Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Slochteren

Beleidsnotitie paardenbakken

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Slochteren
Officiële naam regelingBeleidsnotitie paardenbakken
CiteertitelBeleidsnotitie paardenbakken
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-04-2009Nieuwe regeling

07-04-2009

't Bokkeblad, 15 april 2009

2008/3859

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsnotitie paardenbakken

Beleidsnotitie paardenbakken

Beleidsnotitie paardenbakken 1

HOOFDSTUK 1. inleiding 3

  • 1.1.

    Inleiding 3

  • 1.2.

    Aanleiding 3

  • 1.3.

    Doelstelling 3

HOOFDSTUK 2. Vergunningplicht 4

  • 2.1.

    Bouwwerk en andere werken 4

  • 2.1.1.

    ouwwerk in de zin van de Woningwet 4

  • 2.2.

    Gebruik 4

  • 2.2.1.

    Aanlegvergunning 5

HOOFDSTUK 3. Beleidskader 6

  • 3.1.

    Handvatten om overlast te minimaliseren. 6

  • 3.1.1.

    Stof 6

  • 3.1.2.

    Licht 6

  • 3.1.3.

    Inpassing in het landschap 6

  • 3.2.

    Toetsingscriteria omtrent een paardenbak 6

HOOFDSTUK 4. Maatschappelijke uitvoerbaarheid 9

  • 4.1.

    Opstellen van beleidsregel 9

  • 4.1.1.

    Inherente afwijkingsbevoegdheid 9

  • 4.1.2.

    Inspraak en vaststellen van beleidsregels 9

  • 4.1.3.

    Inwerking treden beleidsnotitie 9

  • 4.2.

    Werkwijze 9

  • 4.2.1.

    Bestemmingsplan 10

  • 4.2.2.

    Handhaving 10

HOOFDSTUK 5. Beleidsregel 11

  • 5.1.

    Definitie paardenbak 11

  • 5.2.

    Onderscheid bedrijfsmatig en hobbymatig 11

  • 5.3.

    Criteria paardenbakken 11

  • 5.3.1.

    Algemeen 11

  • 5.3.2.

    Bedrijfsmatig 12

  • 5.3.3.

    Hobbymatig 12

  • 5.4.

    Slotbepalingen 13

HOOFDSTUK 6. Verklarende woordenlijst 14

HOOFDSTUK 7. Bronnen 15

Hoofstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

De gemeente Slochteren is een gemeente met een groot buitengebied die een kernenstructuur kent die veelal bestaat uit lintdorpen. De woonpercelen langs deze linten grenzen veelal met de achterzijde aan het buitengebied. Net als in andere ‘landelijke’ gemeenten is het houden van paarden de afgelopen jaren in opkomst geweest in de gemeente Slochteren. Oorzaak hiervoor ligt in de afnemende agrarische functie, waardoor steeds meer boerderijen en weidegrond beschikbaar komen voor particulieren.

Met de opkomst van het houden van paarden groeit de behoefte aan paardenbakken. Deze behoefte is aanwezig bij de hobbyisten en bij de paardenhouderijen (productiegericht en gebruiksgericht). Deze paardenbakken drukken een stempel op het landschap. Niet alleen wordt het grasland of akkerland omgezet in een rechthoekige eenheid met wit zand. Soms worden ook opvallende omheiningen toegepast en worden de bakken verlicht. Behalve het beeldbepalende karakter van de paardenbakken kan hinder uitgaan van het gebruik zoals overlast door stof, geluid en licht.

1.2 Aanleiding

Tot op heden is aan de aanleg van paardenbakken geen sturing gegeven door middel van ruimtelijk beleid. Met de aanstaande actualisering van de bestemmingsplannen is het wenselijk dat een visie wordt gevormd hoe met verzoeken tot de aanleg van paardenbakken zal worden omgegaan en op welke wijze met bestaande, al dan niet illegaal aangelegde, paardenbakken wordt omgegaan. Een paardenbak is een planologisch relevant object vanwege de volgende aspecten:

  • -

    het gebruik zijnde het beleren c.q. het berijden van paarden (van/door derden) moet worden getoetst aan de doeleindenomschrijving van het vigerende bestemmingsplan;

  • -

    het aangebrachte zandbed kan het gebruik van de gronden conform de bestemming belemmeren wanneer deze zijn bestemd voor de verbouw van gewassen of begrazing;

  • -

    het aanbrengen van het zandbed en de eventueel aangelegde drainage onder de bak kunnen aanlegvergunningplichtig zijn vanwege de bescherming van waterhuishoudkundige, landschappelijke, aardkundige of archeologische belangen;

  • -

    de omheining is, afhankelijk van de uitvoering, bouwvergunningplichtig;

  • -

    eventuele lichtmasten zijn bouwvergunningplichtig;

  • -

    indien de paardenbak bedrijfsmatig wordt gebruikt, behoort deze bij een inrichting en maakt deze onderdeel uit van de milieuvergunning, danwel de melding.

