Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Menterwolde

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Menterwolde 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Menterwolde
Officiële naam regelingReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Menterwolde 2011
CiteertitelReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Menterwolde 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 16

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-06-201121-11-2014nieuwe regeling

26-05-2011

Tussenklappen, 8 juni 2011

Reglement van orde van de gemeenteraad 2011

Tekst van de regeling

No: 8/5.

De raad van de gemeente Menterwolde;

gelezen het voorstel van de raadsvoorzitter;

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

 

B E S L U I T :

de volgende verordening vast te stellen:

REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN EN ANDERE WERKZAAMHEDEN VAN DE GEMEENTERAAD MENTERWOLDE 2011

 

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:a. voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;b. griffier: de raadsfunctionaris als bedoeld in artikel 107 van de gemeentewet;c. burgers met spreekrecht: inwoners van de gemeente Menterwolde die ten minste 16 jaar oud zijn en overige belanghebbenden;d. belanghebbenden: personen dan wel organisaties die een direct belang hebben bij een zaak die aan de orde is in de raadsvergadering;e. presidium: een overlegsituatie als bedoeld in artikel 5;f. agendacommissie: een orgaan als bedoeld is in artikel 6 dat bevoegd is tot het nemen van besluiten als omschreven in artikel 6, 11, 23 en 38;g. fractie: de leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, dan wel één of meer leden van een fractie die als zelfstandige fractie gaan optreden;h. amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;i. subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;j. motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;k. voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering; l. initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel; m. interpellatie: een ingelast debat in de raadsvergadering, waarin het college of de burgemeester op grond van artikel 155 lid 2 Gemeentewet, om inlichtingen kunnen worden gevraagd over een onderwerp dat niet op de agenda staat. 

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:a. het leiden van de vergadering;b. het handhaven van de orde;c. het doen naleven van het reglement van orde;d. hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt. 

Artikel 3 De griffier

  • 1 De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2 Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 3 De griffier kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, de raad van gevraagde informatie voorzien.

Artikel 4 De (loco)secretaris

  • 1 De (loco)secretaris is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2 De (loco)secretaris kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, de raad van gevraagde informatie voorzien.

Artikel 5 Het presidium

  • 1 De raad heeft een presidium.

  • 2 Het presidium bestaat uit de voorzitter van de raad, de plaatsvervangend voorzitter van de raad en de fractievoorzitters of hun vervangers.

  • 3 Elke fractievoorzitter kan zich laten vervangen door een lid van zijn fractie.

  • 4 De griffier of diens vervanger is bij elke vergadering van het presidium aanwezig als adviseur.

  • 5 De voorzitter van de raad is tevens voorzitter van het presidium. De plaatsvervangend voorzitter van de raad is plaatsvervangend voorzitter van het presidium.

  • 6 De voorzitter kan het presidium voorstellen een wethouder of de gemeentesecretaris uit te nodigen voor het presidium.

  • 7 7. Het presidium heeft de volgende taken:a. een forum voor het consulteren over politiek gevoelige onderwerpen;b. een forum voor vertrouwelijke bespreking van zaken aangaande openbare orde en veiligheid;c. aanbevelingen doen aan de raad inzake de organisatie van werkzaamheden van de raad en zijn commissies;d. het vervullen van het werkgeverschap van de griffier. 

  • 8 In het presidium kan over alles gesproken worden. Er worden geen besluiten genomen waar stemming voor noodzakelijk is.

  • 9 Beraadslagingen in het presidium zijn niet openbaar; over de inhoud kan wel gesproken worden met de overige leden van de fractie.

Artikel 6 De agendacommissie

  • 1 De raad heeft een agendacommissie.

  • 2 De agendacommissie bestaat uit de voorzitter van de raad, de griffier, twee leden de coalitie en twee leden de oppositie vertegenwoordigend, waaronder de plaatsvervangend voorzitter van de raad en de voorzitter van de raadscommissie.

  • 3 De voorzitter van de raad zit de vergaderingen van de agendacommissie voor. De plaatsvervangend voorzitter wordt bij ontstentenis van de voorzitter door de agendacommissie aangewezen.

  • 4 De commissievoorzitter wordt bij verhindering vervangen door de plaatsvervangend commissievoorzitter.

  • 5 De griffier of diens vervanger is bij elke vergadering van de agendacommissie aanwezig.

  • 6 De agendacommissie heeft de volgende taken:a. het opstellen van de voorlopige raadsagenda;b. het beheren van de actielijst / toezeggingenlijst;c. het bewaken van de langere termijnplanning;d. voorstellen doen ten aanzien van door de raad uit te nodigen personen of instellingen anders dan ambtenaren. 

  • 7 De agendacommissie is bevoegd tot het nemen van beslissingen over de in lid 6 genoemde zaken.

Hoofdstuk 2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; BENOEMING WETHOUDERS; FRACTIES

Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

  • 1 Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 2 De raadsvoorzitter benoemt de voorzitter van de commissie.

  • 3 De commissie wordt in haar taak ondersteund door de griffier.

  • 4 De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 5 Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 14 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 6 In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een, nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 7 Bij de benoeming van een wethouder, niet raadslid, wordt overeenkomstig het eerste en tweede lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het vierde lid.

  • 8 Bij hun aantreden ontvangen raadsleden en wethouders de gedragscode zoals genoemd in artikel 15 lid 3 en 41c lid 2 van de Gemeentewet.

Artikel 8 Fractie

  • 1 De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwt. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2 ndien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3 De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.a. Indien:1° één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;2° twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;3° één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.b. Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan. 

  • 4 Een fractie kan, voorzover de desbetreffende verordening dit toestaat, niet-raadsleden voordragen als lid of plaatsvervangend lid in raadscommissies.

  • 5 Voor hun werkzaamheden ten bate van de raadscommissie(s) ontvangen deze niet-raadsleden een vergoeding gelijk aan de door het ministerie van BZK aanbevolen vergoeding voor commissieleden, niet zijnde raadsleden. De vergoeding wordt na afloop van elk kwartaal uitbetaald.

  • 6 Na benoeming door de raad ontvangen deze niet-raadsleden de gedragscode zoals genoemd in artikel 15 lid 3 van de Gemeentewet.

Hoofdstuk 3 VERGADERINGEN

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie
  • 1 De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op de laatste donderdag van de maand en vangen aan om 20.00 uur en worden gehouden in het gemeentehuis.

  • 2 De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

Artikel 10 Oproep
  • 1 De voorzitter zendt ten minste 10 werkdagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2 De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

  • 3 Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 11, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.

  • 4 De voorzitter kan, wanneer bijzondere omstandigheden daartoe nopen, een vergadering bijeenroepen op kortere termijn dan in lid 1 genoemd.

Artikel 11 Agenda
  • 1 Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de agendacommissie de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 2 In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3 Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4 Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 5 Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het college nadere inlichtingen of advies vragen.

Artikel 12 Wethouder

De wethouders zijn in de vergadering aanwezig om op verzoek van de voorzitter, dan wel een lid, de raad van informatie te voorzien, dan wel als daar om verzocht wordt aan de beraadslagingen deel te nemen.

Artikel 13 Nieuw Artikel
  • 1 Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 14.

  • 2 Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en door een openbare kennisgeving te plaatsen op de website.

  • 3 Het origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 4 Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

Artikel 14 Openbare kennisgeving
  • 1 De vergadering wordt door aankondiging in een in de gemeente verspreide huis-aan huisblad in de week voorafgaande aan de raadsvergadering, en door plaatsing op de website van de gemeente, ter openbare kennis gebracht.

  • 2 De openbare kennisgeving vermeldt:a. de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;b. de wijze waarop en de plaats waar de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kunnen worden ingezien;c. de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 18.

  • 3 De voorlopige agenda en de daarbij behorende raadsvoorstellen worden op de website van de gemeente geplaatst.

  • 4 De agenda's en de voorstellen worden ook naar de pers gezonden.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15 Presentielijst

Direct na opening van de vergadering tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 16 Zitplaatsen
  • 1 De voorzitter, de leden van de raad, de griffier, de secretaris en de wethouders hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2 Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg met de griffier.

