. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn eveneens niet van toepassing op specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 4.8 Hoofdverblijf
  • 1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte tot een door het college in het Millingse Besluit maatschappelijke ondersteuning vast te leggen maximumbedrag.

  • 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 4.9 Gronden voor weigering woonvoorziening

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe geen aanleiding bestond op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek, en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte, beschikbare woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

  • d.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • e.

    De aanvrager :

    - voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    - verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door   bewoond te worden;

    - verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

    - in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning heeft ondervonden.

  • f.

    Indien de kosten van de voorziening meer bedragen dan € 45.000 tenzij weigering van die voorziening, gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen, zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 4.10 Aard van de materialen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming ten behoeve van woningaanpassingen voor zover de ondervonden ergonomische beperkingen niet voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

Artikel 4.11 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Millingse Besluit maatschappelijke ondersteuning door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Artikel 4.12 Het verwerven van grond

Voor zover een woningaanpassing betreft het uitbreiden van een bestaande woning, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorziening nodig zou zijn, kunnen burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenen voor de extra te verwerven grond. Deze tegemoetkoming komt ten hoogste overeen met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in de bij deze verordening behorende bijlage 1.

Artikel 4.13 Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimten

Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte, indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de aanvrager ontoegankelijk blijft :

  • a.

    het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren

  • b.

    het aanbrengen van elektrische deuropeners

  • c.

    het aanbrengen van extra trapleuning(en)

  • d.

    aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het woongebouw (mits de woningen in het gebouw te bereiken zijn met een rolstoel)

  • e.

    aanbrengen van drempelhulpen of vlonders

  • f.

    een extra trapleuning aanbrengen bij portiekwoningen

  • g.

    een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw

tenzij het een gemeenschappelijke ruimte betreft als bedoeld in artikel 4.7 lid 2.

Artikel 4.14 Aanpassing aan woonwagen
  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskos­ten van een woonwagen indien:

    • a.

      de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal 5 jaar is;

    • b.

      de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

    • c.

      de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond; en

    • d.

      de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als be­doeld in de Woonwagenwet.

  • 2. In het Millingse Besluit maatschappelijke ondersteuning wordt geregeld hoe hoog de maximale financiële tegemoet­koming is, indien de technische levensduur van de woonwagen minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 5.1 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening.

Artikel 5.2 Het recht op een algemene voorziening

Belanghebbende kan voor de artikel 5.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek:

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer of

  • b.

    het bereiken van het openbaar vervoer

onmogelijk maken.

Artikel 5.3 Het primaat van het collectief vervoer
  • 1. Belanghebbende  kan voor de in artikel 5.1 onder b., c. en d vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een algemene voorziening als bedoeld in artikel 5.2, onder a., onmogelijk maken dan wel

    • b.

      een algemene voorziening als bedoeld in artikel 5.2, onder a., niet aanwezig is

    • c.

      de gehandicapte minderjarig is en woont binnen een gezinssituatie.

  • 2. Voor de in artikel 5.1 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen geldt, in afwijking van het gestelde in het vorige lid onder b., dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 5.1  onder a. verstrekt kunnen worden.

    In het Millingse Besluit maatschappelijke ondersteuning wordt geregeld in welke gevallen een aanvullende voorziening kan worden verstrekt.

Artikel 5.5 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal de in het Millingse Besluit maatschappelijke ondersteuning - voor de diverse categorieën -genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht.

In verband hiermee komt een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 5.6 Omvang in gebied en in kilometers
  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag.

  • 2. Het uitgangspunt zoals beschreven in het vorige lid is niet van toepassing als zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 3. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang van 1500 kilometer per jaar met een bandbreedte tot 2000 kilometer per jaar mogelijk maken.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 6.1 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • d.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 6.2 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportrolstoel
  • 1. Een belanghebbende kan voor de in artikel 6.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en

    • b.

      hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2. Een belanghebbende kan voor de in artikel 6.1 onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks of nagenoeg dagelijks  zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en

    • b.

      hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

    of

    • c.

      een algemene voorziening als bedoeld in artikel 6.1 onder a., niet aanwezig is.