Geen van de Slochter bestemmingsplannen voorziet in een adequate regeling ten behoeve van de aanleg van paardenbakken buiten een bestemming voor wonen of een hippisch bedrijf. Voor zover de paardenbak slechts voor eigen gebruik wordt ingezet (hobbymatig) en deze zich binnen een bestemming voor woondoeleinden of recreatieve doeleinden bevindt is sprake van gebruik dat binnen de betreffende bestemming past. Echter zijn de bestemmingsvlakken zelden van dergelijke afmeting dat het mogelijk is om de paardenbakken binnen de passende bestemming aan te leggen. Zodoende zijn de verzoeken tot aanleg zelden te honoreren.

1.3 Doelstelling

Om eenduidigheid voor de aanvragers te geven en één regeling te kunnen implementeren in de te actualiseren bestemmingsplannen worden beleidsregels opgesteld waarin criteria staan om een paardenbak aan mogen te leggen. Voorwaarden om dit te kunnen doen zijn dat geen afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van het landschap en dat derden geen onacceptabele overlast ondervinden van (het gebruik van) de paardenbak. Om dit te bereiken is een toetskader nodig in de vorm van beleidsregels die in het volgende voorzien:

  • -

    Het opstellen van een toetsingskader op het gebied van ruimtelijke ordening waardoor op een uniforme wijze kan worden getoetst en voorschriften voor een bestemmingsplan geformuleerd kunnen worden;

  • -

    Bij het uitvoeren van toezicht en handhaving geeft het toetsingskader de randvoorwaarden aan, waaraan een paardenbak dient te voldoen;

  • -

    Het toetsingskader geeft de duidelijkheid onder welke voorwaarden het aanleggen en gebruiken van een paardenbak is toegestaan.

Hoofdstuk 2 Vergunningplicht

Om te bepalen welke vergunningen benodigd zijn voor het aanleggen van een paardenbak wordt onderscheid gemaakt in een aantal definities zoals vastgelegd in onder andere de Woningwet en de gemeentelijke bouwverordening.

2.1 Bouwwerk en andere werken

Een paardenbak bestaat uit een ander bouwwerk (de omheining) en daarbinnen uit een zogenoemd ander werk (een werk geen bouwwerk zijnde). De ingreep bestaat in de regel uit afgraven van de bovenlaag van een stuk weiland en het inbrengen van een laag zand. Paardenbakken zijn dus bouwwerken in combinatie met andere werken. Het betreft een combinatie van voorzieningen. Andere werken zijn vergunningsplichtig indien die activiteit is opgenomen als ‘verbod met een aanlegvergunningstelsel’ (regels omtrent ander gebruik van de grond).

Verreweg de meeste paardenbakken worden zeer eenvoudig uitgevoerd. Een toplaagje wordt verwijderd en vervangen door zand. Strikt genomen is dat wellicht als afgraven aan te merken, het aanlegvergunningstelsel ziet echter toe op het afgraven van gronden zodanig, dat de landschappelijke en natuurlijke waarden geen geweld wordt aangedaan. Indien een aanlegvergunningstelsel van toepassing is, zijn regels hieromtrent opgenomen in een bestemmingsplan of een zogenoemd Voorbereidingsbesluit.

2.1.1 Bouwwerk in de zin van de Woningwet

Artikel 1.1 van de gemeentelijke bouwverordening definieert een bouwwerk als volgt: “elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van de bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren”.

Paardenbak

Paardenbakken zijn in de meeste gevallen aan te merken als bouwwerken in de zin van de Woningwet omdat ze omheind zijn. Er is vaak sprake van een (houten) constructie van enige omvang, die op de plaats van bestemming direct met de grond verbonden is en bedoeld is om ter plaatse te functioneren. Jurisprudentie wijst uit dat het realiseren van een hekwerk rondom een paardenbak geen erf- of terreinafscheiding is in de zin van het vergunningsvrij bouwen. Een omheining rond een paardenbak is daarom bouwvergunningplichtig, ongeacht de hoogte en kan niet worden ondergebracht onder een bouwvergunningvrije erfafscheiding.