Artikel 17 Opening vergadering; quorum
  • 1 De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de Gemeentewet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2 Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 18 Spreekrecht burgers
  • 1 Na de opening van de vergadering kunnen derden, geen raadslid of wethouder zijnde, gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2 Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, wordt geadviseerd dit van te voren schriftelijk dan wel telefonisch te melden aan de griffier.

  • 3 Het woord kan niet gevoerd worden: a. over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;b. over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;c. indien een klacht ex artikel 9: 1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;d. moties vreemd aan de orde van de dag. 

  • 4 De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de vol- gorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5 Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6 De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

  • 7 Beraadslaging tussen hen die van het spreekrecht gebruik maken en de leden van de raad is niet toegestaan; direct na het inspreken hebben de leden echter het recht, ter verduidelijking van hetgeen door de inspreker(s) naar voren is gebracht, enige vragen te stellen. De inspreker mag aan het begin van de tweede termijn een korte reactie geven op de eerste termijn van raad en college. De inspreker mag beknopt nogmaals zijn zienswijze geven of het belang ter zake behartigen.

  • 8 Als een spreker beledigende woorden of gebaren, tegen wie dan ook, bezigt, wordt hij door de voorzitter tot orde geroepen en het recht van spreken ontzegd.

  • 9 Het spreekrecht dient zich te beperken tot een relevante bijdrage, dit ter beoordeling van de voorzitter.

  • 10 Een spreker die bij herhaling de orde, dan wel de geregelde gang van zaken verstoord kan het recht van spreken worden ontzegd voor ten minste 3 aansluitende vergaderingen, dit ter beoordeling van de meerderheid van de raad.

Artikel 19 NieuwPrimus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 20 Verslaglegging van de raadsvergadering in besluitenlijst
  • 1 De digitale verslaglegging van de raadsvergadering wordt onder verantwoordelijkheid van de griffier verzorgd. Dit digitale verslag komt via de website van de gemeente ter beschikking voorzover geen sprake is van een besloten beraadslaging.

  • 2 Er wordt door de griffier een besluitenlijst opgesteld. Voorzover de aard en inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt door plaatsing op de gemeentelijke website.

  • 3 De besluitenlijst moet inhouden: a. de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;b. bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie op grond van het bepaalde in artikel 27 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen;c. een vermelding van alle agendapunten die aan de orde zijn geweest;d. een vermelding van de aanleiding van een geagendeerd punte. bij elk agendapunt het door de raad te nemen besluitf. een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;g. de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen en burgerinitiatief voorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen. 

  • 4 De besluitenlijsten worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

  • 5 De griffier houdt de in de vergadering door de leden van het college van burgemeester en wethouders en of externen gedane toezeggingen bij in een toezeggingenlijst.

Artikel 21 Ingekomen stukken
  • 1 Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2 De raad stelt in de openbare raadsvergadering op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

  • 3 Ingekomen stukken, waarover het college of de burgemeester een beslissing moet nemen, worden door de griffier terstond doorgestuurd.

Artikel 22 Spreekregels
  • 1 De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2 Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raad en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 23 Volgorde sprekers
  • 1 Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2 De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 24 Aantal spreektermijnen
  • 1 De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad of de raadsvoorzitter anders beslist.

  • 2 Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3 Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel tenzij de voorzitter dit bij interruptie toestaat.

  • 4 Het derde lid is niet van toepassing op het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5 Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 25 Handhaving orde; schorsing
  • 1 Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzija. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;b. een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden. 

  • 2 Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3 De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 26 Beraadslaging
  • 1 De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2 Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

  • 3 De voorzitter stelt in elk geval een schorsing voor als de vergadering ononderbroken langer dan twee uur heeft geduurd en niet binnen afzienbare tijd gesloten zal worden.

Artikel 27 Deelname aan de beraadslagingen door anderen
  • 1 Op verzoek van de voorzitter kunnen aanwezige ambtenaren vakinhoudelijke informatie en technische uitleg verstrekken.

  • 2 De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging. Het gaat hierbij om vertegenwoordigers van aan de gemeente gelieerde instellingen voortvloeiend uit wettelijke regelingen en om deskundigen of adviseurs.

  • 3 Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

  • 4 De agendacommissie doet voorstellen ten aanzien van door de raad uit te nodigen personen of instellingen, anders dan ambtenaren, en stuurt aan hen een uitnodiging voor het bijwonen van de vergadering.

Artikel 28 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 29 Beslissing
  • 1 Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2 Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3  Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 30 Algemene bepalingen over stemming
  • 1 De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2 In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

  • 3 Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4 De voorzitter (of de griffier) roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 19 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5 Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6 De leden brengen hun stem uit door het woord 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7 Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8 De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 31 Stemming over amendementen en moties
  • 1 Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2 Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3 Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4 Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie gestemd en vervolgens over het voorstel; daarbij geldt de regel dat de meest verstrekkende motie het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 5 Stemming over een motie gaat als regel aan de stemming over het aanhangig voorstel en de daarop ingediende (sub)amendementen vooraf.

Artikel 32 Stemming over personen
  • 1 Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 leden tot stembureau.

  • 2 De raadsvoorzitter benoemt de voorzitter van het stembureau.

  • 3 Het stembureau wordt in haar taak ondersteund door de griffier.

  • 4 Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 5 Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 6 Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het vierde lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 7 Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan: a. een blanco ingevuld stembriefje;b. een onleesbaar stembriefje;c. een stembriefje dat is voorzien van opmerkingen of kanttekeningen;d. een ondertekend stembriefje;e. een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;f. een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;g. een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt. 

  • 8 In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter van het stembureau.

  • 9 Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 33 Herstemming over personen
  • 1 Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2 Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3 Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 34 Beslissing door het lot
  • 1 Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2 Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3 Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 RECHTEN VAN LEDEN

Artikel 35 Amendementen

  • 1 Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2 Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3 Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4 Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, voordat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 36 Moties

  • 1 Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2 Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3 De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4 De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5 Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk, voordat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 37 Voorstellen van orde

  • 1 De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2 Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3 Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 38 Initiatiefvoorstel

  • 1 Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2 De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 3 Bij vaststelling van de agenda wordt het initiatiefvoorstel in stemming gebracht. De raad bepaalt de positie van het initiatiefvoorstel op de onderhavige raadsagenda.

  • 4 De raad oordeelt of het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld

  • 5 De raad oordeelt of het voorstel voor advies naar het college dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 6 De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

Artikel 39 Collegevoorstel

  • 1 Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2 Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 40 Schriftelijke vragen

  • 1 Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2 De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 3 Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college, of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord

  • 4 De antwoorden van het verantwoordelijk lid van het college, het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad toegezonden

  • 5 De vragen en de antwoorden worden door de griffier geplaatst op de lijst van ingekomen stukken voor de raad en behandeld conform artikel 21 lid 1 en 2.

  • 6 De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist

Artikel 41 Interprellatie

  • 1 Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, tenminste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2 De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3 In de eerste termijn voeren alleen de interpellant en degene(n) aan wie de interpellatie is gericht het woord. De interpellant voert in één termijn niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 42 Vragenuur

  • 1 Na de sluiting van de raadsvergadering is er een vragenuur, tenzij er bij de griffier geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan de agendacommissie bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenuur eindigt.

  • 2 Tijdens het vragenuur kunnen aan het college of de burgemeester alleen vragen om informatie worden gesteld.

  • 3 Het lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, dient zijn vragen tenminste 24 uur voor aanvang van de raadsvergadering in bij de griffier. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van het college, de burgemeester (tevens raadsvoorzitter) en de leden van het managementteam, worden gebracht.

  • 4 De voorzitter kan na overleg met de indiener(s) bepalen dat de vra(a)g(en) worden beschouwd als een schriftelijke vraag conform het in artikel 40 bepaalde.

  • 5 De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 6 De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 7 Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 8 Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 9 Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 10 Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 43 Inlichtingen

  • 1 Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe, door tussenkomst van de griffier schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2 De griffier draagt er zorg voor dat de overige leden van de raad een afschrift van dit verzoek krijgen.

  • 3 De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4 De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 5 BEGROTING EN REKENING

Artikel 44 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

Artikel 45 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt.