  • 3. Een belanghebbende kan voor de in artikel 6.1 onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 6.3 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In afwijking van het gestelde in artikel 6.2  komt een persoon die verblijft in een - op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende - instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel die wordt  verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 7.1 Gebruik aanvraagformulier

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 7.2 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
  • 1. De aanvraag dient te worden ingediend bij het Informatieloket van de gemeente Millingen aan de Rijn.

  • 2. In het loket als genoemd in het vorige lid kunnen zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet als aanvragenzorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten worden ingediend.

Artikel 7.3 Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking
  • 1. Het college is bevoegd om de aanvrager:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken

    voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening.

  • 2. Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

     

    • a.

      het handelt om een aanvraag een persoon betreffend, die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de kosten - naar verwachting - het bedrag per jaar als genoemd in het Millingse Besluit maatschappelijke ondersteuning te boven zullen gaan;

    • b.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

    • c.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3. Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4. Bij de advisering, zoals genoemd in het tweede lid, wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

  • 5. De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 7.4 Samenhangende afstemming

Het college legt in het Millingse Besluit maatschappelijke ondersteuning regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.

Artikel 7.5 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan hem of haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 7.6 Intrekking van een voorziening

Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a.

    niet is voldaan aan de voorwaarden, gesteld bij of krachtens deze verordening;

  • b.

    de gegevens op grond waarvan de beschikking is afgegeven zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • c.

    blijkt dat de tegemoetkoming of het persoongebonden budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden;

  • d.

    anderszins de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

  • e.

    op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst of verbintenis alsnog een vergoeding voor die voorziening is verstrekt;

  • f.

    blijkt dat de eigen bijdrage niet binnen de gestelde termijn en na herhaalde aanmaning is voldaan.

Artikel 7.7 Terugvordering
  • 1. Ingeval de ingetrokken beschikking betrekking heeft op een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget, dan kan het op basis van deze beschikking reeds betaalde worden teruggevorderd voor zover het ten onrechte is verstrekt.

  • 2. Ingeval de ingetrokken beschikking betrekking heeft op een voorziening in natura, dan kun­nen de kosten die zijn gemaakt in verband hiermee worden teruggevorderd voorzover de intrekking  verband houdt met verwijtbaar gedrag van de belanghebbende. De voorziening die in bruikleen is verstrekt kan alsdan worden ingenomen.

  • 3. Van verwijtbaar gedrag is in ieder geval sprake als de ingetrokken beschikking berustte op onjuiste en/of onvolledige gegevens en de belanghebbende wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat deze onjuist en/of onvolledig waren.

  • 4. Ingeval intrekking van het besluit plaatsvindt in de situatie als bedoeld in artikel 7.6 onder c dan kan de uitbetaalde financiële tegemoetkoming of het normbedrag worden terugge­vorderd.

  • 5. Ingeval intrekking van het besluit plaatsvindt in de situatie als bedoeld in artikel 7.6 onder f dan kunnen de kosten van de voorziening worden teruggevorderd over de periode dat belanghebbende in gebreke is gebleven om de eigen bijdrage te betalen. Ingeval het ingetrokken besluit een voorziening in natura betreft die in eigendom is verstekt, dan kan de tegenwaarde van deze voorziening worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8.2 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de geldende bedragen, gesteld in en op basis van deze verordening,  verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 8.3 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na 4 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 8.4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

Artikel 8.5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008 gemeente Millingen aan de Rijn.

BIJLAGE 1          

Aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden verleend ingevolge artikel 4.12 (het verwerven van grond)

 

 

 

 

 

Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek als volgt gemaximeerd:

 

1    Aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aang­egeven per vertrek in een zelfstandige woning

 

  soort vertrek  aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tege­moetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek  aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tege­moetkoming wordt verleend in geval van uit­breiding van een reeds aan­wezig vertrek
    woonkamer keuken eenpersoons slaapkamer tweepersoons slaapkamer toiletruimte badkamer - wastafelruimte - doucheruimte entree/gang/hal berging      30 10 10 18  2    2  3  5  6    6 4 4 4 1   1 2 2 4  

 

2    Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2.