Uit de jurisprudentie blijkt ook dat paardenbakken in de meeste gevallen vergunningsplichtig

bouwwerken zijn. Ook bij het aanbrengen van een ophoging in de vorm van diverse lagen (bijv. een laag wegenbouwdoek, onderlaag van gewassen en gezeefd lavamateriaal, laag matten van kunstgras, toplaag van speciaal zand), die wordt omsloten door bielzen en wordt gebruikt als paardenbak, is volgens jurisprudentie sprake van bouwen als bedoeld in artikel 1, onder a van de Woningwet. Dit betekent dat voor de aanleg van een paardenbak veelal een bouwvergunning moet worden aangevraagd.

Lichtmast

Soms worden bij de paardenbakken ook lichtmasten geplaatst. Ook een lichtmast is een bouwvergunningplichtig bouwwerk.

2.2 Gebruik

Paardenbakken worden ook wel gerealiseerd door een omheining in de vorm van palen met (schrik)draad, zoals die worden gebruikt voor het omheinen van weilanden. Deze constructie vraagt niet om een bouwvergunning. Wel moet het gebruik van de grond als paardenbak in overeenstemming zijn met de bestemming die op de gronden rust. Indien de bestemming die op gronden rust bijvoorbeeld één met agrarische functie is ten behoeve van cultuurgrond is de aanleg van een paardenbak in strijd. De paardenbak belemmert namelijk het gebruik van de gronden als cultuurgrond, aangezien beweiding of het verbouwen van gewassen niet langer mogelijk is.

Of sprake is van hobbymatig of bedrijfsmatig gebruik hangt af van of de bak behoort bij een paardenhouderij of ander hippisch bedrijf. In ieder geval moet de doeleindenomschrijving van de bestemming het gebruik toestaan. Een bestemming met als hoofdfunctie agrarisch beheer biedt deze mogelijkheid meestal niet.

2.2.1 Aanlegvergunning

De Wet ruimtelijke ordening geeft de mogelijkheid in het bestemmingsplan een aanlegvergunningstelsel op te nemen. Voor het uitvoeren van in de voorschriften omschreven werken (geen bouwwerken zijnde) of het uitvoeren van werkzaamheden is dan een aanlegvergunning van B&W vereist. Onder werken en werkzaamheden vallen vooral veranderingen in de oppervlaktestructuur van een terrein, zoals het egaliseren, het ophogen of afgraven van de grond, het rooien, vellen of beschadigen van houtopstanden, het ontginnen, het aanbrengen van erfverhardingen, het aanbrengen of ingraven van sloten, of het op ander wijzen verlagen of verhogen van het grondwaterpeil. Zoals uit het bovenstaande is gebleken behoort het aanleggen van een paardenbak vaak tot een aanlegvergunningplichtige activiteiten (mits dit zodanig in het bestemmingsplan is vastgelegd).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Handvatten om overlast te minimaliseren

Overlast kan ontstaan door stof, licht, stank of verrommeling. Vaak kan deze overlast door een goede inpassing, doordachte aanleg en gebruik en door adequaat onderhoud geminimaliseerd worden. Bepaalde vormen van overlast kunnen via een milieuvergunning (Wet milieubeheer), dan wel regels opgenomen in een algemene maatregel van bestuur worden gereguleerd. Echter, niet alle overlast is hierdoor te reguleren, met name niet voor de hobbymatige kant van de paardenhouderij. In dat geval kan de overlast o.a. worden gereguleerd middels de Algemene plaatselijke verordening (APV). Om overlast te voorkomen, is het essentieel dat initiatiefnemer overlegt met de omgeving om afspraken te maken. Juist in de gevallen waar een paardenbak op korte afstand van de buren ligt, vraagt dit om een goede afstemming. Het bestemmingsplan voorziet in veel gevallen namelijk in de mogelijkheid om een paardenbak aan te leggen, zonder dat daarbij een afstandscriterium kan worden gesteld.

3.1.1 Stof

Een paardenbak kan bij droog weer stofoverlast geven. Deze overlast kan beperkt worden door de bodem bij droogte te besproeien, zodat stofontwikkeling wordt voorkomen. Ook kan gekozen worden voor een bodem die minder stof geeft, bijvoorbeeld door het toevoegen van houtsnippers of tapijtsnippers. Daarnaast kan de locatie van de paardenbak zodanig gekozen worden, dat alleen al daardoor geen onaanvaardbare overlast optreedt.