Hoofdstuk 6 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

Artikel 46 Verslag; verantwoording

  • 1 Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Op de raadsagenda is daarvoor het agendapunt “Gemeenschappelijke regelingen en vergelijkbare organen.” opgenomen. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de commissie.

  • 2 Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 40, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 43, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd, dan wel waar de gemeente aan deelneemt.

Hoofdstuk 7 BESLOTEN VERGADERING

Artikel 47 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 48 Notulen

  • 1 Van besloten raadsvergaderingen worden schriftelijke notulen opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de griffier.

  • 2 De notulen moeten inhouden: a) de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;b) bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie op grond van het bepaalde in artikel 27 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen;c) een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;d) een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;e) een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;f) de tekst van de ter vergadering ingediende voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen. 

  • 3 De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden ter inzage bij de griffier.

  • 4 Deze notulen worden binnen één maand na de terinzagelegging geacht ongewijzigd te zijn vastgesteld, tenzij (tenminste) een lid van de gemeenteraad vaststelling van deze notulen verlangt in een besloten vergadering, welke vergadering dan zo spoedig mogelijk gehouden wordt. De raad kan te allen tijde besluiten tot openbaarmaking van deze notulen.

  • 5 De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 49 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 50 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 51 Toehoorders en pers

  • 1 De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2 Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden. Toehoorders onthouden zich tijdens de raadsvergadering, in woord en gebaar, van communicatie met raadsleden en/of leden van het college.

Artikel 52 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten

Artikel 53 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 54 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 55 In werking treden c.a.

  • 1 Dit reglement kan worden aangehaald als Reglement van orde voor de vergaderingen enandere werkzaamheden van de gemeenteraad Menterwolde 2011. 

  • 2 Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 3 Gelijktijdig met inwerkingtreding van dit reglement vervalt het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad vastgesteld op 25 juni 2009 no 10/7. 

Ondertekening

Muntendam, 26 mei 2011.

De raad voornoemd:

De voorzitter, De griffier,

 

(E.A. van Zuijlen) (F.A.P. Grit) 

Toelichting 1

Toelichting

Toelichting bij het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Onder 'aanhangig' wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnd. De omschrijving van de termen amendement en initiatiefvoorstel luiden hetzelfde als in de artikelen 147a en 147b van de Gemeentewet.

Voor de invulling van de term ‘belanghebbende’ wordt ook verwezen naar artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De tekst is:Artikel 1:21. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.2. Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd.3. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

In dit reglement van orde wordt onder een organisatie zowel een rechtspersoon als een informele groepering verstaan. Een informele groepering kan bijvoorbeeld zijn een groep bewoners.

In het reglement van orde komt de term beraadslaging voor. Enige toelichting ten aanzien van de strekking hiervan is wenselijk. Volgens Van Dale wordt onder beraadslaging verstaan. “overleg, bespreking, gedachtewisseling (met name in een vergadering) over een bepaald punt.” Hierbij is geen sprake van het deelnemen aan het proces van besluitvorming. Het is ook mogelijk dat derden gevraagd worden inlichtingen te verstrekken. Hier bij is geen sprake van deelnemen aan de beraadslaging. Er wordt enkel en alleen antwoord gegeven op een niet politieke vraag die veelal van procedurele, technische of juridische aard zal zijn.

Artikel 2 De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudst in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Artikel 3 De griffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid van de modelverordening een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. De griffier in de raad van Menterwolde neemt niet deel aan de beraadslagingen, maar de griffier kan de raad van gevraagde informatie voorzien. Het verschoningsrecht is ook in dat geval van toepassing. Rechtspositionele bepalingen omtrent de beëdiging, woonplaats etcetera zijn niet in dit reglement opgenomen, aangezien dat beter geregeld kan worden in de ambtsinstructie voor de griffier, die de raad vaststelt. In de instructie voor de griffier zijn de taken van de griffier uitgewerkt.

Artikel 4 De (loco)secretaris

De secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris de raad van informatie voorziet. De secretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit of kan de secretaris bijvoorbeeld informatie verstekken bij een discussie over het functioneren van de ambtelijke organisatie.

Artikel 5 Het presidium

Dit artikel geeft de aard en de taak van het presidium aan. De taken van het presidium zijn limitatief opgesomd. Het is niet de bedoeling dat het presidium een rol krijgt in de besluitvorming van de raad of de inhoudelijke voorbereiding daarvan. Dat zou zich niet verdragen met het besloten karakter. De vergaderingen van het presidium zijn immers niet toegankelijk voor niet-raadsleden. De verslagen worden niet in de openbaar toegankelijke archieven bewaard, maar worden bewaard onder het beheer van de griffier.Daarnaast is de VNG van mening dat het presidium voor wat betreft de inhoudelijke aspecten van het raadswerk een ondergeschikte rol dient te vervullen omdat anders het gevaar bestaat dat er binnen de raad een nieuw bestuursorgaan wordt gecreëerd, hetgeen in strijd is met de Grondwet, die het primaat immers expliciet bij de raad legt (artikel 125 lid 1 Grondwet). De taak genoemd in lid 7 c geeft het presidium ruimte om initiatieven te nemen.

De griffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. De aanwezigheid van de secretaris kan gewenst zijn, omdat de secretaris aandacht moet kunnen vragen voor of een toelichting kan geven op onderwerpen die worden voorbereid door de ambtelijke organisatie.

Uit een screening van modelreglementen van diverse gemeenten is het VNG gebleken dat verreweg de meeste gemeenten de term 'seniorenconvent' hebben vervangen door de term 'presidium'.

Artikel 6 De agendacommissie

Dit artikel geeft de aard en de taak van de agendacommissie aan. De taken van de agendacommissie zijn limitatief opgesomd. De agendacommissie vervult een belangrijke (coördinerende) rol bij de agendering van zaken. De commissie stelt de agenda’s van de raad en raadscommissie voorlopig vast. De definitieve vaststelling van de agenda van een raadscommissie en de raad geschiedt door de betreffende commissie en de raadsleden bij de aanvang van de vergadering. Daarnaast heeft de agendacommissie tot taak het beheren van de langere termijnplanning, de actielijst en de toezeggingenlijst. Individuele raadsleden kunnen via een schriftelijke aanvraag (in te dienden via de griffier) in de agendacommissie onderwerpen voor de langere termijn agenda, de agenda voor de raad of de raadscommissie voordragen.De griffier is bij elke vergadering van de agendacommissie aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. De aanwezigheid van de secretaris is gewenst, omdat de secretaris aandacht moet kunnen vragen voor of een toelichting kan geven op onderwerpen die worden voorbereid door de ambtelijke organisatie.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties

Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V1 Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V2 Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittreksel uit de GBA met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum, en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, lid 2 Gemeentewet (artikel V3 Kieswet). Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie welke de geloofsbrieven onderzoek brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk. De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd. Op verzoek van de leden van de raad is de bepaling in lid 2 opgenomen dat de voorzitter de voorzitter van de commissie benoemd. Het onderzoek van het proces verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt alleen in de eerste samenkomst van de nieuwe raad na verkiezingen. Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen. Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd. Het zevende lid geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrieven onderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadslidmaatschap (Gemeentewet artikel 36a, 36b, 41b en 41c). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd, de incomptabiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden. Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, lid 2 Gemeentewet). Indien de benoeming van een nieuwe wethouder op de raadsagenda staat zal het voorstel doorgaans afkomstig zijn van het college. Over het voorstel tot benoeming als wethouder dient gestemd te worden. Het stemmen over een kandidaat wethouder is een zogenaamde vrije stemming. Er is geen sprake van een voordracht. Raadsleden hebben de mogelijkheid op het stembriefje de naam van de kandidaat die hun voorkeur heeft in te vullen (die van de voorgestelde persoon of die van een ander). Doordat het een vrije stemming is en geen sprake is van een voordracht of en anderszins beperkte keuze van een eventueel raadslid dat ter benoeming is voorgesteld ook aan deze stemming deelnemen. Hij of zij kan immers een andere naam dan de eigen naam invullen. Artikel 28 van de Gemeentewet is hierop dus niet van toepassing. In dit artikel is aangegeven dat een raadslid niet deelneemt aan een stemming over ‘een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat’. Een voorstel tot benoeming gaat hem persoonlijk aan wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of een herstemming is beperkt. (artikel 28 lid 3) De aard van de stemming is dus van belang.

