Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bussum

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bussum
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2011
CiteertitelVerordening Parkeerbelastingen 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 225

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201106-01-2012nieuwe regeling

02-11-2010

Bussumse krant 15 december 2010

RV2010-079

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2011.

De raad van de gemeente Bussum;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Bussum van 8 oktober 2010, nummer RV2010-079;

gelet op de artikel 225 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Parkeerbelastingen 2011

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a)

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b)

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • c)

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • d)

    centrumgebied: het gebied van de gemeente Bussum, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart;

  • e)

    dag: een periode van vierentwintig uren, beginnend om 0.00 uur en eindigend om 24.00 uur;

  • f)

    vaste dag: een vooraf door de belastingplichtige te bepalen vaste dag in de week (bijvoorbeeld: de maandag of de dinsdag etc.).

  • g)

    week: een periode van 7 aaneengesloten dagen;

  • h)

    maand: kalendermaand dan wel een periode van 30 aaneengesloten dagen;

  • i)

    kwartaal: drie aaneengesloten kalendermaanden, dan wel een periode van 91 aaneengesloten dagen;

  • j)

    jaar: twaalf aaneengesloten kalendermaanden, dan wel een periode van 365 aaneengesloten dagen;

  • k)

    algemene of gereserveerde invalidenparkeerplaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

  • a)

    een belasting voor het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b)

    een belasting voor een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht
  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a)

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b)

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • º1

        als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • º2

        als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Vrijstelling gehandicapten

Houders van een geldige Europese Gehandicapten Parkeerkaart of een geldige landelijke invalidenparkeerkaart (zowel voor bestuurders als passagiers) zijn vrijgesteld mits deze parkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst. Indien geen voorruit aanwezig is, dient de vergunning op een van buitenaf zichtbare plaats duidelijk leesbaar te worden aangebracht.

Artikel 5 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld
  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak waarover de belasting wordt geheven.

    Wijze van heffing en termijnen van betaling

Artikel 7 Wijze van heffing en termijnen van betaling
  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven door middel van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven door middel van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3. In afwijking van artikel 234, negende lid van de Gemeentewet moet de naheffingsaanslag worden betaald binnen 2 weken na de dagtekening van het duplicaat van de naheffingsaanslag.

Artikel 8 Teruggaaf parkeerbelastingen
  • 1. Behoudens het bepaalde in het tweede lid bestaat geen recht op teruggaaf van parkeerbelastingen.

  • 2. Indien een vergunning wordt ingetrokken, wordt op aanvraag teruggaaf van de parkeerbelasting verleend over de nog niet ingetreden maanden van het belastingtijdvak, gerekend van de datum van inlevering van de vergunning.

Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 10 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling
  • 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3. Als na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 11 Kosten
  • 1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 44,--.

  • 2. De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen € 48,--.

  • 3. De kosten bedragen:

    • 1.

      € 125,-- per keer, voor het uitrijden en overbrengen van een voertuig en

    • 2.

      € 16,30 per dag, voor het bewaren van een voertuig.

  • 4. Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgesteld.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1. De "Verordening parkeerbelastingen 2009" van 10 november 2008 wordt ingetrokken, met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011;

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen 2011".

  • Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bussum, gehouden op november 2010.

  • TARIEVENTABEL 2011, BEHORENDE BIJ DE VERORDENING

    PARKEERBELASTINGEN 2011.

     

     

    I.          Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in

                artikel 2, onderdeel a bedraagt:

                a.         binnen het centrumgebied:

                       1. op de parkeerplaatsen:

                                       * aan de Lindelaan voor de

                                          percelen 1 t/m 9a;

                                       * aan de Stationsweg/-plein;

                                       * aan de Meerweg langs het

                                          perceel Lindelaan 1:                                                  € 0,10 per 12 minuten;

                       2. op de overige plaatsen:                                                 € 0,10 per 8,5 minuten.

                b.         voor het overige grondgebied van de

                            gemeente Bussum:                                                                  € 0,10 per 12 minuten.

     

    II.         Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2,

                onderdeel b, bedraagt:

                a.         voor de eigenaar of de houder van een motorvoertuig, die woont                           in het centrumgebied :

                               - eenheid                                                      bedrag

                              - 1 kwartaal                                                    €  29,--;

                              - 2 kwartalen                                                  €  54,--;

                              - 3 kwartalen                                                  €  79,--;

                              - per jaar                                                        € 102,--.

     

                b.         voor de eigenaar of houder van een motorvoertuig, die in het                                centrumgebied, een bedrijf of beroep uitoefent:

     

    - eenheid  bedraggebied
    per vaste dag gedurende: voor het parkeren op:
      - 1 kwartaal  €  18,--- het terrein voor het raadhuis, - het terrein aan de Brinklaan   naast het perceel Kerkstraat 1, - de parkeerplaatsen aan de   Stationsweg en aan beide   zijden van de Eslaan vanaf   nummer 12 tot aan de Vlietlaan.
    - 2 kwartalen€  36,--
    - 3 kwartalen€  52,--
    -    per jaar€  68,--

     

    III.   Een gedeelte van een in de vorige leden genoemde eenheid van tijd wordt voor een gehele eenheid gerekend.

     

     

    Behoort bij raadsbesluit van 2 november 2010

    De griffier,

     

     

     

     

    (mr. L.A. Wieringa)