In sommige gevallen, waarbij bouwblokvergroting/-verandering niet gewenst is, kan gekozen worden voor het positioneren buiten het bouwblok. Omdat dit meestal in strijd is met het bestemmingsplan, moet hierbij aan een aantal voorwaarden worden voldaan, zoals genoemd onder 3.2.

3.1.2 Licht

Om lichtoverlast te beperken is het beter meerdere lichtpunten met minder intensiteit (Lux) te plaatsen, dan 1 groot lichtpunt (bouwlamp) bij een paardenbak. Zo is het beter direct nabij de paardenbak lampen te plaatsen dan deze verderaf aan een bestaand bouwwerk te bevestigen. Met betrekking tot de toegestane lichtintensiteit en de verplichte donkerperiode kunnen in de vergunning/ontheffing regels worden opgenomen. Ook hier geldt dat een goed doordachte positionering van de paardenbak kan bijdragen in het minimaliseren van overlast. Een beperkte bouwhoogte beperkt de verstrooiing van het licht en beperkt bovendien de zichtbaarheid/herkenbaarheid van een paardenbak bij daglicht, doordat de lichtmasten minder opvallen. Ook de positie van de lichtpunten kunnen daaraan bijdragen.

3.1.3 Inpassing in het landschap

Wat passend is in een landschap hangt af van de regio, locatie en omgeving. Op gevoelige locaties (vanwege zichtbaarheid of landschapstructuur) zijn extra eisen gewenst.

3.2 Toetsingscriteria omtrent een paardenbak

Het toestaan van een paardenbak wordt afhankelijk gesteld van vastgestelde voorwaarden. Hierbij is onderscheid gemaakt in enerzijds het aanleggen van een paardenbak voor bedrijfsmatige activiteiten t.b.v. een paardenhouderij, met een toegestane (dienst)woning en anderzijds voor hobbymatig gebruik in combinatie met een reguliere woning.

De koppeling met een (dienst)woning is gemaakt om te voorkomen dat op bedrijventerreinen of bij individuele bedrijven paardenbakken voor hobbymatig gebruik worden aangelegd, waardoor specifieke bedrijvenlocaties oneigenlijk worden gebruikt en geen sprake is van zuinig ruimtegebruik. Bovendien hoort een dergelijke recreatieve functie een relatie te hebben met een bijbehorende paardenhouderij, dan wel een aan te wijzen woning. Voor bedrijfsmatig gebruikte paardenbakken geldt dit criterium niet, maar wordt de inrichting als uitgangspunt genomen, fysieke aanwezigheid van een woning is daar dus geen voorwaarde.

Het volgende schema toont de criteria waaraan een paardenbak toe te staan. Vanwege genoemde reden in HOOFDSTUK 2 zijn paardenbakken niet zonder meer toegestaan.