Artikel 8 Fractie

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). In veel gemeenten bestaan regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractieassistentie, etc. In deze nadere regelingen kan worden aangesloten bij het in dit reglement opgenomen fractiebegrip. Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee. In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen (een kandidaat wordt door de voorzitter van het stembureau benoemd). Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat elk bindend mandaat van een lid van de raad nietig is. Het is de individuele volksvertegenwoordiger die een mandaat van de kiezer heeft gekregen. De Kieswet gaat niet uit van politieke partijen, een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen. Op grond van deze bepalingen heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit over nemen. Een mededeling aan de voorzitter van de raad is voldoende. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie. Gevolg van fractieafsplitsing en ontstaan nieuwe fractie is ook dat de nieuwe fractie leden dient voor te dragen voor commissies, lid wordt, als fractievoorzitter van het presidium, fractieondersteuning etc.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. Het tweede lid brengt tot uitdrukking dat de voorzitter in uitzonderlijke situaties kan bepalen dat een vergadering plaatsvindt op een andere dag en/of een ander aanvangsuur dan wel een andere vergaderplaats heeft. Daarbij houdt hij in samenspraak met de griffier zoveel mogelijk rekening met wensen uit de raad. Het wijzigen van het aanvangsuur en de vergaderdag is van gemeenschappelijk belang, omdat het merendeel van de raadsleden het raadslidmaatschap combineert met een andere (on)betaalde functie. De vaste dag waarop raadsvergaderingen worden georganiseerd is de laatste donderdag van de maand. Om agendatechnische redenen kan afgeweken worden van deze vastgestelde dag. Daarbij valt te denken aan een raadsvergadering waarin de begroting voor het komende jaar wordt vastgesteld en de raadsvergadering in de maand december.

Artikel 10 Oproep

In artikel 19, eerste lid van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering. Het eerste lid bepaalt dat de voorzitter ten minste tien werkdagen vóór een vergadering de leden een brief (de schriftelijke oproep) stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. Deze termijn wijkt af van de termijn van zeven dagen uit de modelverordening. De uitnodiging vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Het tweede lid stelt verplicht dat de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 25, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. Uiteraard is het mogelijk, indien de raad dit wenst de stukken en oproep niet per post maar per e-mail te versturen.

Artikel 11 Agenda

De agendacommissie bepaald hoe de agenda eruit komt te zien (artikel 6). De volgorde van de agenda wordt op een publieksvriendelijke manier opgesteld. Dit betekent dat na de opening en het vaststellen van de agenda eerst de inhoudelijke agendapunten aan de orde komen. Daarna volgen het bespreken van de technische agendapunten, de ingekomen stukken en mededelingen, financiële aangelegenheden, gemeenschappelijke regelingen en vergelijkbare organen en tenslotte voor de sluiting het vaststellen van de notulen van de vorige raadsvergadering en de bespreking van de actielijst/toezeggingenlijst. Het versturen van de agenda en stukken is geregeld in artikel 10. Dit is echter een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de 'waan' van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering. Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via een schriftelijke aanvraag (in te dienden via de griffier) in de agendacommissie onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. Het vierde lid regelt dat de raad op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen. Het vijfde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp, is het niet gewenst dat de raad zich over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, het onderwerp naar een commissie te verwijzen of aan het college nadere inlichtingen of advies te vragen. Voorstellen aan de raad kunnen van diverse actoren afkomstig zijn. In de eerste plaats zijn dit het college en de burgemeester. Daarnaast kunnen raadsleden initiatiefvoorstellen indienen. Het presidium kan voorstellen doen die te maken hebben met de organisatie en de werkzaamheden van de raad (zie artikel 5, lid 7 onder c).

Artikel 12 De wethouder

Artikel 12 is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. De redactie van dit artikel is zodanig dat de wethouders in de vergadering aanwezig zijn. Hierbij wijkt dit reglement af van de modelverordening De modelverordening voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn. Het gebruik van het werkwoord 'uitnodigen' geeft aan dat een wethouder kan weigeren te verschijnen in de raad. In de praktijk zal dat echter niet waarschijnlijk zijn, omdat een dergelijke weigering door de raad kan worden uitgelegd als een weigering inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen; met alle mogelijke onaangename politieke gevolgen van dien voor de betrokken wethouder. Gelet op de frequentie van de raadsvergadering zullen veelal zaken uit alle portefeuilles aan de orde komen. Als de wethouders in de vergadering aanwezig zijn, zullen ze vaak deelnemen aan de beraadslagingen. Het kan echter wenselijk zijn, dat een wethouder niet bij een vergadering aanwezig is als de raad een zelfstandige afweging over een onderwerp of voorstel wil maken, de raad bijvoorbeeld over het eigen functioneren van gedachten wil wisselen of bij de voorbereiding van een besluit tot het houden van een onderzoek naar het door het college gevoerde bestuur. Door een wijziging van artikel 21 van de gemeentewet wordt tot uitdrukking gebracht dat een wethouder toegang heeft tot de vergaderingen van de raad en dat hij aan de beraadslagingen kan deelnemen. Het mag immers niet voorkomen dat de raad een wethouder buitensluit. Tegelijker-tijd moet er ruimte zijn voor lokaal maatwerk; het is immers niet nodig dat een wethouder bij iedere vergadering van de raad zit. Daarom bepaalt de wet tevens dat de raad een wethouder kan uitnodigen om ter vergadering aanwezig te zijn.Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde 'achterliggende' stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).Een agendapunt kan betrekking hebben op een grote hoeveelheid verschillende stukken. Omdat raadsleden zich bezighouden met een groot aantal verschillende onderwerpen en voorstellen, is het in de meeste gevallen niet wenselijk dat raadsleden alle onderliggende stukken krijgen toegezonden. Uiteraard dienen alle raadsleden en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd. Een stuk is een 'document' in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda's, notulen, (concept)adviezen en magneetbanden, e-mails, sms-berichten en berichten die op een website staan verkrijgen de status van document in de zin van de WOB. Het kan niet de bedoeling zijn, dat een lid van de raad of een ander het originele stuk mee naar huis neemt. Dit zou betekenen dat andere raadsleden en geïnteresseerden niet meer de mogelijkheid hebben om het document in te zien. Een raadslid mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken. Een geïnteresseerde kan voor het inzien van de stukken contact op nemen met de griffier en kan na het maken van een afspraak de stukken op de kamer van de griffier inzien. Een kopie van de stukken wordt tegen betaling van de kosten voor het fotokopiëren aan een geïnteresseerde verstrekt.De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Het ligt dan ook in de rede dat stukken, die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering en die geheim moeten blijven bij de griffier ter inzage worden gelegd. Op verzoek van de leden van de raad kan de griffier inzage aan hen verlenen.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Bij de herziening van het reglement is tevens de verplichting opgenomen de agenda en stukken ook op het internet te plaatsen. Vanuit het oogpunt van service aan de burger is dit gewenst.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15 Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 Gemeentewet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet. De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom stelt hij samen met de voorzitter de presentielijst vast en ondertekent deze. Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.

Artikel 16 Zitplaatsen

In lid 1 wordt geregeld dat een aantal; personen een vaste zitplaats hebben. Ook andere personen kunnen uitgenodigd worden om ter vergadering aanwezig te zijn. Voorbeelden daarvan zijn de zitplaats voor de leden van ambtenaren in dienst van de gemeente en de zitplaats van de pers. De voorzitter is de aangewezen persoon om voor een zitplaats voor hen te zorgen. De voorzitter kan na overleg met de griffier de indeling herzien, indien daartoe aanleiding bestaat. Uiteraard wordt daarbij ook gesproken met de raadsleden voor wie een wijziging gevolgen heeft.

Artikel 17 Opening vergadering; quorum

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

artikel 18 Spreekrecht burgers

Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur. Het spreekrecht is beperkt gehouden tot geagendeerde onderwerpen, omdat burgers op die manier een doeltreffende bijdrage kunnen leveren aan de beraadslagingen van de raad. In het derde lid zijn vier onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers. Een motie vreemd aan de orde van de dag gaat per definitie over een niet geagendeerd onderwerp. Burgers kunnen alleen inspreken op onderwerpen die voorafgaand aan de vergadering openbaar kenbaar zijn gemaakt.In het zevende lid is ervoor gekozen om een burger twee maal het woord te geven. Burgers kunnen inspreken tijdens de raadsvergadering en de commissievergadering.

Artikel 19 Primus bij hoofdelijke stemming

Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing. Uiteraard is ook hier afwijking mogelijk, bijvoorbeeld door te bepalen dat pas op het moment van stemming de primus wordt bepaald. Zie ook artikel 30, vierde lid.

Artikel 20 Verslaglegging van de raadsvergadering en besluitenlijst.

Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de griffier en de wijze waarop het verslag wordt vastgesteld. Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting op een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid Gemeentewet). Andere vormen van verslaglegging zijn ook mogelijk. Bijvoorbeeld via digitale archivering dan wel door een geluidsopname van de raadsvergadering op CD, met een overzicht van de sprekers, de onderwerpen -voorzien van tijdscodes- en een besluitenlijst. Met de inwerkingtreding van de Aanpassingswet dualisering gemeentebestuur is de openbaar-making van een besluitenlijst van de raadsvergadering verplicht gesteld vanaf 19 februari 2003. Al eerder was in de Gemeentewet de verplichting voor het college opgenomen (artikel 60), door middel van een amendement is dit nu ook voor de raad geregeld in artikel 23, vijfde lid van de Gemeentewet. Tijdens de behandeling van dit amendement in de Tweede Kamer is aangegeven dat de besluitenlijst op zo kort mogelijke termijn moet worden gepubliceerd.

Artikel 21 Ingekomen stukken

Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld ter kennisneming, steunen, afwijzen, in behandeling nemen, doorsturen naar een raadscommissie, doorsturen naar het college etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. De schriftelijke mededelingen van het college aan de raad komen in principe ook bij de raad binnen. De mededelingen zijn dan ook een ingekomen stuk. Verder bewaakt de voorzitter de orde van de vergadering. De raad stelt op voorstel van de agendacommissie de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast. De griffier zendt verkeerd geadresseerde post terstond door aan het bevoegde gezag (conform het daarover bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht). Van dat aan de raad geadresseerde poststuk wordt geen kopie aan de raad gezonden. Het was immers niet bestemd voor de raad.

Artikel 22 Spreekregels

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 23 Volgorde sprekers Het gaat hierbij niet om interrupties (zie artikel 25)

Artikel 24 Aantal spreektermijnen

Indien de raad of de voorzitter van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Tenzij het om een stemverklaring (artikel 28) gaat.De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp. Het is een indiener van een voorstel/motie toegestaan twee keer in één termijn het woord te voeren. Hierdoor is het voor de indiener mogelijk te reageren op de inbreng van de overige fracties. In de modelverordening is de mogelijkheid opgenomen om een spreektijdregeling toe te passen. De tekst van het desbetreffende artikel is: “Een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.” Het hebben van een spreektijden regeling impliceert dat bij de voorbereiding van de vergadering afspraken worden gemaakt over de spreektijd per fractie gedurende de gehele vergadering, dan wel over spreektijd bij een bepaald punt op de agenda. Er is besloten geen artikel over een spreektijdenregeling op te nemen in het reglement van orde. In de eerste plaats is het lastig om aan het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester spreektermijnen toe te kennen. Hierdoor ontstaat spanning met de verplichting van het college en de burgemeester tot het geven van inlichtingen (169 en 180 Gemeentewet). Spreektermijnen worden tenslotte als niet democratisch aangemerkt. Iedere volksvertegenwoordiger moet evenveel gelegenheid hebben tot het voeren van het debat of het geven van zijn visie. Kortom een ieder moet ten volle deel kunnen nemen aan de beraadslagingen. Ter correctie bestaan er twee instrumenten. Ten eerste de mogelijkheid die de voorzitter heeft de beraadslagingen te sluiten. Daarnaast kan elk individueel raadslid een ordevoorstel doen.

Artikel 25 Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat raadsleden vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Om te bevorderen dat leden van de raad zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, is in artikel 22 Gemeentewet bepaald dat zij niet in rechte te vervolgd kunnen worden, aan te spreken zijn of verplicht zijn getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Het tweede lid heeft naast de leden die het woord voeren, ook betrekking op de wethouders, de secretaris, de griffier of andere personen, die het woord voeren. De voorzitter kan hen tot de orde roepen. Indien zij hieraan geen gehoor geven, kan hen het woord worden ontzegd. De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Een besluit van de voorzitter om iemand het woord te ontnemen is een op feitelijk handelen gerichte beslissing met een intern karakter. Dit is geen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. (JB 9 (2002) 138). Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 26, eerste en tweede lid van de Gemeentewet en de artikelen 51, 52 en 53 van dit reglement.

Artikel 26 Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Door de toevoeging 'of een lid van de raad' wordt ook raadsleden het recht toegekend om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Dit brengt tot uitdrukking dat de raad zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht is aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van de raad veronderstelt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 24).

Artikel 27 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Er is een materieel verschil tussen het op verzoek verstrekken van inlichtingen en het deelnemen aan een beraadslaging. Het gaat hier expliciet om het inhoudelijk deelnemen aan een beraadslaging. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van het verslag, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.In het tweede lid wordt de groep van anderen die door de raad kunnen worden uitgenodigd om deel te nemen aan de beraadslagingen beperkt tot vertegenwoordigers van aan de gemeente gelieerde instellingen voortvloeiende uit wettelijke regelingen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan vertegenwoordigers van een gemeenschappelijke regeling zoals voor de sociale werkvoorzieningen, de accountant, leden van de WMO-adviesraad, leden van rekenkamerfunctie en de leden van de welstandscommissie. In het derde lid wordt het begrip 'beslissing' gebruikt. Het gaat hier namelijk niet om het besluitbegrip in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De agendacommissie stelt de concept raadsagenda op en maakt daarbij een inschatting van de noodzaak dat anderen deel nemen aan de beraadslagingen en stuurt aan deze personen of instellingen een uitnodiging voor het bijwonen van de vergadering. Daardoor is het mogelijk dat de raad deze anderen ook daadwerkelijk kan verzoeken deel te nemen aan de beraadslagingen.

Artikel 28 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.