CriteriaBedrijfsmatig t.b.v. PaardenhouderijHobbymatigToelichting
1. Afstand tot bouwblok /rechtmatige bebouwingDe paardenbak moet binnen het bestemmingsvlak van de paardenhouderij of het agrarisch bedrijf liggen. De paardenbak moet geheel binnen een straal van 60 m vanaf het bouwvlak van de woning van de aanvrager gelegen zijn.  Ter voorkoming van aantasting van natuur, landschappelijke en cultuurhistorische waarden in open gebied is het niet toegestaan om een paardenbak aan te leggen op een perceel waar geen bestaande bebouwing en/of waar geen bouwvlak is gesitueerd. Om te bereiken dat een paardenbak vlakbij de bijbehorende bebouwing komt wordt, voor het verlenen van ontheffing, voor hobbymatig gebruikte paardenbakken een straal opgenomen vanaf het bouwvlak. In specifieke situaties kan worden besloten deze afstand te vergroten om bijvoorbeeld zo een betere stedenbouwkundige of landschappelijke inpassing te krijgen.
1a. SitueringWanneer ontheffing van het bestemmingsplan wordt verleend mag de paardenbak niet vóór (het verlengde van) de voorgevelrooilijn van de dichtst bij de weg gelegen gevel zijn gelegen.De paardenbak mag niet vóór (het verlengde van) de voorgevelrooilijn van de woning zijn gelegen.Om de relatie met het perceel te bewaren en de overheersende visuele werking van de paardenbak te beperken mag de paardenbak niet vóór de voorgevel(rooilijn) van de dichtst bij de weg gelegen gevel zijn gelegen. Zodoende blijft het hoofdgebouw het belangrijkste element op een perceel.
2. Afstand tot de gevels van woningen van derdenMinimaal 50 m tot aan de rand van de paardenbak, afhankelijk van specifieke wet- en regelgeving.  Minimaal 25 m tot aan de rand van de paardenbak.  Ter voorkoming van hinder naar derden (aantasting woongenot) als gevolg van het gebruik en/of hebben van een paardenbak (stof, geluid, stank) is een minimale afstand opgenomen tussen de paardenbak (rand paardenbak) en de meest nabij gelegen gevel van een woning van derden (een recreatiewoning wordt hier tevens toe gerekend). Dit is ook een maat die in het buitengebied meestal haalbaar is en in de regel ook een vaste richtlijn voor het houden van paarden (jurisprudentie). Om bij ruime bouwvlakken de mogelijkheden niet \op slot te zetten is de bestaande woning maatgevend en niet de rand van het bouwvlak. Een differentiatie in de afstanden voor bedrijfsmatig of hobbymatig gebruik is vanwege het verschil in gebruiksintensiteit van de bak en vooral het verschil in geluidsproductie. Bij bedrijfsmatige activiteiten kan de minimale afstand worden vergroot als gevolg van specifieke wetgeving aan de hand van de benodigde vergunning/melding.
3. LichtmastenTen hoogste 8 per bak toestaan met een maximale hoogte van 8m en de lichtbundel door afscherming gericht op de rijbak.Ten hoogste 4 per bak toegestaan met een maximale hoogte van 6  m.en de lichtbundel door afscherming gericht op de rijbak, slechts in gebruik tijdens de periode van 07.00 uur tot 22.00 uurLichtmasten hebben ’s avonds een behoorlijk effect op de omgeving. Dit zou zeker niet gestimuleerd moeten worden. Daarom is besloten om lichtmasten bij niet-bedrijfsmatig aangelegde paardenbakken toe te staan met een tijdslimiet. Voor het toestaan van lichtmasten bij niet- bedrijfsmatige activiteiten zullen wel maatregelen getroffen moeten worden om de overlast te minimaliseren. Voor bedrijfsmatige activiteiten kan verlichting noodzakelijk zijn i.v.m. de bedrijfsvoering. Hiervoor geldt daarom geen tijdslimiet, indien nodig kan dit worden geregeld via de milieuvergunning of de geldende AmvB. Ook hier wordt geadviseerd om overlast zoveel mogelijk te minimaliseren.
4. Landschappelijke inpassingNoodzakelijkNoodzakelijkEr zijn ongewenste effecten als verrommeling, doordat voorzieningen zoals een paardenbak, afzetlinten, etc. in het landschap verschijnen. Met kleine maatregelen als heggen, bomen, erfbeplanting, houtwallen, etc. kan een bijdrage aan een aantrekkelijk landschap worden geleverd. Bij de afweging om ontheffing te verlenen wordt gebruik gemaakt van de uitgebrachte Visie Paard & Landschap van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Indien de bak zichtbaar is vanaf de wegzijde, dan is een nadere eis mogelijk. Voor het aanbrengen van bijvoorkeur gebiedseigen beplanting, indien bak leidt tot aantasting van de ter plekke aanwezige landschappelijke waarden.
5. Aantal paardenbakkenOnbeperktMaximaal 1 per woningBij het bedrijfsmatig houden van paarden kan het voor de bedrijfsvoering van belang zijn om meerdere paardenbakken aan te leggen.
6. Oppervlakte paardenbakOnbeperktMaximaal 1000 m² buitenwerks. Bij een aaneengesloten perceelsoppervlakte in eigendom van minimaal 1 ha in het buitengebied is verruiming door maatwerk mogelijkEen paardenbak heeft in de regel een inwendige afmeting van 20x40m. Met een buitenwerkse oppervlakte van 1000 m² kan worden voorzien in aanleg van een bak van dergelijke afmetingen. Op zeer grote percelen (>1 ha)  in het buitengebied is verruiming mogelijk, mits voldoende aandacht wordt besteed aan een zorgvuldige situering.
7. BakvullingOpgebrachte materiaal mag geen nadelige invloed hebben op de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.  Toetsing van de milieuhygiënische kwaliteit vindt plaats door de gemeente.
8. BakdrainageToegestaan, mits overleg heeft plaatsgevonden met het waterschap bij lozing op oppervlaktewater en/of de gemeente bij lozing op de riolering 
9. ArcheologieWordt voor de verbetering van de ondergrond van de paardenbak, een ontgraving of grondverbetering toegepast dieper dan 30 cm beneden het maaiveld, dan moet er een archeologisch onderzoek uitgevoerd worden. Indien voor de gronden waarop de locatie is gelegen een lage kans op het aantreffen van archeologisch waarden is, kan van nader onderzoek worden afgezien. Bij het aantreffen van archeologische waarden tijdens het uitvoeren van graafwerkzaamheden dient men dit te melden bij de gemeente.
10. Hoogte omheiningMaximaal 1,70mDe hoogte bedraagt in de praktijk tussen de 1,50 m. en 2 m.
11. Uitvoering materiaal/kleur omheiningEen eventuele afscheiding moet wat betreft kleur en materiaalgebruik in overeenstemming zijn met de Algemene Welstandcriteria van de Welstandsnota gemeente Slochteren;Door het toepassen van hout in onbehandelde staat of een donkergedekte kleur wordt het bouwwerk landschappelijk ingepast en ontstaat er geen verrommeling van het landschap. Zie hiervoor ook punt 4.
12. Inrichting WmJaNeeMelding of vergunning nodig op grond van de Wet milieubeheer.
13. ecologie/ natuurgebiedIndien de locatie is aangewezen als natuurgebied in het kader van de Natuurbeschermingswet of onderdeel uitmaakt van de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur zal het toestaan van een paardenbak niet in de rede liggen. Dit hangt samen met de ecologische waarden die wellicht geschaad worden als gevolg van de aanleg van de paardenbak.

Hoofdstuk 4 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

4.1 Opstellen van beleidsregel

Onder beleidsregel wordt verstaan: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de gemeente de bevoegdheid (niet de verplichting) om beleidsregels vast te stellen en burgemeester en wethouders moeten zich aan hun eigen beleidsregels houden. Het formuleren van beleidsregels heeft als voordeel dat een grote mate van uniformiteit kan worden bereikt. Verder kan op een eenvoudige wijze, dus zonder een planherziening, aanpassing van de beleidsregels plaatsvinden, waardoor een grote mate van flexibiliteit kan worden bereikt. Zijn de beleidsregels vastgesteld en bekend gemaakt, dan kan daar in de besluitvorming zonder meer naar worden verwezen.

4.1.1 Inherente afwijkingsbevoegdheid

In bijzondere gevallen kan gebruik worden gemaakt van de inherente afwijkingsbevoegdheid (artikel 4:84 Awb). Per geval moet worden bekeken of de belangen voldoende zijn afgewogen. Een afwijking van de beleidsregels is alleen gerechtvaardigd in bijzondere omstandigheden en niet voor situaties waarmee bij de opstelling van beleidsregels rekening had moeten worden gehouden. Onder bijzondere omstandigheden valt niet dat het vertrouwen is opgewekt dat medewerking zou worden verleend. Ook moet er altijd een deugdelijke belangenafweging plaatsvinden om vast te kunnen stellen of sprake is van bijzondere omstandigheden. Verder is het aanwezig zijn van bijzondere omstandigheden niet altijd voldoende om van beleidsregels af te wijken. Er moet onevenredigheid ontstaan bij toepassing van de beleidsregels en de onevenredigheid moet ook nog zijn gerelateerd aan de doelstelling van die beleidsregels. De motivering van de afwijking moet in ruimtelijke termen worden gegoten.

4.1.2 Inspraak en vaststellen van beleidsregels

Uit de wet vloeit geen verplichting voort dat een beleidsregel ter inzage moet worden gelegd waarbij aan belanghebbenden de gelegenheid wordt geboden tot het indienen van zienswijzen. Wel is door burgemeester en wethouders op basis van de gemeentelijke Inspraakverordening besloten de concept beleidsregel voor inspraak ter inzage te leggen. Hierbij is besloten om niet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure ingevolge afdeling 3:4 Algemene Wet bestuursrecht te volgen en de beleidsregel 4 weken ter inzage te leggen.

Deze procedure is gestart door de concept beleidsregels vanaf 21 november 2008 gedurende een periode van 4 weken ter inzage te leggen, waarbij de mogelijkheid is geboden om gedurende deze termijn inspraakreacties schriftelijk in te dienen. Kennisgeving van de ter inzagelegging is vooraf gedaan in het huis-aan-huisblad “’t Bokkeblad” van 20 november 2008.

Gedurende de termijn van inspraak zijn geen inspraakreacties ingediend. Burgemeester en wethouders zijn dan ook overgegaan tot ongewijzigde vaststelling van de beleidsregels.