Artikel 29 Beslissing

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 30 Algemene bepalingen over stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid Gemeentewet, welke een hoofdelijke stemming verplicht. De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 19. Ieder lid dat ter vergadering aanwezig is, is verplicht zijn of haar stem uit te brengen tenzij het raadslid zich van stemming moet onthouden. “Ter vergadering aanwezig zijn” moet letterlijk worden opgevat. Het raadslid dat weliswaar de presentielijst heeft getekend, maar op het moment van de stemming niet in de vergaderzaal aanwezig is, is niet ter vergadering afwezig. Voor hem of haar geldt dus niet de verplichting een stem uit te brengen. Om die reden kan het zijn, dat raadsleden bijvoorbeeld een toiletbezoek plannen op het moment van een stemming waar zij uit principiële overwegingen eigenlijk niet aan willen deelnemen. In artikel 28 Gemeentewet zijn de redenen opgenomen op grond waarvan een raadslid zich van stemming moet onthouden. In de Winsumuitspraak (Raad van State, 7 augustus 2002) is het hoger beroep op artikel 28 Gemeentewet afgewezen, maar heeft de Afdeling wel geconcludeerd dat het genomen besluit in strijd is met artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht omdat de schijn van belangenverstrengeling onvoldoende was vermeden. Naar aanleiding van deze uitspraak zijn er vragen gerezen over de mogelijke gevolgen voor stemprocedures en de verantwoordelijkheden in gemeenteraden. In deze uitspraak geeft de Afdeling het rechtsbeginsel neergelegd in artikel 2:4 Awb voorrang boven hetgeen in artikel 28 Gemeentewet is bepaald. De minister heeft op 19 mei 2005 een notitie gestuurd. Over de mogelijke gevolgen van de uitspraak adviseerde toenmalig minister Remkes van BZK in een beschouwing naar aanleiding van de uitspraak het volgende:· De beslissing over stemonthouding dient voorbehouden te blijven aan het individuele raadslid;· Bij stemming (bijvoorbeeld wanneer raadsleden functionele belangen hebben) heeft de raad geen optie dan te waarschuwen dat het te nemen besluit wel eens aanvechtbaar zou kunnen zijn in een bezwaarschriftenprocedure of bij de bestuursrechter, of in het kader van een spontane vernietiging door de Kroon (artikel 268 Gemeentewet);· De raad kan in dergelijke gevallen een belangrijke rol spelen door in algemene zin te bespreken hoe individuele raadsleden door hun handelen de schijn van belangenverstrenge-ling kunnen wekken en hoe dat voorkomen kan worden;· Deze afspraken kunnen in een gedragscode voor raadsleden neergelegd worden, ter ondersteuning van de raadsleden bij de invulling van hun verantwoordelijkheid;· De minister merkt ten slotte op dat deze gedragscode voor raadsleden in de juridische zin van het woord uiteraard niet bindend kan zijn en dat dit ook niet wenselijk is.Van belang is verder dat over de vraag of meegestemd mag worden alleen het betrokken raadslid zelf een besluit kan nemen (het verbod richt zich immers tot hem of haar in persoon) Noch de raad, noch de raadsvoorzitter kan daarover een besluit nemen, hoogstens een advies geven. Het hangt dus volledig af van de verantwoordelijkheid van het betrokken raadslid. Indien een raadslid wel heeft meegestemd, maar dat niet had mogen doen, is het raadsbesluit daarmee niet ongeldig. Het kan echter wel door de Kroon worden vernietigd. In de praktijk gebeurt dat alleen wanneer de deelname aan de stemming van beslissende invloed is geweest.

Het beslissingsquorum: Het nemen van een besluit via stemming vindt zijn wettelijke basis in de artikelen 30, 31 en 32 van de Gemeentewet. In artikel 30 is bepaald, dat voor het tot stand komen van een besluit een volstrekte meerderheid is vereist van hen die een stem hebben uitgebracht. Indien de stemmen staken, is het voorstel dus verworpen. Het tweede lid vervolgens bepaald dat bij schriftelijke stemming onder het uitbrengen van een stem wordt verstraan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje. Uit deze bepaling blijkt dat een blanco uitgebrachte stem wel meetelt bij het bepalen van het stemmingsquorum, maar niet voor het beslissingsquorum. Met andere woorden, een blanco uitgebrachte stem wordt geacht geen stem te zijn. Na het vergaderquorum en het stemmingsquorum kan de vraag gesteld worden wanneer nu een (raads)besluit genomen is (beslissingsquorum). Hierbij is een onderscheid te maken tussen stemmen over personen (Gemeentewet artikel 31) en stemming over zaken (Gemeentewet artikel 32).De stemming over personen (benoeming, voordracht of aanbeveling) geschiedt in ieder geval schriftelijk bij gesloten en ongetekende stembriefjes. Indien de stemmen staken wordt in de zelfde vergadering een herstemming gehouden. Staken de stemmen opnieuw, dan beslist het lot.De stemming over zaken geschiedt mondeling bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of één van de leden dat verlangd. Wordt geen stemming gevraagd, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Het uitbrengen van een stem over zaken kan op vele manieren geschieden. Te denken valt aan een luid en duidelijk ‘voor’ of ‘tegen’, handopsteken, zitten en opstaan e.d. Het reglement van orde kan in een nadere regeling voorzien. Ieder lid dat ter vergadering aanwezig is, is verplicht te stemmen. Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 31 Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 35 en 36 van dit reglement. In het modelreglement wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. (Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet.) In het reglement in de gemeente Menterwolde wordt deze werkwijze niet gevolgd. Er wordt voorafgaand aan de stemming over het voorstel over de ingediende moties gestemd. Als na stemming over een voorstel nog stemming over een motie moet plaatsvinden, heeft de stemming over het voorstel plaatsgevonden zonder dat alle informatie aanwezig is, er zou weer een discussie kunnen worden geopend over een reeds genomen voorstel na aanname van een motie.

Artikel 32 Stemming over personen

Eind 2005 is de Gemeentewet gewijzigd wat betreft het stemmen over personen. Voorheen was in artikel 31, eerste lid bepaald dat, indien er wordt gestemd over de benoeming, voordracht of aanbeveling van personen, dit schriftelijk dient te geschieden door middel van gesloten en ongetekende stembriefjes. Op deze wijze zou de geheimhouding zijn gewaarborgd. De verplichting om dit bij stembriefjes te doen is nu vervallen. Gemeenten kunnen dus ook middels een elektronisch stemsysteem stemmen over personen, mits de geheimhouding gewaarborgd is. Het reglement van orde gaat vooralsnog uit van een stemming doormiddel van een behoorlijk ingevuld stembriefjes. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje (MvT, 19 403, nr. 3 p. 86). In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. De raad oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld. In dit reglement van orde wordt dit nader ingevuld. De onder b en c genoemde stembriefjes (een onleesbaar stembriefje en een stembriefje dat is voorzien van opmerkingen of kanttekeningen) wijken af van de invulling zoals is gegeven in het modelreglement.Bij een benoeming stelt de raad een specifiek persoon aan in een bepaald ambt. Op het stembiljet wordt de naam van de te benoemen persoon (of personen in geval van meerdere vacatures) met daarachter de opties 'voor' en 'tegen' vermeld. Onder voordracht wordt verstaan het als kandidaat voorstellen van een persoon voor een bepaald ambt. Een voordracht is voor de raad bindend, op de stembiljetten dienen de namen van de voorgedragen perso(o)n(en) te worden vermeld met daarachter de opties 'voor' en 'tegen'. Bij een aanbeveling wordt voorgesteld om bepaalde personen voor een bepaald ambt voor te dragen, de raad mag van de aanbevelingen afwijken. Het betreft hier een zogenaamde vrije stemming (zie ook toelichting bij artikel 30). Op de stembiljetten kunnen de namen van de aanbevolen personen te worden vermeld met daarachter de opties 'voor' en 'tegen' én een vrije ruimte waar een kandidaat van eigen keuze kan worden ingevuld.

Artikel 33 Herstemming over personen

Het tweede lid strekt ertoe verwarring over de term 'herstemming' in artikel 31, tweede lid, van de Gemeentewet te voorkomen.

Artikel 34 Beslissing door het lot

In dit artikel wordt een nadere uitwerking gegeven van hetgeen in artikel 31, derde lid van de Gemeentewet is voorgeschreven.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 35 Amendementen

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in het tweede tot en met het vierde lid. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft (geen drempelsteun). Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van de raad reëel inhoud krijgen en mede ten dienste staan van de inkadering en de controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de effectuering van de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie van de raad. Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 24). Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 31. Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Artikel 36 Moties

In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 38 geregelde initiatiefvoorstellen. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. De mogelijkheid om zonder drempelsteun een moties in te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad.

Artikel 37 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, lid 4 Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 38).

Artikel 38 Initiatiefvoorstel

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. In artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet is dit uitgewerkt. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld. Het eerste tot en met het vijfde lid van artikel 38 van deze verordening voorzien hierin. Artikel 147a, derde lid, bepaalt in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, dat voor andere initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling voorgeschreven is. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. Algemeen uitgangspunt is dat dualisering de versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden inhoudt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het ontbreken van drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie. Het tweede lid houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst, maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer op de agenda, nadat de oproep verzonden is. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 11 derde lid, het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen. Het kamerlid Kalsbeek heeft de minister van BZK vragen gesteld over het initiatiefrecht. De minister heeft aangegeven: "Het recht op initiatief houdt niet in dat individuele raadsleden en raadsminderheden het recht moeten hebben om onderwerpen op de agenda van de raad te plaatsen maar het houdt in dat zij in beginsel invloed moeten kunnen hebben op de agenda. Het is immers aan de raad om, aan het begin van de raadsvergadering, met meerderheid van stemmen, de agenda vast te stellen. Het is dan ook de raad die beslist welke onderwerpen worden behandeld. Zou elk individueel raadslid het recht toekomen om agendapunten voor de vergadering aan te dragen dan zou het effectief functioneren van de raad in gevaar kunnen komen. Een raadsminderheid die bij herhaling onderwerpen op de agenda plaatst, waarover de raadsmeerderheid niet wenst te beraadslagen, kan de besluitvorming van de raad ernstig belemmeren".Aangezien het voor de hand ligt om de raad tevens de mogelijkheid te geven om een initiatiefvoorstel tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp te behandelen, is dit in het vierde lid opgenomen. Ten aanzien van lid 5 is het volgende op te merken. Een initiatiefvoorstel hoeft formeel niet langs het college, maar in geval het voorstel personele (en financiële) consequenties heeft kan het raadzaam zijn het initiatiefvoorstel ook aan het college voor te leggen voor advies. De stuurgroep Leemhuis heeft in het evaluatierapport dualisering de aanbeveling gedaan om het college de beleidsvoorbereiding te laten doen en om de rol van het college bij initiatiefvoorstellen te versterken. De VNG vindt het niet nodig om op dit punt de Gemeentewet te wijzigen en het college bij initiatiefvoorstellen een rol te geven. De positie van de raad, in haar kaderstellende rol is het uitgangspunt. De tendens, dat het college meer betrokken moet worden bij de beleidsvoorbereiding is evident. Toch dienen gemeenten ervoor te waken dat het college de kaderstellende rol van de raad niet gaat overnemen. De VNG heeft duidelijk aangegeven dat samenspel tussen beide organen een oplossing is voor eventuele fricties. Als de raad andere voorwaarden voor het indienen van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een verordening, wenselijk acht, kunnen deze op basis van het zesde lid worden vastgesteld. Hierbij kan gedacht worden aan strijd met het algemeen belang, het belang van de gemeente of het gemeentelijk beleid. De raad bepaalt of een voorstel in strijd is met de wet (bijvoorbeeld de Wet op de ruimtelijke ordening), het algemeen belang (bijvoorbeeld de volksgezondheid), het belang van de gemeente (bijvoorbeeld het terugtrekken uit een publiek-private samenwerking die gericht is op het renoveren van achtergestelde woonwijken) of het gemeentelijk beleid (het bouwen van een parkeergarage in het centrum als enkele maanden geleden de binnenstad autoluw is gemaakt). Op 15 april 2009 is een wijziging in artikel 49 de Gemeentewet actueel geworden (publicatie Staatsblad 169 van 14-09-09) Hierdoor is tot uitdrukking gebracht dat een wethouder bij het verlies van vertrouwen onmiddellijk ontslag heeft te nemen. Doet hij dat niet, dan kan de raad hem ontslaan. Een dergelijk politiek ontslag moet onderscheiden worden van een ontslag op eigen initiatief in de zin van artikel 43 Gemeentewet, bijvoorbeeld vanwege ziekte of aanvaarden van een andere functie. Ontslag op eigen initiatief gaat pas in na een maand. Politiek ontslag, dus zowel op eigen initiatief naar aanleiding van vertrouwensverlies als ontslag door de raad, treedt terstond in; er is immers geen vertrouwen meer.

Artikel 39 Collegevoorstel

Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissie overlaten.

Artikel 40 Schriftelijke vragen

Raadsleden hebben het recht om mondelinge of schriftelijke vragen te stellen aan het college en de burgemeester (artikel 155 Gemeentewet) Het college en de burgemeester zijn verplicht om die vragen te beantwoorden (resp. artikel 169, derde lid en artikel 180 derde lid, Gemeentewet, tenzij het verstrekken van inlichtingen in strijd is met het openbaar belang. De weigering om aan de raad of raadsleden inlichtingen te verstrekken is geen besluit ten aanzien waarvan beroep in het kader van de Algemene wet bestuursrecht open staat. Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. De verantwoordelijke portefeuillehouder dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. Niet de voorzitter, maar het verantwoordelijk collegelid of de burgemeester geeft daarom het antwoord. De raad kan oordelen dat het bijvoorbeeld wenselijk is dat een collegelid of de burgemeester direct kan antwoorden op een vraag. Om die reden is in het zesde lid ingevoegd dat de raad anders kan beslissen. In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

Artikel 41 Interpellatie

Dit artikel is een uitwerking van artikel 155 lid 2 van de Gemeentewet. De raad is verplicht nadere regels op te stellen. Deze andere regels zijn verwoord in dit reglement van orde. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig. Een interpellatie is een zwaarder instrument dan het stellen van schriftelijke of mondelinge vragen. Het gaat meestal over een politiek gevoelige gebeurtenis of actualiteit. Meestal heeft het raadslid of de fractie dat de interpellatie houdt al een concept motie achter de hand om te proberen de interpellatie te laten uitmonden in een uitspraak van de raad. Een ingewilligd verzoek om een interpellatie te houden heet ook wel een spoeddebat. Dat is niet het zelfde als een extra raadsvergadering (artikel 17 lid 2 Gemeentewet).Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Wettelijk gezien vloeit de interpellatie voort uit het vragenrecht (Zie gemeentewet artikel 155). Het is echter het recht van de raad en niet van een individueel raadslid. Daarom moet een lid de raad verlof vragen tot het houden van een interpellatie. In de gemeentewet staat dat de raad hierover nadere regels stelt. Daartoe hoort ook een bepaling over de steun die nodig is om een interpellatie te mogen houden. Hierover zijn in de gemeentewet geen regels opgenomen. De gemeenteraad besluit echter met meerderheid van stemmen. (Zie gemeentewet artikel 30). Het mag duidelijk zijn dat in gedualiseerde verhoudingen de in het college vertegenwoordigende politieke partijen niet al te lichtzinnig steun zouden mogen onthouden aan een door niet in het college vertegenwoordigde partijen gewenste interpellatie. Mocht in de praktijk een verlof voor een interpellatie worden geweigerd, dan kan de minderheid het punt agenderen door het indienen van een motie vreemd aan de orde van de dag.In dit artikel worden een paar vormeisen gegeven waaraan een interpellatie moeten voldoen. In deze toelichting wordt uitleg gegeven over de redactie van het eerste en het tweede lid. Een interpellatie moet voldoen aan de volgende eisen:· het verzoek tot interpellatie moet tenminste 48 uur voor de aanvang van de vergadering bij de voorzitter worden ingediend;· het verzoek moet een duidelijke omschrijving omvatten van het onderwerp waarover inlichtingen worden gevraagd;· het verzoek moet de letterlijke tekst van alle in eerste termijn aan het college of de burgemeester te stellen vragen bevatten.Deze bepalingen zijn opgenomen opdat het college of de burgemeester in de gelegenheid zijn de te geven antwoorden voor te bereiden.In het tweede lid is bepaald dat de voorzitter de inhoud van het verzoek ter kennis brengt van de leden van de raad en de leden van het college. In een gedualiseerd systeem zijn wethouders geen lid meer van de raad. Toch is het van belang dat zij bij een instrument als de interpellatie ook op de hoogte worden gesteld van de inhoud van het verzoek. Door de toevoeging in het tweede lid wordt hiervoor gezorgd. Het is wenselijk dat alle raadsleden, ook zij die deze interpellatie niet indienen of steunen, over dezelfde informatie beschikken. Daarom zorgt de voorzitter voor de toezending van een kopie van het bij hem ingediende verzoek tot interpellatie aan alle raadsleden. Mochten er bij de voorzitter aanvullende vragen of verzoeken om inlichtingen worden ingediend dan zullen ook deze worden doorgezonden aan de leden van het college en de overige raadsleden.De gang van zaken van de behandeling van de interpellatie is in het derde lid van dit artikel uitgewerkt. Het lid van de raad dat de interpellatie heeft aangevraagd, heeft het recht om als eerste vragen te stellen. Na het antwoord van het college of de burgemeester kunnen in de tweede termijn ook de andere leden van de raad aan de beraadslagingen deelnemen. Waarna het college eventuele aanvullende vragen van de overige leden beantwoordt. Degene die de interpellatie heeft aangevraagd heeft in de tweede termijn de mogelijkheid voor het sluiten van deze termijn een tweede keer het woord te voeren om te kunnen reageren op de inbreng van de overige raadsleden. De redactie van het derde lid wijkt af van de bepaling in de modelverordening. Deze is opgesteld als volgt: “De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.” Met deze redactie zou het college geen gelegenheid hebben om alleen de vragen van de indiener te beantwoorden, maar zou ook meteen eventueel aanvullende vragen van de overige leden van de raad mee moeten nemen. De overige raadsleden zouden al aanvullende vragen moeten stellen zonder op de hoogte te zijn van de antwoorden van het college op de aangekondigde vragen. Daarnaast kan in deze redactie het college of de wethouder maar één maal het woord voeren en kan geen reactie meer geven indien gewenst naar aanleiding van de eigen inbreng. Ook kunnen eventueel ingediende moties naar aanleiding van het antwoord niet worden besproken. Er is gekozen voor aansluiting bij hetgeen in artikel 24 over spreektermijnen in dit reglement is bepaald. Daarbij geldt als uitzondering dat in de eerste termijn alleen de interpellant en degene aan het woord zijn tot wie de interpellatie is gericht. Dit is analoog aan de procedure in de Tweede Kamer. (zie: www.parlement.com)