4.1.3 Inwerking treden beleidsnotitie

Op grond van artikel 3:42 Awb heeft bekendmaking van de beleidsnotitie plaatsgevonden door kennisgeving in het huis-aan-huisblad “’t Bokkeblad”. De beleidsregel is de dag na bekendmaking in werking getreden. dan treedt deze niet eerder in werking dan dat deze bekend is gemaakt. Op grond van artikel 8:2 juncto 7:1 Awb is een beleidsregel, niet vatbaar voor bezwaar en beroep.

4.2 Werkwijze

Wanneer aanleg en het in gebruik nemen van een paardenbak niet past in het bestemmingsplan biedt de Wet ruimtelijke ordening geen mogelijkheden om in geval van strijdigheid met het bestemmingsplan ontheffing te verlenen. Daarom zal één en ander slechts in nieuwe bestemmingsplannen of door middel van projectbesluiten kunnen worden geregeld. De beleidsregel wordt daarbij gebruikt om individuele aanvragen om vergunning te toetsen of om te gebruiken in het handhavingstraject. In beide situaties wordt voor de motivering verwezen naar de vastgestelde beleidsregel.

4.2.1 Bestemmingsplan

Voor een effectieve (handhaving en) uitvoering wordt het beleid ook in het bestemmingsplan vastgelegd. Momenteel is de gemeente Slochteren bezig met de actualisatie van bestemmingsplannen. In nieuwe bestemmingsplannen van de gemeente Slochteren zal zowel voor het stedelijk gebied als het landelijk gebied een regeling worden opgenomen voor het aanleggen van paardenbakken op grond van de vastgestelde beleidsregels. Hierbij zal een verband worden gelegd met de functies “wonen” en “bedrijven -al dan niet agrarisch-“ met een rechtmatig aanwezige bedrijfswoning.

4.2.2 Handhaving

In Slochteren zijn diverse paardenbakken die niet zijn geregeld in het bestemmingsplan, noch in een vrijstelling daarvan en waar in een aantal gevallen geen bouwvergunning is verleend voor het plaatsen van bouwwerken. Paardenbakken die aanwezig waren vóór 20 april 2000 zijn destijds gedoogd. Uitgangspunt is dat, wanneer tussen 2000 en heden geen handhaving heeft plaatsgevonden tegen de paardenbakken aanwezig vóór 20 april 2000 in verband met strijdigheid met het bestemmingsplan, de situatie kan worden gelegaliseerd.

Voor paardenbakken die in strijd zijn met het bestemmingsplan en zijn ontstaan tussen 20 april 2000 en heden wordt per geval beoordeeld of ze kunnen worden gelegaliseerd.

Hoofdstuk 5 Beleidsregel

5.1 Definitie paardenbak

Onder een paardenbak wordt verstaan:

Een niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem anders dan gras waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden.

Behalve het kenmerk dat de paardenbak visueel kan worden herkend aan de bewerkte/aangepaste bodem, anders dan gras wordt ervan uitgegaan dat de paardenbak tevens is omheind door een constructie van enige omvang. Deze bouwwerken worden als onderdeel van de paardenbak beschouwd.

5.2 Onderscheid bedrijfsmatig en hobbymatig

In verband met de invloed op de omgeving is het van belang onderscheid te maken tussen paardenbakken die hobbymatig worden gebruikt en die bedrijfsmatig worden gebruikt.

Bedrijfsmatig gebruik van een paardenbak is uitsluitend toegestaan bij een productiegerichte paardenhouderij, gebruiksgerichte paardenhouderij of een manege die planologisch wordt toegestaan. De paardenbak moet zijn gelegen op gronden die (mede) bestemd zijn voor een paardenhouderij of manege, dan wel specifiek is toegestaan dat ter plaatse een paardenbak ten behoeve van een paardenhouderij of manege aanwezig is.

Hobbymatig gebruik

Paardenbakken die hobbymatig worden gebruikt, zijn toegestaan bij bestemmingen waar een woning of dienstwoning is toegestaan. Ontheffing kan worden verleend voor situering in een bestemming die grenst aan de bestemming waarop de aanvrager woont.

5.3 Criteria paardenbakken

5.3.1 Algemeen

Algemene criteria voor het aanleggen en in gebruik nemen van paardenbakken zijn als volgt.

Landschappelijke inpassing

Bij de situering van de paardenbak moet altijd rekening worden gehouden met de landschappelijke inpassing.

Bakdrainage

Toegestaan, mits overleg heeft plaatsgevonden met het waterschap bij lozing op oppervlaktewater en/of de gemeente bij lozing op de riolering.