Artikel 42 Vragenuur

Deze bepaling vormt een invulling op het voorgesteld artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het is een facultatieve bepaling. Het is aan de raad om te bepalen of de instelling van een vragenuur en daarmee het opnemen van een dergelijke bepaling in het reglement van orde wenselijk is. Wel kan het vragenuur bijdragen aan een vergroting van de betrokkenheid van burgers bij het bestuur: één van de doelstellingen van dualisering. Bewust is er gekozen voor een algemene regeling van het vragenuur. Veelal fungeert de rondvraag in de raadsvergadering als een mogelijkheid tot het stellen van vragen. Omdat het de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt, kan hiervoor een aparte gelegenheid gecreëerd worden. De drempel om vragen te stellen wordt verlaagd en de media-aandacht voor de lokale politiek kan worden vergroot. In het vragenuur krijgt de raad de mogelijkheid over vooraf ingebrachte onderwerpen (leden van) het college aan de tand te voelen. Het gaat in het vragenuur om het stellen van informerende vragen. Er is geen debat mogelijk waardoor verantwoordingsvragen buiten de orde zijn. Het karakter van het vragenuur verschilt van het recht van interpellatie. Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. Leden van de raad kunnen aan het college inlichtingen vragen over het door hem gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij geagendeerde onderwerpen aan de orde komt. Raadsleden vragen met een interpellatie leden van het college zich te verantwoorden voor het door hen gevoerde bestuur. Het vragenuur kan bijvoorbeeld na afloop van of voorafgaand aan de raadsvergadering worden gehouden. Wel is het voor de herkenbaarheid voor de burgers raadzaam om het vragenuur op een vast tijdstip te houden. In het derde lid is een aanmeldingstermijn van 24 uur voor vragen opgenomen om de wethouders de gelegenheid te geven tot voorbereiding van het antwoord op de vragen van raadsleden. Vanwege het minder zware karakter van het vragenuur vergeleken met de interpellatie is gekozen voor een aanmeldingstermijn van 24 uur (terwijl voor de interpellatie 48 uur geldt). Als de actualiteit van de laatste 24 uur daartoe aanleiding geeft kunnen over dat onderwerp informatieve vragen worden gesteld. De voorzitter geeft hiervoor voor sluiting van het vragenuur de gelegenheid. De vragenstellers moeten er rekening mee houden dat er niet onmiddellijk een adequaat antwoord gegeven zal kunnen worden. Daarvoor geldt als afspraak dat de raadsleden de antwoorden op deze actuele vragen binnen 7 dagen in de vorm van een door het college(lid) opgestelde schriftelijke memo, na tussenkomst van de griffier, in hun postvakjes gelegd en als mail toegezonden krijgen. Het antwoord in de vorm van de memo zal niet op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering worden geplaatst. Het betreft immers geen vragen als bedoeld in artikel 40 van dit reglement.

Artikel 43 Inlichtingen

In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad. Bij inlichtingen op grond van dit artikel gaat het expliciet om informatie die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. “Gebruikmaking van het recht op inlichtingen door een individueel raadslid brengt overigens met zich dat de gevraagde informatie naar alle leden van de raad gaat en niet alleen naar het raadslid dat daaromtrent verzocht heeft. Dat lijkt op zich geen bezwaar. Het toekennen van het recht op inlichtingen ook aan individuele raadsleden, dient immers primair om te voorkomen dat bepaalde raadsleden, waarbij met name gedacht kan worden aan leden van een niet in het college vertegenwoordigende raadsfractie, te weinig informatie krijgen”( Kamerstukken II 1988/89, 19405, nr. 3 p. 41) Het gaat derhalve om verantwoording aan de gemeenteraad voor het als collegelid gevoerde bestuur en dus niet om individuele raadsleden informatie te verstrekken. Een en ander geldt analoog voor artikel 180 ten aanzien van de burgemeester. Het raadslid dat om inlichtingen verzoekt, zal niet dwingend kunnen aangeven schriftelijk dan wel mondeling een antwoord te verwachten. Het staat het college en de burgemeester, met inachtneming van het reglement van orde vrij de wijze van verstrekking te kiezen die wenselijk voorkomt. Er is een verschil in behandeling van de vragen en de antwoorden in vergelijking met de schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 40. De verzoeken om inlichtingen op grond van artikel 169, derde lid, en 180, derde lid van de Gemeentewet worden als agendapunt opgenomen op de eerstvolgende raadsagenda. De gestelde vragen en het antwoord vormen tezamen een agendapunt en worden dus niet opgenomen bij de ingekomen stukken. Tijdens de raadsvergadering zullen de antwoorden mondeling dan wel schriftelijk worden gegeven door het college of de burgemeester.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 44 Procedure begroting en artikel 45 Procedure jaarrekening

In deze artikelen wordt de procedure voor de begroting en jaarrekening vastgelegd. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald. In de Handreiking voor de financiële verordeningen en controleverordeningen (artikel 212, 213, 213a Gemeentewet) (uitgave Vernieuwingsimpuls) wordt de inhoudelijke kant uitgewerkt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 46 Verslag en verantwoording

Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). En wordt aangegeven dat bespreking in een commissie kan plaatsvinden. Indien de gemeente geen commissies heeft kan hier een ander daarvoor geëigend overlegorgaan worden opgenomen. In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 40. Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen. Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid. Het vierde lid voorziet er eveneens in dat het artikel van toepassing is verklaard op organisaties of instituties waar de gemeente aan deelneemt.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 47 Algemeen

Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag. De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Artikel 48 Notulen

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet. In overeenstemming met artikel 20 is de griffier verantwoordelijk voor het verslag van de raadsvergadering. Dit geldt ook voor het verslag van een besloten vergadering. Dit verslag ligt ter inzage bij de griffier.

Artikel 49 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 jo artikel 55 van de Gemeentewet noodzakelijk.

Artikel 50 Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor. Op grond van artikel 25, derde en vierde lid, kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd. Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 51 Toehoorders en pers

De hier aangeven procedurebepalingen zijn gebaseerd op de in artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet gegeven bevoegdheid aan de voorzitter van de raad om toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. In het tweede lid is opgenomen dat toehoorders zich in woord en gebaar van communicatie onthouden. Het kan voorkomen dat bijvoorbeeld een raadslid wil overleggen met een op de publieke tribune aanwezig schaduwfractielid of bestuurslid. Dat is nog steeds mogelijk omdat het raadslid zijn zitplaats kan verlaten (en dan geen deel meer neemt aan de vergadering) om buiten de raadszaal te overleggen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om te verzoeken om een schorsing.

Artikel 52 Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een de raad in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft

Artikel 53 Verbod gebruik mobiele telefoons

Dit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het mobiele telefoonverkeer werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven zijn mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 54 Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 55 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.