Archeologie

Indien voor de verbetering van de ondergrond van de paardenbak, een ontgraving of grondverbetering toegepast dieper dan 30 cm beneden het maaiveld, dan moet er een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Indien voor de gronden waarop de locatie is gelegen een lage kans op het aantreffen van archeologisch waarden is, kan van nader onderzoek worden afgezien. Bij het aantreffen van archeologische waarden tijdens het uitvoeren van graafwerkzaamheden dient men dit te melden bij de gemeente.

Hoogte omheining

Maximaal 1,70 m.

Uitvoering materiaal/kleur omheining

Een eventuele afscheiding moet wat betreft kleur en materiaalgebruik in overeenstemming zijn met de Algemene Welstandcriteria van de Welstandsnota gemeente Slochteren.

Bakvulling

Opgebrachte materiaal mag geen nadelige invloed hebben op de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Toetsing van de milieuhygiënische kwaliteit vindt plaats door de gemeente. In het volgende wordt telkens onderscheid gemaakt in criteria voor bedrijfsmatig en hobbymatig gebruikte paardenbakken.

5.3.2 Bedrijfsmatig

Specifieke criteria om een bedrijfsmatig gebruikte paardenbak aan te mogen aanleggen en te gebruiken zijn als volgt.

Situering

De paardenbak moet geheel binnen het bestemmingsvlak van de paardenhouderij of het agrarisch bedrijf zijn gelegen. Bij het toekennen van deze bestemming aan gronden wordt rekening gehouden met omliggende woningen en andere gevoelige objecten. Wanneer ontheffing van het bestemmingsplan wordt verleend mag de paardenbak niet vóór (het verlengde van) de voorgevelrooilijn van de dichtst bij de weg gelegen gevel zijn gelegen.

Afstand tot de gevels van woningen van derden

Minimaal 50 m. tot aan de rand van de paardenbak, afhankelijk van specifieke wet- en regelgeving.

Lichtmasten

Ten hoogste 8 per bak toestaan met een maximale hoogte van 8m. en de lichtbundel door afscherming gericht op de paardenbak.

5.3.3 Hobbymatig

Voor hobbymatig gebruikte paardenbakken gelden een aantal lichtere criteria, omdat de invloed die hiervan uitgaat beperkter is dan vanuit bedrijfsmatig gebruikte paardenbakken.

Situering

De paardenbak mag niet vóór (het verlengde van) de voorgevelrooilijn van de woning zijn gelegen.

Aantallen paardenbakken

Maximaal 1 per woning.

Oppervlakte paardenbak

Maximaal 1000 m² buitenwerks. Bij een aaneengesloten perceelsoppervlakte in eigendom van minimaal 1 ha in het buitengebied is verruiming door maatwerk mogelijk.

Afstand tot bouwblok /rechtmatige bebouwing

De paardenbak moet geheel binnen een straal van 60m vanaf het bouwvlak van aanvrager zijn gelegen.

Afstand tot de gevels van woningen van derden

Minimaal 25m tot aan de rand van de paardenbak.

Lichtmasten

Ten hoogste 4 per bak toegestaan met een maximale hoogte van 6 m waarbij de lichtbundel door afscherming gericht op de paardenbak.

De verlichting mag alleen in gebruik zijn van 07.00 uur tot 22.00 uur.

5.4 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleidsregels paardenbakken”

Zij treden in werking de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren d.d. …

De secretaris, De burgemeester,

Hoofdstuk 6 Verklarende woordenlijst

Bedrijfsmatige paardenhouderij

Een paardenhouderij die gericht is op het generen van een voldoende bedrijfsresultaat en qua omvang en aard van de activiteiten als inrichting kan worden aangemerkt op grond van de Wet milieubeheer.

Bedrijfswoning/dienstwoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

Gebruiksgerichte paardenhouderij:

Een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone, hieronder wordt onder andere verstaan: pensionstallen en maneges.

Hobbymatig houden van paarden:

Alle activiteiten die niet als bedrijfsmatig zijn aan te merken.

Paardenbak:

Niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem anders dan gras waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden.

Productiegerichte paardenhouderij:

Een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden. Hieronder worden onder andere verstaan: fokkerijen, handelsstallen en trainingsstallen;

Bronnen

  • -

    Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening, Handreiking voor de praktijk

  • -

    Gemeente Epe: Paardenbakkenbeleid: beleidsregels voor hobbymatig gebruik van buitenmaneges